7
want hij heeft een waar woord gesproken, toen hij zei,
dat je, als je het verkeer op de ringweg regelt door
verkeerslichteninstaliaties, er dan toch een zekere af
stand tussen de installaties moet blijven om te voor
komen, dat het rijdend verkeer voortdurend moet stop
pen. Maar bij de voorgestelde afstand tussen de in
stallaties kan het verkeer zeker wel functioneren.
De heer Kingma persisteert bij zijn opvatting, dat
een tunnel juister zou zijn. Ik zou daar dit antwoord
op willen geven: Als we de zekerheid hadden, dat een
tunnel werkelijk gebruikt zou worden, dan zou men
nóg moeten zoeken naar de plaatsen waar een tunnel
geprojecteerd kan worden, want de heer Kingma moet
zich goed realiseren, dat m.n. bij een rijwieltunnel re
kening moet worden gehouden met de diepte waarop
die onder de ringweg de rijbaan moet kruisen.
De transport-riolering ligt op 3% m diepte en met
inachtneming daarvan moeten natuurlijk vrij grote op
en afritten van de tunnel tot stand komen. En dat
betekent, dat men dan ook weer vrij grote afstanden
extra moet afleggen, wil men van een tunnel gebruik
maken. Daarom gaat men meestal liever rechtuit -
rechtaan dan over te steken door de tunnel. Zo zijn
wij mensen nu eenmaal.
En nu heb ik het nog niet eens gehad over de zeer
veel hogere kosten, die met tunnelaanleg gemoeid zijn.
De heer Kingma behoeft zich, wat dat betreft, dus
ook geen illusies te maken. Die kosten zouden op de
zelfde hoogte komen te liggen als die van vele kost
bare 'voorzieningen, die wij in de komende jaren voor
dit doel toch wel zullen moeten maken.
De hear UooingaardtIk haw twa opmerkingen.
Weth. Tiekstra tinkt, dat it in hwat minne situaesje
wurdt mei in fytspaed mei in hierspjeldebocht. Mar it
ütstel sa as ik it nou bipleitsje, is dochs earst ek troch
de Wethalder, it Kolleezje seis en de tsjinsten hjir op
tafel lein. Ik kin my hast net foarstelle, dat men nou
seit, dat de fytsers ek foar it reade ljocht stilstean
moatte. Ik leau net, dat dat ienige rol spylje kin yn
it biswier hawwen tsjin it oanlizzen fan dit fytspaed.
As de hear Tiekstra seit, dat de totale foarsjenning
mei fiif jier klear kin, dan makket dat op my in ge
weldige yndruk. (Laitsjen) Ik kin my ek noch foar
stelle, dat, as dit fytspaed nou al oannommen wurde
soe en it plan op de list van de Gemeente stean bliuwe
soe, it fansels ek wol fiif jier duorje kin foardat it
fytspaed der komt. Mar dochs achtsje ik it op himsels
nommen mear kans to hawwen, dat dit fytspaed der
binnen in jier komt as de tunnelboel en de hiele de
finitive foarsjennning foar de oansluting op de Van
Harinxmabrêge binnen fiiftjin jier. Ik soe sizze: Wy
moatte mar ris ófwachtsje.
De heer Schönfeld: Ik ben het niet helemaal eens
met de zienswijze van de Wethouder, dat ik mezelf
beantwoord zou hebben op enkele punten.
Het voorstel, dat nu voor ons ligt, komt thans aan
de orde en dat is niet eerder het geval geweest.
In de tweede plaats heb ik geen antwoord van de
Wethouder gehoord op het idee dat de heer Heidinga
naar voren heeft gebracht, n.l. het benutten van riole
ringsbuizen met grotere diameter.
Daar zou ik graag het een en ander over willen
weten.
De hear Tiekstra (weth.)Ik soe koart oan it adres
fan de hear Boomgaardt sizze wolle, dat, hwannear't
men in ütstel forfangt troch in better, men dan it
oarspronklike projekt mei greate biswieren forfangt
troch in oar projekt mei minder greate biswieren. Mar
in projekt sünder biswieren is der, leau ik, net to finen.
(Ik bin hwat filosofysk oan it bigjin fan it jier.) De
fiif jier hat bitrekking op it Oostergoplein, net op de
ütfiering fan de oansluting op de Van Harinxmabrêge.
Men moat jin goed réalisearje, dat wy üs part meitsje
moatte en it Ryk syn part. Wy hawwe net faek bi-
libbe, dat it Ryk hurder üt de fuotten kin as de Ge
meente, hoewol, men wit it nea. Wy moatte dit Oos
tergoplein meitsje los fan de fraech, hwat it Ryk dêr
seis makket oanpassend oan 'e programmearring yn
it plan fan it Ryk.
Dan heeft de heer Schönfeld mij gezegd, dat ik niet
heb gereageerd op de opmerking van de heer Heidinga.
De heer Schönfeld moet mij ten goede houden, dat ik
inmiddels het is drie weken geleden nog geen
onderzoek heb kunnen laten instellen naar de vraag,
of de betreffende wijdere buizen inderdaad wel lever
baar waren; die zijn niet courant. Laat ik dan op het
ogenblik met deze opmerking volstaan. En dan dit:
Een tunnel is een tunnel en een rioolbuis is een riool
buis. En dat verschil is voor mij op dit moment nog
wel groot genoeg.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: We keren nu terug naar punt 4a
(bijlage no. 22). Hierover is ondertussen een voorstel
ingediend
„De Raad, in vergadering bijeen, verzoekt punt 4a te
verdagen tot de volgende vergadering."
Dit voorstel is ondertekend door de heren Heidinga
De Leeuw en Ir. Rijpma.
De heer Vellenga: Dit voorstel komt wat onver
wachts; wij hadden daar niet op kunnen rekenen. Wij
hebben het voorstel van het College in onze fractie
besproken en hadden daar ook wel een bepaalde me
ning over. Ik heb de besprekingen bij de andere agenda
punten daarna niet kunnen verstoren door met mijn
fractieleden overleg te plegen, zodat ik enig uitstel
vraag, om zo meteen in de pauze in de kring van mijn
fractie even beraad te voeren over het voorstel tot
verdaging.
De Voorzitter: Dit is dus een voorstel van orde
van de heer Vellenga. Ik neem aan, dat twee leden
dat willen ondersteunen.
De heren Hogendijk en Tjerkstra ondersteunen het
voorstel.
De Voorzitter: Akkoord. De Raad zal het er wel
mee eens zijn, dat we dit punt allereerst na de pauze
aan de orde stellen, en dan ga ik nu over naar:
Punt 12 (bijlage no. 7).
De heer Venema: In het raadsvoorstel van 15 ja
nuari 1969, bijlage no. 41, deelden B. en W. reeds mede
dat zij in onderhandeling waren met de N.S. over de
noodzaak van vervanging of vernieuwing van het te
genwoordige autobusstation, dat niet meer voldoet aan
de eisen, welke aldus het voorstel door het rei
zend publiek aan een dergelijke accommodatie worden
gesteld. De vraag is nu: Heeft men tijdens die onder
handelingen ook gedacht aan een mogelijke overkap
ping van het autobusstation?
Als men er nu iets moderns van wil maken en dat
wil men, althans volgens de stukken in de map is
het dan niet beter het maar direct goed te doen Zoals
ik het nu zie, wordt het een verlegging van de stand
plaatsen naar het oosten plus een nieuw station. Daar
over zou ik gaarne iets nader worden ingelicht, vooral
over die verlegging naar het oosten, want dan wordt
het er erg winderig.
De heer De Jong (weth.): Inderdaad zijn in de loop
van 1969 onderhandelingen gevoerd met de N.S. over
verplaatsing van het terrein; het was n.l. een vrij inge
wikkelde zaak. Het terrein was eigendom van de N.S.
het onderhoud werd verricht door de Gemeente en de
Gemeente verpachtte het autobusstation, terwijl het
niet haar eigendom was. Dus eigenlijk hebben wij ge
tracht, een wat eenvoudiger constructie te scheppen,
aldus redenerende: het autobusstation is van de N.S.
Laten de N.S. dit dan ook zelf verpachten aan wie zij
willen. En laat men ook zelf voorzover men dat nodig
acht een andere situatie creëren. Als men dit wil laten
doen door de Dienst Openbare Werken van de Ge
meente, dan kan deze dienst daar een nota voor in
dienen bij de N.S. en daarmee is de aanvankelijk vrij
ingewikkelde constructie weggenomen.
De N.S. hebben te kennen gegeven, dat zij er prijs op
stelden het autobusstation meer in de richting van het
spoorstation te verplaatsen. Daar hebben wij geen be
zwaar tegen, omdat het autobusstation dan ook op
het eigen terrein van de N.S. tot stand gebracht kan
worden. Dus eigenlijk hebben de N.S. zelf deze wijzi
gingen willen aanbrengen en daarbij heeft men niet
gesproken over een overkapping, wel over een kleine
omlegging van het terrein en de aanpassing op be
paalde onderdelen, maar dat maakt betrekkelijk weinig
uit. We hebben nu dus en dat komt ook in dit voor
stel tot uitdrukking een duidelijker situering dan
tot nog toe het geval was. De N.S. krijgen op eigen
terrein nu de voorzieningen, die men zelf nuttig en
nodig oordeelt en die voor de gemeente Leeuwarden
wel aanvaardbaar zijn omdat het autobusstation nu
dichter bij het spoorstation gebracht is, een betere ac
commodatie krijgt doordat het nieuwbouw wordt en
ongetwijfeld beter zal functioneren dan tot nog toe
het geval geweest is.
De heer Venema: Ik kan dit alles wel met Weth.
De Jong meevoelen. Ik heb een en ander ook in de
stukken kunnen lezen, maar ik ben wel van mening,
dat het in de eerste plaats onze stad betreft en
niet de stad van de N.S. Wij moeten ook in de toe
komst met deze zaak verder. Wij zullen niet ontkomen
aan het maken van abri's bij de standplaatsen en wij
weten wel ongeveer, wat dat moet kosten. Er zijn,
meen ik, 21 standplaatsen. Er zal dus wel wat bij ko
men aan kosten. Het was m.i. de moeite waard geweest
te proberen hier echt iets nieuws van te maken. Dan
hadden we het eerste overkapte station van Nederland
gehad en dan waren we ook van het sneeuw-ruimen
in de winter af geweest.
En nu zie ik het zo, dat het daar straks één stuk
ellende wordt. Ik zal het trouwens de volgende winter
in deze Raad niet meer meemaken. (Gelach)
Ik had echter graag gewild, dat men aan datgene
wat ik bedoel, had gedacht en dat men er even over
had gesproken. Als de N.S. het niet hadden gewild,
welnu, dan hadden w ij toch ons best gedaan.
De heer De Jong (weth.)Het gaat hier al is
het dan onze stad toch om het terrein van de
N.S., waarop deze hun bedrijf uitoefenen. Wanneer daar
dus bepaalde voorzieningen aangebracht moeten wor
den, dan regardeert dit allereerst de N.S. en deze heb
ben er dus belang bij hun bedrijf beter te laten func
tioneren dan tot nog toe het geval was. Als U zegt,
dat er andere plaatsen in Nederland zijn, waar het
station beter functioneert, omdat er nóg betere voor
zieningen zijn(De heer Venema: Ik heb gezegd:
Laten we de eersten zijn.) Ja, maar wij zijn bijv. weer
een van de eersten m.b.t. een zo machtig mooi parkeer
terrein vlak bij het autobusstation. Ei1 zijn maar weinig
steden, die dat zo hebben. Ik zou zeggen: Laten we nu
ook eens stellen, dat, al zijn wij hier dan misschien niet
het beste mee uit, er toch een aanzienlijke verbetering
komt bij de momentele situatie. We willen de wens,
die de heer Venema heeft geuit, nog wel even door
geven aan de N.S., maar het is en blijft uiteindelijk een
zaak, die allereerst de N.S. aangaat.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 t.e.m. 21 (bijlagen nos. 14, 24, 19, 1, 5, 6.
2, 3 en 23).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 22 (bijlage no. 12).
De hear P. van der Veen: Oer it objekt kampearter-
reinen soe ik graech in pear opmerkingen meitsje wolle.
Yn syn algemienheit kin üs fraksje wol ynstimme
mei de prizen dy't bitelle wurde moatte foar in for-
bliuw op it kampearterrein, as de ynterpretaesje fan
de tekst sa as dy yn it ütstel fan B. en W. stiet, oer-
ien komt mei hwat wy tinke, dat de bidoeling is. It
is in „gemiddelde" priis dy't, oer it hiele lan bisjoen,
earder nei ünderen as nei boppen ütspringt, foaral as
men bitinkt, dat men ek sünder ekstra kosten fan de
waermwetterfoarsjenning gebrük meitsje mei.
Der binne lykwols in pear dingen dy't op dit stuit
en op lettere termyn, byg. by it op 'e nij fêststellen fan
de tariven, in oar jier, bisjoen wurde kinne.
Wy binne tige wiis mei it ütstel om de lang-kam-
pearders ik rekkenje dêr de minsken under dy't in
wike of langer op it terrein tahalde yn de gelegen-
heit to stellen, foar in leger taryf in wikekaert to
keapjen foar it forwaerme swimbad njonken it kam
pearterrein. Dit sil ek yn de presintaesje nei bütenüt
stypjend wurkje. Wy hawwe üs öffrege, oft soks ek
net mooglik wêze soe foar de lang-wykein-kampear-
ders, dy't freeds komme en sneins wer öfsette. Mei
Ljouwert as efterlan is in great wykeinbisyk net ün-
mooglik.
Oer de ynterpretaesje fan de tekst by de deitariven
ü.o. ünder punt a, is de düdlikheit net folslein, neffens
üs bitinken. Under a, stiet n.l.: „Voor het innemen van
een standplaats f 1,50." Hjirüt blykt net, hwat der
krekt mei bidoeld wurdt:
a. Haldt it yn in steanplak fan sa'n 50 m2, hwer't men
mar raek op bouwe kin (mei tinten en karavans
fansels) oant dy 50 m2 fol is?
b. Hoe wurdt dat steanplak birekkene yn de tiid?
As ünder a gjin limyt steld wurdt oer it oantal tin
ten, soe dat minder aerdige konsekwinsjes foar de
nêststeanden hawwe kinne en twads is it üt finansieel
en bihearseachpunt ek net folslein konsekwint. (Trije
hüshaldings mei lytse tintsjes ien steanplak foar f 1,50.)
Foar de bisetting faeks oantreklik, foar de „leefbaar
heid" minder gelokkich. Ik praet nou oer it „toeristysk
kampearjen", dat hwat oars is as „fêste steanplakken"
foar in hiel seizoen. Dêr wurdt rekkene mei it hleren
fan in stikje groun foar in hiel seizoen.
Neffens myn bitinken moatte wy de tariven yn twa
parten fordiele:
1. De tariven dy't oan it bidriuw forboun binne. Dat
slacht op de persoanen dy't kampearje en de ünder-
kommens dy't se meinimme yn de foarm fan tinte
of karavan.
2. De tariven dy't ta doel hawwe bipaelde eleminten
dy't steurjend wurkje kinne foar üs doel, it kam
pearjen, to biheinen troch der jild foar to freegjen.
Wy hawwe it nou y.f.m. it steanplak oer de tariven
dy't hearre by it bidriuw. Der binne twa mooglikheden
Men kin ien priis freegje, tinte en karavan ynbigre-
pen.
Men kin de saek üntkeppelje, dus per persoan en per
tinte of karavan, yn üs gefal per steanplak, in taryf
stelle.
Hantearret men in taryf yn ien, dan kin men it oan
tal tinten op ien steanplak hwat soepelder tapasse; it
hat dan gjin inkelde jildlike konsekwinsje, allinne mar
romtlike en elts wol wol graech rom stean, as it neat
kostet. By üntkeppeling kin in jildlik argumint de
reden wêze fan greate konsintraesjes op inkelde plak
ken. Ek foar it finansieel bihear sitte hjir kanten oan,
dy't foar de bihearder oer net wetterticht genöch binne.
It is it earste jier: men kin it sa ris oansjen, lykas
B. en W. it nou ütstelle, en blykt it yn de praktyk net
to foldwaen, dan kin dat by it fêststellen fan de tariven
foar in oar jier neijer bisjoen wurde.
In oar punt is, dat üt de tekst: „Voor het innemen
van een standplaats", net blykt foar hokker perioade
dat jildt. Ik haw dat niis ek el efkes neamd. It stiet
ünder de kop „dagtarieven". Dêrüt soe men öfliede
kinne, dat der per dei f 1,50 bitelle wurde moat. Foar-
byld: Komme freeds, sneons wer fuort f3,bitelje
foar steanplak. Mei dei-, nacht- en etmeltariven wurdt
in bulte manipulearre. Wy soene ütstelle wolle it ünder
a neamde ütstel sa stean to litten, mar foar de tiid-
bipaling, sawol yn dit ütstel as nei büten, dy de presin
taesje op to nimmen, dat men by de taryfbirekkening
der fan ütgiet, dat de dei fan oankomst en de dei fan
fuortgean as ien dei rekkene wurde. Foarbyld: freed
komme, sneon fuort, f 1,50 bitelje. Dizze saek düdlik
stelle is neffens üs bitinken needsaeklik.
Punt d soene wy graech hwat oars sjen wolle. Ear
der haw ik al sein, dat wy de tariven yn twa parten
fordiele moatte.
De ünder d, e en f neamde tariven haw ik dêrmei
op it each. Dizze tariven binne der op basearre it tal
sa lyts mooglik to halden, omdat auto's ensfh. net
rêstjowend binne en sawol troch lawaei en stank hin-
derlik wêze kinne.
Auto's, by de tinte of karavan stald, f 1,50. Akkoart.
Yn it taryf foar oanhingweintsjes kinne wy net mei-
gean: a. It ding jowt gjin leven, b. wurdt efter de
tinte pleatst, c. wurdt brükt as forlingstik fan de tinte.
Men soe sizze kinne: in soarte fan travel-sleeper, mar
dan üntkeppele.