11
hebben ons toegezegd ons binnen betrekkelijk korte
tijd te informeren, in welke mate naar hun indruk de
raadsstukken al dan niet worden geraadpleegd. Mede
daarvan zouden we het willen laten afhangen of aan
die tervisielegging uitbreiding zou moeten worden ge
geven. Indien daaraan inderdaad uitbreiding moet wor
den gegeven, geloof ik wel, dat daarvoor in de eerste
plaats de wijkcentra en buurthuizen in aanmerking ko
men. Misschien kunnen we van tevoren al eens overleg
plegen b.v. met de beheerder van De Open Hof, want
we moeten ook de medewerking van die mensen hebben.
Volgno. 60.
De Voorzitter: Dit volgnummer zal worden behan
deld bij Afdeling II.
Hoofdstuk III.
Algemeen.
De Voorzitter: Op vraag 1 kan ik antwoorden, dat,
indien de voorgestelde wijzigingen in de voorgestelde
Politiewet onveranderd tot stand zouden komen, dit
voor Leeuwarden praktisch geen consequenties zou
hebben. De situatie hier ter stede zou dan praktisch
ongewijzigd blijven. Ik zou daar wel bij willen opmer
ken, dat het zeer de vraag is of het voorontwerp tot
wijziging van de Politiewet zonder ingrijpende veran
deringen het Parlement zal bereiken. Die kans lijkt
mij bijzonder gering, mede gelet op de uitlatingen van
Minister Beernink een dezer dagen. Waarschijnlijk is
het U allen wel bekend, dat er heel wat bezwaren tegen
dit voorontwerp zijn ingediend. Er zijn zeer gefundeerde
adviezen gegeven, waarbij ik op een aantal punten
nauw betrokken ben geweest. Ik heb toch wel sterk
het vermoeden, dat e.e.a. de betrokken bewindslieden
aanleiding zal geven dit probleem opnieuw in studie te
nemen, alvorens zij een voorstel aan de Kamer doen.
Ik neem ook aan, gelet op de reacties, dat het nog wel
even zal duren, voordat zo'n voorstel komt. Dit is een
zeer ingewikkelde materie.
N.a.v. de vragen 2 en 3 deel ik mede, dat de politie
regelmatig aandacht besteed aan de stadsverontreini-
ging en in het bijzonder let op overtredingen van het
verbod tot het storten van afval o.m. in de stadsgrach
ten. Het is echter moeilijk om overtreders te betrappen,
omdat ze doorgaans eerst wel goed uitkijken of er ook
een agent in de buurt is. In verschillende gevallen is
wel proces-verbaal opgemaakt tegen overtredingen.
De vragen 4 en 5 beantwoordende, moet ik helaas
mededelen, dat er nog geen doeltreffende apparatuur
bestaat om geluidshinder door bromfietsen te meten.
Bij T.N.O. Delft wordt hieraan wel gewerkt. Aan over
last de burgerij aangedaan door lawaai, schreeuwen,
onnodig hard dichtslaan van autoportieren etc. in de
omgeving van horecabedrijven, automatieken e.d., wordt
's nachts bijzondere aandacht besteed. Daarbij moet ik
echter wel direct opmerken, dat een absolute stilte en
een voortdurend rustige situatie, zoals in de echte
woonwijken, in de binnenstad moeilijk realiseerbaar zal
zijn. Wanneer men wat meer vertier in de binnenstad
wil hebben, brengt dat natuurlijk wel consequenties met
zich mee. Wanneer de uitgaande jongelui wat al te
luidruchtig worden, wordt hun daarop wel vriendelijk
gewezen en doorgaans helpt dat ook wel. Degene ech
ter, die in de binnenstad willen blijven wonen, moeten
dit wel voor lief nemen.
De heer Lijzen: Als ik het goed heb begrepen, zou
er, wanneer de nieuwe Politiewet overeenkomstig het
onderhavige voorontwerp tot stand zou komen, alleen
voor Leeuwarden een gemeentepolitie overblijven. Mo
menteel hebt U, dacht ik, geregeld contact met die
gemeenten, die ook gemeentepolitie hebben. Hoe ziet
U dit, wanneer het ontwerp tot wet zou worden?
De Voorzitter: Daar breek ik mij het hoofd niet
over, want dat voorontwerp wordt geen wet. Ik ga er
dus ook niet over denken, hoe dat dan zou moeten.
De heer Rijpstra: Met Uw antwoord op vraag 5 ben
ik het wel volledig eens, maar ik zou erop willen atten
deren, dat er vooral in de binnenstad en ik doel
hier m.n. op het JOK nogal eens wat vandalisme
voorkomt. Dat is toch iets, waarop de politie extra
scherp moet letten.
De Voorzitter: Nu ik dit verneem, wil ik gaarne
toezeggen dit nog eens onder de speciale aandacht van
de Commissaris van Politie te brengen. Het zojuist
door mij gestelde moet men niet verkeerd begrijpen.
Er zijn natuurlijk grenzen.
Volgno. 31.
De heer IJsbrandij: N.a.v. de onder dit volgnummer
gestelde vraag wijs ik erop, dat er verschillende soor
ten inkomsten zijn, die verband houden met de politie-
kleding. In de eerste plaats hebben we de algemene
rijksbijdrage voor de politiekosten. Uiteraard hebben
we die wel geraamd, maar die valt niet onder volg
nummer 31. Deze inkomsten zijn begrepen in de bij
drage, die geraamd is onder volgnr. 29. De overige
inkomsten van de politie vallen wel onder volgnr. 31.
Die overige inkomsten echter hebben grotendeels al
leen administratieve betekenis. Ontvangsten in geld
zijn er eigenlijk niet bij. Het zijn praktisch alleen ad
ministratieve boekingen van het ene jaar naar het an
dere, zoals de overboeking van de voorraad aanwezige
kleding e.d. Die administratieve boekingen zijn nau
welijks te ramen, aangezien er helemaal geen lijn in
zit. Een ontvangst-kledingpost (volgno. 31) staat in
de regel tegenover een uitgaaf-kledingpost (volgno.
76). Het heeft geen enkele zin op deze beide volgnum
mers gelijke geschatte bedragen voor deze overboe
kingen te ramen. Wij ramen die onderdelen daarom
pro memorie. Daarentegen is wel van belang het be
drag dat per saldo wegens politiekleding ten laste van
de gemeente komt. Dit saldo is het verschil tussen de
bedragen, die geraamd zijn en geboekt worden onder
volgnos. 76 en 31. In de begroting wordt het verwachte
verschil tussen de uitgaven en de inkomsten wegens
politiekleding op volgno. 76 geraamd. Wij ramen voor
elk personeelslid een vast bedrag, overeenkomstig de
door het Rijk daarvoor gestelde regeling. Van jaar
tot jaar zit daar een kleine stijging in. De kosten van
politiekleding bedroegen over 1968 per saldo f 36.700,
De raming voor 1969 bedroeg f 38.260,Voor 1970
zijn die kosten geraamd op f 39.750,
Volgno. 74.
De Voorzitter: Op de onder dit volgnummer ge
stelde vragen kan ik antwoorden, dat aanstelling van
een inspectrice voor de kinderpolitie niet wordt over
wogen. Wel ligt het in de bedoeling om, zodra een
uitbreiding van de sterkte in enige omvang wordt toe
gekend, een agente of hoofdagente voor de kinder- en
zedenpolitie aan te trekken. Het aantrekken van vrou
welijke agenten voor de surveillancedienst ligt niet in
het voornemen.
De heer Vellenga: Hoewel er geen vraag is gesteld
over de sterkte van het politiekorps, is dit op zichzelf
natuurlijk wel een interessant ondex-werp. Nu de Voor
zitter dit onderwerp zelf heeft aangeroerd, zou ik wil
len vragen of het mogelijk is op dit moment er nog
iets meer over te zeggen. I.v.m. de opmerking, dat bij
eventuele uitbreiding van de sterkte gedacht wordt
aan de aanstelling van een agente of hoofdagente kin-
der- en zedenpolitie, zou ik willen vragen of in deze
rangen en op dit niveau wel mag worden gerekend op
voldoende deskundigheid voor dit werk. Is men dan,
wat kennis betreft, niet eerder aangewezen op een
inspectrice?
De heer Heidinga: Wij hebben hier vroeger een in
spectrice gehad. Door de jaren heen is er bij de be
groting dikwijls over gesproken en het College heeft
dan altijd weer gezegd, dat men erg graag weer een
inspectrice zou willen hebben. Dat was echter steeds
niet mogelijk, omdat dergelijke ambtenaren eenvoudig
niet te kiijgen zijn. Daarom ben ik eigenlijk verbaasd
over de opmerking van de Voorzitter, dat wij nu wel
met de aanstelling van een agente of een hoofdagente
zouden kunnen volstaan. Ik dacht, dat het ook door de
Voogdijraad bijzonder op prijs zou worden gesteld, wan
neer wij wel een inspectrice aanstelden. Als ik het
goed heb begrepen, is dat thans echter evenmin moge
lijk.
De Voorzitter: Kort geleden heb ik in Den Haag
nog weer eens gesproken over een uitbreiding van het
politiekorps. In de loop der jaren hebben we mensen
van het politiekorps belast met taken, die niet tot de
taken van de politie kunnen worden gerekend. Nu we
uitbreiding van het politiekorps vragen valt men in
Den Haag daarover. Deze regeling zal dan ook moeten
worden gecorrigeerd, zodat deze politiemensen weer be
schikbaar komen voor de eigenlijke taken van de po
litie. De taken, die zij nu verrichten, zullen dan door
anderen moeten worden overgenomen. Mijn gesprek in
Den Haag heeft tot gevolg gehad, dat wij een voor
schot hebben gekregen van twee man. Men heeft mij
verzekerd, dat dit een voorlopige decisie is. Men wilde
eerst graag een diepgaander onderzoek. Er vindt on
dertussen nader overleg plaats met de betreffende af
deling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
ik heb toch wel het vertrouwen, dat er in 1970 nog
enkele mensen bij zullen komen. Wanneer ik de sterk
te van ons politiekorps vergelijk met die van de po
litiekorpsen in gemeenten van dezelfde omvang als
Leeuwarden, moet ik toegeven, dat wij niet meer mo
gen verwachten dan een uitbreiding van ons politie
korps met drie of vier personen. Ik neem aan, dat wij
de Raad t.z.t. zullen voorstellen om ook in Leeuwar
den een aantal parkeerwachters aan te stellen. Dit
voorstel zal wel niet meer in 1970, maar in 1971 wor
den ingediend, aangezien deze zaak ook een zekere
voorbereiding vergt. De mensen van de politie, die
zich thans bezig houden met de controle op de par-
keermeters, de blauwe zóne e.d., zouden dan vrij kun
nen worden gemaakt voor belangrijke taken, die meer
in overeenstemming zijn met hun opleiding en hun sa
ters dan ook de bevoegdheid om bekeuringen te ma-
laris. (De heer Vellenga: Krijgen die parkeerwach-
ken?) Ja, maar die hele zaak komt t.z.t. nog wel in
de Raad.
Bij overleg met deskundigen is mij gebleken, dat de
opleiding van een hoofdagente zodanig is, dat wij voor
de kinderpolitie en de zedenpolitie kunnen volstaan
met een hoofdagente. Een inspectrice zou eerst nodig
zijn, wanneer er vier a vijf personen met dit werk wer
den belast. Zij zou aan die personen dan leiding kun
nen geven. De hierbedoelde hoofdagente zal worden
ondergebracht bij de afd. Recherche, bij welke afde
ling dit werk in dit korps ook beter past. De deskun
digen zijn het ermee eens, dat er voor dit werk beter
een vrouwelijke agent of hoofdagent kan worden aan
gesteld.
Volgno. 78.
De Voorzitter: Op de naar aanleiding van dit volg
nummer gestelde vraag kan ik antwoorden, dat met
het geschikt maken van het gehuurde pand Nieuwe-
stad 53 nog niet kon worden begonnen, aangezien het
daartoe door Uw Raad beschikbaar gestelde krediet
nog niet door G.S. is goedgekeurd. Op spoedige goed
keuring is reeds herhaaldelijk aangedrongen. Het valt
te betreuren, dat dit krediet nog niet is goedgekeurd,
dit mede in verband met het feit, dat wij al sedert mei
huur voor dit pand betalen, zonder dat we er iets mee
kunnen doen. We hebben dat pand dringend nodig, dit
ook, omdat er thans op het Stadhuis enkele mensen
zitten, die bij de politie moeten worden ondergebracht.
Voor deze mensen, die hier ruimte in beslag nemen,
welke dringend nodig is voor b.v. de afd. Onderwijs,
is op het huidige politiebureau thans geen plaats. We
doen echter ons uiterste best en ik heb toch wel enig
vertrouwen, dat G.S. dit krediet binnen afzienbare
tijd zullen goedkeuren, zodat we tot deze veibouwing
kunnen overgaan.
Volgno. 82.
De Voorzitter: De verkeerscommissie is als volgt
samengesteld: Voorzitter: wethouder Tiekstra; leden:
de heer Postma, commissaris van Politie, de heer
Snoekc, hoofdinspecteur van Politie, de heer Bos, di
recteur van Openbare Werken, de heer Van Ardenne,
directeur Energiebedrijven en een ambtenaar van de
Secretarie, die als secretaris fungeert. Vrij kort ge
leden is aan deze commissie nog toegevoegd de heer
Pols, oud-wethouder en voorzitter van de Vereniging
voor Veilig Verkeer in Leeuwarden. Het is ook nog
de bedoeling om in overleg met de A.N.W.B. een des
kundige in de verkeerscommissie op te nemen, ten
einde in deze commissie een zo groot mogelijke des
kundigheid op dit gebied te belichamen. De verkeers
commissie komt thans vrij frequent bijeen en het Col
lege neemt op dit punt ook geen beslissingen, zonder
deze commissie te liebben gehoord.
De heer Vellenga: Ik wilde alleen opmerken, dat
deze smalle commissie met de komst van de heer Pols
stellig wel is verbreed. (Gelach)
Volgnos. 106 en 108.
De Voorzitter: De vragen, gesteld n.a.v. deze volg
nummers, moet ik beantwoorden met de mededeling,
dat het College van mening is, dat het verlenen van
een subsidie aan het Polemologisch Instituut te Gro
ningen niet op de weg van de Gemeente ligt. Dit in
stituut is verbonden aan de Juridische Faculteit van
de Rijksuniversiteit te Groningen en wordt derhalve
volledig door het Rijk bekostigd.
De heer Rijpstra: Wij zouden wel graag de moge
lijkheid open houden om de volgnos. 106 en 108 in de
plenaire zitting aan de orde te stellen.
De Voorzitter zegt toe, dat in het samenvattende
verslag zal worden opgenomen, dat de heer Rijpstra
de gelegenheid open wil houden om t.a.v. de volgnos.
106 en 108 nadere vragen te stellen in de plenaire
zitting.
De heer Vellenga: Wij spreken hier over de ge
meentebegroting en voor de kwestie, waaraan ik thans
denk, is er op dit moment geen bedrag uitgetrokken.
Ik heb in de krant gelezen, dat er in een aantal ge
meenten initiatieven zijn genomen voor hulp aan Biafra
en dat groepen scholieren zich tot het College zouden
hebben gericht. Zou U daar misschien nu al iets over
willen zeggen of wilt U er zich, gezien de financiële
consequenties, misschien liever op prepareren om daar
over in een later stadium nog eens iets aan de Raad
mede te delen?
De Voorzitter: Ik wil hierover wel iets mededelen,
al is deze kwestie natuurlijk buiten de orde. (De heer
Vellenga: Ja, daar ben ik mij heel goed van bewust.)
Ik heb vandaag een onderwijzer met vier leerlingen
op bezoek gehad, die mij in een open brief een aantal
vragen hebben voorgelegd. Afgezien daarvan had het
College vanochtend echter al een uitvoerig gesprek
over deze kwestie gehad. Er was n.l. bij ons een ver
zoek binnen gekomen om toestemming te verlenen
voor het houden van een collecte voor Biafra door per
soneel van de H.T.M., dat voor dit doel met een bus
verschillende steden zou bezoeken. We hebben daar
voor onmiddellijk toestemming verleend, hoewel we
ons wel afvroegen of dit nu wel de juiste methode was,
omdat aan deze actie in Leeuwarden helemaal geen
bekendheid was gegeven. We vonden het echter bui
tengewoon sympathiek, dat deze chauffeurs zich hier
voor beschikbaar stelden en hiervoor vannacht vanuit
Den Haag naar Leeuwarden waren gekomen. Het Col
lege heeft afgesproken, dat het, wanneer er een lan
delijke actie tot steun aan Biafra mocht worden ont
ketend, daaraan alle medewerking zal geven. Mocht
er geen landelijke actie komen, dan zullen we ons erop
beraden of we al dan niet zelf stappen zullen onder
nemen.
De Voorziter sluit hierna de vergadering om 22.30
uur.