VL23
over de manier, waarop plannen worden ontwikkeld
en waarop eventueel aan individuele bouwers grond
ter beschikking kan worden gesteld? (De Voorzitter:
Dan zult U nu moeten formuleren, waarom deze kwes
tie naar Uw mening in de plenaire zitting aan de orde
moet worden gesteld.) Ik heb nog niet de zekerheid,
dat er in de toekomst wel op deze manier zal kunnen
worden gebouwd. Die zekerheid mis ik in het bijzonder
na een in een vroeger stadium van deze beraadslagingen
door de Wethouder gemaakte opmerking, dat er weer
kans op is, dat een bestaand uitbreidingsplan helemaal
wordt omgegooid en dat er een particuliere eigenaar
met een eigen architect komt, die weer een pasklaar
bestemmingsplan aan de Commissie voor Ruimtelijke
Ordening voorlegt. Dit feit doet mij het ergste vrezen
voor de toekomst.
De heer Tiekstra (weth.)Mevr. Veder moet zich
natuurlijk wel goed realiseren, dat het bestemmings
plan Westeinde louter een zaak is van de eigenaren
van die grond. Zolang deze particuliere eigenaren be
reid zijn het bestemmingsplan te realiseren, blijft de
Gemeente er af. Dat ligt nu eenmaal zo in deze vrije
maatschappij.
Mevr. Veder-Smit: Ik zou gaarne zien, dat in de
plenaire zitting bij de behandeling van het hoofdstuk
Volkshuisvesting het probleem van de beschikbaarstel
ling van grond voor particuliere bouw aan de orde
werd gesteld, voordat er wordt gesproken over de
volgnummers.
Volgno. 162.
De heer Tiekstra (weth.)T.a.v. het structuurplan
kan ik mededelen, dat er naar wordt gestreefd, dat de
rapportering in haar geheel in het eerste kwartaal van
1970 klaar komt. Het is de bedoeling, dat dit struc
tuurplan wordt gepubliceerd etc., zodat er een openbare
discussie rond dat plan kan ontstaan. Uiteraard moet
er over het structuurplan ook overleg worden gepleegd
met de omliggende gemeenten. Ik ga ervan uit, dat
het structuurplan bij publicatie tegelijkertijd aan de
Raad wordt aangeboden en dat dit plan na de open
bare discussie ter vaststelling aan de Raad zal worden
aangeboden. Ik zie dus een stuk openbare discussie
over het structuurplan tussen de aanbieding van dit
plan aan de Raad en de vaststelling ervan door de Raad.
Op vraag 2 kan ik antwoorden, dat er aan het hier
bedoelde bestemmingsplan eerst kan worden gewerkt,
wanneer er een beslissing is genomen t.a.v. het stad
huis, welk gebouw natuurlijk een essentieel onderdeel
van dit bestemmingsplan is. (De Voorzitter: Over de
kwestie van het stadhuis is gisteren al uitvoerig ge
sproken en daar hoeft U dus niet meer op in te gaan.)
In antwoord op vraag 3 zou ik willen zeggen, dat
de hier bedoelde studie, indien de Raad inderdaad tot
demping van deze grachten zou willen besluiten, daar
door natuurlijk wel in essentiële zin zou worden be
ïnvloed. Wanneer wij een standpunt moeten innemen
t.a.v. de problematiek, genoemd onder a, b en c, en wij
dat kunnen doen in de wetenschap, dat de meerderheid
van de Raad de voorkeur geeft aan dempen, dan is dat
inhoudelijk natuurlijk een andere zaak dan wanneer wij
een standpunt zouden moeten innemen bij een zeer
duidelijke voorkeur van de meerderheid van de Raad
voor het open houden van deze grachten. De ruimte,
die bij demping beschikbaar komt, is natuurlijk in dit
opzicht wel essentieel. Ik onderschrijf dus volkomen,
dat deze kwestie in nadere studie zou moeten worden
genomen.
In de Commissie Bestemmingsplannen hebben onder
mijn voorzitterschap zitting de stedebouwkundig ad
viseur, de directeur van Openbare Werken, de adjunct
directeur van Openbare Werken, het hoofd van de Ste-
debouwkundige Afdeling, het hoofd van de secretarie
afdeling V.O.W. en een secretarie-ambtenaar, belast
met het secretariaat van deze commissie. Deze com
missie, die eens per vier weken vergadert, is een zuiver
intern ambtelijk orgaan.
Er is een bestemmingsplan in voorbereiding voor de
binnenstad, voor de Oldegalileën, het Vliet, Huizum en
het Rengerspark. Ik zou t.a.v. de binnenstad nog willen
opmerken, dat er plannen in vergevorderde staat van
voorbereiding zijn voor de Groeneweg e.o., Nieuwebu-
ren en Hoeksterend.
Mijn antwoord op vraag 6 luidt „Neen".
Ik verwacht, dat het bestemmingsplan „Kalverdijk-
je" in de eerste helft van dit jaar aan de Raad kan
worden voorgelegd.
De bebouwingsplannen voor het Lekkumerend zullen
moeten worden ontwikkeld op basis van het rechtsgel
dige bestemmingsplan. Wanneer die bouwplannen ge
ringe afwijkingen hebben mochten, zal dat moeten ge
beuren met toepassing van art. 20. Het zal de Raad
ook wel duidelijk zijn, dat het realiseren van de bouw
plannen ernstig zou worden vertraagd, wanneer wij het
bestemmingsplan op de helling zouden brengen.
Op vraag 9 kan ik antwoorden, dat het vaststellen
van een deelplan voor Huizum de aanleg van de ver
bindingsweg BorniastraatTijnjedijk niet zou bespoe
digen. Het aankoopbeleid t.a.v. deze doorbraak biedt
niet zoveel perspectief, dat deze doorbraak op korte
termijn zal zijn te realiseren.
B. en W. denken de ontwerp-bestemmingsplannen
voor de Groeneweg en het Hoeksterend midden 1970
en het ontwerp-bestemmingsplan voor het Vliet eind
1970 aan de Raad aan te bieden.
De viaag, wanneer het ontwerp-bestemmingsplan Ol
degalileën in de Raad zal komen, kan ik thans niet
concreet beantwoorden. De voorbereiding van dit ont
werp-bestemmingsplan is wel reeds zover gevorderd,
dat de mogelijkheid om in dit gebied eventueel bejaar
denwoningen te bouwen (waarbij ik dan denk aan be
jaardenflats) niet wordt doorkruist. De bouw van deze
bejaardenwoningen is wel te realiseren en hierover
wordt thans overleg gepleegd.
Mijn antwoord op de vragen 13, 14 en 15 is, dat het
overleg met Albert Heyn nog niet is afgerond. Ik meen,
dat de Gemeente op dit moment nog wacht op reactie*,
van Albert Heyn t.a.v. zaken, die nog onderwerp van
onderhandeling uitmaken.
Over het plan „Westeinde" heb ik al bijzonder uit
voerig het woord gevoerd. Ik meen dan ook thans niet
meer op de vragen 16 en 17 te hoeven ingaan. vVan-
neer ik niet uitvoerig genoeg ben geweest, hoor ik dat
nog wel.
N.a.v. vraag 18 zou ik erop willen wijzen, dat er t.a.v.
de bestemmingsregeling voor de buitengebieden natuur
lijk een wettelijke procedure bestaat en dat er tot nog
toe over die procedure zeer veel inlichtingen worden
gevraagd. Ik ben best bereid om die bestemmingsrege
ling op de een of andere manier in publieke discussie
te brengen, maar het lijkt mij wat moeilijk de bewoners
van de buitengebieden meer inspraak te geven. Wan
neer men n.l. een bestemmingsregeling voor een bui
tengebied treft, hebben alle bewoners van dat gebied,
alsmede degenen, die in dat gebied eigendommen heb
ben, recht op de wettelijke procedure. De Raad kan
ook alleen maar een oordeel geven over de wijze, waar
op de belangen van deze mensen worden gesouveerd
of de mate, waarin hun belangen zouden worden aan
getast op basis van deze wettelijke procedure. We moe
ten dus oppassen, dat we niet de schijn wekken, dat een
openbare inspraakmogelijkheid meer betekenis zou heb
ben dan de wettelijk voorgeschreven procedure. De
wettelijke procedure dekt de belangen van de burgers
beter dan de mogelijkheid van inspraak.
Het plan „Noord" te Wirdum zal worden ontworpen
en getekend door de Stedebouwkundige Afdeling. In het
overleg met het bestuur van „Dorpsbelang" heb ik
nogal nadrukkelijk gezegd,, dat uiteraard primair het
bestemmingsplan „Wirdum-zuid" moet worden gereali
seerd, dat vervolgens het plan „Goutum" komt en dat
het plan „Lekkurn" dan eerst aan de beurt is. Ik dacht,
dat dat een redelijke volgorde was. Inzake de vraag,
wanneer e.e.a. zal gebeuren, doe ik op dit moment geen
uitspraak.
Er is ons absoluut niets bekend van controversen tus
sen de Stedebouwkundige Dienst en de ontwerpers van
de bestemmingsregeling voor het buitengebied. Ik hoop,
dat deze mededeling dit soort geruchten uit de wereld
zal helpen.
De heer Tjerkstra: Vraag 18 heb ik niet erg goed
begrepen. Ik dacht, dat de dorpen niet onder het bui
tengebied vielen, maar wanneer ik hier het woord „in
spraak" lees, krijg ik de indruk, dat de dorpen wel bij
dit gebied inbegrepen zullen zijn. (De heer Tiekstra
(weth.)Het gaat hier om het buitengebied zonder
de dorpen.) Dan zie ik de noodzaak en de mogelijkheid
van inspraak ook niet zo. Ik dacht echter, dat twee
dorpen in deze Gemeente duidelijk hebben aangetoond,
hoe men in positieve zin inhoud aan het woord „in
spraak" kan geven. Ik denk hierbij aan de dorpen Lek
kurn en Wirdum. Van elk van deze dorpen hebben wij
een rapport ontvangen en uit deze rapporten komt je
tegemoet, dat het Gemeentebestuur aan de eigen dor
pen tot nu toe te weinig aandacht heeft geschonken. Ook
die dorpen zouden een bepaalde functie in het totale pa
troon van onze Gemeente kunnen hebben. Daaraan
zou meer aandacht kunnen worden geschonken en meer
tempo kunnen worden gegeven dan in een reeks
van jaren is gebeurd. Deze beide dorpsgemeenschappen
hebben daartoe in de vorm van deze rapporten een bij
drage trachten te leveren en graag zou ik nu horen of
het College hierop ook nog op enigerlei wijze denkt te
reageren. Ik denk hierbij niet aan een reageren op de
verschillende onderdelen van deze rapporten, zoals b.v.
de aanleg van sportterreinen en de bouw van bejaar
denwoningen, maar aan een reageren op deze rappor
ten in hun totaliteit. Ik zou graag de visie van het
College tegemoet zien op de functie van deze dorpsge
meenschappen in het totale patroon van onze Gemeen
te. Komt deze kwestie mischien aan de orde bij de be
handeling van het structuurplan?
N.a.v. de door de Wethouder gegeven opsomming van
deelplannen voor de binnenstad zou ik ook m.n. de aan
dacht willen vragen voor het gebied rondom de Ge
dempte Keizersgracht, voor welk gebied er duidelijk
veranderingen op til zijn. Ik zou wel graag willen, dat
het Gemeentebestuur daarbij via ten minste bestem
mingsplannen zijn gedachten kon laten meespelen.
De Wethouder heeft m.b.t. Huizum gezegd, dat er
in het aankoopbeleid op korte termijn niet veel perspec
tieven zitten. Op dat vraagstuk zelf ga ik op het ogen
blik niet in. Wel wil ik zeggen, dat sommige inwoners
van het oude dorp Huizum van mening zijn, dat hun
woningen, die nog vrij goed zijn en waar zij met plezier
wonen, zouden kunnen worden gespaard door het tracé
van deze verbindingsweg enigszins om te leggen. Gaar
ne zou ik dan ook zien, dat de mogelijkheid hiertoe nog
eens werd onderzocht.
De heer Schönfeld: N.a.v. vraag 14 zou ik willen
opmerken, dat ik in de kranten heb gelezen, dat het
College onderhandelingen voert met Albert Heyn over
de vestiging van een nieuw bedrijf op het terrein van
de Dienst Reiniging en Brandweer. Ik zal straks graag
vernemen of mijn vermoeden juist is, dat er op een
overblijvend stuk grond toch nog een nieuw gebouw
zal verrijzen, uitsluitend bestemd voor de Brandweer.
Ik vraag mij af of het in een dergelijke situatie niet
het overwegen waard zou zijn om eens te gaan onder
handelen met de Nederlandse Spoorwegen over huur
of koop van de voormalige locomotievenloods aan de
Wijnhorsterstraat, waar de wagens van de Reinigings
dienst een prachtig onderkomen zouden kimnen vinden,
's Maandags- en donderdagsmiddags vormen de gepar
keerde wagens van de Vuilophaaldienst zowel in de
Schrans als op de Hollanderdijk een obstakel voor het
verkeer. Ik zou dan ook graag zien, dat het College
deze suggestie eens in overweging nam.
Uit het onlangs verschenen rapport „Wirdum leeft"
en uit het onderhoud, dat vertegenwoordigers van de
vereniging „Dorpsbelang" met zowel het College als
alle raadsleden hebben gehad, heb ik de bijzonder sym-
phatieke conclusie getrokken, dat Wirdum als dorp,
behorende tot de gemeente Leeuwarden, zelf met ini
tiatieven komt, waarmee duidelijk wordt aangetoond,
dat er in Wirdum leven in de brouwerij is en dat er
activiteiten worden ontwikkeld. Hetzelfde moet van de
inwoners van Lekkurn worden gezegd.
M.b.t. vraag 19 zou ik naar voren willen brengen,
dat het plan „Wirdum-noord" m.i. alle aandacht ver
dient. De ontwikkeling van een dergelijk plan zal niet
alleen van grote betekenis zijn voor het dorp zelf, doch
voor de gehele gemeente. Dit geldt te meer, omdat we
hierdoor mogelijkheden gaan scheppen voor hen, die
al buiten de stad in een andere gemeente wonen (naar
ik meen, zijn dit ongeveer 6000 mensen), doch ook
voor hen, die buiten de stad wensen te gaan wonen
en in de stad hun werk hebben. Het is een vurige wens
van de Wirdumers, dat er in het plan „Wirdum-noord"
een dorpshuis wordt gebouwd, waaraan tevens een
ruimte verbonden zal moeten zijn, welke als gym
nastiekzaal kan worden benut. Ik vraag mij af of
het niet mogelijk is om, vooruitlopend op het bestem
mingsplan, op de kortst mogelijke termijn tot de bouw
van dit dorpshuis over te gaan en daarbij het bestem
mingsplan eventueel in een latere fase te laten aan
sluiten. Ik begrijp niet, waarom voor dit dorpshuis geen
stelpost op de begroting is uitgetrokken. De kosten van
een dergelijk gebouw zullen plm f 400.000,a
f 500.000,bedragen, waarvoor van rijkswege een be
langrijke subsidie kan worden verkregen. Het zou m.i.
absurd zijn, wanneer wij dit zelf gingen financieren,
omdat het realiseren van een cultureel centrum voor
Leeuwarden al een belangrijke subsidiepost zal beteke
nen. Ik geloof, dat een half miljoen meer of minder
op dit totaal niets meer uitmaakt. Bovendien kan men
m.i. met dergelijke aanvragen in Den Haag niet te be
scheiden zijn. (De Voorzitter: U gaat toch niet verder
over dat dorpshuis, want dat is hier niet aan de orde.)
Dan zal ik deze kwestie in die afdeling aan de orde
stellen.
De heer Rijpma: Ik weet niet of ik de opmerking
van de Wethouder m.b.t. de kwestie van het stadhuis
goed heb begrepen. Het is toch, dacht ik, niet de be
doeling van het College om het probleem van het stad
huis aan de orde te stellen zonder de omgeving van
dat gebouw daarbij duidelijk te betrekken. Dat betekent
niet, dat ik verwacht, dat het College met een afge
rond bestemmingsplan komt op het moment, waarop
over het stadhuis wordt gediscussieerd, maar ik dacht,
dat het rapport van de Commissie duidelijk aangaf,
dat deze commissie het stadhuis wil zien in samen
hang met de problemen rondom dat gebouw, wanneer
het ongeveer op de huidige plaats zou worden gehand
haafd.
N.a.v. de vragen 9 en 10 zou ik willen opmerken,
dat eigenlijk altijd al wel was te voorzien, dat de door
braak van de Borniastraat naar de Tijnjedijk zonder
een deelbestemmingsplan op moeilijkheden zou stuiten.
Nog niet zo lang geleden heeft de Wethouder in een
raadsvergadering of een commissievergadering gezegd,
dat deze verbinding in augustus 1970 zou zijn gereali
seerd. Wanneer echter de eigendomsverwerving, waar
mee pas een aanvang is gemaakt, niettegenstaande dit
probleem al een aantal jaren in discussie is, nu weer
stagneert, blijft het probleem van de verbindingsweg
tussen de ene kant van Huizum en de andere kant be
staan. Dat blijft een bijzonder onbevredigende situatie.
Er is indertijd in ieder geval in de Commissie voor
Openbare Werken de toezegging gedaan, dat nadruk
kelijk zou worden bekeken of er voor dit gedeelte van
Huizum een deelbestemmingsplannetje zou kunnen ko
men, opdat de verkeerstechnische problemen van dit
dorp op zeer korte termijn nader tot een oplossing zou
den kunnen worden gebracht.
De Wethouder heeft op vraag 12 geantwoord, dat
de bouw van een aantal bejaardenflats rond het dien
stencentrum in de Willem Sprengerstraat wel mogelijk
is en misschien wel zal worden gerealiseerd. Ik dacht
echter, dat het toch een vrij principiële vraag was of
men in de buurt van het verkeersvierkant bejaarden
woningen moet projecteren, omdat daar een diensten
centrum staat, dan wel of het i.v.m. andere problemen
in de stad niet veel verstandiger is daar geen bejaar
denwoningen te bouwen, ergens anders een diensten
centrum te creëren en het dienstencentrum in de Wil
lem Sprgerstraat een bestemming te geven, die mis
schien andersoortig is dan de huidige. Ik vind dit een
te principieel punt om daarover tussen neus en lippen
door een toezegging te doen.
Met de heer Tjerkstra ben ik het volkomen eens,
dat Leeuwarden wat duidelijker dan tot dusverre moet
zeggen, welke plaats de dorpen, ook wat het wonen be
treft, rondom Leeuwarden innemen. Ik vraag mij af
of het niet mogelijk is om het plan „Wirdum-noord"
toch tot ontwikkeling te brengen, zonder daarbij op
iets anders te wachten. Ik geloof, dat wij met dat plan
moeten beginnen, omdat de noodzaak daartoe duidelijk
aanwezig is, ook in het kader van de visie, die wij op
de dorpen hebben. Er voltrekken zich thans b.v. in de