12
buurt van Wirdum verschuivingen in de eigendomsver
houdingen en ik zou het jammer vinden, wanneer er
door een gebrek aan visie op de ontwikkeling van dat
dorp van die eigendomsverschuivingen niet het volle
profijt zou worden getrokken t.b.v. dat dorp. Daarbij
denk ik dan ook aan de mogelijkheid van het realise
ren van een dorpshuis, weliswaar op een andere wijze
dan in het desbetreffende stuk staat, maar toch in be-
langrijke mate tegemoet komend aan de behoeften, die
in dat dorp leven. Ik zou haast willen zeggen: „Een
goed verstaander heeft aan een half woord voldoende."
De heer Heidinga: De Wethouder heeft gezegd, dat
de vraag of de Zuider- en Oostergracht al dan niet
moeten worden gedempt, in de Raad in discussie dient
te komen. Komt het College daarover echter met een
nota bij de Raad of moeten wij deze kwestie zelf aan
de orde stellen? Dat wil ik in de plenaire zitting graag
doen, want m.i. gaat het hier om een vraagstuk van
een zodanige importantie, dat het zeker wel in die
zitting mag worden behandeld.
Op vraag 9 antwoordt de Wethouder, dat het niet
wenselijk is om met een deelplan voor het dorp Huizum
te komen. De Wethouder stond hier echter heel wel
willend tegenover, toen ik deze kwestie twee jaar ge
leden in de Commissie voor Openbare Werken aan de
orde stelde. Ik wou maar, dat de Wethouder twee jaar
geleden had gezegd, dat hij een deelplan voor dit ge
bied niet wenselijk achtte, want dan hadden wij daar
van vanuit de Raad werk kunnen maken. De Wethou
der heeft ook gezegd, dat het aankoopbeleid niet gun
stig verloopt. Men kan het nog wel sterker zeggen.
Er komt niets van. We kunnen de burgerij niet ver
plichten om hun eigendommen af te staan, wanneer zij
voor het daarvoor ontvangen bedrag geen panden met
gelijke bedrijfswaarde terug kunnen krijgen. Die men
sen hoeven geen schade te lijden ter wille van de ge
meenschap. Dat mogen we niet van hen vragen, maar
dat wordt wel van hen gevraagd. Ik ben zo vrij ge
weest om eens na te gaan, wat daar voor verschillende
panden is geboden en daarbij is mij gebleken, dat men
voor dat bedrag geen vervangend pand kan krijgen,
dat ook maar enigsins vergelijkbaar kan worden ge
noemd. Als raadslid adviseer ik die mensen dan ook
om niet op zo'n aanbod in te gaan. Verder wil ik
graag onderstrepen, wat de heer Tjerkstra daarover
heeft gezegd. Ik ben overigens wel van mening, dat
het toch wel noodzakelijk zal zijn, dat er wat meer
systeem in het aankoopbeleid komt. Ik geloof, dat we
eigenlijk een van de commissies daarin zouden moeten
kennen. Op het ogenblik is dit beleid ondoorzichtig en
wordt er maar links en rechts aangekocht.
Graag sluit ik mij aan bij de woorden van de heer
Rijpma m.b.t. de bebouwing van Werkmanslust. De
Raad heeft het College al enige malen verzocht een
bestemmingsplan voor dat gebied te laten ontwerpen.
Wanneer de Wethouder nu dan ook mededeelt, dat er
overleg wordt gepleegd over de bouw van bejaarden
flats op Werkmanslust, dan zeg ik: „Dat mag niet.
De Raad dient te bepalen, wat daar zal komen."
Zoals bekend, verschilt mijn opvatting over de ont
wikkeling van de dorpen sterk van die van het College.
Ik ben van mening, dat de ontwikkeling van de dor
pen hier in de afgelopen jaren sterk is beknot. Die
dorpen hadden een fantastische vlucht kunnen ne
men, maar dat heeft de Raad niet gewild. De Raad
kan immers het beleid van het College corrigeren. Ik
ben van mening, dat het ook nu nog van het grootste
belang zou zijn om niet beurtelings slechts enkele wo
ningen toe te wijzen aan Lekkum, Wytgaard en Wir
dum, maar deze dorpen de ruimte te geven. De zaak
staat nu helemaal stil. We kunnen noch in Lekkum,
noch in Wirdum bouwen. Zorg er in de eerste plaats
voor, dat het bestemmingsplan „Wirdum-zuid" op ta
fel komt, maak een plan voor Wirdum-noord en trek
het dan achter de Legedyk langs door tot op de hoge
gronden aan de rijksweg. Laat de mensen, die dat
willen, daar toch bouwen! Daar is de stad toch alleen
maar bij gebaat! Ik begrijp het in dit opzicht gevoerde
beleid eenvoudig niet, al jaren niet.
De heer Kingma: Ook ik ben van mening, dat wij
in de afgelopen jaren t.a.v. de dorpen heel wat tekort
zijn geschoten. We moeten proberen dat zo snel mo
gelijk in te halen en we moeten ervoor zorgen, dat er
op zo kort mogelijke termijn bestemmingsplannen voor
deze gebieden komen. Het moet dan, dacht ik, voor
inwoners van Leeuwarden veel aantrekkelijker zijn om
i.p.v. in Stiens of Menaldum te gaan bouwen in Wir
dum of Lekkum.
Mevr. Veder-Smit: N.a.v. de antwoorden op de vra
gen 4 en 18 zou ik gaarne vernemen of het College wel
de wenselijkheid inziet van de inspraak van burgers
bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en, zo
ja, of het College dan een mogelijkheid ziet om die
inspraak te doen plaats vinden. Ik denk hierbij vooral
aan bestemmingsplannen voor saneringswijken. In die
wijken zijn vaak allerlei bedrijven, die daar misschien
weg moeten. We weten van die bedrijven betrekkelijk
weinig en we hebben er, voor zover ik weet, ook geen
volledige inventarisatie van. Ik dacht, dat het van be
lang was van die bedrijven een heel goede inventari
satie te hebben en deze mensen zoveel mogelijk te ho
ren om te weten te komen hoe hun bedrijf loopt, wat
hun plannen zijn en welke wensen zij hebben. Het lijkt
mij gewenst deze mensen al bij de voorbereiding van
bestemmingsplannen op de een of andere manier in te
schakelen. Het zal waarschijnlijk niet mogelijk zijn
hen allemaal individueel te horen, maar de bewoners
van deze wijken zou misschien inspraak kunnen wor
den gegeven d.m.v. een commissie, bestaande uit de
middenstandsconsulent en vertegenwoordigers van de
Kamer van Koophandel, wijkverenigingen en eventueel
andere instanties. Men kan weliswaar bij de tervisie-
legging van bestemmingsplannen zijn wensen uiten,
maar dan zijn die plannen al in een heel ver stadium
gekomen. Ik zou er daarom voor willen pleiten deze
mensen in de voorfase in de vorm van een commissie
inspraak te geven.
De heer Miedema: Ik haw der bihoefte oan om in
inkelde opmerking to meitsjen oer de üntjowing fan
dy doarpen. Der is fan in hiele bulte kanten al hwat
fan sein, en ik leau ek as ik dit sa biharke haw, dat
dy rapporten hjir in gunstige wurking hawn hawwe,
mar ik leau dochs, dat it tiid wurdt, dat wy it bilied
fan it Kolleezje prehear je om to bügen. En dat is dan
ek it doel, dêr't wy ek ü.o. yn de kommende bigrea-
tingssitting op ta geane en ik wol nou dus wol sizze,
dat ik fan doel bin by de plenaire sitting mei in
foarstel oan 'e Ried to kommen om it plan Noard yn
1970 op tafel to krijen.
De eigen tsjinst hat it net oan tiid, dan moat it mar
ütbistege wurde, mar it moat der komme en ik tocht
dat wy it dan wol neijer omskriuwe koene.
De heer Van der Wal: Ik ben het volkomen met de
vorige sprekers eens, dat er met veel grotere voort
varendheid moet worden gewerkt aan de bestemmings
plannen voor de dorpen dit alleen al om een halt
toe te roepen aan de vele Leeuwardenaren, die naar
plaatsen trekken, welke even buiten onze Gemeente
zijn gelegen.
De heer Tiekstra (weth.)In mijn antwoord op
vraag 18 heb ik nadrukkelijk gesproken over de rege
ling voor de buitengebieden, exclusief de dorpen. Ik
wil wel zeggen, dat door het overleg, dat wij met de
besturen van „Dorpsbelang" hebben, een zekere in
spraak wordt gerealiseerd en dat mijn ervaringen met
dat overleg (dat geldt dus m.n. voor het bestemmings
plan „Goutum") bijzonder gunstig zijn. Ik ga ervan
uit, dat de dorpen, waarvoor bestemmingsplannen wor
den ontwikkeld, zeker ook bij het bepalen van de in
houd van die plannen kunnen worden betrokken. De
inhoud van de rapporten, die m.n. uit Lekkum-Snakker-
buren en Wirdum tot ons zijn gekomen, zal natuurlijk
bij het bepalen van de inhoud van de bestemmingsrege
lingen een grote rol spelen. Of wij daarbij de wensen,
welke in die dorpen leven, volledig kunnen vervullen,
is natuurlijk een ander punt. Ik wil wel zeggen, dat
het rapport van Wirdum niet helemaal zonder mede
werking van gemeente-ambtenaren tot stand is ge
komen. Ik geloof dan ook, dat wij het wel met de in
dat rapport bedoelde afronding eens kunnen zijn. Ik
neem ook aan, at de plaatsbepaling van de dorpen een
onderdeel moet uitmaken van het structuurplan. Het
eindrapport over dat plan komt waarschijnlijk in het
eerste kwartaal van 1970 gereed. Dat rapport moet
dan door de Structuurcommissie worden aangeboden
aan B. en W., die het daarna, wanneer zij met de in
houd akkoord gaan, aan de Raad kunnen aanbieden.
Ik acht het nuttig (maar daarover moeten B. en W.
zich nog eens even beraden), dat er eerst een publieke
discussie over het structuurplan plaats vindt en dat
het eerst daarna door de Raad wordt vastgesteld. Ik
geloof, dat het wenselijk is, dat de Raad bij de vast
stelling van dat plan rekening kan houden met de
reacties, die het in de publieke discussie heeft opge
roepen.
Ik ben bereid om op basis van de door de eigenaren
aangegeven wijze te bekijken of een wijziging van de
tracering van de verbindingsweg tussen de Bornia-
straat en de Tijnjedijk mogelijk is. We moeten ons
echter wel realiseren, dat wij daarbij natuurlijk weer
tegen eigenaren kunnen oplopen. We hebben dan weer
dezelfde problemen, zij het dan mogelijk met andere
eigenaren.
Inderdaad is er in de aandacht voor de dorpen een
achterstand geweest. Daarvoor voer ik helemaal geen
verontschuldigingen aan, maar er is in de dorpen toch
wel het een en ander gebeurd. Er zijn in Wirdum tien
tallen woningen gebouwd en er zijn ook in Lekkum
woningen gebouwd. Hoeveel woningen daar zijn ge
bouwd, is mij op dit moment niet bekend. (De heer
Tjerkstra: 40, waarvan 28 particulier.) Ik dacht, dat
er ook in Wytgaard een redelijk aantal woningen was
gebouwd. Ik wil er ook op wijzen, dat er voor Wirdum
een door de Raad vastgesteld rechtsgeldig plan is. De
Raad heeft in april een besluit genomen t.a.v. de pro
grammering van de bestemmingsplannen en ik dacht,
dat daarbij dezelfde volgorde was aangehouden als die,
welke ik zojuist heb genoemd. Het staat de heer Mie
dema natuurlijk volkomen vrij om de door hem aan
gekondigde motie in te dienen. Ik zou er echter wel
op willen wijzen, dat noch bij uitbesteding aan derden,
noch bij uitvoering door de eigen dienst de garantie
kan worden gegeven, dat er nog in 1970 een afgerond
plan voor geheel Wirdum zal worden geproduceerd.
Er zijn bij de bespreking van de vestiging van Albert
Heyn aan het Vrijheidsplein vanuit de Raad verschil
lende suggesties gedaan. Deze suggesties zijn met Albert
Heyn besproken. Inmiddels heeft het door Albert Heyn
bedoelde project zich sterk ontwikkeld en heeft het een
geheel andere vorm gekregen dan men oorspronkelijk
voor ogen had. Het zal duidelijk zijn, dat er, zodra het
niet meer gaat om een bebouwd oppervlak van 2000 m2,
maar om een bebouwd oppervlak van b.v. 5000 m2, over
geheel andere terreinen moet worden gesproken. Het
realiseren van deze vestiging van Albert Heyn in Leeu
warden betekent bepaald niet, dat het voor de Brand
weer bestemde terrein daarvoor niet meer beschikbaar
zou zijn. De vraag of de Brandweerkazerne daar ook
inderdaad moet worden gebouwd, kan echter wegens
andere omstandigheden misschien nog in discussie ko
men.
Toen ik sprak over het stadhuis en het bestemmings
plan voor het aangrenzende gebied, heb ik bedoeld, dat
de vaststelling van een definitief bestemmingsplan voor
deze omgeving een procedure is, die moet worden toe
gepast, nadat de Raad een beslissing heeft genomen.
Ik ben het volkomen met de heer Rijpma eens, dat de
Raad bij de behandeling van het probleem van het
stadhuis moet beschikken ove een ontwerp-bestem-
mingsplan voor dat gebied, omdat de Raad daarover
anders geen zinnige beslissing kan nemen.
Bij het beantwoorden van vraag 9 heb ik gezegd,
dat een deelbestemmingsplan voor het dorp Huizum
niet zou betekenen, dat we sneller kunnen werken.
Wanneer ik ooit de toezegging mocht hebben gedaan,
dat de verbindingsweg Borniastraat-Tijnjedijk in
augustus 1970 zou zijn gerealiseerd, moet ik daarbij
minstens het voorbehoud van de eigendomsverwerving
hebben gemaakt. Er kan wel een misverstand zijn ont
staan rond de verlenging van de Borniastraat, die 30
januari zal worden aanbesteed. Dat werk kan in
augustus 1970 klaar zijn.
M.b.t. het ontwerp-bestemmingsplan „Oldegalileën"
moet in aanmerking worden genomen, dat er sprake
is van een bepaald bewoningsgebied tussen de Gerbran-
dystraat, de Groningerstraatweg en de Dokkumer Ee
en dat het niet de bedoeling kan zijn deze bewoning
te verwijderen. Dat betekent, dat men reëel onder ogen
kan zien, in hoeverre het mogelijk is om daar met in
passing van nieuwe mogelijkheden op datzelfde gebied
aansluitend aan dat bewoningsgebied de zojuist door
mij genoemde voorzieningen te treffen. Ik ben best
bereid om bij de behandeling van dit ondewerp te dis
cussiëren op basis van een schetsplan voor de Olde
galileën. Ik heb gezegd, dat er overleg wordt gepleegd
en niet, dat er wordt onderhandeld. Ik dacht, dat hier
wel overleg moest worden gepleegd, aangezien het hier
mede gaat om eigenaren van woningen met dezelfde
functie als die, waar we nu over praten.
Op het betoog van mevr. Veder zou ik willen ant
woorden, dat ik voorstander ben van een zo groot mo
gelijke inspraak van de bevolking zeker, wanneer
de belangen van duidelijk aanwijsbare groepen van de
bevolking in het geding zijn. Ik meen echter, dat deze
inspraak een duidelijke basis moet hebben. Men moet
met elkaar weten, waarover men het heeft. Ik ben
het met mevr. Veder eens, dat het m.b.t. een bepaald
sanerings- of reconstructiegebied, waarbij zoveel belan
gen betrokken kunnen zijn, zinvol is om dit overleg
tijdig te regelen. Er moet echter ook rekening worden
gehouden met het feit, dat de Raad ook recht op in
spraak heeft. Het wordt natuurlijk wat pijnlijk, wan
neer een Wethouder al in de voorfase met een be
stemmingsplan op stap gaat, terwijl de Raad nog ner
gens van weet. Hierbij zou ik er even op willen atten
deren, dat die voorfase ook nog weer een voorfase
heeft, n.l. het overleg ex art. 8 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening. Als men het laatst door mij be
doelde overleg pleegt, is een bestemmingsplan dus al
zover in ontwikkeling, dat het inhoudelijk en juridisch
al een compleet plan is. Bij het verwezenlijken van de
door mevr. Veder bedoelde inspraak zou men dus al
vóór dit overleg ex art. 8 met de belanghebbenden
moeten praten. Ik geef mevr. Veder echter toe, dat er
bij de hier aan de orde zijnde bestemmingsplannen zo
veel zeer duidelijke belangen van allerlei categorieën
zijn betrokken, dat het zinvol is om de betrokkenen zo
goed mogelijk en zo tijdig mogelijke te informeren. In
dividueel gebeurt dat ook. (Mevr. Veder-Smit: Ziet
het College de mogelijkheid om dat te doen in een com
missie, waarin naast waarschijnlijk een aantal raads
leden een vertegenwoordiger van de Kamer van Koop
handel, de middenstandsconsulent e.d. worden opgeno
men? Ik wil hierop echter ook wel terugkomen, wan
neer de commissies in de Raad worden behandeld. We
kunnen daarover beiderzijds dan nog eens denken.)
De Voorzitter: Ik geloof, dat wij met elkaar moe
ten zoeken naar de weg, waarlangs dit het beste gaat.
We hebben b.v. pas van groeperingen van bewoners van
de wijk „Rengerspark" brieven gekregen, waarin deze
ons berzochten te worden gehoord, wanneer wij ons
gingen bezig houden met het bestemmingsplan voor
die wijk. Het College heeft daarop reeds positief ge
antwoord. Wanneer zo'n groep zich aandient, zijn wij
best bereid tot een gesprek, waarin die mensen hun
wensen kenbaar kunnen maken. Wethouder Tiekstra
heeft ook al een hearing belegd en wij zoeken dus wel
heel bewust naar goede oplossingen. (Mevr. Veder-Smit:
Ik dacht hierbij m.n. ook aan de bedrijven.) Dat hangt
er natuurlijk maar van af om welk bestemmingsplan
het gaat. Wanneer het gaat om bestemmingsplannen
voor gebieden, waar veel bedrijven zitten, zou er mis
schien, voordat men die bestemmingsplannen gaat uit
werken, een hearing kunnen worden gehouden, waar
in die bedrijven hun wensen kenbaar kunnen maken.
Daarna worden de bestemmingsplannen uitgewerkt en
kan er over die plannen worden gediscussieerd. We
proberen ook al wel steeds om in deze richting te
weiken.
De heer Tiekstra (weth.)Ik heb nog iets vergeten.
De heer Rijpma heeft een heel geheimzinnige beschouw
ing gehouden over wijzigingen in eigendomsverhoudin
gen, maar ik heb die beschouwing heel goed begrepen.
Het gaat hier om een bepaalde boerderij. In dat op
zicht kan de heer Rijpma gerust zijn. Wanneer wij het
eens worden, komt dat wel op zijn pootjes terecht. Er
is natuurlijk een mogelijkheid, dat we het niet eens
worden, maar dat is een andere zaak.