•ff 36» tuten leven. Persoonlijk dacht ik, dat het in ieder geval nuttig en noodzakelijk is, dat het experiment van de speelleerklassen in de volgende klassen wordt voort gezet. Er zijn meer experimenten, waarmee ook in Leeuwarden een begin moet worden gemaakt, opdat wij niet achter raken. Daarom vind ik het bijzonder jammer, dat de Gemeente er in de afgelopen 3 a 4 jaar niet in is geslaagd haar schooladviesdienst zodanig op te bouwen, dat deze zelfs ook maar in geringe mate steun kan verlenen aan deze experimenten. De school adviesdienst beschikt weliswaar over een psycholoog, die diagnoses kan stellen en analyses kan uitwerken, maar die functionaris kan het onderwijs niet van dienst zijn met begeleiding. Daarvoor zijn andere mensen nodig, zoals een schoolpedagoog en schooldidactici. Ik geloof, dat van vele leerkrachten van lagere scholen, die zijn opgeleid volgens een systeem, dat nauwelijks relatie heeft met de thans aan de gang zijnde experi menten, niet mag worden verwacht, dat zij dit expe rimenteren zelfstandig kunnen volhouden. Wanneer dat toch wordt gedaan, wordt er op deze mensen roof bouw gepleegd en mislukken experimenten nodeloos. Wanneer Leeuwarden er niet in slaagt zijn schoolad viesdienst uit te bouwen, ontstaat er bij het lager on derwijs een achterstand, evenals dat thans reeds het geval is bij het voortgezet onderwijs. De heer Heidinga: Het is niet zo moeilijk om scho len te voorzien van een gemeenschapsruimte. De op pervlakte van de scholen, die wij op dit moment bou wen, biedt daartoe n.l. wel de mogelijkheid. We moeten dan echter wel wat meer variatie in onze scholenbouw brengen en overgaan tot de bouw van zgn. hal-scholen. De oppervlakte van de gangen en de hal van de scholen, die wij nu bouwen, is ongeveer 150 m2. Er zijn diverse hal-scholen in Nederland, die een heel praktische ge meenschapsruimte hebben. Ik ben het volkomen eens met wat de heer Wiersma heeft opgemerkt over de m.e.a.o.-school. Aangezien er voor de m.e.a.o.-school een oplossing moet worden ge vonden en het hier gaat om de bouw van een noodschool, zie ik niet in, waarom we dat gebouw niet zouden kun nen plaatsen b.v. naast het Rengerspark, waar we grond in overvloed hebben liggen. De definitieve m.e.a.o.-school kan later dan wel op een ander terrein worden gebouwd. Ik zie hier geen probleem, maar de medewerking man keert. De heer Hogendijk: De schooladviesdienst is in be handeling gekomen, maar ik dacht, dat die kwestie bij volgno. 506 hoorde. Zo niet, dan zou ik daarover ook nog graag het e.e.a. willen zeggen. De Voorzitter: Inderdaad zijn er al een paar opmer kingen over de schooladviesdienst gemaakt en er zijn hier ook wel raakvlakken. Het lijkt mij echter beter, dat de Wethouder deze opmerkingen eerst beantwoordt bij volgno. 506. De heer Visser: Ook ik wil graag de realisering van die m.e.a.o.-school bepleiten. Wanneer er over het voor- zieningenpeil in Leeuwarden wordt gesproken, worden de vlammenwerpers maar al te vaak gericht op het Haagse bastillon. Ik ben van mening, dat de Gemeente, wanneer er een goede kans is om deze school te reali seren, hier wat vlotter moet werken. In het verleden heb ik al verschillende malen vragen gesteld over de kostentoerekening, bedoeld in vraag 10. Deze zaak is toen eigenlijk in de mist gebleven en ik ben de Wethouder dan ook erkentelijk voor de exacte gegevens, die nu zijn verstrekt. Het C.B.S. heeft n.l. juist op dit punt nogal enkele vraagtekens geplaatst, m.n. t.a.v. de kosten van het onderwijs in de jaren 1967 en 1968. De heer Ten Brug (weth.)Inderdaad is het een bezwaar, dat het experiment van de speelleerklassen moet worden uitgevoerd met vrij grote klassen. Dit is het gevolg van het feit, dat wij nog met een vrij hoog klassegemiddelde moeten werken. Het is bijzonder moei lijk om daar wat aan te doen. Het is tegenwoordig haast niet meer mogelijk toestemming te krijgen voor de aanstelling van een boventallige onderwijzer, gesa larieerd door het Rijk. Wanneer de Gemeente voor dit experiment meer leerkrachten beschikbaar stelde, zou dat een bijzonder dure zaak worden. Ik geloof, dat dat eigenlijk ook onjuist zou zijn en dat men in deze moei lijke situatie zonder meer een beroep op het Rijk zou moeten kunnen doen. Het beschikbaar stellen van meer krachten door de Gemeente betekent n.l. zonder meer, dat de kosten daarvan moeten worden doorberekend in de vergoeding voor het bijzonder onderwijs. De heer Hogendijk heeft gezegd: „Is het wel juist, dat de Wethouder en de Inspecteur tot dit bedrag van f28,per 11. zijn gekomen?" De heer Hogendijk heeft echter zeker niet getwijfeld aan de juistheid van mijn mededeling, dat de inspecteur heeft gezegd: „Deze zaak zit rond." De heer Hogendijk heeft bij deze zaak be trokken het bedrag van f 4.000,voor manuale vaar digheden. Dat bedrag is eigenlijk een voortzetting van het bedrag, dat wij voor het eerst in 1969 hebben op genomen om het geven van handvaardigheidsvakken op de scholen te stimuleren. Dit jaar zal worden na gegaan, welk bedrag per 11. hiervoor beschikbaar dient te worden gesteld en voor welke klassen. Dat bedrag zal de realiteit moeten benaderen. U moet dit bedrag van f 4.000,— zien als een promemorie post, waarbij in plaats van p.m. een bedrag is ingevuld. Het College is het met de Raad eens, dat er bij de nieuwbouw van scholen moet worden gestreefd naar gemeenschapsruimten. Wij hebben het destijds bij de rijksbouwkundige inspectie niet voor elkaar kunnen krij gen, dat er bij de scholen in het Lekkumerend en Bil- gaard gemeenschapsruimten werden gebouwd. Wel kan er bij deze scholen een handenarbeidlokaal worden ge bouwd. Zoals de kaarten op dit moment liggen, krijgen wij daar echter geen urgentieverklaring voor. Boven dien levert het verkrijgen van financieringsmiddelen een moeilijkheid op. Wij blijven op dit punt echter actief en wanneer zich een mogelijkheid voordoet om het bij deze scholen geplande 7e lokaal te bouwen, zullen wij die mogelijkheid zeker benutten. Inderdaad zijn er thans in Nederland op het gebied van het lager onderwijs nog veel meer experimenten aan de orde dan alleen de speelleerklasse en de school televisie. Het is echter niet zo verschrikkelijk gemak kelijk om al deze experimenten tegelijk toe te passen. Dat ligt niet alleen aan de onderbezetting van de schooladviesdienst, maar ook aan de mogelijkheden, die de pedagogische centra zelf kunnen opbrengen. Wanneer zich een mogelijkheid voordoet om het aantal experimenten in samenwerking met de pedagogische centra uit te breiden, zullen wij daarvan zeker gebruik maken. Dat wij op dit punt in Leeuwarden een ach terstand hebben, geloof ik niet. Mevr. Veder wil ik graag toezeggen, dat wij zullen onderzoeken of het geen aanbeveling verdient het schoonhouden van openbare scholen uit te besteden aan een schoonmaakbedrijf. Inderdaad zijn de overhead-kos- ten thans nogal hoog en wij hebben ook het gevoel, dat hier de gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs niet helemaal rond zit. De ervaringen met speelleerklassen zijn bij de open bare scholen nog niet zo groot. Wij zijn daarmee eerst bij de aanvang van het lopende schooljaar gestart. Aan het eind van dit jaar zal moeten worden bekeken of de huidige opzet moet worden gehandhaafd, of er misschien op een andere wijze in dit systeem moet worden geëxperimenteerd en wat de consequenties zijn voor de 2e klasse. Ook al zou men dit systeem niet willen handhaven, zou er toch een overgangssituatie moeten worden gecreëerd, omdat deze kinderen nu een maal met een bepaald systeem van onderwijs zijn be gonnen. Het systeem van de speelleerklasse zal dus wel enige consequenties voor de 2e klasse hebben. Ove rigens geloof ik niet, dat er iemand is, die naar het antieke klassikale systeem terug wil. De heer Wiersma heeft gezegd, dat het voor het bijzonder onderwijs buitengewoon moeilijk is om t.a.v. de onderhoudskosten binnen de landelijke richtlijnen te blijven. Ik dacht echter, dat wij hier niet met landelijke richtlijnen te maken hadden en dat de exploitatiever goeding voor de bijzondere scholen eenvoudig werd be paald op basis van de exploitatiekosten van de open bare scholen. Ik geloof niet, dat men bij het trekken van een vergelijking tussen de schoolgebouwen van het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs kan stellen, dat de bijzondere scholen in Leeuwarden in het algemeen in een bijzondere situatie verkeren, zoals dat ergens in de wet wordt genoemd. Wanneer dat het ge val was, zou er van de zijde van het bijzonder onder wijs al wel een beroep op die wetsbepaling zijn gedaan. Ik kan mij ook haast niet voorstellen, dat de onder houdskosten van schoolgebouwen bij het bijzonder on derwijs bijzondere moeilijkheden zouden veroorzaken. Uit vraag 8 heb ik begrepen, dat men enigszins vreest, dat de Gemeente de bouw van de Tjerk Walles- school tot na 1973 zou willen uitstellen, omdat zij dan van die kwestie af zou zijn. Wanneer die bedoeling bij ons had bestaan, zouden wij deze 2 scholen echter niet als punt 2 naast de nieuw te bouwen scholen op de prioriteitenlijst voor de scholenbouw hebben geplaatst. Wij hebben het bestuur van de Tjerk Wallesschool in overweging gegeven eens met het Rijk te gaan praten, omdat er dan misschien wel vlugger gelden voor de bouw van deze school beschikbaar zouden komen dan wanneer de Gemeente gelden beschikbaar moet stel len. Het bestuur zag daarin echter wel bezwaren, aan gezien het bouwplan nog is gebaseerd op de normen van de lager-onderwijswet en dit plan dan misschien helemaal zou moeten worden omgewerkt. Dat zou dan inderdaad een enorme vertraging betekenen. Het is ons bekend, dat de Prot. Chr. l.o.m.-school bijzonder moei lijk zit. Wij hebben indertijd met het schoolbestuur de mogelijkheid besproken om via een verkapte burger zinlening gelden voor de bouw van deze school aan te trekken, zoals ook is gebeurd voor de bouw van 2 andere bijzondere scholen. Deze mogelijkheid is echter inmiddels door het Rijk geblokkeerd. Dit schoolbestuur heeft gegokt op de mogelijkheid van nieuwbouw. Toen deze school indertijd startte, had men ook een nood school kunnen bouwen, zoals wij hebben gedaan voor de openbare l.o.m.-school. Het schoolbestuur zou die noodschool uiteraard ook wel hebben laten bouwen, wanneer het van tevoren had geweten, dat het defi nitieve schoolgebouw zo lang op zich zou laten wach ten. Het bestuur van de stichting Prot. Chr. m.e.a.o. heeft de Gemeente in december 1968 schriftelijk verzocht om grond voor de bouw van deze school en in diezelfde maand is nog met de voorzitter van dit stichtingsbe stuur gesproken over een terrein in het bestemmings plan „Westeinde". Aanvankelijk ging het om een school gebouw van 8 lokalen, later om een schoolgebouw van 12 lokalen. Het Westeinde leek toen de enige mogelijk heid. Het terrein in het Westeinde is het eigendom van de Nieuwe Erven en in mei 1969 is met de Nieuwe Erven nog eens gesproken over het beschikbaar stel len van een terrein voor dit schoolgebouw. De brief van december 1968 is niet schriftelijk beantwoord, aan gezien daarover een gesprek met het schoolbestuur heeft plaats gehad. Voor zover mijn inlichtingen strek ken, is in mei 1969 besloten om de hele ontwikkeling in het Westeinde nog even aan te zien, maar er daarbij wel naar te streven, dat dit noodgebouw in december 1970 in gebruik zou kunnen worden genomen. Daarna is deze zaak nog herhaaldelijk met de Nieuwe Erven besproken. De N.V. Kats speelt hierbij ook wel een rol. In november 1969 is met de voorzitter van het school bestuur afgesproken, dat wij deze zaak nog eens even zouden aanzien tot jaunari 1970. De voorzitter van dit schoolbestuur zou deze kwestie ook bespreken met de Nieuwe Erven, omdat hij met deze Philips bouwver eniging wel enige relaties had. De Nieuwe Erven heeft inmiddels medegedeeld, dat zij haar wensen m.b.t. dit bestemmingsplan, waarin rekening is gehouden met het beschikbaar stellen van een terrein voor deze nood school, kenbaar heeft gemaakt aan het architecten bureau en dat men met deze zaak bezig is. Zo ligt deze kwestie op dit moment. Ik dacht, dat hieruit wel voldoende duidelijk is geworden, dat er te dezer zake geregeld contact tussen het schoolbestuur en de Ge meente is geweest. Ik kan werkelijk niet zien, dat de Gemeente hier in gebreke zou zijn gebleven. Wanneer deze noodschool niet in het Westeinde mocht kunnen worden gebouwd, zullen wij naar een ander terrein moeten omzien. Dat is echter niet zo gemakkelijk. Er moeten ook nog gemeentelijke noodscholen worden ge bouwd, maar daarvoor weten wij op dit moment ook nog geen geschikte terreinen. De Julianaschool is bedoeld als noodhuisvesting voor de V.B.O. (voortgezet buitengewoon onderwijs) van de Arendstuinschool, welke afdeling nog is gevestigd in het nieuwe gedeelte van de oude b.l.o.-school in de Prinsentuin. Het overleg hierover met de inspectie is vrijwel rond en wij hopen op korte termijn met een voorstel te dezer zake in de Raad te komen. Nadat er enige tijd ervaring is opgedaan met de schooltelevisie, zal worden bekeken of dit experiment dient te worden uitgebreid en of meteen alle scholen van televisie-apparaten moeten worden voorzien. Het is ook mogelijk, dat men zich dan op het standpunt stelt, dat er bij de invoering van schooltelevisie wel enige begeleiding nodig is. In dat geval zal het niet mogelijk zijn om tegelijkertijd bij alle scholen de school televisie in te voeren. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat men tot de conclusie komt, dat beter eerst nog eens een proef kan worden genomen met andere audio visuele hulpmiddelen, die er op de markt zijn. Ik wil de suggestie van de heer Heidinga om voor de bouw van de noodschool voor de m.e.a.o. grond be schikbaar te stellen naast het Rengerspark wel eens bekijken. Wij hebben dat terrein ook bekeken met het oog op vervangende huisvesting voor de l.e.a.o.-school, thans ondergebracht in de Perkschool. De Perkschool moet n.l. eigenlijk verdwijnen i.v.m. de nieuwe noorde lijke wegentangent. Wij stellen dat echter liever wat uit, omdat wij zo krap in de lokalen zitten. Verder hebben wij ons nader beraden over de huisvestingsmo gelijkheid voor de lerarenopleiding nieuwe stijl. Het is n.l. niet onmogelijk, dat die opleiding nog dit jaar in Leeuwarden zou kunnen starten. Ik hoop daarop terug te komen i.v.m. de vragen over het hoger onderwijs. Het terrein naast het Rengerspark leek ons voor de tijdelijke huisvesting van die opleiding beter geschikt. De heer Hogendijk: Ik zou gaarne zien, dat vraag 3 in de plenaire zitting aan de orde werd gesteld, aan gezien ik overweeg een voorstel tot wijziging van het bedrag per leerling in te dienen. De heer Wiersma: Ik zou U willen verzoeken in de plenaire zitting vraag 6 m.b.t. het Grondbedrijf aan de orde te stellen, aangezien de noodschool voor de m.e.a.o. op korte termijn moet kunnen worden gebouwd en dat bij aanwijzing van een terrein in het bestem mingsplan „Westeinde" niet mogelijk is. Mevr. Visser-van den Bos: Is hier ooit onderzocht of er in Friesland voldoende mogelijkheden zijn voor onderwijs aan hardhorende, slechtziende of op andere wijze gehandicapte kinderen De heer Ten Brug (weth.)De G.G.D. heeft daar over enkele jaren geleden een advies uitgebracht en dat advies viel negatief uit. Er bestaan in Groningen bekende instituten op dit terrein en verder is er nog de mytylschool in Beetsterzwaag. Ik neem aan, dat er in Friesland onvoldoende leerlingen zijn om het verant woord te maken de door mevr. Visser bedoelde school te stichten. Ik zal dit echter nog eens laten onder zoeken. De Voorzitter: Ik schors nu de vergadering voor een koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Hoofdstuk VIII, par. la en lb. De heer Ten Brug (weth.)Voordat wij overgingen tot de bouw van de houten noodkleuterscholen, waar van er inmiddels 4 in het Bilgaard staan, hebben wij nagegaan of het mogelijk zou zijn om in nieuwbouw wijken een aantal naast elkaar gelegen flatwoningen te bestemmen en in te richten tot voorlopige huisves ting van kleuters. De inspectie bleek daartegen echter overwegende bezwaren te hebben. Bovendien zijn deze flats woningwetwoningen, welke woningen niet aan hun bestemming mogen worden onttrokken. Het College is geen groot voorstander van noodbouw, maar ik moet zeggen, dat de noodkleuterscholen in het Bilgaard bij zonder aardig zijn en dat de inspectie over die kleuter scholen ook bijzonder enthousiast is. Wanneer wij de 3 kleuterscholen, waarvoor wij al jaren een urgentiever klaring hebben, niet kunnen bouwen, zullen wij verder moeten gaan op het terrein van de noodvoorzieningen. In augustus komen er weer lagere scholen klaar en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 4