\a&>8 voerig betoogd, dat er her en der heel grote huwelijksproble men ontstaan, wanneer jonge mensen geen woonruimte kunnen betrekken, die bij hun beginnend inkomen past. We kunnen hun die woonruimte nog steeds niet bieden. Wat ik van het antwoord van de Wethouder heb onthouden, is eigen lijk toekomstmuziek. Hij heeft gezegd: „We zullen dit, we hopen dat, enz." Er is echter nergens concreet gezegd: „We krijgen op die manier goedkope woningen vrij." Er is wel ge zegd, dat goedkope woningen die vrij komen, alleen aan mensen met een laag inkomen worden gegeven. Dat is ech ter ook wel het allerminste, wat we kunnen doen. Er wordt geen werkelijk gericht beleid gevoerd om goedkope woningen vrij te maken. Minister Schut heeft de mogelijkheid geopend, dat de Gemeenten 80% vergoed krijgen van de kosten, die zij maken om tot doorstroming te komen. Ik stel me voor, dat deze regeling ook van toepassing is, wanneer de Gemeente kosten zou maken door er mensen op uit te sturen om nu eens na te gaan of er in de blokken goedkope woningen ook mensen wonen, die wel een duurdere woning zouden kun nen betrekken. De Belastingdienst zal ons geen gegevens over de inkomens van de mensen willen verstrekken, zolang de rijksoverheid dat niet voorschrijft. Wanneer echter een daarvoor geschikt iemand de huisvrouwen in bepaalde buur ten er in een persoonlijk gesprek op zou wijzen, dat de Ge meente een gericht beleid voert om te komen tot het vrij maken van goedkope woningen, maar dat we de mensen natuurlijk liever niet door huuropzegging tot ontruiming wil len dwingen, blijkt gerust wel, welke bewoners in staat zijn een duurdere woning te betrekken. Bovendien heeft de Wet houder gezegd, dat er in december 1966 898 personen met een inkomen van meer dan 12.000,in een heel goedkoop huis woonden. Het blijkt dus toch nog niet zo moeilijk te zijn om er achter te komen, wat het inkomen is van degenen, wo nende in huizen van de Gemeente. Graag zou ik vernemen of ook de woningbouwverenigingen de goedkope woningen alleen beschikbaar stellen aan mensen met een klein inko men. Ik heb wel eens gehoord, dat woningbouwverenigingen liever niet het risico lopen van wanbetaling. Dat zou deze verenigingen ervan kunnen weerhouden huizen toe te wijzen aan mensen met een minder gunstig inkomen. Een paar honderd bejaarden in deze stad verkeren in een zodanige noodsituatie, dat ze nog liever vandaag dan morgen zouden moeten worden opgenomen in een verzorgingstehuis met een heel behoorlijke verzorging. Die mensen zouden we kunnen helpen door een aantal verdiepingen van flatge bouwen geschikt te maken voor bewoning door bejaarden en door hen daar onder te brengen. Er zou op die verdiepin gen dan ook een aantal bejaardenhelpsters moeten worden geplaatst. Ettelijke instellingen in deze stad zouden graag aan een dergelijke oplossing meewerken. Ik meen, dat het bewonen van een behoorlijk huis behoort tot de eerste levensbehoeften van de mens. Daaruit volgt dan, dat men recht heeft op bijstand, wanneer men de huur van zo'n huis niet kan betalen. Er wonen in Leeuwarden ook nog verschillende bejaarden in voor hen veel te grote huizen, die een lage huur doen. Die huizen zijn zeer aantrekkelijk voor gezinnen en, wanneer we de betreffende bejaarden ertoe zouden kunnen bewegen om desnoods met een toeslag op de A.O.W. te verhuizen naar kleine centraal verwarmde flats, zou er weer een stuk woningnood voor jongeren kun nen worden opgeheven. Het bejaardenwerk in Leeuwarden zou ook wat eenvoudiger worden, wanneer men de bejaarden wat bij elkaar kon brengen. Vitale bejaarden behoeven niet speciaal op de benedenverdiepingen te worden gehuisvest en kunnen, wanneer er een lift aanwezig is, ook wel hoger wo nen. De heer Visser: Mevr. Visser heeft mij het meeste gras al voor de voeten weggemaaid en daarom zou ik alleen nog even willen ingaan op de i.v.m. de kwestie van de doorstroming door de Wethouder gemaakte opmerking, dat het vrij moei lijk lijkt om van de Belastingdienst de gegevens te verkrij gen, die nodig zijn bij de toewijzing van woningen ingevolge de rijksvoorschriften. Ik ben van mening, dat het Rijk, wanneer het de Gemeente in dit opzicht bindende voorschrif ten geeft, ook zijn medewerking moet verlenen om de Ge meente deze gegevens te verschaffen. Dit is een punt, dat naar mijn mening nog wel eens even mag worden bekeken. De heer Reehoorn: Graag wilde ik mij scharen achter het prima betoog van Mevr. Visser. Zij heeft veel opmerkingen gemaakt, die mij uit het hart gegrepen zijn. Ik wil nog iets verder gaan. Er is nu al een tijd lang van alle kanten op aan gedrongen, dat de huurders van gemeentewoningen, die in verhouding tot hun inkomen te goedkoop wonen, zullen verhuizen. De goedwillenden hebben dat, een enkele uit zondering daargelaten, gedaan en ik zou nu de huur willen opzeggen aan de resterende huurders van gemeentewonin gen, die in verhouding tot hun inkomen veel te goedkoop wonen. Ik ben het volkomen met de Wethouder eens, dat forse huurverhogingen voor deze woningen wel enigszins over een bepaalde periode moeten worden uitgestreken. Ik wil echter niet hebben, dat de in vraag 7 bedoelde personen daar van zullen profiteren. De vragen 25 en 26 hebben betrekking op een feitelijk wat nieuwe zaak, die op ons afkomt. N.a.v. de door de Wethou der op die vragen gegeven antwoorden zouden we over deze zaak nog wel eens wat willen meedenken en in de plenaire zitting hierop willen terugkomen. Ik wil over deze zaak nog eens wat informaties inwinnen, ook bij het Ministerie van Volkshuisvesting. Het wil mij nl. voorkomen, dat het hier gaat om een zaak, waarvan Leeuwarden wel eens de pri meur zou kunnen hebben. Minister Schut komt waarschijnlijk met het plan om het volgende jaar 140.000 i.p.v. 125.000 woningen te bouwen en het kon wel eens zijn, dat we juist met zo'n nieuw plan extra claims op volume zouden kunnen leggen. Dat is al eerder gebeurd. Ik denk b.v. aan de bouwstromen en aan de ar beidsbesparende bouw. De heer Kingnia: Er is gezegd, dat de nieuwe doorstro mingsregeling veel gunstiger is dan de oude. Als ik het goed heb begrepen, zit er echter een nadeel in voor de Gemeente. Ik ben het met de heer Reehoorn eens, dat we, wanneer we weten, dat iemand in een veel te goedkope woning woont, het moeten aandurven hem de huur op te zeggen. De in vraag 7 bedoelde norm van een huurwaarde, gelijk aan 1/6 van het inkomen, vind ik maar zeer betrekkelijk. Wanneer iemand met een inkomen van 150,per week 1/6 daar van aan huur betaalt, is dat natuurlijk zeer veel. Wanneer echter iemand met een inkomen van 900,per week 1/6 daarvan aan huur betaalt, is dat in verhouding maar een klei nigheid. Zo iemand zou ook wel 1/4 kunnen betalen. Deze norm kan men dan ook maar niet zonder meer hanteren. Evenals de heer Reehoorn, zou ik mij het recht willen voor behouden om in de plenaire zitting nog terug te komen op de hele materie van de woningbouw, omdat we ons op dit mo ment geen juist oordeel kunnen vormen van wat er al lemaal gaat gebeuren. Ik ben echter over de toezeggingen van Minister Schut niet zo optimistisch als de heer Reehoorn. Minister Schut maakt bij zijn toezeggingen t.a.v. de bouw van een veel groter aantal woningen zoveel voorbehoud, dat het zeer wel mogelijk is, dat die woningen helemaal niet wor den gebouwd. De heer Miedcina: It komt my hwat frjemd foar, dat dizze Wethalder, as hy oer wennningen foar bijierre minsken praet, it allinnich hat oer „bejaardenflats" en flats, dy 't ge- skikt makke wurde kinne foar „bejaardenwoningen". Mar yn oare gemeenten bout men ek frijsteande wenten foar har ren. Ik leau, dat yn dizze gemeente noch hiel hwat minsken op jierren yn in goed iengesinshüs sitte. Dy binne wol ré om dêrüt to gean, mar as men ienkear de 70 passearre is en nea yn in flat wenne hat, dan giet men der ek net sa maklik yn. En ik tocht, dat sokke minsken wol yn in oar iengesinshüs gongen. As ik sjoch, hoe great de bilangstelling yn oare gemeenten foar de lytse iengesinswenten foar bijierre mins ken is, dan tocht ik, dat wy dêr folie mear as oant nou ta oandacht oan bisteegje moasten. Dêr komt ek noch by, dat neffens my it réalisearjen fan sokke wenten bitreklik ien- faldich is, folie ienfaldiger alteast as huzen yn de premy- en de frije sektor. As wenningboukorporaesje kin men ek al- titen mei 100% garansje wenten foar bijierre minsken bouwe. Ik tocht, dat wy dit foardiel meinimme moasten. De hear Reehoorn sei, dat wy dat plan fan de „Nationale Woningraad" nochris bisjen en oertinke moasten. Ik kin dat allegearre wol ünderskriuwe, mar ik hie sa graech wollen, dat it Kolleezje yn syn oanbiedingsbrief en yn it bitooch dat joun halden is, eat positiver en enthousiaster wie oer dit plan. Nou moat üt dizze wurden net óflaet wurde, dat ik de problemen, dy 't oan dit plan fêstsitte, net sjoch. Ik leau, dat dy great wêze sille, mar dat mei net ynhalde, dat wij sizze: „Wy moatte mar ris sjen." De hear Reehoorn hat al Onder steld, dat üs Gemeente de primeur hat fan dizze saek. En as ik goed ynljochte bin, is dit op it Ministery ek tige gunstich üntfongen. 15 As üs Gemeente it op dit momint nou ris prebearje soe, dan soe dit wolris konsekwinsjes hawwe kinne, dy't gunstich foar üs wêze koene. De finansiering fan de renovaesje wurdt yndied net in ienfaldige saek, mar ik tocht, dat wy dêrfoar alle meiwurking fan Den Haech krije koene, as wy dizze saek oanpakke. Miskien kinne wy dan nei fiif jier sizze: Dit liket derop! Mar as wy it dogge, sille wy ek wier meitsje moatte, dat wy it fan plan binne en dan moatte wy net, lykas wy de léste jierren dogge, tüzen wenningen bouwe. As wy per jier 400 ofbrekke wolle moatte wy 1500 bouwe en dan moat men jin as Ried fan Ljouwert en as Kolleezje derop ynstelle, dat men de kommende jierren 1500 wenningen per jier bout. Dan moatte de plannen derfoar klear lizze, de ütwreidings- plannen der wêze. Dan moatte wy üs dêr meiinoar efter sette. Hoe tinkt it Kolleezje deroer? Sit it der yndied yn: 1500 wen ningen? Wy sille ek mear kar-üt hawwe moatte, seit de Wet halder, mar fjouwer heech-flats sunder lift like üs net bést ta. Dêr doart men him foar it Lekkumerein net oan to weagjen en dat kin ik my foarstelle. Mar hwerom praet it Kolleezje dan oer fjouwer heech-flats sunder lift? Men kin dochs ek foar kar-üt iengesinswenten bouwe, dy't ek in oantreklike hier dogge? En ik leau, dat wy dy hjir kwyt wur de kinne as aeijen üt'e koer. Hwat hjir steld wurdt, is nei myn bitinken allegearre hwat negatyf en ik soe graech dus hwat mear enthousiasme haw we wolle foar it plan fan de „Nationale Woningraad." Ik leau, dat wy by de ryksoerheit steun forwachtsje kinne yn dizzen en wy moatte prebearje troch üssels posityf op to stel len op dit punt, der üt to heljen hwat der lit to heljen fait. De Voorzitter: Het is heel duidelijk, dat de bij het hoofd stuk Algemeen te berde gebrachte zaken in de plenaire zit ting opnieuw aan de orde zullen komen. Daarom zou ik met het oog op de vele punten, welke door de verschillende spre kers naar voren zijn gebracht en i.v.m. het reeds zo ver ge vorderde uur willen voorstellen deze materie opnieuw aan de orde te stellen in de plenaire zitting. Het College kan dan van tevoren eens rustig over deze punten nadenken en we voorkomen dan, dat deze vergadering ontaardt in een slijta geslag tot vannacht 3 uur. Kunt U daarmee instemmen? De heer Schönfeld: Ik heb nog 2 andere punten, maar daarover zal ik heel kort zijn. Ondanks het late uur wil ik toch niet nalaten het College hulde te brengen voor het feit dat voor de 44 woningen in het westelijke gedeelte van 't Ald- lan toepassing van art. 20 bij G.S. is aangevraagd. Hiermee wordt voorkomen, dat de serieuze gegadigden, die er voor de ze woningen zijn, elders naar een woning gaan uitzien. N.a.v. het antwoord van de Wethouder op vraag 27 zou ik gaarne vernemen of het ook mogelijk is de Raad te informe ren over de uitslag van de vragen, welke thans aan de P.T.T. over de uitvoering van dit centrale antennesysteem zijn gesteld. Ik vraag me echter af of het voor de woningen, die reeds van een centraal antennesysteem zijn voorzien, nu niet op een eenvoudige wijze mogelijk is om, evenals des tijds het centrale antennesysteem aan het tweede net is aan gepast, ook de ontvangst van de Duitse t.v.-programma's in te voeren. De aanpassing aan het tweede net heeft destijds ook niet noemenswaard kostenverhogend gewerkt. Bovendien heeft men in Drachten al dergelijke voorzieningen getroffen. De heer Heidinga: Graag zou ik nog een opmerking wil len maken, die nog niet is gemaakt en die ook in de plenaire zitting wel aan de orde kan komen. (De Voorzitter: We stappen niet van dit hoofdstuk af. Wat ik net heb gesteld, slaat op de vragen 1 t/m 27. We krijgen nu de volgnummers en daarna komt dan de vraag of er nog andere opmerkingen over hoofdstuk V zijn. U kunt Uw opmerkingen dan dus maken.) Ja, maar mijn opmerkingen horen bij deze 27 pun ten en ik dacht daarom, dat het wel nuttig was, dat zij nu werden gemaakt. (De Voorzitter: Als U meent, dat het nut tig is, dan graag, mijnheer Heidinga. Dat kan waarschijnlijk ook kort?) Ja, dat kan wel heel kort. Ik maak mij heel ern stige zorgen over dit beleid. Ik ben er niet van overtuigd, dat wi beschikken over voldoende bestemmingsplannen en vol doende terreinen voor het realiseren van het aantal wonin gen, dat we moeten bouwen en voor het realiseren van de woningen, voor de bouw waarvan we misschien via andere kanalen nog mogelijkheden zullen krijgen. Ik zal in de ple naire zitting dan ook de vraag stellen of de huidige verdeling van de wethoudersportefeuilles wel goed is. Ik kan U er di rect wel bij zeggen, dat ik van mening ben, dat die niet goed is. Het College bedoelt het natuurlijk goed, maar ik geloof, dat het in de praktijk niet goed werkt, dat Wethouder Tiekstra de bestemmingsplannen en ruimtelijke ordening heeft en dat Wethouder De Jong volkshuisvesting heeft. Ik betwijfel ten zeerste of we ons programma in 1970 kunnen afbouwen en deze verdeling van de wethoudersportefeuilles heeft daar op grote invloed. De Voorzitter: De problematiek van de portefeuillever deling is in Afd. I aan de orde geweest en ik meen, dat U daar ook bij was, mijnheer Heidinga. U weet, wat ik toen ge antwoord heb en waarmee die afdeling toen akkoord is ge gaan. Dit probleem zal t.z.t. natuurlijk weer aan de orde moe ten worden gesteld. U hebt natuurlijk alle vrijheid om tijdens de plenaire zitting op deze kwestie in te gaan, maar ik moet U wel zeggen, dat het praktisch onmogelijk is om in de korte tijd, die er nog van deze zittingsperiode rest, enigszins essentiële veranderingen in de portefeuilleverdeling aan te brengen. Anderzijds hebben we met ons vijven natuurlijk een stuk praktische ervaring opgedaan en ik dacht, dat de Raad daarvan op de een of andere wijze op de hoogte moest worden gebracht, opdat we daarmee met elkaar bij de be noeming van de Wethouders en de verdeling van de porte feuilles rekening kunnen houden. De heer De Jong (weth.): Op de woorden van de heer Schönfeld kan ik antwoorden, dat we de indruk hadden gekre gen, dat de P.T.T. nog geen bericht had gekregen van het Rijk. We proberen nu aan deze zaak toch nog wat te doen, maar ons eerste onderzoek heeft uitgewezen, dat dat niet zo eenvoudig is. Misschien is het ook nog wel mogelijk om een zelfstandige mast op deze woningen te plaatsen. De kosten daarvan zijn echter nogal hoog en daar zien we eigenlijk wat tegen op. De door de heer Schönfeld gevraagde informatie zal t.z.t. worden verstrekt. Volgno. 91. De heer De Jong (weth.): Op deze vraag zou ik willen ant woorden, dat de woningwet-terugbetalingsplicht is vervallen met terugwerkende kracht tot 1 augustus 1965. Er worden wel exploitatie-overschotten ontvangen op de premiewoningen en die moeten voor 75% aan het Rijk wor den afgedragen als terugbetaling van in het verleden ont vangen premies. De juiste bedragen zijn niet van tevoren bekend. Volgnr. 103. De heer De Jong (weth.): In 1968 heeft het Rijk tijdelijk 100% van deze premies voor zijn rekening genomen. Leeu warden is inmiddels echter van de betreffende lijst geschrapt en de normale verhouding is nu 1/3 Rijk, 2/3 Gemeente. Volgnr. 186. De heer De Jong (weth.): Deze post, die betrekking heeft op hypothecaire geldleningen aan ambtenaren, is verplaatst overeenkomstig het desbetreffende advies van de Commissie voor de boekingsvoorschriften. Volgnr. 188. De heer De Jong (weth.): Op de vragen 1 en 2 zou ik wil len antwoorden, dat er een huisvestingsbeleid nodig is voor de woningen van het gemeentelijk Woningbedrijf. Verder zal het Bureau Huisvesting moeten worden ingeschakeld bij het renovatie- en amovatieplan, aangezien de zaak ons an ders uit de hand loopt. Daarover bestaat overeenstemming met de woningbouwverenigingen. Ook na de huurliberalisa- tie zal het noodzakelijk blijken, dat er een soort registratie van de woningzoekenden komt. We kunnen de woning bouwverenigingen niet dwingen hierin mede te werken en we plegen thans met deze verenigingen overleg om op basis van vrijwilligheid tot een uniforme registratie te komen. De woningzoekenden hoeven dan niet bij 6 of 7 woningbouw corporaties plus de Gemeente te informeren, maar men kan hun dan direct, wanneer ze bij één adres komen, d.m.v. een kaartsysteem, waarvan allen gebruik maken, vertellen, waar nog woningen vrij zijn. Daarbij kan ook het Huisvestingsbu reau worden ingeschakeld. Ik heb het idee, dat dit overleg wel tot een gunstig resultaat zal leiden. De hogere raming van de kosten van het Huisvestingsbureau heeft niets uit staande met een herziening van de functie van dit bureau. De bedragen zijn 268.000,en 276.000,en het aantal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 8