47/
t6 fö
mensen is gelijk gebleven. We hebben echter wel de indruk,
dat we, wanneer we deze taken willen vervullen, dit aantal
mensen wel nodig zullen hebben.
Per 10 december 1969 beliep het aantal woningzoeken
den met een inkomen tot 450,per maand 94, dat met
een inkomen van 451,tot 600,per maand 335, dat met
een inkomen van 601,tot 750,per maand 460 en
dat met een inkomen van meer dan 750,per maand
168. Het totale aantal woningzoekenden beliep toen dus
1057. Dat aantal was per 31 december 1969 gedaald tot 887.
Van de 18 gezinnen, gehuisvest in onbewoonbaar ver
klaarde woningen, staan er bij het Bureau Huisvesting inge
schreven:
sedert 1961: 1 (dat gezin is moeilijk plaatsbaar),
sedert 1962: 2 (die gezinnen willen blijven, waar ze thans zit
ten),
sedert 1963: 2 (een van deze gezinnen wil naar de binnen
stad en de ander naar een rusthuis),
sedert 1964: 2 (een van deze ingeschrevenen is niet veel
thuis, terwijl de andere wil blijven, waar hij thans zit),
sedert 1965: 2 (een van deze ingeschrevenen wil naar een
bejaardentehuis, terwijl de ander wil blijven wonen, waar
hij thans zit),
sedert 1967: 4 (twee van deze gezinnen willen blijven wonen,
waar zij thans zitten, het derde wil naar een rusthuis en het
vierde wil een eengezinswoning),
sedert 1968: 2 (het ene gezin wil een goedkope eengezins
woning, terwijl het andere wil blijven wonen, waar het thans
zit,
sedert 1969 2 (beide gezinnen zijn zeer slordig).
Van de gezinnen, gehuisvest in de 125 slechte woningen,
staan er bij het Bureau Huisvesting ingeschreven vanaf
1962: 1, vanaf 1965: 1, vanaf 1967: 3, vanaf de eerste helft
1968: 8, vanaf de tweede helft 1968: 9, vanaf de eerste helft
1969: 10 en vanaf de tweede helft 1969 ongeveer 70. Lang
niet alle bewoners van slechte woningen staan bij de Afd.
Huisvesting ingeschreven en er staan op de krottenlijst veel
meer gevallen dan die, welke bij de Afd. Huisvesting bekend
zijn.
Wanneer er bij de in vraag 5 bedoelde woningen ook wo
ningen zijn met technische gebreken, die levensgevaar op
leveren, moet de directeur van Bouw- en Woningtoezicht
daarover worden ingelicht en wordt de betreffende bewoner
op de kortst mogelijke termijn andere woonruimte toegewe
zen. Wanneer de G.G.D. ons bericht, dat iemand op medi
sche indicatie een dergelijke woning moet verlaten, wordt
voor het betreffende gezin ook met de grootst mogelijke spoed
een oplossing gezocht. Ik heb het idee, dat de meeste bewo
ners van deze huizen niet kunnen worden geholpen in de
nieuwbouw, omdat zij daar niet zouden passen en zich daar
naar onze mening ook niet thuis zouden voelen. Dat is
juist het moeilijke probleem.
Een preciese beantwoording van de vragen 7 t/m 11
zou nogal wat tijd vergen en daarom zou ik, wanneer men
daarmee ten minste akkoord kan gaan, deze antwoorden
veel liever als documentatiemateriaal aan de Raad toestu
ren. (Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou het bijzonder waar
devol vinden de antwoorden op de vragen 3 t/m 10 schrifte
lijk te ontvangen). Ik vind, dat Mevr. Visser vanavond
wel wat veel vraagt. Ik voel er niet zoveel voor om de vragen,
die ik nu al beantwoord heb, ook nog eens schriftelijk te be
antwoorden. (De Voorzitter: We moeten uit de thans toege
paste werkwijze lering trekken voor het volgende jaar en we
moeten ons er nu zo goed mogelijk doorslaan. Ik begrijp, dat
dit vooral op dit late uur moeilijk is, maar U krijgt schrifte
lijk antwoord op de vragen 7 t/m 11.) (Mevr. Visser-van
den Bos: Er zijn wel ontstellende mededelingen gedaan. Het
is b.v. gewoon niet te geloven, dat er al vanaf 1960 gezinnen
in onbewoonbaar verklaarde woningen zitten. Daarom had ik
de antwoorden op de vragen 3 t/m 10 wel graag op schrift
gezien, omdat ik me gewoon niet had durven voorstellen, dat
ik deze antwoorden zou krijgen. Wat me bijzonder heeft
getroffen, is....) (De Voorzitter: We moeten nu niet gaan
discussiëren, want dan verdrinken we helemaal. Het gaat er
nu alleen om, welke gegevens schriftelijk zullen worden ver
strekt.) De antwoorden op de vragen 7 t/m 11 worden dus
rondgezonden.
Op vraag 12 zou ik willen antwoorden, dat met alle wo
ningbouwcorporaties is afgesproken, dat woningen met meer
dan 1 slaapkamer in de eerste plaats zijn bestemd voor ge
zinnen.
De Afd. Huisvesting wijst alle woningzoekenden op de mo
gelijkheid om in deze woningen een oplossing voor hun pro
bleem te vinden en verwijst hen naar de woningbouwcorpo
raties. Bovendien hebben deze corporaties door het inrichten
van modelwoningen zoveel mogelijk publiciteit aan deze
woningen gegeven. Wanneer dan bij het gereed komen van de
woningen blijkt dat er niet voldoende kandidaten zijn, wor
den er wel woningen toegewezen aan alleenstaanden. Dat
geldt dus maar voor een beperkt aantal.
N.a.v. vraag 13 zou ik erop willen wijzen, dat vele woning
zoekenden, die bij de Afd. Huisvesting staan ingeschreven en
de huur van een beschikbaar komende flat wel zouden kun
nen betalen, geen flat willen. Ook vele mensen, die zouden
moeten zorgen voor doorstroming, willen een eengezins
woning. Voor de rest liggen de huren te hoog.
Op vraag 14 kan ik antwoorden, dat er tot nog toe een be
langrijk aantal woningzoekenden d.m.v. doorstroming is ge
holpen en dat dit bijzonder goed voldoet. Wanneer men de
huur niet kan betalen, heeft men altijd de mogelijkheid om
bij de Sociale Dienst op huurbijstand aan te dringen. Dat zal
dan echter door de Sociale Dienst moeten worden bekeken.
Van de 168 drie-kamerflats, die inclusief de bijkomende
kosten een huur doen van 137,60 tot 146,50, zijn er 37
toegewezen aan alleenwonende alleenstaanden en 8 aan 2
of meer samenwonende alleenstaanden. Van de 433 vier-
kamerflats, die inclusief de bijkomende kosten een huur doen
van 190,20 tot 215,zijn er 55 toegewezen aan alleen
wonende alleenstaanden en 15 aan 2 of meer samenwonen
de alleenstaanden.
Van de 132 vijf-kamerflats zijn er 7 toegewezen aan alleen
wonende alleenstaanden en 11 aan 2 of meer samenwonen
de alleenstaanden.
De heer Visser: Tijdens de behandeling van de begroting
voor 1969 heb ik, toen het Bureau Huisvesting in discussie
was, vooral het accent gelegd op de positie van het personeel
dit gelet op het aflopende karakter van dit bureau.
De huisvestingsbureaus zijn in Nederland uit nood gebo
ren en we mogen toch verwachten, dat deze bureaus t.z.t. zul
len moeten verdwijnen. Ik zou van deze gelegenheid gebruik
willen maken om de aandacht tc vestigen op de nieuwe richtlij
nen, die Den Haag de Gemeenten heeft doen toekomen. De
voorschriften m.b.t. het huisvestingsbeleid zullen per 1
maart aan deze richtlijnen moeten worden aangepast en dat
doet bij mij de vraag rijzen of er in Leeuwarden niet meer
moet worden gestreefd naar een coördinatie met het Wo
ningbedrijf. Dan komt de positie van het Bureau Huisves
ting in het gedrang, dacht ik. Ik ben het wel met de Wethou
der eens, dat het Bureau Huisvesting, hoe het in de toekomst
dan ook zal functioneren, nog wel een taak heeft. De Ge
meente heeft altijd nog ongeveer 4500 woningen en er blijft
dus op dit terrein nog wel het e.e.a. te doen. Als gevolg van
de nieuwe richtlijnen van de Minister worden de bevoegdhe
den van het Bureau Huisvesting echter behoorlijk ingeperkt
en daarom dacht ik, dat de werkzaamheden van dit bureau
zouden verminderen t.a.v. bepaalde categorieën. Graag zou
ik het standpunt van de Wethouder nog wat verduidelijkt
zien, aangezien zijn antwoord mij niet geheel heeft bevre
digd. We zullen de een of andere keer de deuren van het
Bureau Huisvesting moeten sluiten, met uitzondering dan
voor het eigen woningbezit.
Mevr. Visser-van den Bos: Op het lichte verwijt van de
Wethouder, dat ik vanavond wel heel erg veel vraag, zou ik
willen antwoorden, dat ik die vragen niet vanavond heb ge
steld, maar al een paar maanden geleden. Wanneer de Wet
houder dan ook van mening is, dat het nogal veel gevergd is
om al deze gegevens in deze afdelingsvergadering op te spui
ten, was het mij wel zo dierbaar geweest, wanneer hij die gege
vens schriftelijk had verstrekt. Ik ben van verschillende
antwoorden bijzonder geschrokken. Het is natuurlijk een
ontstellende situatie, dat sommige van de gezinnen, gehuis
vest in die 18 onbewoonbaar verklaarde woningen, al vanaf
1960 bij het Bureau Huisvesting staan ingeschreven. De me
dedeling, dat verschillende van ueze mensen naar een rust
huis of naar de binnenstad willen, doet natuurlijk niets af aan
het feit, dat die mensen daar nog steeds zitten. Er bestond
vroeger in onze stad een commissie tot begeleiding van dege
nen, die moesten worden verplaatst uit te saneren wonin
gen. Die commissie heeft enorm goed werk gedaan en ik
vraag me af of er niet opnieuw een dergelijke commissie zou
kunnen worden ingesteld.
Dat er (als ik het goed heb; ik vind het werkelijk niet zo
eenvoudig om al deze gegevens direct te noteren) in werke
lijkheid nog veel meer dan 125 gezinnen in slechte woningen
zijn gehuisvest, is alleen maar weer een teken aan de wand.
Verschillende van deze mensen zijn bejaarden en dat is een
reden te meer om daar op korte termijn wat aan te doen. Die
mensen hebben soms nog maar zo kort de tijd om er een
beetje van te genieten.
Ik gun alle alleenstaanden eigen woonruimte en ik vind
zelfs, dat ze daar recht op hebben. Gezinnen, die onder aller
belabberdste omstandigheden wonen, hebben misschien ech
ter toch nog een grotere claim op drie- en vier-kamerflats
vooral, wanneer het daarbij gaat om flats in die goedkopere
huurklasse van 137,60 tot 145,Het is mij nog niet hele
maal duidelijk geworden of de Gemeente niet meer kan doen
dan de woningbouwverenigingen om medewerking te vragen.
Er wordt toch heel veel overheidsgeld in woningwetwonin
gen geïvesteerd en men zou dus toch mogen verwachten,
dat de overheid, wanneer verzoeken niet voldoende resul
taat hebben, in dit opzicht op andere wijze wat zou kunnen
doen.
Ik vind het iedere keer weer ontstellend, wanneer er voor
een bank (ik weet zo 2 gevallen te noemen) of voor andere
zakelijke doeleinden woningen aan hun bestemming wor
den onttrokken, vooral wanneer ze in de goedkope prijsklas
se zitten. Daarom ben ik zo geïnteresseerd in de antwoor
den op de vragen 7 t/m 11. Ik ben van mening, dat het niet
in overeenstemming is met een goed huisvestingsbeleid in
deze tijd, wanneer men dergelijke woningen voor zakelijke
doeleinden aan hun bestemming onttrekt.
De heer Reehoorn: Ik ben blij, dat Mevr. Visser de vragen
over het toewijzen van flats aan vrijgezellen nu genuanceer
der heeft toegelicht dan deze vragen waren gesteld. Ik wil er
nl. op wijzen, dat voor vrijgezellen en m.n. ook voor vrijgezel
linnen, die wat op jaren komen (zo boven de 30, 35) een
eigen flatje (De Voorzitter: Noemt U dat op jaren komen?)
zeer goed past in een sociaal beleid. Ik heb dat van zeer nabij
ervaren en dat heeft bijzonder goed gewerkt.
De heer Kingma: Enerzijds is het misschien wel niet
goed, dat er vrijgezellen in die ruimere woningen zitten,
maar anderzijds is het misschien ook zo, dat er voor de vrij
gezellen wel eens wat weinig wordt gedaan. Zijn de vrijgezel-
lenwoningen in Leeuwarden niet allemaal vrij duur?
De heer Schönfeld: Ik zou mij kortheidshalve willen aan
sluiten bij het door de heer Visser gestelde m.b.t. het Bureau
Huisvesting.
De heer De Jong (weth.): Wat de vraag van de heer Vis
ser betreft zou ik willen opmerken, dat ik toch vrij concreet
heb aangegeven, dat we niet zonder het Bureau Huisvesting
kunnen. Juist die richtlijnen van Den Haag zouden nog wel
eens tot meer werk kunnen leiden.
Ook aan het adres van Mevr. Visser zou ik willen zeggen,
dat we in Leeuwarden op het gebied van de doostroming bij
zonder veel hebben gedaan. De cijfers, die ik heb genoemd,
liegen er niet om. Wanneer we die cijfers vergelijken met
die in Gemeenten van vergelijkbare omvang, dan zitten we
hier aan de top. Ik kan de woorden van Mevr. Visser enerzijds
wel begrijpen, want zij is ook door een zekere sociale nood
bewogen en dat spreekt mij altijd wel aan. Wanneer Mevr.
Visser echter de indruk wekt, dat we hier zo geweldig in ge
breke zijn gebleven, terwijl we ons daarentegen juist uitslo
ven om voor deze mensen zoveel mogelijk te doen, dan accep
teer ik die kritiek bepaald niet in de vorm, waarin zij is ge
geven. Bovendien zou ik erop willen wijzen, dat de slechte
en onbewoonbaar verklaarde woningen vaak niet het eigen
dom van de Gemeente zijn en dat de bewoners er vaak met
de harde hand uit moeten worden gezet. Natuurlijk is het
ook heel moeilijk andere woonruimte voor deze vaak onaan
gepaste gezinnen te vinden. De woningbouwcorporaties voe
ren ook liefst een selectief beleid. We zullen de moed moe
ten hebben om een bepaalde wijk aan te geven, die straks
wordt bestemd voor dit soort mensen. We zijn daar wel mee
bezig en we hebben daarover in B. en W. al een beslissing ge
nomen.
N.a.v. de opmerking van Mevr. Visser over de commissie
tot begeleiding van saneringsgevallen zou ik erop willen wij
zen, dat de Gemeentelijke Sociale Dienst op ons verzoek
iemand beschikbaar heeft gesteld tot sociale begeleiding van
moeilijke gezinnen, die moeten worden verplaatst. (Mevr.
Visser-van den Bos: De commissie tot begeleiding van sane-
ringsgevallen zou goed werk hebben kunnen doen voor b.v.
de gezinnen in deze 18 onbewoonbaar verklaarde woningen.
De sociale begeleiding van dergelijke gezinnen werd, toen
deze commissie nog bestond, gedaan door iemand van de
Sociale Dienst en door het particulier maatschappelijk werk.
Er bestond daarbij een uitstekend overleg.) Dat is mij niet
bekend en misschien wil de heer De Boer daarop even rea
geren.
De heer De Boer: Die commissie heeft inderdaad goed
werk verricht. Zij is echter opgeheven, toen de Wielenpölle
bezet was. Zij had toen nl. geen taak meer, doordat het aantal
woningen, dat jaarlijks onbewoonbaar werd verklaard, daar
voor te klein was. De heer Van Houten heeft dit werk nu
overgenomen en bespreekt alle gevallen met Mej. Planting
van de Sociale Dienst. We proberen ook de bewoners van de
18 onbewoonbaar verklaarde woningen wel te helpen, maar
ze moeten zelf ook willen. Ik geloof, dat het feit, dat deze 18
onbewoonbaar verklaarde woningen nog steeds niet zijn ont
ruimd, gewoon het gevolg is van de omstandigheid, dat deze
mensen er eigenlijk liever niet uit willen en daarvoor aller
lei voorwendsels opgeven. Dit zijn allemaal oudere mensen,
die daar altijd hebben gewoond en zolang er geen gevaar is,
laten we hen daar maar zitten.
Mevr. Visser-van den Bos: Naar mij is medegedeeld, is die
commissie indertijd opgeheven, omdat de Sociale Dienst er
geen mensen meer voor beschikbaar had. Uit het antwoord
van Wethouder De Jong blijkt wel, dat maar een paar van de
mensen, gehuisvest in deze 18 onbewoonbaar verklaarde
woningen, daar niet weg willen. Het is dan ook wel een
trieste zaak, wanneer men al die mensen maar aan hun lot
overlaat.
De heer De Jong (weth.): Deze 18 onbewoonbaar ver
klaarde woningen zijn nog niets in vergelijking met de 1100
krotwoningen, die we hebben. Die krotwoningen vormen
voor mij het probleem en, nu we dat probleem zodanig aan
pakken, dat we er ook eens een keer doorkomen, had ik eigen
lijk wat meer waardering verwacht. (Mevr. Visser-van den
Bos: Mijn eerste kantoorbaan was bij een accountant en die
zei tegen me: „Je moet er goed aan denken, dat je, wanneer
je bij de mensen komt, wel kritiek zult krijgen voor de din
gen, die je verkeerd doet. Er wordt nl. van je verwacht, dat je
het goed doet." Ik zou het heel beroerd vinden, wanneer U
de indruk had, dat ik steeds maar negatief wil zijn. Dat is be
slist niet het geval. We willen hier met elkaar iets bereiken
en dan is het soms doodgewoon nodig, dat we aantonen, waar
naar onze mening nog iets kan worden verbeterd. Ik ben dol
blij met al de dingen, die goed gaan, maar ik hoop, dat we met
elkaar ook zullen proberen om die andere dingen op te los
sen.) Mevr. Visser heeft ook nogal wat gezegd over de toe
wijzing van flats aan vrijgezellen. De flats van 137,60 tot
145,worden niet toegewezen aan vrijgezellen beneden
40 jaar. Bovendien konden we deze woningen, nadat we er
behoorlijk mee hadden lopen venten, niet kwijt, omdat de
mensen er niet in wilden ook de bejaarden niet. De be
jaarden moeten dat eerst ook leren en willen vaak niet in
flats. Misschien moeten we, wanneer we een flatgebouw heb
ben, dat zich voor bejaardenhuisvesting leent, daaraan nog
meer bekendheid geven om daarvoor meer gegadigden te
krijgen. Ik kan me voorstellen, dat de woningbouwcorpora
ties, wanneer ze deze flats niet kwijt kunnen, deze in laatste
instantie maar toewijzen aan vrijgezellen. We hebben erop
aangedrongen, dat het flatgebouw van „Beter Wonen", dat
thans wordt gebouwd in De Kei, wordt gereserveerd voor
bejaarden, die we zoveel mogelijk in relatie willen brengen
met de renovatie- en amovatiepanden.
De heer Visser: Ik wil niet de indruk wekken, dat ik mij
negatief opstel tegenover het Bureau Huisvesting, maar ik
ben op dit moment niet doordrongen van het nuttig rende
ment van de voor dit bureau geraamde uitgave. Daarom zou
ik in de plenaire zitting nog op deze kwestie terug willen ko
men.
De heer Kingma: Aangezien de antwoorden op de vragen
7 t/m 11 ons schriftelijk zullen worden verstrekt en die ant
woorden aanleiding zouden kunnen geven tot een verzoek
om nadere informaties, zou ik mij gaarne het recht voorbe
houden om in de plenaire zitting op de vragen 7 t/m 11 te
rug te komen.