A
daarbij op het plan dat de Raad enige tijd geleden onder
ogen heeft gehad. Ik wil graag snel een oplossing zien.
Ik heb al eens gezegd, dat, als deze dienst ergens on
derdak vindt, ik hier niet meer zitten zal. Ik blijf trou
wens nog wel graag een poosje hier zitten. Je moet
echter reëel zijn en het beste doen. Als je zelf wilt
gaan bouwen, moet je geld lenen en ik zie G.S. de
portefeuille al trekken voor een Dienst van Sociale
Zaken. Ik heb daar niet zoveel fiducie in. Ik ben van
oordeel, dat wij door een gebouw als dat tenminste
tijdig klaar komt te huren, in korter tijd uit de zor
gen zijn.
De Voorzitter: Ik kan U, in aanvulling op hetgeen
de Wethouder gezegd heeft, heel concreet zeggen, dat,
als wij in de Raad komen met een voorstel tot het
huren van dit gebouw, dan vaststaat, dat dit gedeelte
van het totale gebouw zodanig kan worden ingericht,
dat het absoluut geschikt is voor de Sociale Dienst.
De mogelijkheid was, toen het gesprek hierover werd
geopend, nog volledig aanwezig om daaromtrent wen
sen kenbaar te maken. Toen de Gemeente in dit ge
sprek betrokken werd, waren de bouwers nog niet in
contact met zoveel huurders, dat ze niet volledig re
kening konden houden met de wensen, die wij hebben,
om dat gebouw volledig geschikt te doen zijn voor de
Sociale Dienst. Dat is dus een groot winstpunt.
Er is nog een tweede winstpunt en ook in dat op
zicht deel ik de mening van de Wethouder: Het zal
langs geen enkele andere weg mogelijk zijn op snellere
wijze te komen tot een goede en doeltreffende huisves
ting voor de Sociale Dienst. Deze dienst heeft dat
zijn wij met elkaar, dacht ik, wel eens het meest
behoefte aan verbetering van de huisvesting. Ik hoop
met Wethouder Heetla, dat wij op korte termijn in
staat zijn met een tot het huren van een gedeelte van
dit gebouw strekkend voorstel bij de Raad te komen.
De Raad zal dan moeten beslissen of een en ander aan
vaardbaar is. Ik kan voorts nog mededelen, dat het in
het voornemen ligt, dat niet alleen de Sociale Dienst
hierin ondergebracht zal worden, al zal die het grootste
deel wel in beslag nemen. Wij gaan na, of er nog een
enkele andere tak van dienst in dit gebouw zou kun
nen worden ondergebracht. Ik denk dan m.n. aan een
deel van de takken van dienst die nu tijdelijk een on
derkomen hebben gevonden in het van de F.B.T.O.
gehuurde pand aan de Oude Veemarkt. Dat gebouw is
slechts voor beperkte tijd gehuurd. Dat is heel bewust
geschied. Misschien is er nog ergens een dienst die
niet zo heel best is gehuisvest en dus is de kans vrij
groot, dat wij straks bij U met een voorstel komen om
nog enkele takken van dienst in dat gebouw onder te
brengen.
Begroting Algemene Dienst.
Hoofdstuk IX.
Algemeen.
De Voorzitter: Ik maak U erop opmerkzaam, dat
vraag 6 al is behandeld bij Afd. III.
De heer Heetla (weth.)De vraag is gesteld of het
College in overweging zou willen nemen over te gaan
tot het aanstellen van sociale raadslieden. Deze raads
lieden zouden hulp kunnen bieden aan de burgers in
onze gecompliceerde samenleving. Ik wijs erop, dat
voor onze bejaarde stadgenoten het boekje „Boven 65"
is uitgegeven en dat daarin een duidelijk overzicht
wordt gegeven van de bestaande mogelijkheden. Het
ligt hier bij mij voor een ieder die het niet kent ter
inzage. U mag er een exemplaar van mee naar huis
nemen. Er wordt als centraal inlichtingenbureau in
genoemd het adres van de functionaris van de Sociale
Dienst, die speciaal met het bejaardenwerk belast is.
Deze functionaris treedt tevens op als secretaris van
de Commissie Bejaardenwerk, de Raad voor het Be
jaardenwerk in oprichting en de Commissie Opname-
beleid. Vooralsnog meen ik, dat voor de gehele bevol
king de verschillende levensbeschouwelijke instellingen
voor maatschappelijk werk de functie van sociale raads
man kunnen vervullen. Ook die instellingen hebben on
langs voorlichtingsfolders verspreid en ook de Gemeen
telijke Sociale Dienst doet daaraan mee. Deze folders
kunt U bij mij ook ter inzage krijgen. Een grote folder
hangt in de wachtkamer van de Spoorwegen, in de
wachtkamer van de doktoren en bij alle diensten, wel
ke daarvoor in aanmerking komen. Daar staan alle
adressen op van de instellingen voor maatschappelijk
werk en de bureaus waar iedereen, ook de bejaarden,
zich kan vervoegen.
Er is bovendien onlangs nog overleg geweest over
de vraag of in een bepaalde wijk nog aparte spreek
uren voor de bevolking zouden moeten worden gehou
den. Dat overleg wordt nog voortgezet. Voorlopig lijkt
het erop, dat de Sociale Dienst en de 4 levensbeschou
welijke instellingen gemakkelijk genoeg bereikbaar zijn
voor de bevolking, vooral nu diverse personen, als huis
artsen, wijkverpleegsters, buurtwerkers enz. de adres
sen kennen en de mensen daarheen kunnen verwijzen.
In de tweede plaats is er geïnformeerd naar de sa
menstelling van de Centrale Commissie Opnamebeleid
Bejaarden. Deze commissie is samengesteld uit verte
genwoordigers van de besturen van de verzorgings- en
rusthuizen en enkele vertegenwoordigers van de Ge
meente. Zij is tot stand gekomen na overleg tussen
B. en W. en de besturen van de tehuizen. Momenteel
hebben de volgende personen zitting in de commissie:
de heer Stienstra, voorzitter van Greunshiem; de heer
Van der Werf, voorzitter van St. Jozef; dr. Terpstra
van de G.G.D.; mr. Aarts van de G.S.D. en de heer
Gooijenga, optredend als secretaris van de commissie.
N.a.v. de derde vraag deel ik U mede, dat deze com
missie een onderzoek heeft ingesteld naar de omstan
digheden van enkele honderden bejaarden, die naar de
mening van diverse instanties, zoals instellingen voor
maatschappelijk werk, voor gezinszorg, Kruisverenigin
gen, artsen en specialisten, dringend behoefte hebben
aan hulp. Van al die gevallen is een rapport opge
maakt; de commissie heeft nagegaan welke hulp nood
zakelijk is en met welke graad van urgentie de hulp
verleend moet worden. De commissie is omstreeks sep
tember vorig jaar met haar werkzaamheden begonnen.
Ter illustratie van hetgeen de Centrale Commissie tot
dusver heeft verricht, geef ik U nu de volgende cijfers.
Daarbij teken ik aan, dat dit een moment-opname is
van de toestand op 16 januari 1970. Het aantal aan
meldingen bedroeg 408. Van die 408 bejaarden waren
er 249 door huisartsen en specialisten gemeld bij de
G.G.D., 159 door instellingen voor maatschappelijk werk
en de G.S.D. In totaal werden er van dat aantal 365
behandeld. Hiervan bleken er 45 verpleegbehoeftig
(lichamelijk) deze gevallen waren urgent en enkele
zeer urgent. Er waren onder dat aantal 21 psychisch
gestoorden; die zijn naar de S.P.D. verwezen. Zeker
de helft van dat aantal is verpleegbehoeftig. Er waren
onder dat aantal verder 178 zeer urgente en urgente
verzorgingsbehoeftigen. De overige 75 gevallen waren
minder urgent; deze mensen worden tot nu toe op een
of andere manier extramuraal geholpen, dan wel ze
worden door familieleden geholpen. Ik resumeer: Er
waren dus 230 a 240 zeer urgente en urgente verzor
gings- en verpleegbehoeftige bejaarden; d.w.z. 2,2% van
het totaal aantal bejaarden.
De goede functionering van het openbaar bejaarden
werk, waar vraag 5 zich mee bezig houdt, de zgn.
extramurale zorg, achten wij van groot belang, omdat
daardoor heel wat nood gelenigd kan worden. Boven
dien kan er heel wat angst en onzekerheid worden
weggenomen. Door het College wordt intensief mee
gewerkt aan het tot stand komen van dienstencentra.
De Gemeenteraad heeft, zoals U bekend is, reeds sub
sidie en garanties toegezegd voor een dienstencentrum
aan het Vliet. In het Stadhuis bevindt zich daarvan
een maquette. Verder wijs ik U erop, dat er momenteel
een wijziging van de gemeentelijke subsidieregeling
voor de gezinsverzorging op stapel staat. Indien deze
regeling t.z.t. wordt aanvaard, zal aan de financiële
moeilijkheden van de gezinsverzorgingsinstellingen gro
tendeels zijn tegemoetgekomen. Zoals U bekend zal
zijn, verlenen deze instellingen ook belangrijke dien
sten aan onze bejaarde stadgenoten, waarbij ik denk
aan de bejaardenhulp. Samenvattend kan ik stellen,
dat het College alles doet om het open bejaar
denwerk te bevorderen. Momenteel zijn reeds 246 be
jaardenhelpsters, dat zijn vrouwen die de bejaarden
enkele uren per week helpen bij het huishoudelijk werk,
in deze Gemeente werkzaam. Vergelijken wij dit cijfer
5'
met het cijfer van 1965, dan betekent dit een stijging
met ruim 200 bejaardenhelpsters.
De directeur van de verpleeg- en reactiveringsinrich
ting heeft in een bijeenkomst van de provinciale be
jaardencommissie enkele gegevens bekend gemaakt
omtrent de bejaardenproblematiek als geheel. Hij heeft
o.m. gesteld, dat de bejaardengolf haar hoogtepunt nog
niet heeft bereikt. Door welke factoren wordt het aan
tal bejaarden bepaald? In de eerste plaats door het
geboortecijfer. Het is U uiteraard bekend, dat het ge
boortecijfer de laatste decennia zeer sterk is gestegen.
In de tweede plaats wordt het getal beïnvloed door de
nog steeds voortschrijdende daling van de sterftekans.
Uitgaande van deze beide factoren is op eenvoudige
wijze te berekenen, dat over 15 k 20 jaar het aantal
bejaarden een zeer sterke stijging zal ondergaan. Bo
vendien wil ik erop wijzen, dat m.n. het aantal hoog
bejaarden een sterke stijging zal ondergaan en dat zijn
de bejaarden, die in doorsnee de meeste zorg no
dig hebben. Er wordt verwacht, dat deze groep de
eerste 25 a 30 jaar met 125% zal toenemen. Daarbij
is dan nog geen rekening gehouden met de regionaal
sterk verschillende migratiefactor. Als we nu deze cij
fers betrekken op een stad als Leeuwarden, dan be
tekent dat, dat het aantal hoogbejaarden in Leeuwar
den over 15 a 20 jaar plm. 10.000 zal bedragen. Dat
aantal komt overeen met het huidige aantal inwoners
boven de 65 jaar in deze Gemeente. Over 15 a 20 jaar
zouden we hier dus ongeveer 20.000 inwoners boven de
65 herbergen, waaronder dan 10.000 hoogbejaarden.
Heb ik nu gesproken over de kwantiteit van de be
jaarden, nu wil ik aandacht wijden aan wat on
vriendelijk gezegd de kwaliteit van de bejaarden,
m.a.w. de structuur van de bejaarden. Dit probleem is
van even groot belang als dat van de aantallen. De
moeilijkheid is evenwel, dat over dit probleem veel min
der bekend is dan over de aantallen, die ik net noemde.
Het is, om een voorbeeld te noemen, bijzonder moeilijk
om te voorspellen, hoe de maatschappelijke en de me
dische structuur van de bejaarde bevolking t.z.t. zal
zijn. In deze tijd van snelle maatschappelijke ontwik
keling is het niet of nauwelijks te voorzien, hoe de be
jaarden van straks zullen leven. Om nog eens een voor
beeld te noemen, wellicht zal de toekomstige bejaarde
door langere en betere scholing beter in staat zijn zich
zelf bezig te houden. Op dit moment kunnen we om
trent dit soort problemen slechts een gissing maken.
Daarom is een beleidsnota over deze zaak op dit mo
ment moeilijk te geven. Niettemin meent het College,
dat door een doelmatig beleid op langere termijn aan
deze problemen het hoofd kan worden geboden. Om U
toch te informeren over de wijze, waarop het College
dit voor de naaste toekomst denkt te doen, deel ik U
het volgende mede. M.b.t. het nieuwe gemeentelijke te
huis voor bejaarden zal U binnenkort een schetsplan
worden aangeboden van een (ik zou haast zeggen)
nieuwe Haniasteeg. De heer Aarts zal er een hekel
aan hebben, dat ik het zo zeg, maar het feit ligt nu
eenmaal zo. De plannen zijn al lang in de pen en er is
al veel over gesproken. De plaats, waar het zou ver
rijzen, is nogal eens gewijzigd, maar nu zal het dan
toch worden gesticht aan de Borniastraat. Destijds was
er een commissie voor dit plan, waarin deskundigen
zitting hadden, o.a. dr. Pfaff, ir. Hermens, dr. Bonne-
ma en enkele technische ambtenaren van de gemeen
telijke diensten. De aanvankelijke inzichten m.b.t. het
bejaardenwerk zijn later weer gewijzigd en men is van
laagbouw overgestapt naar hoogbouw om de kamers
en de gangen groter te krijgen, zodat de mensen beter
verzorgd kunnen worden. Omdat er extramuraal ge
holpen moet worden en de bejaarden maximale ver
zorging gegeven moet worden, is er meer ruimte nodig.
Daaruit blijkt, dat met de laatste inzichten daaromtrent
rekening is gehouden. Dat is mede de oorzaak ervan,
dat het nogal lang heeft geduurd. Schetsplan en ma
quette zijn klaar; ik hoop, dat de Raad er binnenkort
kennis van kan nemen.
Onze gedachten gaan uit naar de opneming in het tehuis
van bejaarden, die maximale verzorging nodig hebben,
m.a.w. bejaarden die huishoudelijke hulp en geringe hulp
aan hun eigen lichaam nodig hebben. De opzet van dit
plan is zodanig, dat ter plaatse ook de extramurale
verzorging tot ontplooiing kan komen. Wij denken in
dit verband aan de mogelijkheid om in dit huis een
soort dienstencentrum in te bouwen. Dat zal dan moe
ten geschieden in overleg met de instanties die daar
voor in aanmerking komen. Men heeft in die richting
ook wel eens gedacht, maar er is mij verzekerd door
de deskundigen, dat het misschien mogelijk zou zijn
om in dit nieuwe verzorgingscentrum ook zo iets te
bouwen voor de buurtbewoners, die er dan van kunnen
meeprofiteren. Dat moet nog onderzocht worden; de
mogelijkheid is in ieder geval wel aanwezig.
Het College meent, dat het centrale opnamebeleid
zich alleen moet richten op de bevordering van de op
name van verzorgingsbehoeftige bejaarden. Samenwer
king op dit gebied van alle op dit terrein werkzame
instellingen achten wij van het grootste belang. Indien
dit beleid gerealiseerd kan worden is het mogelijk in
zijn totaliteit te bekijken, wat er op dit punt aan extra-
voorzieningen moet worden verwezenlijkt. Toch zal
naar de mening van het College op zeer korte termijn
iets gedaan moeten worden om de ergste nood te leni
gen. Wat dat betreft kan ik U dan ook mededelen, dat
het College met enkele woningbouwcorporaties overleg
heeft gepleegd over de inrichting als bejaardenflats van
nog te bouwen of in aanbouw zijnde flatgebouwen.
Ook beraadt het College zich over de bouw van be
jaardenwoningen, zoals ook reeds door een van mijn
collega's is medegedeeld. Bovendien vindt uitbreiding
plaats van de verzorgingsinrichting Sonnenborgh, het
Gereformeerd Rusthuis en Greunshiem, waardoor in
totaal 190 bedden worden gewonnen. Voorts wijs ik U
op het over enige jaren gereedkomende nieuwe ge
meentelijke tehuis voor bejaarden, waar ik zoeven over
sprak. Het nieuwe verpleegtehuis, dat hopelijk dit jaar
gereed zal komen, zal ook nog een oplossing kunnen
bieden voor de bejaarden, in ieder geval voor die be
jaarden, die langdurig verpleegd moeten worden.
Dan kan ik U nog mededelen, dat in het kader van
snel te realiseren noodoplossingen onderhandelingen
worden gevoerd met de besturen van enkele tehuizen
over het creëren van een aantal noodbedden.
Tenslotte noem ik in dit verband een aantal cijfers
om U enig inzicht te geven in het aantal bejaarden,
dat momenteel is opgenomen in tehuizen. Op 31 decem
ber 1968 was het aantal personen van 65 jaar en ouder
10.679; dat is 12,1% van de totale bevolking. Het lan
delijk percentage bedroeg op dezelfde datum 9,9. Mo
menteel zijn er opgenomen in serviceflats Aldlanstate
324 bejaarden, Nijlanstate 136, Westeind 73, Valerius 61,
totaal 594, dat is 5,6%. Verzorgingstehuis Greunshiem
267, Hervormd Rusthuis 28 dit zijn verpleegtehuizen
Gereformeerd Rusthuis 77, Huize Sint Jozef 107,
Sonnenborgh 61, gemeentelijk tehuis voor bejaarden 95,
Sint Anthony Gasthuis 237, totaal 772, of 7,2%. Gab-
bema Gasthuis 22, Marcelis Goverts Gasthuis 19, Ritske
Boelema Gasthuis 36, Charlotta en Johannastichting 12,
Fribourg 10, totaal 99 of 0,9% en voorts in particuliere
pensions 60 of 0,6%. Totaal zijn er dus in serviceflats,
verzorgingstehuizen en gasthuizen 1525 bejaarden of
14,1%. Volgens de statistiek van de bejaarden over
1966 (uitgaaf Centraal Bureau voor de Statistiek) ver
bleef van de totale bejaarde bevolking van Nederland
7% in bejaardenoorden. Dat aantal zal de laatste jaren
stellig gestegen zijn. U kunt daaruit wel concluderen,
dat Leeuwarden op dit terrein niet is achtergebleven.
Bij het aantal van 1525 zijn nog niet meegeteld de ver
pleegbedden van het Parkherstellingsoord en ook niet
die van de Hervormde Diaconie. Het percentage be
jaarden is vooral in Leeuwarden sterk gestegen. Ook
is onmiskenbaar van invloed geweest de oprichting van
serviceflats aan het Europaplein en wat dies meer zij.
Het opbouwwerk, dat in vraag 11 ter sprake wordt
gebracht, ook wel welzijnswerk genoemd, staat de laat
ste tijd enorm in de belangstelling. De Gemeentelijke
Commissie Opbouwwerk is pas enkele malen in verga
dering bijeen geweest en heeft eigenlijk nog maar en
kele bijzondere aanvragen behandeld. Ik weet niet of
het nu het juiste moment is om als Gemeentebestuur
een totale visie op dit terrein in een nota neer te leg
gen. De gehele materie is op het ogenblik erg in bewe
ging. Het spreekt echter vanzelf, dat het College steeds
bereid is om samen met de commissie, die voor uit
breiding vatbaar is, dit principiële vraagstuk in studie
te nemen en te bespreken, om zodoende stap voor stap
tot een goede coördinatie te komen op dit terrein.