07-8
De heer Bouma: Niet zo lang geleden heeft desge
vraagd oud-Minister Vrolijk gezegd, dat hij geen be
hoefte had aan een totaal welzijnsbeleid onder een de
partement, maar dat hij het toch wel zou toejuichen,
wanneer er ergens t.a.v. dit beleid een coördinatiepunt
zou komen. In onze Gemeente is dat welzijnsbeleid ver
spreid over vele takken van dienst. Het is mij onlangs
weer opgevallen, welke moeilijkheden dat kan opleve
ren. De Wethouder kan nu wel constateren, dat er
genoeg wordt gedaan door het verspreiden van boek
jes en folders enz., maar ondanks dat schijnt het toch
niet zo te lopen als we graag willen. Bij lezing van
blz. 3 van de brochure „Wirdum leeft" krijgt men de
indruk, dat er toch wel iets aan schort. Daar wordt
onder het hoofd „inleiding" verteld, hoe deze mensen,
toen zij in het kader van het welzijnsbeleid iets wilden
doen, van het ene bureau naar het andere werden ge
stuurd. Ze werden overal vriendelijk ontvangen, maar
ze schoten er weinig mee op, totdat ze bij Wethouder
Heetla die ze uiteraard ook vriendelijk ontving
terecht kwamen. Na al die omzwervingen konden ze
toen eindelijk tot zaken komen. Ik zou er, mede n.a.v.
vraag 1, bij U op willen aandringen te onderzoeken of
het nu geen tijd wordt, dat in het kader van het gehele
welzijnsbeleid onze Gemeente een coördinatiepunt heeft.
Ik zou er de voorkeur aan geven dit coördinatiepunt te
leggen b.v. bij de afd. Kabinet en Algemene Zaken,
waar dan al naar behoefte een of twee ambtenaren
moeten worden aangewezen, die, als er vragen komen
de zaak in goede banen kunnen leiden. Daar moet
iedereen terecht kunnen, daar moet men worden ge
ïnformeerd en verwezen naar de juiste adressen. Dan
voorkomt men omzwervingen zoals die uit de bro
chure blijken. Ik geloof, dat wij grote behoefte hebben
aan zulk een coördinatiepunt.
T.a.v. het bejaardenbeleid zou ik het voorbehoud wil
len maken, dat wij daarop bij de algemene beschouwin
gen terug willen komen, mede als gevolg van de plot
selinge ziekte van mijn collega De Vries.
De Voorzitter: De ziekte van een collega vind ik op
zichzelf geen argument. Er zijn in de praktijk van de
begrotingsbehandeling verschillende malen leden ver
vangen. Ik geloof niet, dat het juist is, dat U hier straks
bij de algemene discussie op terugkomt, omdat iemand
ziek is geworden. Er is voldoende gelegenheid geweest
om de heer De Vries te vervangen.
De heer Stek: Ten einde de namen te kunnen no
teren, zou ik n.a.v. vraag 2 gaarne nog een keer horen,
wie er in deze commissie zitten.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben eigenlijk enigszins
verwonderd, dat in die Opnamecommissie helemaal geen
vrouw zit. Ik dacht, dat er bij de G.S.D. toch wel een
dame was, die in die Opnamecommissie een heel goede
functie zou kunnen vervullen. Het is niet zo maar een
idee; een vrouw benadert de dingen soms weer van een
andere kant of op een andere wijze. Mijn buurman weet
nu al, dat er alleen maar mannen in zitten, nl. de heer
Stienstra, de heer Van der Werf, de heer Gooijenga en
dr. Terpstra. (De Voorzitter: Dus die vraag is al ver
vallen. (Gelach). Het antwoord hebt U in ieder geval
al, mijnheer Stek. Met opzet zijn er mensen gekozen
uit bestuurskringen en uit directiekringen. Er is ook
een kwalificatie gegeven, nl. een bestuurder, een di
rectielid, directie G.G.D. en directie G.S.D. Jammer, dat
geen van die 4 personen een vrouw is. De heer Stien
stra is dus voorzitter van Greunshiem, de heer Van der
Werf is voorzitter van Huize Sint Jozef.)
Ik zou nog graag iets willen zeggen n.a.v. vraag 1.
Ik heb aan het woord „sociale" een bepaalde inter
pretatie gegeven, nl. dat op het ogenblik de samen
leving niet alleen gecompliceerd is voor bejaarde men
sen of voor mensen, die financiële steun behoeven. Er
zijn ook wel mensen, die de weg niet weten voor aller
lei zaken en dat kan jong en oud, rijk en arm be
treffen. Zo zou men b.v. willen weten, hoe men moet ko
men aan de premie voor woningverbetering, of men al
dan niet een vergunning nodig heeft om een huis te
verbouwen enz. Het verhaal over Wirdum frappeerde
me eigenlijk ook al. (De Voorzitter: Nu is dat punt
bij Afd. I afgehandeld. In die Afdeling is uitvoerig ge
sproken over de kwestie, waar men bij de Gemeente
informaties kan krijgen en daarop is ook een uitvoerig
antwoord gegeven.) Ja, maar daar ben ik niet bij ge
weest en we hebben daarover nog niets op schrift.
Dus dat kan ik niet weten. (De Voorzitter: In elk
geval is het nu niet aan de orde.) Valt dat dan niet
onder die zgn. sociale raadslieden, die we met een
wijdere naam voorlichtingsambtenaren kunnen noemen?
(De Voorzitter: Men kan het zó ruim opvatten
Ik zal het heel kort maken. We denken eigenlijk aan
een heel goed geïnformeerd persoon (of hij op Alge
mene Zaken zit of ergens anders doet er niet toe, als
het maar heel goed bekend is, waar hij te vinden is),
die heel goed weet te vertellen, waar de mensen voor
allerlei zaken terecht kunnen. Ik zou dus wel duide
lijk willen onderschrijven, dat ik het een heel belang
rijke figuur vind.
De resultaten van de werkzaamheden van de Op
namecommissie waren eigenlijk al bekend. Ik heb er
hier dan nog wat meer over gehoord. In een enkel op
zicht zijn me de cijfers niet helemaal duidelijk. Ik zou
graag willen weten of de genoemde aantallen ook de
psychisch gestoorden omvatten. (De heer Heetla
(weth.): Die zitten erbij in.) Na de uitvoerige inlich
tingen van de Wethouder rest ons nog de vraag, wat
we op het ogenblik aan het bejaardenprobleem kunnen
doen. We zijn natuurlijk allen verheugd over de uit
breidingen. Ik heb de indruk, dat buiten het genoemde
aantal bejaarden, dat op het ogenblik in zo grote nood
verkeert, er aan die uitbreidingen heus nog wel be
hoefte zal blijven bestaan, juist door de merkwaardige
schepping van service-flats, waar de mensen, wanneer
ze werkelijk hulpbehoevend worden, niet meer de ver
zorging kunnen krijgen, die ze nodig hebben. We kun
nen m.i. er dan ook op rekenen, dat de groep
mensen, die zullen terugvallen op een verzorgings
tehuis met optimale mogelijkheden, steeds wel aan
wezig zal zijn. Daarom lijkt het me ook niet
juist te zeggen, dat deze grote groep bejaarden,
die vandaag of morgen zouden moeten worden
opgenomen, nog even moet wachten, totdat we ze
kunnen opnemen dank zij de uitbreidingen, die op sta
pel staan. Ik geloof, dat het dan voor sommigen te laat
zal zijn. Ik zou dan ook nogmaals de suggestie willen
doen om, zo mogelijk, in een paar flats een paar lagen
vrij te maken voor bejaarden. Er zouden dan enige
voorzieningen moeten worden getroffen (ik denk daar
bij aan bel-apparatuur, weglaten dorpels e.d.) en er
zouden bejaardenhelpsters en -verzorgsters in kunnen
worden gestationeerd, die via de bel-apparatuur te be
reiken zijn. Op die manier kunnen we vandaag of vol
gende maand aan die verschrikkelijke nood tegemoet
komen. Daarop wilde ik gaarne nog wel een toelich
ting hebben.
Natuurlijk moet het open bejaardenwerk nog steeds
worden uitgebreid. Ik heb me er eigenlijk wel over
verbaasd, dat de prachtige service van „Tafeltje-dek-
je" nog niet in aanmerking komt voor een subsidie.
Men heeft dat ook nog niet gevraagd, maar ik heb de
belanghebbenden wel aangeraden daartoe eens een aan
vrage in te dienen. Deze organisatie zit nog steeds
erg moeilijk met het bezorgwerk. Dat is U misschien
ook wel uit anderen hoofde bekend. De mensen van
„Tafeltje-dek-je", die zich zo inzetten voor onze be
jaarden, hebben toch zeker wel een groot compliment
verdiend.
Ik hoop, dat het dienstencentrum aan het Vliet spoe
dig kan worden gesticht. We hebben thans gehoord,
welke mogelijkheden er zijn om bejaardenwoningen te
bouwen. Hoe eerder, hoe liever natuurlijk.
M.b.t. het werk van de Commissie Opbouwwerk stelt
het me eigenlijk een beetje teleur, dat het College nog
geen visie op deze materie heeft en wil wachten tot dit
werk zich iets verder heeft ontwikkeld. Dat stelt mij
teleur, juist omdat deze zaak nu zo in beweging is en
men m.i. een visie moet hebben op het moment, dat
deze dingen zich beginnen te ontwikkelen. Daarmee
kan men eigenlijk niet wachten, totdat e.e.a. in aller
lei vaste vormen is gegoten en blijkt, dat men er
een andere visie op heeft. Zo zou ik b.v. wel eens
willen horen, welke plaats men eigenlijk zou willen
toekennen aan het opbouwwerk, wiens taak dat is (is
dit iets voor het particulier initiatief of meent men,
dat de gemeentelijke overheid hierin de grootste taak
heeft), wat het Centraal Orgaan in dezen zou kunnen
doen enz. Misschien zou ik op deze vragen toch nog
een antwoord kunnen krijgen.
De heer Venema: Ik zou me graag willen aanslui
ten bij de woorden van mevr. Visser m.b.t. het aan
stellen van een persoon, die allerlei inlichtingen kan
geven, een soort ombudsman dit mede i.v.m. de
doorstroming. Het gebeurt nl. meerdere malen, dat
oudere mensen, die in grote huizen wonen, eigenlijk niet
weten, hoe ze moeten handelen, om voor een kleinere
woning in aanmerking te komen. Misschien betreft dat
wel niet zoveel mensen, maar ze zijn er wel. Het lijkt
me dan ook verstandig eens een proef te doen met zo
iemand, die van alles weet.
Van de Wethouder verneem ik, dat het nieuwe ge
bouw voor de Haniasteeg in hoogbouw zal worden op
getrokken. Gaarne zou ik willen vernemen of de reden
hiervan is, dat het stuk grond, waarop dit gebouw
oorspronkelijk werd gepland, te klein is, dan wel of er
bij deze bouwwijze meer tuin rondom het gebouw kan
worden aangelegd. Indien dit laatste het geval is, kan
ik er wel vrede mee hebben. Gaarne zou ik van de
Wethouder willen horen, in hoeveel woonlagen dit ge
bouw zal worden opgetrokken.
De heer Schönfeld: Ik heb zojuist van de Wethou
der vernomen, dat het College zich beraadt over de
bouw van bejaardenwoningen. Ik zou er graag bij het
College op aandringen, dat deze woningen niet alleen
in Wirdum, maar ook in de Leeuwarder binnenstad
worden gepland, te meer, omdat de bevolkingsgroep,
voor wie deze woningen worden gebouwd, het meest
met de oude omgeving vertrouwd is, hier veelal is op
gegroeid en graag nog eens gemakkelijk in de binnen
stad gaat winkelen. Ik geloof, dat we hiermee een
gunstig psychologisch effect zullen bereiken. Voorts
zou ik graag willen vernemen of deze woningen ook
geschikt kunnen worden gemaakt voor invalide bejaar
den en waar deze woningen eventueel zullen worden
gebouwd.
De heer Kingma: N.a.v. vraag 4 zou ik willen vra
gen of „Avondrust" nog wel een tehuis is, dat aan de
eisen voldoet. Uiteraard is „Avondrust" een nette in
richting, maar ik vraag me af of het College dit te
huis wel eens heeft bekeken. Het zijn gewone huisjes,
in het algemeen in de goedkopere bouw, met vrij steile
trappen (soms kwartslag), die voor oude mensen soms
bijna onbegaanbaar zijn. Wanneer deze mensen boven
wonen, hebben ze bijna geen bewegingsmogelijkheden.
De heer Heidinga: Ik zou graag nog een paar op
merkingen willen maken over het bejaardentehuis in
de Haniasteeg. Een aantal jaren geleden hebben we van
G.S. bericht gehad, dat het bejaardentehuis in de Hania
steeg moest verdwijnen en dat we moesten zorgen, dat
er vóór 1 januari 1970 een vervangend tehuis aanwezig
was. We hebben niets en we hebben ook nog geen
plannen. (De Voorzitter: Jawel.) Nee, U misschien,
maar wij niet. Ik vraag me af, of het nu geen moei
lijkheden zal opleveren, dat we dit alles zomaar op de
lange baan schuiven, door welke oorzaak dan ook. Wan
neer ik in G.S. zou zitten, geloof ik, dat ik U bij wijze
van spreken wel op de vingers zou tikken. (De Voor
zitter: Ja, maar U zit er niet in.) Nee, gelukkig niet
en ik heb ook geen kans er ooit in te komen. (De heer
Venema: Je weet het soms niet.) Ja, dat weet ik wel
en drommels goed. (Gelach). Ik hoop niet, dat U mij
vervelend vindt, maar dat bestemmingsplan, waarin
het nieuwe bejaardentehuis zal worden gebouwd, is niet
in de Raad geweest. Wanneer die plannen worden klaar
gemaakt, moeten we, dacht ik, toch wel enige zeker
heid hebben, dat dat tehuis daar inderdaad kan wor
den gebouwd. Ik maak me er zorgen over, dat er thans
een heleboel werk wordt gedaan, terwijl straks mis
schien een of andere instantie van mening is, dat dat
gebouw op die plaats niet kan worden gesticht. Wan
neer ik het zo bekijk, lijkt me dat terrein vrij klein
en we weten b.v. ook niet of daar nu nog wel de ge
schikte wegen langs lopen.
De heer Heetla (weth.)De heer Bouma heeft in
zijn betoog waarschijnlijk gedoeld op een coördinatie
punt voor alle instanties op het gebied van maatschap
pelijk werk, opbouwwerk en wat er verder in de so
ciale sector ligt. (De Voorzitter: In dit opzicht is er
dus ook wel een duidelijk verschil tussen het door de
heer Bouma gestelde en hetgeen door mevr. Visser en
de heer Venema naar voren is gebracht. De heer Bouma
heb ik goed begrepen. Hij spreekt over één centraal
punt en heeft het woord „welzijnsbeleid" gebruikt. Wat
mevr. Visser wilde, is reeds bij Afd. I behandeld.) Deze
kwestie heeft zeker de aandacht van het College. Ik
heb ook wel meegemaakt, dat er mensen bij mij kwa
men, die ik weer moest doorsturen naar de heer Swart
van het ministerie, door wie ze weer werden verwezen
naar de heer Apperloo van de griffie. Op dit terrein
is echter niet veel coördinatie te brengen, want het
betreft allemaal aparte instanties, waarbij het Ge
meentebestuur natuurlijk ook meespeelt. Ik mag wel
eerlijk zeggen, dat we er wat mee zitten. We probe
ren echter oprecht een soort coördinatiepunt te leggen
bij de Afd. Algemene Zaken. Er zal hierover nog eens
moeten worden gesproken in het Opbouworgaan en bij
andere instanties. Het is mij echter nog niet duidelijk,
hoe we een coördinatie tot stand moeten brengen met
het Ministerie van Maatschappelijk Werk en de Grif
fie. (De Voorzitter: Wat de Secretarie betreft kun
nen we wel stellen, dat we duidelijk koersen in de rich
ting, dat op een van de Secretarie-afdelingen iemand
is te vinden, die kennis draagt van deze verschillende
werkzaamheden. Om dit te concretiseren heeft de Wet
houder wel de meest juiste suggestie gedaan, nl. om
een en ander nog eens te bespreken in de Commissie
Opbouwwerk.)
Op de desbetreffende vraag van mevr. Visser kan ik
antwoorden, dat er waarschijnlijk nooit aan is gedacht
een vrouw in de Centrale Opnamecommissie te benoe
men. Die Commissie is indertijd niet door het College
samengesteld, maar door de tehuizen en die hebben geen
vrouw voor deze commissie voorgedragen. (De heer
Heidinga: Dus het is geen gemeentelijke commissie.)
Het hele opnamebeleid is indertijd een enorm moeilijke
kwestie geweest. Jarenlang zijn mijn voorgangers er
mee bezig geweest hier een opnamebeleid tot stand te
brengen. Dat wilde maar niet lukken. De Voorzitter,
Weth. Ten Brug en ik hebben ten slotte nogmaals een
poging daartoe ondernomen en met zeer veel moeite
hebben we de vertegenwoordigers van deze tehuizen
ervan kunnen overtuigen, dat er een centraal opname
beleid móést komen. Gelukkig zijn ze er toen toe ge
komen zelf enkele personen voor deze commissie voor
te dragen. (De Voorzitter: Althans 2 leden van deze
commissie. Deze Opnamecommissie is in gezamenlijk
overleg benoemd door het Gemeentebestuur en de bestu
ren van alle tehuizen. Met elkaar zijn we het er over
eens geworden, dat deze commissie zou moeten be
staan uit een bestuurder van de tehuizen, uit een lid
van de directie van de tehuizen, uit de directie G.S.D.
en uit de directie G.G.D.) De vertegenwoordigers van
de tehuizen hebben toen in overleg met elkaar de
heren Stienstra (voorzitter Greunshiem) en Van der
Werf (penningm. Huize St. Jozef) aangewezen. Het
is dus ook slechts een toevalligheid, mevr. Visser, dat
er geen vrouw tot dit viertal behoort.) Deze Opname
commissie maakt natuurlijk wel geregeld gebruik van
de adviezen van vrouwen, nl. van de maatschappelijk
werksters.
Dan vraagt mevr. Visser of het mogelijk is flats
geschikt te maken voor bewoning door bejaarden. Ik
meen, dat ik toch reeds heb gezegd, dat daarover met
de woningbouwcorporaties wordt gesproken. Het is na
tuurlijk nog de vraag of we dan af zijn van de urgente
gevallen. (Mevr. Visser-van den Bos: Ik dacht, dat U
had gezegd: „Die nog gebouwd zullen worden.") Ja,
maar ook in aanbouw zijnde flats. Er is nog één in
aanbouw. O.a. de torenflat is ook heel geschikt voor
bejaarden. Er wonen ook al heel wat in. Wethouder
De Jong pleegt over deze kwestie overleg met de wo
ningbouwcorporaties en dus niet alleen m.b.t. de nog
te bouwen flats, maar ook tot de reeds in aanbouw
zijnde flats. (De Voorzitter: Op dit punt vraagt mevr.
Visser naar de bekende weg, want Wethouder De Jong
heeft daarop ook een heel concreet antwoord gege
ven en heeft verteld, over welke flats hij in onderhan
deling was met het oog op de opname van bejaarden.
Dat was in de Kei.)
Het was niet nodig geweest, dat mevr. Visser een