\$dz
VC 82
openbaar. De Kamer heeft zelf bekend gemaakt, dat
zij het Gemeentebestuur gunstig heeft geadviseerd.
We gaan nu overleg plegen zowel met de centrumwin
keliers als met de vakorganisaties en met „Tot Op
bouw". Deze laatste groep is er ook bij betrokken en
ik meen, dat deze groep moet worden gezien als de
spreekbuis van de consumenten. Naar mijn oordeel zul
len we alle partijen moeten horen. Nadat dit overleg
is gepleegd, zal het College zijn standpunt bepalen en
eventueel komen met een voorstel aan de Raad.) tk
heb dezer dagen gehoord, dat er een persconferentie
zal plaats vinden van centrumwinkeliers met de werk
geversorganisaties over hun standpunt. Ik geloof, dat
het belangrijk is om te weten, wat hier wordt gezegd,
alvorens het College zich met deze zaak gaat bezig
houden. (De Voorzitter: Ik zeg normaals, dat we over
leg zullen plegen.) Ja, maar ik zou me er toch niet te
sterk aan willen binden, dat het allemaal zal gebeuren.
Misschien zullen we er niet aan kunnen ontkomen. (De
Voorzitter: Nee, maar ik zeg ook, dat het College na
dit overleg een standpunt zal innemen en al of niet
met een voorstel bij de Raad zal komen.)
De heer Weide: Ik wil het College wel graag ver
zoeken om de uiterste voorzichtigheid te betrachten,
gezien de vele ongunstige ervaringen rond het pro
bleem van de koopavond elders in den lande.
De Voorzitter: Ik dacht, dat alles heel duidelijk was.
We gaan een zorgvuldige procedure volgen, alvorens
we een voorstel doen. We overleggen zoveel mogelijk
met een ieder, die hierbij betrokken is. We informeren
en oriënteren ons zoveel mogelijk. Ik dacht, dat dit wel
de juiste procedure was. Daarna komen we al dan niet
met een voorstel in de Raad. Uw Raad zal dan moeten
beslissen of het al dan niet gebeurt en niet wij. (De
heer Venema: Dus U deelt Uw standpunt mede aan
de Raad.) Niet, wanneer het College niet over wil gaan
tot het instellen van een koopavond. U hebt echter
altijd het recht om daarover vragen te stellen.
De heer Venema: Ik vrees, dat hier een klein mis
verstand is ontstaan door het langs elkaar heen wer
ken van de verschillende instanties. Oorspronkelijk
kwam het verzoek van 't Nijlan, terwijl de instanties,
die het eigenlijk aanging, er niets van wisten.
Volgno. 586.
De heer Heetla (weth.): De in de loop van 1969
afgekondigde verlaging van de premie van 15 tot 10
pet. werd door ons betreurd. Gelukkig is deze verla
ging voorlopig een jaar opgeschort. E.e.a. neemt niet
weg, dat we het onjuist vinden, dat een regeling, die
bedoeld is om een structurele achterstand te helpen op
heffen, op grond van conjuncturele omstandigheden
wordt gewijzigd. Er wordt door ons College aan deze
zaak alle aandacht geschonken en we proberen eruit
te halen, wat erin zit. Maar het is ook wel een politieke
zaak, die dan ook wel eens in de Kamer speelt.
Aan de bevordering van de industrialisatie is in 1969
veel aandacht geschonken. Van de hierbij toegepaste
middelen kunnen worden genoemd:
a. nog bescheiden acquisitie in de vorm van het
schriftelijk, telefonisch of persoonlijk benaderen van
ondernemingen, waarvan bekend is, dat ze naar nieu
we vestigingsplaatsen zoeken;
b. het bezoeken van in de stad gevestigde onderne
mingen met het doel de contacten tussen overheid en
bedrijfsleven te versterken. Vooral dit punt heeft onze
bijzondere aandacht gehad in 1969. Ik heb zelf het ge
noegen gehad om met de heer Van Dijk, het hoofd van
de Afd. Economische Zaken, verschillende bedrijven te
bezoeken en dat heeft reeds tot aardige resultaten ge
leid;
c. het, waar mogelijk, hulp bieden aan ondernemin
gen bij uitbreiding, verplaatsing etc. binnen de stad,
hetzij in de vorm van voorlichting, hetzij door meer
daadwerkelijke hulp, zoals het zoeken naar oplossingen
bij reeds aanwezige of dreigende knelpunten;
d. d.m.v. de Stichting Bedrijfsgebouwen Leeuwarden
financieren van bedrijfsgebouwen door de Gemeente,
alsmede het bemiddelen van financiering door derden.
Hiertoe is tevens te rekenen het op voorraad bouwen
van industriehallen. Ik denk, dat het U bekend is, dat
een paar van deze hallen in aanbouw zijn. Er is een
tijd geweest, dat dit niet kon, maar nu het weer moge
lijk is, wordt het ook door de Stichting Bedrijfsgebou
wen gedaan;
e. het leggen en onderhouden van contacten met in
stellingen, die een adviserend karakter hebben, zoals
ETIF, K.v.K., Zakencentrum, Maatschappij van Nijver
heid en Handel, Districtsbureau voor de Arbeidsvoor
ziening en andere instanties. Gezien de bij deze activi
teiten ontmoete reacties van de zijde van het bedrijfs
leven, menen we op deze weg voort te moeten gaan.
Alhoewel er tot dusverre geen spectaculaire nieuwe
vestigingen uit deze activiteiten zijn voortgekomen, heb
ben ze toch tot gevolg gehad, dat een drietal reeds
gevestigde ondernemingen, die voor de keuze stonden
naar elders te gaan of in Leeuwarden uit te breiden,
gekozen hebben voor het laatste. Deze bedrijven zijn:
Friesch Isolatiebedrijf, Thomassen en Drijver en Du-
costo. Het waren bedrijven, waarmee nogal wat moei
lijkheden zijn geweest. Deze bedrijven zijn gelukkig
gebleven, ook dank zij de steun en medewerking van
Uw Raad. Deze ondernemingen hebben door deze uit
breiding ongeveer 250 man personeel extra nodig. In
dien deze ondernemingen waren weggegaan, dan had
den we een verlies gehad van 650 arbeidsplaatsen. We
zijn van mening, dat bij de verdere industrialisatie de
schone industrieën in het algemeen de voorkeur ver
dienen. Dat betekent natuurlijk niet, dat minder schone
industrieën bij voorbaat al verworpen moeten worden.
Men zal eerst moeten weten, wat men kan krijgen, zo
dat de voor- en nadelen kunnen worden overwogen.
Directe acquisitie in het buitenland vond niet plaats.
Het College heeft geen goodwill-bezoeken afgelegd in
het buitenland. Gezien de resultaten, die anderen hier
mede hebben behaald, zien we er ook weinig heil in.
In het verleden heeft de Industrialisatieraad „De Frie
se Kern" vrij veel gedaan aan acquisitie in het buiten
land. Momenteel zijn deze activiteiten geheel gecon
centreerd bij het Ministerie van Economische Zaken, dat
o.m. via de ambassadeurs veel contacten heeft. Het
afgelopen jaar hebben we wel onderhandelingen gevoerd
met een Nederlandse onderneming, die samen met een
buitenlandse in Nederland een nieuw bedrijf gaat stich
ten. De keuze is echter op een andere plaats gevallen.
Momenteel is er nog een contact, analoog aan dit ge
val. Het betreft een bedrijf met 20 a 30 werknemers,
dat samenwerkt met een buitenlands bedrijf. Deze on
derneming heeft om inlichtingen gevraagd. Of het door
gaat, is nog niet bekend. Indien er wat van terecht
komt, kan het een bedrijf worden met ongeveer 100
werknemers.
De heer Heidinga: Het moet mij van het hart, dat
ik het stellen van vraag 4 niet bewonder. Onze Burge
meester hoeft bij de Minister en Staatssecretaris
heus de drempel niet te verslijten. Daar is geen enkele
reden voor. En onze Wethouder hoeft evenmin de
deur plat te lopen bij Minister De Block. Als Friezen
moeten we onze stand ophouden en wat dat betreft,
heb ik waardering voor wat het College doet in deze
en voor de manier, waarop het e.e.a. doet. We zouden
allen wel eens wat meer resultaten willen zien, maar
ik zie geen enkele reden om het College en speciaal de
Voorzitter en de betrokken Wethouder een verwijt te
maken, dat er niet meer resultaat wordt geboekt. Ik
geloof, dat we echt wel wat hebben te bieden in Fries
land. We behoeven ons a.h.w. niet koste wat het kost
aan te prijzen en we hoeven ons niet in alle bochten
te wringen om hier bedrijven te krijgen. Ik zou willen
aansluiten bij wat de Voorzitter in zijn nieuwjaarsrede
heeft gezegd. We zouden nog graag verschillende din
gen in Leeuwarden gedaan willen hebben, maar er zijn
toch ook een groot aantal dingen, waar we dankbaar
voor kunnen zijn. Daarvoor wil ik graag het College
mijn compliment maken.
De heer Schönfeld: Ik zou graag van het College
willen vernemen of door de Gemeente Leeuwarden een
boekje wordt uitgegeven, zoals ik van een andere Ge
meente heb weten te bemachtigen. In dat boekje staan
allerlei gegevens over terreinen voor industrievestiging,
faciliteiten voor vestiging of uitbreiding industrieën,
arbeidsreserve, industriële ontwikkeling enz. Ik wil dit
boekje graag ter beschikking stellen van het College.
(De Voorzitter: We hebben stapels van die boekjes,
maar dit kan er nog best bij.)
De Voorzitter: Ik zou graag nog een enkele op
merking willen maken over wat de heer Heidinga heeft
gezegd. Ik vind het jammer, dat in officiële stukken
vragen worden gesteld, zoals hier onder punt 4 gefor
muleerd. Het College heeft het niet nodig geoordeeld
om daarop te antwoorden. De Wethouder heeft dat
dan ook niet gedaan. Ik zou daarover de discussie wil
len sluiten en er, althans van onze kant, niet verder
op in willen gaan.
De heer Heetla (weth.): Ik wil de heer Heidinga
graag dank zeggen voor zijn waarderende woorden, tot
het College gericht. De heer Schönfeld heeft de sug
gestie gedaan een bepaald boekje uit te geven. Ik denk,
dat hij bij thuiskomst vanavond een mededeling zal
vinden, dat er een boekje wordt uitgegeven door de
Leeuwarder Industriegebouwen.
De heer Kingma: I.v.m. de komende uitgave van het
bewuste boekje zou ik de mogelijkheid wel open willen
houden om eventueel in de plenaire zitting op die in
dustriegebouwen terug te komen.
De Voorzitter: In het Reglement van Orde staat,
dat, wanneer zich ontwikkelingen voordoen tussen de
behandeling in de afdelingen en de plenaire zitting, de
leden van de Raad te allen tijde het recht hebben om
over die punten vragen te stellen in de plenaire zit
ting. Indien dit boekje U aanleiding zou geven om op
merkingen te maken, dan zal ik U niet afhameren,
omdat U buiten de orde zou gaan. Dit is dan een ont
wikkeling, die zich heeft voorgedaan na de afdelings
vergadering en volgens het Reglement van Orde heeft
U daartoe dan het volste recht.
De heer Heetla (weth.): We weten niet of Unilever
of Nestlé van plan zijn een conservenfabriek te stichten
bij de tuinbouwveiling. We hebben ook wel informaties
ingewonnen bij het veilingbestuur, maar ook bij dit be
stuur is er niets van bekend. Ik houd me graag aan
bevolen voor een tip. Misschien kent de vragensteller
wel iemand, die commissaris is van een van deze on
dernemingen. Geen moeite zal ons te veel zijn om een
dergelijke onderneming in Leeuwarden te krijgen. (De
heer Heidinga: De heer Vondeling heeft er misschien
wel een paar aandelen in.) (Gelach) In antwoord op
de vragen 8, 9, 10, 11 en 14 zou ik het volgende willen
opmerken. Per 1 januari 1970 was nog ongeveer 30 ha
industrieterrein beschikbaar. Hiervan was 7 ha in optie
gegeven. Bij een uitgiftetempo, zoals dat van de laat
ste jaren, kunnen we met deze terreinen nog wel ongeveer
3 jaar vooruit, maar de situatie zou natuurlijk wel wat
nijpend kunnen worden, wanneer er onverhoopt veel
aanvragen zouden binnenkomen. Het is dan ook drin
gend gewenst, dat op zo kort mogelijke termijn wordt
begonnen met de ontsluiting van de Hemrik. Hieraan
zitten echter vele aspecten, die de portefeuille van de
Wethouder van Economische Zaken niet raken. Ver
heugend is, dat dezer dagen het bericht is ontvangen,
dat de eerste fase van de aanleg van de ontsluitingsweg
naar de Hemrik en de brug over de Wijde Greuns is
goedgekeurd. Op korte termijn zullen voor kleine be
drijven bestemde terreinen ten zuiden van de Oude
Potmarge ter beschikking komen. Op ongeveer 10 ha
grond zal hier een vestigingsmogelijkheid ontstaan voor
een deel van de bedrijven, die vanuit de binnenstad
moeten worden verplaatst.
Hoewel het in het algemeen juist is, dat er in de
werkgelegenheid een verschuiving plaats vindt van de
industrie naar de dienstverlening, zal in Leeuwarden
de verdere industriële ontwikkeling moeten worden be
vorderd, ook in de vorm van het aanleggen van in
dustrieterreinen. De ontwikkeling van de dienstverle
nende sectoren steunt enerzijds op de industriële ont
wikkeling en anderzijds op de ontwikkeling van de
welvaart. Wanneer noch de ene, noch de andere factor
voldoende tot ontwikkeling is gekomen, zal ook de
dienstverlening achterblijven. E.e.a. neemt echter niet
weg, dat ook voor de dienstensector mogelijkheden moe
ten worden geschapen. M.n. wordt hierbij gedacht aan
het Vliet. Voorts komt langs de aan te leggen Ooster-
goweg reeds een ontwikkeling van de dienstensector
tot stand: Coöp. Centrale Landbouwboekhouding, In
stituut voor de Volksgezondheid en Keuringsdienst voor
Waren. Ook aan de v.m. Wilhelminabaan komt de dien
stensector tot ontwikkeling in de vorm van enige rijks
gebouwen.
De Voorzitter: Ik zou nog graag een enkele aan
vulling willen geven n.a.v. de Hemrik. Daarover hebben
we juist gisteren bericht binnen gekregen. In mijn
nieuwjaarsrede heb ik gezegd, dat het voor de verdere
industriële ontwikkeling een absolute noodzaak was,
dat we op korte termijn de Hemrik zouden kunnen
ontsluiten. Het was ons al bekend, dat we in deze alle
medewerking van het Provinciaal Bestuur hadden en
we wisten, dat deze objecten bovenaan op de provin
ciale lijst stonden. Ik heb toen dan ook gezegd, dat
het Ministerie van Economische Zaken zou moeten doen
blijken of het menens was om Leeuwarden te helpen bij
de verdere industriële ontwikkeling. We hebben vaak
scherpe woorden voor in de mond, wanneer we Den
Haag hekelen dat moet ook wel, want anders zou
den we niets meer krijgen maar thans helpt dit Mi
nisterie ons toch wel zeer snel. Ik heb grote waardering
voor het feit, dat Economische Zaken ons binnen zo
korte tijd de mededeling heeft gedaan, dat we reeds in
1970 de gevraagde subsidies zullen krijgen, zowel voor
de ontsluitingsweg als voor de brug. We kunnen nu
dus volop aan het werk om dit terrein tot ontwikkeling
te brengen. We zijn reeds bezig met het aankopen van
gronden en we hopen, dat op zeer korte termijn het
bestemmingsplan „de Hemrik" in Uw Raad kan ko
men, evenals de aanvrage voor een krediet om dat
terrein op te hogen.
De heer Stek: Ik zou gaarne een wat nauwkeuriger
situering willen horen van het door de Wethouder be
doelde industrieterrein van 10 ha.
De heer Kingma: Ik zou graag willen weten of de
bouw van de rijksgebouwen aan de Wilhelminabaan
nu wel een uitbreiding betekent in de dienstensector
of veeleer een vervanging van de ruimten, die men
toch reeds bezette.
De heer Heetla (weth.)Het hier bedoelde indus
trieterrein van 10 ha wordt begrensd door het woon
wagenkamp in het westen, de Potmarge in het noor
den en de Wijde Greuns in het oosten.
De bouw van de rijksgebouwen aan de Wilhelmina
baan betekent geen uitbreiding, maar een vervanging
van bestaande rijksgebouwen, voornamelijk in Leeuwar
den (Belastingkantoor, Gewestelijk Arbeidsbureau, Ka
daster enz.).
De Voorzitter: Ik zou er wel op willen wijzen, dat
het voor Leeuwarden heel mooi is, dat deze gebouwen
tot stand komen. Voor deze stad als bestuurscentrum
heeft het Rijk dus duidelijk gelden over om een goede
outillage te creëren voor een aantal instellingen in deze
provincie. Deze instellingen zijn thans vaak gehuis
vest in voor hen te kleine gebouwen, die straks echter
weer uitkomst kunnen geven voor kleinere particuliere
kantoren, zoals b.v. accountantskantoren e.d.
De heer Heetla (weth.): N.a.v. de vragen 12 en 15
zou ik de volgende informaties willen verstrekken. In
de industriële sector waren er 11 bedrijven, die een
uitbreiding in de vorm van nieuwbouw realiseerden, nl.
De Boer's Borstelfabriek, Boomsma (distilleerderij),
Machinefabriek Bijlenga, Friesch Isolatiebedrijf, Koop-
mans Meelfabrieken, Leeuwarder Papierwarenfabriek,
Mohrmann, Penn Controls, Ringverwarming, Verffa-
briek Joh. Zandleven en Van Us (dakbedekkingsbe-
drijf). Per 31 december 1969 waren bij nog eens 12 be
drijven uitbreidingsplannen in voorbereiding of in uit
voering. Dit betrof o.m. de Coöp. Condensfabriek, Tho
massen en Drijver, de Oude Delft, Ducosto, Dieselmo-
torenbedrijf, Machinefabriek Jongia, CAF en Friesch
Dagblad. Een nieuwe vestiging, zij het dan een kleine,
was de fabriek van elektronische orgels, Skiltronics. In
de dienstverlenende sector startten met activiteiten het
Verenigd Veembedrijf, het Container- en Distributie-