12
raadsvoorstel duidelijk werd gesteld, dat de bouw van
de 1196 woningen in het Lekkumerend onlosmakelijk
verbonden zou zijn met de bouw van de 800 woningen in
de Duif en de Pennen. We hebben de indruk, dat we
de bouw van dit verzorgingstehuis in het volste ver
trouwen aan Intervam kunnen opdragen en dat be
paalde belangen van de Gemeente daardoor niet zul
len worden geschaad. We zouden de heren Miedema en
Schönfeld willen ontraden een voorstel tot openbare
aanbesteding in te dienen, aangezien we ons op het
standpunt stellen, dat Intervam moreel recht heeft op
deze compensatie. De heer Schönfeld suggereert, dat
we bij onderhandse aanbesteding duurder uit zullen zijn
dan bij openbare aanbesteding. Dat is een bewering,
waarvan ik nog niet zo zeker weet of zij wel juist is.
Ik weet niet of het wel verstandig zou zijn een project
als dit volledig openbaar aan te besteden. We hebben
dat met het verpleeghuis en het ziekenhuis niet aan
gedurfd en de Raad is ons daarin gevolgd. Wanneer
we een openbare aanbesteding houden, komen er on
getwijfeld 40 of 50 aanbiedingen binnen en, wanneer
men daar een keuze uit moet doen, beginnen de moei
lijkheden juist. Wanneer men een project aan de laag
ste inschrijver moet gunnen, moet men ook alle daar
aan verbonden risico's accepteren. (De heer Van
der Veen: Het is niet juist, dat men verplicht is een
project aan de laagste inschrijver te gunnen.) Daarop
kunnen inderdaad uitzonderingen worden gemaakt,
maar toch niet zo gemakkelijk. Wanneer we hadden
vermoed, dat de Raad niets zou voelen voor deze on
derhandse aanbesteding, dan hadden we de zaak m.b.t.
de Duif en de Fennen niet kunnen regelen, zoals dat
nu is gebeurd en hadden we niet datgene kunnen klaar
stomen, waartoe we nu in staat zijn geweest. Naar
mijn mening moeten we er toch eigenlijk wel op kun
nen rekenen, dat de Raad ons, wanneer we in redelijk
overleg op goede gronden tot een dergelijke regeling
zijn gekomen, niet zonder meer in de kou laat staan.
De Raad moet een dergelijke beslissing dan toch wel
op heel deugdelijke gronden nemen, aangezien het an
ders voor het ollege wel bijzonder moeilijk wordt om
in zaken als deze het gemeentebelang te dienen.
De Voorzitter: Ik heb er behoefte aan om nog een
algemene opmerking te maken, want ik heb de indruk
gekregen, dat er op een bepaald punt enig misver
stand bestaat. Na heel veel en moeizaam overleg was
overeengekomen, dat Intervam en het Bouwbedrijf
Friesland huizen zouden gaan bouwen in het Bilgaard.
Daarna deed zich op een gegeven moment het pro
bleem voor (een probleem, dat we in eerste instantie
niet konden voorzien) dat het door speciale omstan
digheden en om allerlei redenen zeer gewenst en eigen
lijk zelfs bijna noodzakelijk was, dat de betreffende
huizen niet werden gebouwd door Intervam en het
Bouwbedrijf Friesland. We zaten toen echter zowel ju
ridisch als moreel muurvast aan Intervam en het
Bouwbedrijf Friesland. Laatst bedoeld bedrijf toonde
zich bereid van zijn aanspraak af te zien, wanneer
het de door Wethouder De Jong reeds genoemde com
pensatie zou ontvangen. Toen we de bouw van dit ver
zorgingstehuis als compensatiemogelijkheid voor Inter
vam zagen, hebben we overwogen deze kwestie direct
in de Raad te brengen en de Raad te vragen daarmee
in te stemmen. Intervam had dan precies geweten,
waar zij aan toe was. We konden die kwestie toen
echter nog niet in de Raad brengen, aangezien het
overleg, dat over de bouw van dit bejaardentehuis werd
gepleegd, daarvoor toen nog niet rijp was. Wethouder
Heetla en wethouden Ten Brug waren over deze kwes
tie nog in onderhandeling met de betrokken instanties
en het zou het College op dat moment onmogelijk zijn
geweest de Raad daarover positief te informeren. Wet
houder Tiekstra heeft toen na overleg met het College
deze kwestie in de Commissie voor Openbare Werken
gebracht, welke commissie zich uiteindelijk wel met
deze onderhandse aanbesteding bleek te kunnen ver
enigen. We stelden ons n.l. op het standpunt, dat we,
wanneer ook de Commissie voor Openbare Werken
zich met deze compensatiemogelijkheid kon verenigen,
wel tegen Intervam konden zeggen, dat we dit voorstel
bij de Raad zouden indienen, dat we ons t.a.v. deze
compensatiemogelijkheid niet konden binden, maar dat
de Commissie voor Openbare Werken zich er wel mee
kon verenigen. Intervam heeft er toen op vertrouwd,
dat de Raad de decisie zou nemen, dat zij dit verzor
gingstehuis mocht bouwen. Wanneer we deze kwestie
indertijd in de Raad hadden gebracht en U zich tegen
deze compensatiemogelijkheid had verklaard, dan wa
ren we t.a.v. Bilgaard aan Intervam vast blijven zitten
en hadden we daar niet meer af gekund.
Ik zou deze vergadering nu voor enkele momenten
willen schorsen.
Ik heropen de vergadering.
De heer Rijpma: Als lid fan de Commissie voor
Openbare Werken heb ik tot dusverre opzettelijk ge
zwegen, maar ik meen, dat ik nu toch verplicht ben
een motivering te geven van mijn in die commissie in
genomen standpunt en waarschijnlijk ook wel van dat
van de gezamenlijke fracties, namens welke ik meen
te kunnen spreken. Ik wil mij niet verdiepen in net
door het College gevoerde beleid. Wel wil ik zeggen,
dat de Commissie voor Openbare Werken aanvanke
lijk niets voelde voor de thans voorgestelde wijze van
aanbesteding. Na herhaalde toelichting heeft zij echter
toch gemeend het College te moeten adviseren in po
sitieve zin. Het College heeft op een gegeven moment
een beslissing moeten nemen t.a.v. de bouwstroom in
het Bilgaard. De Commissie voor Openbare Werken
meende, dat het uiteindelijk juist was, dat de Raad de
consequenties van het door het College ingenomen
standpunt zou delen. Ik geloof ook, dat de Raad, wil
de Gemeente als betrouwbare partner in het bestuur
lijke verkeer blijven fungeren, er goed aan zou doen
dit voorstel te volgen.
De hear MiedemaDe hear Rypma hat al it stanpunt
fan üs fraksjes fortolke. Yn it bigjin fan dizze joun
haw ik my efkes kritysk opsteld en persoanlik bin ik
noch fan miening, dat it Kolleezje yn '68, doe't it op 'e
nij ünderhannelingen mei Intervam oangong, net ki ekt
hannele hat. Dat wol ik efkes düdlik stelle. Ik leau,
dat wy doe gjin inkelde forplichting oan Intervam
hiene. En sjoen de twivels, hwermei de Ried tsjinoer
Intervam stiet, mien ik, dat it net in lokkige bislissing
west hat, dat it Kolleezje op 'e nij öfspraken mei dizze
firma oangong. It spyt my dan ek, dat wy op dit mo-
mint as Ried mei de rêch tsjin de muorre steane, mar
i en dan kom ik wer by de hear Rypma sil it Kol
leezje hannelje en öfspraken meitsje kinne (dat moat
in Kolleezje kinne), dan binne wy forplichte B. en W.
to folgjen. En inkeld om dy reden kinne wij akkoart
gean mei dit ütstel, mar dus ünder protest.
De heer B. I*. van der Veen: De gedachtengang van
de heer Miedema kan ik niet helemaal volgen. Als die
redenering juist zou zijn, zouden we nl. de Raad beter
meteen kunnen afschaffen. Ik geloof, dat we alleen te
maken hebben met onze eigen verplichtingen en dat we
onze eigen beslissingen zelf moeten nemen. Als B. en W.
onze beslissingen voor ons kunnen nemen, heeft de
Raad geen enkele zin meer. Voor mij en voor mijn
fractie, dacht ik, zal het niet mogelijk zijn het voorstel
van het College te volgen, zolang we niet een duidelijk
beeld hebben van de werkelijke situatie. Zo zou ik b.v.
graag weten of de Gemeente nu naar de mening van
de Voorzitter al dan niet juridisch gebonden is. Voor
mijn gevoel draait alles om de vraag, waarom destijds
immofund, die niet door ons is uitgezocht, maar door
Intervam, niet heeft gebouwd. Het ligt niet aan de Ge
meente, dat er niet is gebouwd, maar aan de contracts
partij, die dat niet heeft gedaan om haar moverende
redenen. Dat maakt, dat wij geen enkele verplichting
hebben, ook niet door het feit, dat we er belang bij
hadden, dat daar destijds wel werd gebouwd. Immofund
had dat kunnen doen, wanneer zij dat had gewild. Voor
zover ik deze zaak op dit moment bekijken kan, zijn
we vrij en zijn we juridisch niet gebonden. In dat geval
is er ook geen enkele reden om tot onderhandse aan
besteding aan Intervam over te gaan Mocht men me
nen, dat de gebondenheid van de Gemeente anders ligt
dan volgens mij het geval is, dan zou ik er behoefte
aan hebben om dat behoorlijk aan de hand van de be
scheiden te bekijken, alvorens mij daarbij neer te leggen.
De Voorzitter: Ik dacht, dat ik zojuist toch wel
heel duidelijk was geweest. Op het moment, waarop
wij met Intervam gesprekken moesten voeren om te
bereiken, dat een andere aannemer zou bouwen in het
Bilgaard, waren we juridisch aan Intervam gebonden
en had die maanschappij het recht om daar te bouwen.
Intervam heeft bij onze toezegging, dat we het onder
havige voorstel bij de Raad zouden indienen, zelf het
risico aanvaard, dat de Gemeente vandaag de dag te
genover haar niet meer juridisch gebonden is.
De hear Boomgaardt: Efkes eat oer itjinge de hear
Van der Veen, ynheakjend op hwat de hear Miedema
seit, opmurken hat. De Ried is net boun, mar moat
wol as hy de oerwegingen dy't it Kolleezje hawn hat
om yndertiid Intervam in tasizzing to dwaen, like
swier achtet as is Kolleezje dy achte hat it Kolleezje
dekke en de tasizzing dy't B. en W. ünder foarbihald
dien hawwe, honorearje. Ik leau, dat dat it punt is,
dat ek de hear Miedema bidoeld hat.
De heer Vellenga: Ik ben het eens met degenen, die
zeggen, dat de Raad vrij is om zelfstandig beslissingen
te nemen. Het staat ons vrij om tegen het College te
zeggen, dat we dit voorstel niet kunnen volgen. Ik heb
begrepen, dat er dan van de kant van Intervam geen
verhaal op de Gemeente mogelijk is. We staan dus
beslist niet met de rug tegen de muur. Daarom ben ik,
toen ik in de tweede ronde over dit probleem sprak,
ook uitgegaan van de gedachte, dat de Gemeente des
tijds in de situatie in het Bilgaard in zekere zin met
twee partners te maken had. Van de heer De Jong
heb ik begrepen, dat hij vindt dat (voor zover men hier
van rechten zou kunnen spreken) de rechten van In
tervam van een iets oudere datum zijn en daarom een
iets zwaarder gewicht zouden moeten hebben dan die
van het Bouwbedrijf Friesland. Het ging mij om de
vraag, hoe we ook de belangen van deze Leeuwarder
aannemersfirma zo goed mogelijk bewaken. Dat be
drijf heeft zich nl. ook op een bepaald moment op ver
zoek van het College in het belang van de woningbouw
teruggetrokken. Daarom heb ik ook zo indringend ge
vraagd, wat deze vormen van compensatie betekenen,
ik heb nu uit de antwoorden van het College en ook
uit citaten uit de gevoerde correspondentie begrepen,
dat het College ook de compensatie voor dit Leeuwar
der bedrijf voldoende acht. Die compensatie ligt eigen
lijk op dezelfde manier vast als die voor Intervam. Het
College heeft zich op een bepaalde manier verplicht
en wij zullen dat op een bepaald moment al dan niet
moeten honoreren. Wanneer we ons ermee verenigen,
dat dit verzorgingstehuis onderhands aan Intervam
wordt aanbesteed, zien we in het verlengde daarvan
de compensatie aan dit Leeuwarder bedrijf. Ik heb be
grepen, dat de compensatie voor Intervam, wanneer
die maatschappij dit verzorgingstehuis gaat bouwen,
in geld uitgedrukt wel ongeveer juist is en ik stel me
voor, dat er t.a.v. de compensatie voor het Bouwbedrijf
Friesland eenzelfde relatie zal zijn tussen het mogelijke
verlies, dat dat bedrijf destijds heeft geleden en dat
gene, wat het straks in 't Aldlan-oost gaat bouwen.
Uit de desbetreffende stukken en uit de daarover in
de commissies en de Raad gevoerde discussies hebben
we begrepen, dat er in 't Aldlan-oost een bepaald kwan
tum woningwetwoningen moet komen en ook een be
paald kwantum particuliere bouw. We vinden echter
wel, dat er op dat punt ook niet verder kan worden
gegaan dan een compensatie, welke duidelijk is ge
relateerd aan het mogelijke verlies, dat dit Leeuwarder
aannemersbedrijf destijds heeft geleden. Vanwege de
omstandigheid, dat we eraan hechten, dat ook dit Leeu
warder aannemersbedrijf duidelijk goed wordt gecom
penseerd en vanwege een zekere gebondenheid, die het
College meent te hebben t.o.v. Intervam, is mijn fractie
bereid het College ten aanzien van dit voorstel te volgen.
De heer Schönfeld: Ik heb er begrip voor, dat het
College een toezegging heeft gedaan aan Intervam,
waarbij de Raad niet juridisch is gebonden. Toch blijf
ik van mening, dat de Raad min of meer met de rug
tegen de muur is gezet echter in zoverre, dat we
toch nog een mogelijkheid hebben om anders te beslissen
dan hier wordt voorgesteld. Ik zal het door mij bedoelde
voorstel niet indienen, doch het zou eventueel moge
lijk zijn de kwestie van de onderhandse aanbesteding
aan Intervam in stemming te brengen, waarbij die
maatschappij dan toch nog zou kunnen worden uit
geschakeld.
De heer Kingma: Het is mij wel duidelijk gewor
den, dat dit voorstel waarschijnlijk wel zal worden aan
genomen. Ik vind dat jammer, omdat ik over Intervam
als zodanig nu niet bepaald enthousiast ben. Het is
duidelijk nodig, dat Openbare Werken er nauwlettend
op toeziet, dat er in dit geval een beter afgewerkt stuk
werk wordt opgeleverd dan Intervam voorheen in Leeu
warden heeft opgeleverd. Ik ben over de door Intervam
in Leeuwarden gebouwde woningen beslist niet enthou
siast en ik zou dan ook heel blij zijn, wanneer de con
tracten met deze maatschappij ten einde waren. Ik wil
dan ook worden geacht te hebben gestemd tegen deze
onderhandse aanbesteding aan Intervam.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat mevr. Veder-Smit,
alsmede de heren Kingma, Schönfeld, B. P. van der
Veen en Weide geacht willen worden te hebben ge
stemd tegen punt 2.
Punt 28 (bijlage no. 45).
De heer B. P. van der Veen: We hebben een brief ge
kregen van de fa. De Vrij en ik moet zeggen, dat het
me toch verbaast, dat de daarin genoemde firma's niet
zijn gehoord over deze wijzigingen. Ik heb de indruk,
dat we op dit moment eigenlijk niet beschikken over
de middelen om deze zaak behoorlijk uit te zoeken. Ik
betreur het, dat de commissies, die we voornemens
zijn in het leven te roepen en die deze kwestie waar
schijnlijk beter zouden kunnen bekijken, er nog niet
zijn. Ik vraag me af of de thans voorgestelde wijzi
gingen wel rijp zijn om te worden aangebracht en ik
zou graag de mening van het College willen horen
over de inhoud van de brief van de fa. De Vrij.
De heer Schönfeld: Ter inleiding zou ik willen me
moreren, dat we zojuist een voorstel hebben gehad,
betrekking hebbende op de herdenking van de bevrij
ding een respectabel en heuglijk voorstel.
Het is straks 25 jaar geleden, dat Leeuwarden van
het juk der bezetters werd verlost en dat o.a. de sper
gebieden werden opgeheven. Als ik art. IV van dit
raadsbesluit bekijk, kan ik me helaas niet aan de indruk
onttrekken, dat we met het voorgestelde verbod thans
zelf overgaan tot het invoeren van een spergebied
een gebied, waarbinnen het voor 2 taxibedrijven in onze
stad onmogelijk wordt gemaakt om service te verlenen
op een moment, dat deze door andere bedrijven een
voudigweg niet kan worden verleend, omdat er geen
wagens beschikbaar zijn. Ik meende, dat een goede
service-verlening destijds bij het College voorop heeft
gestaan, doch met dit artikel bereiken we juist het
tegenovergestelde. Ik heb er destijds genoeg de nadruk
op gelegd, dat de goede onderlinge samenwerking, zo
als de drie bedrijven die deden voorkomen, in werke
lijkheid helemaal niet zo goed was. Hiervan is toen
beslist niet genoeg notitie genomen, misschien wel,
omdat deze welgemeende waarschuwing toch maar
van een eenmansfractie kwam. Ik ben ervan over
tuigd, dat het College zich deskundig laat voorlichten,
maar dat doe ik op mijn beurt ook. Anders werkte ik
nu misschien wel bij de Fabeltjeskrant. De samenwer
king tussen de fa. Wiersma en de fa. Schuhmacher is
thans door de Gemeente ongedaan gemaakt, doordat
de vergunning van laatstgenoemde firma door de Ge
meente per 1 januari 1970 is ingetrokken. Als we thans
met dit voorstel, zoals vermeld in art. IV van het
raadsbesluit, meegaan, dan worden hier de twee be
drijven, die thans nog het vervoer per taxi vanaf het
station verzorgen, bevoordeeld, terwijl dit gaat ten
koste van de service aan het publiek. Een taxi heeft
gemiddeld 15 a 20. min. nodig voor een stadsrit. Dat
impliceert, dat bij aankomst van een trein, wanneer we
aannemen, dat toch zeker meer dan 5 personen van
een taxi gebruik willen maken (vooral als het een
trein uit Holland is), diverse mensen moeten wachten
tot een der wagens is teruggekeerd. Als er door de
fa. Schuhmacher of door de fa. De Vrij een klant aan