V^. bleek, te voorzichtig te werk ging, hebben we de snel en veel bouwende excellenties Witte en Bogaers gehad. Als hun tempo en de voortgaande uitzetting van de bouwproduktie was volgehouden, zouden we nu aan zienlijk dichter bij de oplossing van dit vraagstuk zit ten dan feitelijk het geval is. Tussen hen in hadden we Van Aartsen, die wat anders optrad, hoewel zijn beleid van benutting van de beschikbare bouwcapaci teit, noch het Noorden, noch Leeuwarden „windwo- ningen" heeft bezorgd. Na dit vertoon van objectivi teit constateer ik met vele gemeentebestuurders van alle politieke kleur, met de Nationale Woningraad, met vele deskundigen en geïnteresseerden, dat we nu met Schut zitten. Schut is een zwakke Minister, die leeft bij de gratie van de regeringspartijen, die aan één gevallen Block voorlopig genoeg hebben. Toch kunnen we in het raam van ons werk hier slechts dan terecht kritiek op deze Minister uitoefenen, als we zelf gedaan hebben en doen, wat we kunnen. In een beraad, zoals we in deze dagen in deze zaal voeren, kan de voortgang van de woningbouw niet onbesproken blijven. Wij nemen aan, dat het College over het „hoe en waar" van de woningbouw duidelijke taal kan spreken. Daarbij zijn zowel de woningnood sec als het niveau van het be staande en toekomstige woningbestand, de krotoprui ming, de doorschuivingsmogelijkheden en de bestem mingsplannen in het geding. Het probleem van de wo ningnood is voor een deel bepaald door het gebrek aan voldoende goede woningen met een aanvaardbare huur. Een aantal K.V.P.-wethouders in de Randstad hebben de Minister een zwaardere subsidiëring voor een deel van het woningwetwoningenbestand gevraagd. Ook de doorstromingsmogelijkheden zitten deels aan deze huurmatarie vast, evenals de hele kwestie rond de vraag, wat men doet met oude, maar toch constructief goede of redelijk goede huizen. Straks hopen anderen uit mijn fractie daar nader op in te gaan. Wat de be stemmingsplannen betreft, neem ik aan, dat de ter mijnen, die we destijds, toen wij opdrachten aan par ticuliere bureaus verstrekten, gesteld hebben, gehaald zullen worden. Functie en werkwijze van de Commis sie Ruimtelijke Ordening beginnen duidelijke vormen aan te nemen. Ik ga er van uit, dat het College mijn mening deelt, dat deze commissie, als vooruitgescho- ben post van informatie en beraad van deze Raad, alle kans en gelegenheid moet hebben om niet alleen ken nis te nemen van ontwerp-plannen, maar ook om daar over mee te denken en mee te spreken, waarbij ook, waar maar enigszins mogelijk, rekening gehouden moet worden met wensen en opvattingen, die in deze commissie leven. Het kan toch niet een commissie van ja-knikkende kaartlezers, voorschriftenkeurders, ma quettegluurders en cijfervreters zijn, die alleen maar hebben te prijzen, wat de ontwerpende heren wijzen. Als ik over bestemmingsplannen spreek, betrek ik na drukkelijk ook de daarvoor in aanmerking komende dorpen in mijn betoog. Mijn fractiegenoot Tjerkstra hoopt daar nog nader en uitgebreider op terug te komen. In 1945 waren zaken en woorden als aardgas, be roepsvoetbal, infrastructuur, mammoet, Frysk Orkest, welzijnsbeleid (om slechts een greep te doen) althans in Leeuwarden onbekend. Uiteraard zou het te ver voeren deze en andere ontwikkelingen op de voet te volgen. Slechts enkele opmerkingen over enkele pun ten. Over bepaalde onderwijszaken zal mijn collega Hogendijk straks nog spreken. Daarom beperk ik mij nu tot één punt, n.l. het wetenschappelijk onderwijs. Hier is luchtfietserij uit den boze, maar het nuchtere spitwerk in Friesland op dit gebied heeft onze waar dering. Stellig nu een eerste succes geboekt schijnt te kunnen worden. Ik doel op de lerarenopleiding, die naar vorm en opzet een novum in den lande is. Mo gelijk wil over deze voor Leeuwarden zo belangrijke zaak de betrokken Wethouder de Raad nog nader in formeren. Wij juichen het toe, hoe vanzelfsprekend eigenlijk op zichzelf ook, dat onze Gemeente meespeelt in een aantal activiteiten op het terrein van de dubbel- cultuur. Over de plaats van Leeuwarden in dit geheel mag geen twijfel bestaan. De bundeling van tal van culturele activiteiten is duidelijk onderweg en zal, zeker na de onlangs geno men belangrijke raadsbesluiten, meer vorm en gestalte krijgen. Toch hecht ik eraan, om mogelijke misver standen weg te nemen, om nog eens duidelijk te ma ken, dat mijn fractie zich, wat verbouwingen en ver anderingen in het Harmoniegebouw en de daar even tueel te creëren functies betreft, op geen enkele wijze heeft vastgelegd. Dat is voor ons nog een open zaak. Pas na hearings en het door mij aanbevolen brede be raad kunnen naar onze opvatting weer voorstellen in deze Raad verwacht worden. Leeuwarden heeft na de eerste moeilijke jaren van af 1945 niet met grote werkloosheidsproblemen te kam pen gehad. Bestaande bedrijven breidden vaak fors uit, nieuwe bedrijven kwamen. Toch zijn niveau van en variatie in het werkgelegenheidsbestand nog niet ideaal. Nog steeds vertrekken jonge vakmensen naar elders. Daar komt bij een verschuiving van arbeids intensieve naar kapitaalintensieve bedrijven en van de industriële naar de dienstverlenende sector. Misschien hier nog niet zo duidelijk als elders, maar we moeten waakzaam zijn. Dat heeft zowel voor de wervings activiteiten (nu nog een gespannen arbeidsmarkt en aantrekking van buitenlanders) als voor de planologie bepaalde consequenties. Dat betekent, dat er nog veel zal moeten gebeuren door eigen inspanning en met medewerking van hogerhand. Aan dat laatste bestaat bij velen gegronde twijfel. Maar misschien hebben we het helemaal mis t.a.v. die werkgelegenheid en hebben kinderen uit de vijfde klas van een o.l. school in Ber- gum gelijk. Ik citeer uit een schoolkrant eerst Piet Hoekstra. „Ik zou alle fabrieken in de grond boren, maar daarvóór had ik eerst allemaal robots laten ma ken en dan liet ik de robots werken". Betty Postma schrijft: „Die machines daar valt ook over te praten. Sommige zou ik totaal afschaffen. De mensen kregen minder vrije tijd. Dan bleven ze slank en lenig." Frans Wijts schrijft: „Ik zou alle fabrieken wegdoen en alle wegen en auto's, treinen en boten en vliegmachines en nog veel meer dingen. En als dat alles weg was, ging ik een hele grote wereld maken, die alleen maar natuur was." Wat deze kinderen eigenlijk met zoveel woorden bedoelen, noemen wij welzijn. De vleugjes ar menzorg, werkloosheidsbestrijding, ontwikkelingswerk, gezondheidszorg, vaak op gesepareerde gebieden, zijn gelukkig grijs verleden geworden. Op tal van gebieden zijn door instituties en organen, deskundige krachten en hun methodieken, verordeningen en maatregelen, mooie dingen tot stand gekomen. Ook hier door par ticulier initiatief en overheid. Toch rijst de vraag of dat hele welzijnsbeleid in Leeuwarden niet beter ge coördineerd moet worden, of er niet geïnventariseerd moet worden om te zien wat er is en hoe het werkt, of er niet meer gebundeld kan worden of tot duide lijke terreinafbakening en functieverdeling moet wor den gekomen. Ik zou niet direct het recept kunnen geven, laat staan de apotheek hiervoor aanwijzen. (A propos, over apotheken gesproken, is hier op dat ge bied een tekort en zo ja, zijn er mogelijkheden om daar iets aan te doen?) Nu een heel andere vergelijking van het Leeuwar den van 1945 met het Leeuwarden van 1970. In 1944 was de gemeente Leeuwarden uitgebreid met een aan tal dorpen, die tot dan bij de gemeente Leeuwardera- deel behoorden. Toch leken de taken van die vergrote Gemeente, los van de centrumfunctie op enkele ge bieden, binnen de gemeentegrenzen te liggen. Zelfs leek het accent te sterk op de stad annex Huizum te liggen. Dat is veranderd. Niet alleen t.a.v. de eigen dorpen, maar ook omdat we hebben leren denken in grotere verbanden. Leeuwarden is een grote vlek in een groot gebied, dat duidelijke functies heeft. Leeu warden trekt aan: als vestigingsplaats van bestuur, justitie, onderwijs, cultuur, dienstverlenende bedrijven en werkgelegenheid. Maar vanuit Leeuwarden wordt er gewoond en gerecreëerd in aangrenzende gemeen ten. Feitelijk werken Leeuwarden en de omringende ge meenten op elkaar in en het perspectief zal nog meer samenwerking zijn. Niet op de manier van de grote jongen, die de kleuters welwillend laat meespelen, of van de kleintjes, die eigenlijk de grote wantrouwen, maar toch aan zijn jaspanden blijven hangen. Schaal vergroting, functieverdeling en samenwerking om vele taken te volbrengen zijn de geboden voor nu en mor gen. Mogelijk zal er ruimte komen voor experimenten op het terrein van de gewestvorming. Over deze zaak zijn de laatste tijd verschillende studies en rapporten verschenen. Ook in de opvatting van de huidige be windslieden van Binnenlandse Zaken wordt duidelijk, dat naar nieuwe bestuursvormen moet worden heenge- werkt. Men kan toch moeilijk Gemeenten en Provin cies met hun tegenwoordige grenzen en verschijnings vormen handhaven, enkel en alleen op het motief, dat ze er langer dan een eeuw zo zijn geweest! Nog een laatste punt van vergelijking. In de weken, die aan 15 april 1945 voorafgingen, hadden voorman nen van de opgeheven politieke partijen contacten ge legd. In de eerste dagen van de herwonnen vrijheid kreeg Leeuwarden een waarnemend Burgemeester, de eminente Jakob Algera, en een noodraad, die Wethou ders koos. Eén lid van die noodraad is nog in ons mid den, n.l. de heer Tiekstra. In september 1946 werd een echte Raad gekozen en van die Raad zijn nog drie raadsleden in functie, n.l. de heren Tiekstra en Van der Veen en mijn persoon, toen alle drie nog piepjong. Hoe is de hoeveelheid werk sindsdien toegenomen en hoe gespecialiseerd en gecompliceerd is alles geworden. De knappe leidinggevende koppen van het ambtenaren dom nemen daardoor een belangrijke plaats in. Zij we ten de weg, zij kennen de spraak, zij beheersen de technieken. Het College doet voorstellen na veel voor bereidend werk en verschaft dan soms, door te veel voorkennis bij de Raad te veronderstellen, minder in formatie dan wij begeren. En wij discussiëren en ne men besluiten, maar doen dat wellicht zo, dat het de burgers niet of onvoldoende bereikt of raakt. De jour nalisten doen doorgaans hun best. Een verkeerd ver staan of interpreteren kan aan ons liggen. Er kan zo makkelijk een eigen jargon, een eigen sfeertje, een eigen klimaat, een bepaalde mentaliteit ontstaan bij ambtenaren, collegeleden en raadsleden. Dan voelt de burger zich buitengesloten, onbegrepen en verloren. Mede daardoor ontstaat het verlangen bij sommigen (niet bij allen, ho maar!!) naar democratisering, naar meedenken en meepraten. Daarvoor dienen wij nieuwe vormen te vinden. De commissies nieuwe stijl kunnen een middel zijn, hoewel juist hier het gevaar dreigt, dat in een te klein kringetje wordt rondgekeken en men overal dezelfde mensen, behorend bij hetzelfde laagje, tegenkomt. De nieuwjaarsreceptie van de Bur gemeester geeft dan, hoewel dat uiteraard niet de be doeling is, de gelegenheid voor het tableau de la trou pe. Gewone mensen (wat een naar woord eigenlijk), misschien regelrecht van hun werk komend, zie je daar niet, behalve Alie Steinfort en haar moeder. Ik las van haar hand in de Leeuwarder Courant: „Op vrijdagmiddag 2 januari van 5 tot 6 hield onze Burge meester Brandsma met zijn vrouw nieuwjaar rezepti. Mijn moeder zij toen tegen mijn vader daar ga ik ook naar toe. Dat durf je niet, zij mijn vader. Nou dat liet mijn moeder niet op zich zitten. Ze heeft mij meege nomen sMiddags om half 6 waren wij bij het stadhuis. Ze kwamen allemaal in mooie autos, maar die hebben wij niet. Wij waren lopend, want wij zijn hele gewone mensen. Wij gingen het stadhuis binnen. Er zatten mesjes met een boek. Maar wij wisten eerst niet dat wij onze naam moesten zetten. Wij liepen door. Veel dames deden hun jassen uit. Ze hadden mooie jurken aan Mijn moeder hield haar jas aan, wand ze was in rok en trui. Dat zijn haar werkkleren. Toen gingen wij de trap op en moesten in de rij staan. Wij stonden achter een heer in pandjesjas met gestreepte broek, en de mevrouw had een mooie jurk aan. Er waren veel mensen. Het was erg deftig. De Burgemeester stond in het midden ook in pandjesjas met gestreepte broek. Zijn vrouw had n blauwe lange jurk aan. Zij was heel mooi. Na bijna een half uur waren wij aan de beurt. Het was wel een beetje eng." Zo iets geeft toch wel te denken. Vandaar mijn waarschuwing bij het sa menstellen van die commissies. Het door ons aanbe volen experiment met iets als dorpsraden gaat even zeer in de door ons genoemde richting en t.z.t. zouden ook wijkraden, wat dat dan ook mogen zijn, een rol kunnen spelen. Nauwe contacten met de belangstel lende burgers via hearings of anderszins horen bij de democratie, die in 1945 terugkeerde, maar nu vaak anders beleefd wordt dan toen. Misschien kan ook worden overwogen om in het kwartaalbericht, dat de Leeuwarder Gemeenschap moet vervangen, zo nu en dan een belangrijke zaak aan de orde te stellen en de burger de gelegenheid te geven, door enkele vragen te beantwoorden op een inlegvel zijn opvattingen over een bepaalde zaak aan „de gemeente" kenbaar te ma ken. Het voorlopige College in 1945 stond voor een zware taak. Het College van nu, dat ik samen met alle medewerkers dank breng voor de vele verrichte arbeid, staat geregeld voor bergen werk. De reeds door ons gestelde vraag is: Zijn het aantal Wethouders en de huidige portefeuilleverdeling berekend op het vervul len van de gemeentelijke taken in de zeventiger jaren? Alie Steinfort schrijft verder in haar reeds geciteerde brief: „Het was wel een beetje eng. Maar de Burge meester vond het erg leuk en zijn vrouw ook. Toen stonden er nog een stuk of 5 Wethouders. Die hebben wij ook een hand gegeven." Had dat meisje een voor uitziende blik Op een geëigend moment zal de Raad, hopelijk verrijkt met bepaald materiaal van de kant van het College, zich nader op deze zaak moeten be raden. Toch staat vast, dat het geïnteresseerd zijn en blijven van de burgerij, het werk van het College en de arbeid van de Raad sterk bepaald worden door de geboden mogelijkheden om tot stand te brengen, wat nu en morgen in deze Gemeente tot stand gebracht moet worden. Als door een schriel kabinetsbeleid de gemeenten te weinig armslag krijgen, vreet dat aan onze arbeidsvreugde en het gemeenschapsbesef en de burgerzin van velen. Als Witteveen en Beernink de gemeenten onvoldoende voeden, betekent dat vertra ging, stilstand en achteruitgang. Over de consequen ties daarvan op dit moment voor onze Gemeente mo gen we straks iets naders vernemen, nadat wij in de afdelingsvergaderingen daar reeds op gepreludieerd hebben. Mijn collega Hogendijk zal enkele punten nog nader preciseren. Maar dezelfde regeringspolitiek kan ook bij de burgers gevoelens van teleurstelling en ont moediging oproepen. Ook op onze bereidheid tot het dragen van verantwoordelijkheid wordt een zeer zwaar beroep gedaan. Vanaf de bevrijding heeft de Partij van de Arbeid een belangrijk aandeel gehad in de gemeen tepolitiek van Leeuwarden. Wij droegen een grote ver antwoordelijkheid voor wat wel en niet, voor wat goed en verkeerd gedaan is. Socialisten hebben van ouds sterk hun hart aan de gemeenten verpand. Omdat juist in de kleinere, nog min of meer overzichtelijke gemeenschappen onze idealen vorm en gestalte kon den krijgen. De kiezers, die ons daartoe ook in Leeu warden in de gelegenheid stelden, zullen wij vaak vol doening, maar ook wel eens teleurstelling bezorgd hebben. Als bundeling van alle progressief denkenden, dwars door alle levensbeschouwelijke scheidslijnen heen, hopen wij nu nog in deze, straks in een andere opstelling, ons werk voort te zetten. Met open oog voor en bereidheid tot samenwerking met anderen, in het verleden, vandaag en voor de toekomst, hopen wij, vanuit onze eigen inzichten, ons aandeel te blijven le veren. Toen ik op zondag 15 april 1945 met vele anderen het Wilhelmus meezong op een wijze, als slechts een paar keer in een mensenleven voorkomt, kon ik niet bevroeden, dat in het totaal van de bevrijdingsfeesten 25 jaar later de Frieslandhal een grote plaats zou in nemen die Frieslandhal, één der machtige illustra ties van de grote veranderingen, die in Frieslands kern sinds de bevrijding hebben plaats gevonden. Een van de vele nieuwe bouwwerken en objecten, waaraan wij door de gewenning vaak achteloos voorbijlopen, maar die op buitenstaanders diepe indruk maken. Herdenking van de bevrijding. Ik heb het Leeuwar den van toen op enkele hoofdpunten vergeleken met het Leeuwarden van nu en daarbij van tijd tot tijd een blik in de toekomst geworpen, onze taken aan gegeven en onze verantwoordelijkheden bepaald. Want vrijheid is een groot goed, maar ook een opdracht! Wij hopen die opdracht ten bate van ons Leeuwarden in de jaren zeventig naar beste weten en kunnen te vervullen. De heer Heidinga: Ook voor het begrotingsjaar 1970 is het College er nog niet in geslaagd de begro ting door de Raad weer op tijd vastgesteld te krijgen. We wekken U gaarne op daartoe wel pogingen in het werk te stellen. We hebben deze keer een andere me thode gebruikt voor het behandelen van de begroting. Het is nog te vroeg een oordeel uit te spreken over de thans gevolgde werkwijze. Onze eerste indruk is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 2