18 19 komsten van de instellingen. Zij heeft bepleit, dat die niet, zoals je uit II, lid 5, zou kunnen lezen, in min dering op het exploitatietekort gebracht moeten wor den. Ik geloof, dat daar ook wel goede gronden voor aan te voeren zijn, zoals zij ook gedaan heeft, n.l. al lereerst, omdat er altijd onsubsidiabele kosten blijven, er zullen ook altijd tegenvallers zijn en ongetwijfeld zal blijken, dat bij iedere regeling zich toch weer din gen voordoen, waar je niet aan gedacht hebt en waar door weer uitzonderingen nodig zijn. Ik zou natuurlijk graag het antwoord op haar vraag van de Wethouder willen horen. Op het eerste gezicht zou ik zeggen: Kan dit niet bij interpretatie van de verordening worden geregeld? Uiteindelijk zullen toch B. en W. hun fiat moeten geven op de exploitatierekening van alle in stellingen en mogen wij er niet op rekenen, dat dit in soepelheid en redelijkheid gebeurt Zouden we in die zin een toezegging kunnen krijgen? Mijn laatste vraag gaat over de financiële conse quenties, die niet gering zullen zijn. Ik zou willen vra gen, of wij erop mogen rekenen, dat het Rijk 80% van deze kosten draagt, aangezien ze dan in aanmerking komen als kosten voor sociale zorg? De heer Visser: Mevr. Visser heeft zopas haar te leurstelling uitgesproken over het feit, dat de betrok ken instellingen niet gehoord zijn over dit voorstel en ik deel deze teleurstelling, maar ik zou de vraag willen stellen: Zijn deze instellingen intussen alsnog bena derd en wat is hun standpunt t.o.v. dit voorstel De hear Miedema: Dizze saek is fierder as wy it de léste jierren wend wiene; der binne forbetteringen yn, mar der is ien punt, dat my persoanlik net leit. Ik sil iykwols net in ütstel dwaen om it to wizigjen, hwant ik leau net, dat it helber is. Ik hie leaver sjoen, dat der yn it ütstel fan B. en W. stien hie: „Minsken, dy't mear as f 20.000,fortsjinje, bitelje de kostpriis." (De heer Heetla weth.)Dat is ook zo.) Né, der is dochs in retribüsje fan f 90,Ik bin der dus op tsjin, dat lju dy't genöeh fortsjinje, subsidearre wurde by dizze helpforliening. Dy kinne dy kosten üt oare mid dels wol dekke of dy forsekerje har der wol foar. De Voorzitter schorst de vergadering, om 23.05 uur, voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent de vergadering om 23.25 uur. De heer Heetla (weth.): Ik wil beginnen met al degenen, die hun waardering voor de nieuwe regeling hebben geuit, dank te zeggen. Het is een heel werk geweest en de dank van de Raad komt ook vooral toe aan de ambtenaren, die zich hier „onledig" mee hebben gehouden. Mevr. Visser kon een heel eind met mij „opdraven". Zij zegt: „De betrokkenen worden hier wel beter van, doordat er een betere retributieschaal is ontworpen, omdat met de draagkracht rekening wordt gehouden en betrokkenen niet meer zo vaak naar de Soc. Dienst behoeven te gaan." Daar ben ik het dus volkomen mee eens. Maar, zo zegt zij verder: „De instellingen krij gen veel meer administratie." Ik moet echter zeggen, dat ze ook al veel administratie hadden, want bij de oude regeling moest men ook de retributies uitrekenen. Men heeft nu echter wel met een omschakeling te ma ken. En er zal administratief wel meer van de instel lingen gevraagd worden, maar toch niet zoveel om „daarover naar huis te schrijven." Voor de administra tie krijgt men nu ook een subsidie, maar dat is weinig. Mevr. Visser en de instellingen voor gezinszorg weten wel, dat in andere gemeenten soms de bepaling wordt ingevoegd, dat subsidie kan worden gekregen, als ver schillende instellingen gezamenlijk één administrateur nemen. Dan valt dit onder de A-regeling. En ik meen, dat hier ook al bespekingen dienaangaande aan de gang zijn. Het voornaamste bezwaar gold art. 5 (op blz. 2) van het concept-besluit: „Het ingevolge onder 2 en 3 be paalde voor een instelling berekende subsidie wordt s'echts uitgekeerd, voor zover het nodig is om het exploitatietekort te dekken." „Waarom is die zaak niet met de instellingen voor gezinszorg besproken?" is gevraagd. Deze is in eerste instantie wél besproken. Ik heb in de Commissie voor de Gem. Soc. Dienst gevraagd: „Als de regeling er ongeveer zo uitziet als de instellingen hebben gevraagd, moet ik de commissie dan nog eens weer bij elkaar roepen?" En dat vond men niet nodig. Ik heb gemeend, dat men van de zijde van het College tegemoet is gekomen aan de wensen van de instellingen voor gezinszorg. In de eerste plaats wensten zij zelf het ziekengeld en de premies te be talen. Ook wilden zij de eigen inkomsten: de donaties etc., behouden. Nu is er hier wel een kleine restrictie toegepast, maar dat is nu eenmaal altijd zo met een subsidieregeling. Bij de bepaling, dat op het gemeen telijk subsidie in mindering worden gebracht de vol gens de tabellen verschuldigde retributies, staat dan ook, dat het subsidie slechts wordt uitgekeerd, „voor zover het nodig is om het exploitatietekort te dekken." Uit welke elementen de exploitatie moet worden op gebouwd, staat er niet in. En dat geeft m.i. de instel lingen voor gezinsverzorging voldoende ruimte om wat zij van de ziekengelden krijgen - het kan de ene keer meer zijn dan de andere en de donaties te kunnen aanwenden voor datgene wat onsubsidiabel is, bijv. het salaris voor een ongediplomeerd leidster. Mevr. Visser is bang, dat de Gemeente eventuele overschotten tot zich zal trekken. De meeste instellin gen komen op het ogenblik heel slecht uit met hun exploitatie, hebben tekorten. Enerzijds willen wij nu die tekorten proberen weg te werken en aan de an dere kant willen wij door de nieuwe retributieschaal de zaak gemakkelijker maken voor het publiek. Aan overschotten hebben wij echter nooit gedacht, maar ik wil mevr. Visser namens het College wel zeggen en ik hoop, dat zij daarmee akkoord kan gaan dat wij art. 5 zo interpreteren, dat, als blijkt, dat er over schotten ontstaan zijn door eigen inkomsten, zoals donaties, wij dat soepel zullei). bezien. T.z.t., over een aantal jaren, kunnen we dat wel eens bekijken. Het is niet de bedoeling, die eigen inkomsten direct in min dering te brengen. Daar tillen wij niet zo zwaar aan. Mevr. Visser heeft voorts nog een vraag gesteld n.a.v. de laatste alinea van blz. 2 van de raadsbrief. Daar staat: „Invoering van de draagkrachtretributies houdt in, dat de te betalen bedragen geen rechtstreeks verband meer hebben met de binnen een bepaalde week geleverde hoeveelheid dienstbetoon." Ik wil mijn ant woord in de vorm van een voorbeeld geven. Moet iemand naar drachtkracht f 8,per week betalen, maar heeft hij slechts 2 uren hulp nodig, dan betaalt hij 2 x f 2,is f 4,Dat is dus precies gelijk aan de oude regeling. Dit geeft dus geen pijn. De heer Van Esveld vroeg naar de controle op de loon-opgaven. Ik heb al gezegd, dat die vroeger ge schiedde door de leidsters van de gezinsverzorging, Daar zijn ze wel aan gewend, maar wij zullen hen bij de nieuwe regeling wel helpen en zij worden op dit punt ook geïnstrueerd. Er zullen wel eens moeilijkheden komen, maar wij hopen, dat de burgers van Leeuwar den waardering voor deze regeling zullen hebben. (Ze betalen heus niet te veel.) En ik vertrouw wel op hun medewerking in dezen. Mevr. Veder zegt, dat de retributieschaal aan allen tegemoet moet komen. De retributies worden geheven naar draagkracht, f 90,het ongedekte tekort, moet maximaal voor gezinsverzorging betaald worden. De heer Miedema heeft nog gevraagd, of „de rijke broeder' niet meer kan betalen. Ja, die kan wel meer betalen, maar het is de vraag, of hij het doet. Hij zouden dan eigenlijk nog f 110,extra moeten betalen. Ik ?eef toe, dat er een manco zit in die regeling, maar de Gemeente is in dezen aan de wens van de instellingen tegemoetgekomen. Mevr. Visser-van den Bos: Hartelijk dank voor de beantwoording van de Wethouder. Nu spijt het me, dat ik de dingen waarschijnlijk za' keiijker bekijk dan hij, want, met alle waardering voor zijn toezegging i.z. een soepel beleid enz., meen ik. dat de instellingen beslist meer gebaat zijn met een duidelijke omschrijving in het raadsbesluit van de wijze, waarop de exploitatietekorten berekend worden, want het is natuurlijk een heel vervelende zaak, als er aan het eind van het jaar bij de controle een twistgesprek ontstaat tussen het bestuur van de instelling en de controlerende instantie. Ik ben ervan overtuigd, dat geen enkele instelling met een regeling als deze in zee wil gaan. Ik heb hier een voorstel, waarin ik verzoek om niet uit te gaan van een soepel beleid, maar dood gewoon van een regeling, waarin overeengekomen wordt, welke componenten men wel of niet neemt. En om misverstanden te voorkomen, die misschien hier en daar zouden kunnen rijzen, wil ik toch een paar dingen nog heel duidelijk zeggen. Die 100 pet. subsidiëring door de Gemeente betekent niet, dat de Gemeente alle lasten overneemt, doch alleen, dat de posten die door het Rijk subsidiabel wor den geacht - en dat zijn salarissen plus apparaats kosten, die voorheen tot een bepaald percentage wer den vergoed voor 100 pet. worden vergoed. We heb ben berekeningen uitgevoerd en die geven ons de in druk, dat bij een zeer voorzichtig beleid daar misschien van rond te komen is. Als de Wethouder zegt, dat de administratie van de instellingen niet verzwaard wordt, dan bagatelliseert hij beslist wat er nu gaat gebeuren. Voorheen was het zo: Een bejaarde vroeg hulp aan en laat ik meteen maar de belangrijkste verzwaring der administratie nemen de leidster vraagt: „Wat is Uw inkomen: alleen A.O.W.Dan kunt U het niet betalen, dus zal ik met U samen een aanvraag om bijstand invullen en naar de Soc. Dienst sturen." Deze deed het onderzoek naar het inkomen van de bejaarde, ging de bejaarde een bezoek brengen enz. En de in stelling bemoeide er zich helemaal niet meer mee. Die kreeg dan alleen na zoveel weken een beschikking, diende één keer in de drie maanden een declaratie in bij de Soc. Dienst; het geld was dus safe. Nu verklaart de instelling op het aanvraagformulier dat ze onder zocht heeft, aan, hoe het met die inkomsten zit. Soms doet iemand die moet betalen, het niet een du bieuze debiteur, die ook bij gezinszorginstellingen wel eens voorkomt: iemand, die plotseling vertrekt "bijv., of iemand, van wie blijkt, dat hij toch niet kan be talen. De afspraak is, dat de instelling voor de retri butie die gevorderd moet worden, garant staat. Er blijven dus echt nog wel enige risico-posten over. Dan de kwestie van de administratie. Elke instelling hier in de stad is van mening, dat uit de genormeerde administratiekosten geen volwaardig administrateur aangesteld kan worden. Dus als je dat wèl doet, dan moet je werkelijk uitkijken, waaruit je dat gaat be talen. En tenslotte het misverstand, dat men meent, dat het voor de instellingen geen verschil maakt, of de eigen inkomsten wel of niet worden opgenomen. De Wethouder zegt: Neem de eigen inkomsten maar wel °PI wij nemen dan ook op wat jullie aan niet-subsidia- bele lasten hebben. Maar van dat rekensommetje heeft men geen enkel voordeel, want, gesteld, dat een in stelling f 5.000,eigen inkomsten heeft en f 10.000, niet-subsidiabele lasten, dan is het verschil f 5.000, ten nadele van de instelling. Als ik het verkeerd begrijp, dan wil ik dat graag horen, maar gesteld, dat het nu eens een gunstig jaar is geweest en dat de instelling als administrateur heeft een gepensioneerde meneer, die het gratis doet, dan houdt de instelling van die f5.000 f2.000,over. Dan zegt de Gemeente: „Dank LT vriendelijk voor die gratis arbeid en dan willen wij die f 3.000,graag hebben. Die korten wij op het sub sidie. En dat is, waartegen de instellingen bezwaar hebben. Zij willen een eigen beleid kunnen voeren en die kans krijgen ze alleen, als ze ruimte hebben buiten de subsidiabele posten. En als ze eigen werk leveren, doordat bestuursleden de administratie doen, dan moet dat niet betekenen, dat dat een voordeel is 'oor de Gemeente, maar voor de stichting, die daar een volgend jaar eventuele nadelen weer mee kan op- vangen, want, als men een aantal maanden met een niet-subsidiabele leidster werkt, dan is het volkomen logisch, dat het geld ergens vandaan moet komen. En dat dit een reële zaak is, blijkt herhaaldelijk. Het Mi nisterie houdt n.l. nog steeds vast aan de eis, dat de leidsters een bepaald diploma moeten hebben. Al is het nog zo'n voortreffelijke kracht, maar ze heeft het di ploma niet of kan daarvoor niet in opleiding, omdat ze een voor-opleiding gehad moet hebben, dan krijgt men gedurende de tijd, dat zo'n leidster in functie is, geen subsidie. Dat zal dus ergens moeten worden op gevangen Hier ligt het grote bezwaar, dat de instel lingen hebben tegen het afdragen van hun eigen in komsten. Toch willen de instellingen niet volledig be taald worden door de Gemeente. Zij willen baas in eigen huis blijven. En zou de Gemeente, zoals hier staat, alle kosten betalen, dan had de Gemeente de plicht en het recht om aan de instellingen verant woording te vragen van elke gulden die uitgegeven werd. Als ze een uitstapje zouden willen maken voor binding van de krachten iets wat zeer nodig is (niet alleen bij gezinszorg, maar ook bij bedrijven) als ze doen aan vormingsbijeenkomsten e.d., wat ook zeer nodig is bij krachten, die maar een half jaar opleiding krijgen en zeer verantwoordelijk werk gaan doen, dan zou je eigenlijk moeten vragen: Vindt de Gemeente dit wel goed? Je werkt zozeer met gemeentegeld, dat je dan geen eigen beleid meer overhoudt. Het spijt me, als mijn intentie nog niet helemaal overgekomen is. Daarom wil ik het volgende voorstel indienen: „De Raad van de gemeente Leeuwarden; in vergade ring bijeen op 20 april 1970; gehoord de discussies over stuk no. 133 over Subsidiëring Gezinszorg; besluit: in de subsidieregeling onder II, lid 5, toe te voegen: „Bij de berekening van het exploitatietekort worden de eigen inkomsten, zoals donaties, contributies, bijdragen van kerken, rente van eigen kapitaal enz., buiten be schouwing gelaten." Zou de heer Van Esveld dit voorstel mede willen on dertekenen? Neen? O, de heer De Leeuw ondertekent het. De heer Van Esveld: Moeten de instellingen de on gediplomeerde krachten zelf betalen? Mevr. Visser-van den Bos: Natuurlijk. Gedurende een aantal maanden. Stel U voor, dat men van april tot oktober wanneer de bewuste n.s.a.-cursus weer begint werkt met een leidster die niet een opleiding volgt, dan zegt het Ministerie: Die kracht is nog niet subsidiabel en dan draagt de instelling een aan tal maanden de kosten. Maar als om wat voor bijzon dere reden dan ook het kan zijn, dat de cursus volgeboekt is, wat verleden jaar is gebeurd, of dat de be treffende kracht niet de vooropleiding heeft om toege laten te worden gedurende langere tijd, bijv. een paar jaar, een niet-subsidiabele kracht in dienst is, dan kan geen enkele instelling dat financieren. Dan gaat men met de Wethouder praten en dan kan ik mij voorstellen, dat dan gevraagd wordt: „Wat is dat voor een kracht, aan welke vereisten voldoet zij, kun nen wij die acceptabel achten Dan zou geconclu deerd kunnen worden: „Wij nemen die kracht in de subsidieregeling mee." Het Ministerie van Maat schappelijk Werk houdt altijd vast aan de eisen van de opleiding, maar het Ministerie van Justitie het is eigenaardig, dat de Ministeries zo verschillend han delen zegt bij de Kinderbescherming: „Als men een kracht aantrekt, die niet het diploma heeft, dat we eigenlijk eisen, maar van wie blijkt, dat het werkelijk een geschikte kracht is, dan hebben we ook nog een tabel voor onbevoegde krachten en dan subsidiëren we naar die tabel in dat salaris." Zo'n regeling zou ik bij zonder graag ook bij het maatschappelijk werk zien, want het is natuurlijk onmogelijk het bejaardenwerk goed te runnen zonder leidster. De Voorzitter: Deze toelichting was even terzijde. Dit onderwerp komt niet voor in het voorstel van mevr. Visser en niet in het voorstel van B. en W. De heer Van Esveld: Ik dank de Wethouder voor de beantwoording van de door mij gestelde vragen en in het bijzonder voor de toezegging, dat de instellingen de eigen inkomsten mogen gebruiken voor enige speel ruimte in die uitgaven, die niet-subsidiabel zijn. (De Voorzitter: Gerekend over een aantal jaren.) Ik heb daarom geen behoefte aan het voorstel van mevr. Vis ser; de toegezegde soepelheid is voor mij voldoende. Mevr. Veder-Smit: De Wethouder heeft één van mijn vragen nog niet beantwoord, n.l. of hij ervan overtuigd is, dat de kosten van deze regeling wel vergoed worden. Ik zou voorts iets willen zeggen over het voorstel van mevr. Visser. Ik heb eigenlijk de indruk, dat mevr. Visser iets voorstaat, dat ze niet helemaal in haar voor stel heeft vastgelegd. Ik meen, dat zij voorstaat, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 10