10
11
heel een bepaalde rol moeten spelen en tot nog toe
ook steeds gespeeld hebben. Daar hebben wij ook in
deze Raad meer dan één keer over gesproken. U noemt
Tietjerk, Giekerk, Hardegarijp en Stiens. U had daar
misschien ook Marssum bij kunnen noemen, maar het
is duidelijk, dat dit onderzoek zich uitstrekt over een
woon- en leefgebied van een bepaalde grootte. Het be
drag, dat voor dit onderzoek wordt gevraagd, lijkt op
het eerste gezicht vrij hoog, maar ik heb het gevoel,
dat de middelen en het doel tot nog toe wel in overeen
stemming zijn met elkaar en ik wil graag eindigen met
B. en W. namens mijn fractie te zeggen, dat wij erg
blij zijn met dit voorstel en dat wij met belangstelling
net als zij, denk ik, de resultaten van dit onderzoek
zullen afwachten.
Mevr. Veder-Sinit: Ik kan uitermate kort zijn. Wij
zijn bijzonder blij met dit voorstel. Ik geloof, dat deze
gegevens onontbeerlijk zijn voor een goede planning van
de woningbouw. Ik zou hoogstens kunnen zeggen: Had
den we ze maar eerder gehad, maar dat is een irrele
vante opmerking.
De heer Rijpma: Ik kan me aansluiten bij wat de
heer Vellenga gezegd heeft. Het is bijzonder belangrijk,
dat wij vanavond besluiten dit onderzoek naar de wo
ningbehoefte in te stellen. Ik wil nog een vraag stellen.
Het gaat, zoals ik uit de eerste zin van de raadsbrief heb
begrepen, om een soort statistisch onderzoek en daar
naast is het een onderzoek, dat door enquêtes zal
plaats hebben. Als je dat zo leest, zou je bijzonder graag
willen weten, wat er nu in die enquêtes gevraagd
wordt. De daarin te stellen vragen liggen uiteraard
nog niet bij de stukken, omdat de enquêtes waarschijn
lijk pas gehouden zullen worden, nadat het eerste geld
op tafel is gelegd. Maar is het niet mogelijk, dat, zo
dra er een enquêteformulier klaar is, dit in het ver
trouwelijke mapje of misschien zelfs openlijk in de be
treffende portefeuille te leggen, zodat wij kunnen zien,
wat er in staat en eventueel nog de gelegenheid krij
gen vertrouwelijk of publiekelijk - een opmer
king te maken, die mogelijk van belang zou kunnen
zijn? Als we achteraf zouden moeten zeggen: „Waarom
zit die of dat er niet in?", geeft dat alleen maar ver
velende situaties. En ook zou het alleen wel kunnen
worden overgelegd om aan onze nieuwsgierigheid of
belangstelling tegemoet te komen i.z. datgene wat er
nu allemaal gevraagd wordt. Ik hoop, dat U een toe
zegging ter zake kunt doen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik ben de raadsleden bij
zonder erkentelijk voor de steun, die zij aan dit voor
stel geven en de waardering die zij ervoor hebben. Het
College is mèt de Raad van mening, dat wij zo'n on
derzoek broodnodig hebben.
De heer Vellenga heeft terecht, dacht ik de
vinger gelegd bij het blijkbaar nogal hardnekkige mis
verstand, dat, als men spreekt over Leeuwarden, dan
steeds de stad Leeuwarden is bedoeld, maar dan be
doelen we de gemeente Leeuwarden. Als we het heb
ben over de woonfunctie, dan moeten we bij de beoor
deling van een woningmarkt voor de gemeente Leeu
warden ook de functies van naburige gemeenten in
dit onderzoek betrekken, hetgeen van het begin af aan
ook de opzet van de heer Primus is geweest. Ik houd
aantekening van de aanvulling die de heer Vellenga
gaf m.b.t. Menaldumadeel.
Wat de vraag van de heer Rijpma betreft, het is me
bekend, dat de heer Primus, die op dit terrein toch
wel een duidelijke reputatie en een groot gezag heeft,
nogal uitvoerige enquêteformulieren hanteert; ik wil
de heer Rijpma graag verzekeren, dat we stellig een
vorm zullen vinden, mogelijk zelfs in een overleg in de
Commissie Ruimtelijke Ordening, om over de inhoud
nog uitgebreid te praten. Het lijkt me zelfs interessant
om dat te doen in aanwezigheid van de heer Primus
zelf of diens wetenschappelijke assistenten.
Ik wil graag die medewerking toezeggen.
De Voorzitter: Dan is dus afgesproken, dat met de
opmerking van de heer Rijpma rekening zal worden ge
houden en Weth. Tiekstra heeft ook goede nota ge
nomen van de opmerking van de heer Vellenga.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 16 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 109, 112, 113 en 114),
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 122).
De Voorzitter: Er moeten enkele foutjes worden
verbeterd.
De heer P. P. de Jong (secr.)In art. 11, le regel,
moet in plaats van „artikel 8" gelezen worden: „arti
kel 9" op pag. 4, rechterkolom, le regel, moet in
plaats van „maximaal" worden gelezen: „minimaal".
De heer Van Balen Walter: Hoewel ik mij met de
strekking van dit voorstel heel goed kan verenigen, zou
ik toch graag enkele vragen willen stellen en opmer
kingen willen maken.
In de raadsbrief staat de bepaling, dat geen vergoe
ding wordt toegekend bij verkoop van de ontruimde
woning, ware te handhaven. Ik vraag mij af: waarom?
Ik vind, dat het verband tussen eigenaar en huurder
hier op een wat vreemde manier wordt gelegd. Het
zijn m.i. volgens deze regeling twee verschillende groe
pen, die eigenlijk toch niet zo heel veel met elkaar te
maken hebben. Ik zie dus niet zonder meer de nood
zaak in, dat deze vergoeding niet zou kunnen worden
betaald, als de woning wordt verkocht.
Op blz. 3 staat: „De Minister opent verder nog de
mogelijkheid een regeling in het leven te roepen voor
verhuizing van grote naar kleine woningen" en het
wil U voorkomen, dat het niet gewenst is voor onze
Gemeente hiervoor een afzonderlijke premieregeling in
het leven te roepen. Ik zie ook in dezen niet in, waar
om niet. Het lijkt mij in bepaalde gevallen bijzonder
nuttig, als ook een grote woning wordt ontruimd, zij
het dan, met de prikkel van een toeslag, als de bewo
ners naar een kleinere woning gaan. Ook te dezer
zake zou ik graag een nadere toelichting van de kant
van het College willen horen.
De heer Janssen: N.a.v. het voor ons liggende ont-
werp-besluit zijn bij mij en mijn fractie enkele vragen
gerezen, vooral wat betreft het hoofdstuk „doorstro
ming". Wij hebben nu enkele jaren ervaring met de
toepassing van de doorstromingsregeling, maar het
blijkt, dat er nog altijd mensen zijn, die deze regeling
niet goed begrijpen of menen ervoor in aanmerking te
komen, terwijl dit niet het geval is. Men leest er soms
meer uit dan erin staat.
Het ontwerp-besluit op de voet volgend, lees ik in
art. 9, lid 1, dat de huurprijs wordt bepaald op f 120,—
per maand. De Minister echter stelt de maximum
grens op f 140,— per maand. In de raadsbrief wijkt U
dus van dit maximum af met het oog op het algemene
huurpeil in Leeuwarden. Mijn vraag is nu, hoe U dit
huurpeil heeft bepaald. Van welke gegevens is U uit
gegaan? Want op een laatstgehouden voorlichtingsbij
eenkomst van de gezamenlijke Leeuwarder vakbewe
ging i.z. de huurliberalisatie werd gesteld, dat de hu
ren, die nu verhoogd mochten worden, veelal 25 h
35% hoger zijn geworden. Ook dat heeft zijn invloed
op het gemiddelde huurpeil hier ter stede. In de thans
geldende regeling wordt uitgegaan van een maximum
van f 110,maar daarbij zijn vanaf 1 januari 1970
verschillende huurverhogingen geteld, zodat het m.i.
heel best mogelijk is, dat reeds nu het voorgestelde be
drag van f 120,wordt overschreden bij de toepassing
van de doorstromingsregeling.
In art. 11, onder d, stellen B. en W. voor, degenen,
die vanuit een bovenwoning, een flatwoning e.d. ver
huizen naar een eengezinswoning, niet in aanmerking
te laten komen voor deze regeling. Het doel van de
doorstromingsregeling is het vrij maken van een goed
kope woning en nu is het mij om het even, of de be
trokkene nu verhuist naar een duurdere flat of naar
een dure eengezinswoning. In beide gevallen laat hij
toch een goedkope woning achter en dit dient te wor
den gehonoreerd.
Volgens art. 11, onder h, wordt men eveneens uit
gesloten, als de voor de nieuwe huurder achtergelaten
■■K
MKS&ZPw W/ v
woning een hogere huur doet dan de maximale f 120,
Het lijkt mij zeer waarschijnlijk, dat de huiseigenaar
bij vernieuwing van het huurcontract de huur zal trach
ten te verhogen, vooral nu er vrijheid bestaat op dat
gebied. De aanvrager zal dus buiten zijn schuld niet
voor de bijdrage in aanmerking kunnen komen, het
geen mij onbillijk voorkomt, een even grote onbillijk
heid als het gevolg is van toepassing van de bepaling
in art. 11, onder a.
Bij verkoop de heer Van Balen Walter stelde het
reeds van de woning wordt ook de bijdrage niet
verleend. De aanvragers mogen volgens mij niet de
dupe van deze bepalingen worden.
Als nieuw element is ingevoerd het verhuizen van
een goedkope huurwoning naar een eigen woning. In
dat geval kan ook een bijdrage worden toegekend. Is
hierop ook van toepassing dezelfde voorwaarde als in
art. 11, onder d: het verhuizen van een bovenwoning,
flatwoning e.d. naar een eengezinswoning, is bedoeld?
De hear Klomp: Ik bin bliid, dat der in nije troch-
streamingsregeling komt, mar ik bin net wiis mei in
pear ütsünderingsbipalingen, dêr't ek al troch inkelde
oaren op wiisd is.
Under nr. 11a wurdt sein, dat de bydrage net jown
wurdt, as de frijkommende went forkocht wurdt. Dat
has as gefolch, dat de ynwenners fan üs Gemeente,
dy't fan in guodkeape went trochstreamje nei in djür-
dere, net op in gelikeDse wize bihannele wurde. De
iene krijt wol in bydrage en de oare net, omdat, sünder
dat hy seis der hwat oan dwaen kin, it hüs letter for
kocht wurdt. En dat is wol tige sneu, as men bisluten
hat nei in djürdere went to forfarren, rekkenjend op
in trochstreamingsbydrage fan f 1250,En dy ünge-
likense bihanneling sprekt noch helte mear, as dy bi-
wuste went foar minder as f 30.000,forkocht wurdt
oan imrnen, dy't ek in guodkeape went efterlit. Dan
krije wij dizze sitewaesje: de man, dy't de biwuste
went forlit, krijt gjin bydrage, en de man, dy't de went
keapet, krijt wol in bydrage. Ik soe, hwat art. 11 oan-
bilanget, wol akkoart gean, as it noch oanfolle wurdt,
en it der dan sa üt komt to sjen: „De in artikel 9 be
doelde bijdrage wordt niet verleend: a. ingeval van ver
koop van de ontruimde woning voor meer dan het in
artikel 9 genoemde bedrag." (Dat is dy biwuste
f30.000,—).
Ta bislüt noch in opmerking oer punt h. Oer it al-
gemien kin ik my dér ek wol mei forienigje, mar der
moat al in ütsündering mooglik wêze. As de hierfor-
heging boppe it maksimum fan f 120,in gefolch is
fan forbetteringen, dan moat de earste hierder neffens
my dochs noch foar in trochstreamingsbydrage yn oan-
merking komme kinne. It kin ommers barre, dat yn
de tiid, dat it pan leech stiet, de eigener forbetteringen
oanbringt, byg. in douche om it better forhiere to kin
nen. Mar dit punt hoecht om my net wizige to wurden,
omdat B. en W. yn art. 12 it frij hawwe om yn bisün-
dere gefallen fan de regeling öf to wiken en in hier-
forheging as gefolch fan oanbrochte forbetteringen kin
neffens my hiel wol rekkene wurde ta de ütsünderings-
gefallen.
Mevr Visser-van den Bos: In art. 11, lid j, wordt
vermeld, dat men niet in aanmerking komt voor een
bijdrage, als men een voor zijn inkomen te goedkope
woning huurt.
Daar men volgens art. 9 ook in aanmerking kan
komen voor een bijdrage bij verhuizing naar een eigen
woning, meen ik dat aan art. 9 lid j moet worden toe
gevoegd, dat men evenmin een bijdrage krijgt, als de
huurwaarde van de in gebruik te nemen eigen woning
niet in de juiste verhouding tot het inkomen van de
aanvrager staat.
Als ik een voorbeeld mag geven: Iemand met
een groot inkomen die een goedkoop huis koopt,
krijgt nog een premie op de koop toe, als hij
toevallig een nog goedkopere woning achterlaat.
Dat lijkt me helemaal onjuist. Evengoed als bij een
huurwoning een relatie gelegd wordt tussen inkomen
vn huur, zou ook bij het kopen van een huis een re
latie moeten bestaan tussen de huurwaarde of rente
lasten en het inkomen van degene, die om een premie
vraagt.
De heer De Jong (weth.): De regeling, zoals die nu
geldt, is op betrekkelijk weinig punten veranderd. Deze
is eigenlijk een continuering van de bestaande regeling,
met dien verstande, dat er nu een maximum gesteld
is, m.a.w. diegenen, die een duurdere woning dan
f 250,per maand gaan bewonen of een woning met
een daarmee overeenkomstige koopprijs, vallen buiten
de regeling.
De grens-naar-beneden is van f 110,op f 120,ge
bracht. Verder is dezelfde gedachte aan de regeling
ten grondslag gelegd als die waarmee wij enkele jaren
geleden ermee gestart zijn.
De kardinale vraag bij deze regeling is en die is,
dacht ik, door verschillende vragenstellers niet hele
maal begrepen Welke woonruimte wordt vrij ge
maakt? Krijgt de Gemeente daarop een claim, zodat
wij daarin diegenen kunnen plaatsen, die maximaal
f 120,per maand betalen Als we dat uitgangspunt
vasthouden, komen we tot bepaalde uitzonderingsbe
palingen voor die gevallen, waarvan we kunnen stel
len: Daarvoor krijgen wij die claim niet, bijv. ingeval
van een koopwoning. Als een huurpand verkocht wordt,
dan kan men wel proberen degene, die deze woning
verlaat, een premie mee te geven, maar dan hebben
wij op die woning geen claim meer. En in zo'n geval
hebben we tot nog toe ook nog nooit een doorstro
mingspremie gegeven, want daar is deze niet voor. De
essentie van de regeling is, dat wij op de woning die
vrij gemaakt wordt, een claim krijgen. In dat verband
zijn de bepalingen gemaakt, die onder a t.e.m. j ver
meld zijn.
Een tweede punt is, dat wij destijds zeer bewust aan
deze regeling gekoppeld hebben het idee: Wij willen
dit speciaal beperken (omdat de middelen, die ons ter
beschikking staan, ook maar beperkt zijn) tot het be
trekken van flatwoningen, want degenen, die naar een
eengezinswoning gaan, zouden dat zonder premie toch
ook wel doen. Daar staat men voor in de rij; die be
hoeven we geen f 1.000,of f 1.250,- mee te geven!
Wij hebben de indruk, dat de regeling met de twee
elementen: het van gemeentewege beschikbaar krijgen
van een claim op de goedkopere woningen en het uit
zonderen van de eengezinswoningen, waar toch genoeg
belangstelling voor is, een goede is geweest, tenminste,
als we ervan uitgaan, dat voor deze regeling slechts
een beperkt bedrag beschikbaar is gesteld. Het Rijk
geeft een bepaald subsidie, waarvan het meent, dat
de gemeenten er maar mee toe moeten. Wij hebben dat
van jaar tot jaar klaar gespeeld en nu zegt het Rijk:
Wij trekken onze handen er min of meer af en geven
nog 80% vergoeding, de gemeenten moeten dus 20%
voor hun rekening nemen en het maximum wordt ge
steld op f 1.250,Het Rijk vergoedt dus f 1.000,en
wij moeten f 250,per woning bij betalen en dat geeft
ons weer een last die we vroeger niet hadden, maar
de essentie van de regeling is precies gelijk gebleven.
Het was voor mij niet altijd even gemakkelijk de be
doeling van de vragen van enkele sprekers goed te be
grijpen.
Waarom bij het verlaten van een grote woning en
het betrekken van een kleine geen bijdrage wordt ge
geven? Omdat ook dit weer buiten de essentie van de
regeling valt. De huur van een grote woning die ont
ruimd wordt, ligt al heel gauw boven de f 120,- per
maand, tenzij het zou gaan om een grote woning voor
een heel geringe huur. De „pijn" bij Bureau Huisves
ting betreft juist de woningen in de huurklassen tot
maximaal f 120,per maand.
De heer Janssen vroeg: „Waarom hier een maximum
van f120,per maand? (f 110,met enkele verho
gingen. De Minister stelt dat op f 140,We gaan
van f 120,uit, juist omdat wij op grond van de
ervaringsgegevens van Bureau Huisvesting de indruk
hebben, dat het hier gaat om woningen van f 120,
per maand en lager. Dat zijn de woningen, die we zo
broodnodig hebben; daai'is de doorstromingspremie op
gericht. Het is een sterk sociaal beleid. Degenen, die
tussen de f 120,en f 140,huur betalen, verkeren
over het algemeen niet in de moeilijkheden waarom
de doorstromingsregeling is ingevoerd. Zeer nauwkeu
rig is, ook in overleg met de woningbouwverenigingen,
deze grens bepaald.
Gevraagd is ook, waarom iemand die een woning,
die meer dan f 120,per maand doet, deze buiten zijn