16 17 wordt van f 800,tot f 450,In de raadsbrief mer ken B. en W. op, dat zij dit onder de aandacht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zullen bren gen, maar is het ook nog mogelijk, dat wij ons als Gemeente rechtstreeks tot de Regering wenden om te beklemtonen, dat dit voor ons een nare financiële rege ling is Er is in de voorbije jaren nog wel eens over gesproken terecht of niet terecht, dat weet ik niet dat Leeuwarden, wat de tonnen betreft, eigenlijk wat in een uitzonderingspositie verkeerde. Kunnen we er daarom niet iets meer aan doen dan alleen de Ver eniging van Nederlandse Gemeenten inschakelen De heer De Jong (weth.): De brief aan de Vereni ging van Nederlandse Gem eenten is al uit, omdat wij hier eigenlijk wel een beetje haast mee hadden en het is niet alleen Leeuwarden, dat onder de nieuwe pre- miëring valt. We hebben de indruk, dat genoemde Vereniging wel wil proberen er iets aan te doen. Als we dit apparaat achter ons verzoek krijgen, dan dacht ik, dat we eerst even de resultaten moeten afwachten. Zou blijken, dat dit daar onvoldoende respons vindt, dan zullen we ons beraden over wat we dan moeten doen. We hebben ook nog wel andere kanalen. Het zou bijv. ook mogelijk zijn, een aantal Kamerleden hier voor te interesseren. Ik dacht, dat dat niet zo'n grote moeite zou zijn, maar ik zou toch wel willen beginnen met de weg te bewandelen die we meestal volgen, n.l. die via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De zaak heeft voldoende onze aandacht. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 118). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22a (bijlage no. 133). Mevr. Visser-van den Bos: De nieuwe regeling Sub sidiëring Gezinszorg is wederom een bewijs, dat onze Gemeente een werkelijk sociaal beleid wil voeren. Im mers, voortaan zal het mogelijk zijn, dat ieder gezin en iedere bejaarde in onze stad, die gezinszorg of ge zinshulp nodig heeft, een beroep op de stichting kan doen zonder zich tegelijk in al te grote zorg af te vra gen, hoe zij de kosten moeten betalen. Ongetwijfeld was het tot op heden wel eens het geval, dat gezinnen, die gemakkelijk een beroep deden op de Bijstandswet, wel hulp kregen, maar dat gezinnen, die die hulp niet minder hard nodig hadden, die toch weigerden, omdat ze de financiële consequenties te zwaar vonden en niet bereid waren een beroep op de Bijstandswet te doen. Het prijsgeven van de „bespaarde" bijstand, in de raadsbrief genoemd, is dan ook wat wij noemen een echt stuk sociaal beleid. De instellingen voor gezinsverzorging vrezen wel, dat in de eerste tijd na de nieuwe regeling het werk van de leidsters nogal verzwaard zal worden door de stij ging van het aantal aanvragen, die door hen op ur gentie onderzocht moeten worden. Dat de hulpverle ning in de gezinszorg door de nieuwe regeling sterk zal stijgen geloven we niet, omdat de gezinsverzorgster ook een schaarse werkkracht is, zodat het aantal be schikbare krachten alleen al zal dwingen tot een zo streng mogelijk selecteren van de aanvragers, waarbij echter de hulpverlening niet belemmerd wordt door het niet om bijstand durven vragen. Dat de instellingen een retributieschaal hanteerden, die vooral voor de lagere inkomens niet helemaal so ciaal te noemen was, kwam door de noodzaak de fi nanciering rond te krijgen. Door het Rijk zijn de sa larissen van de gezinsverzorgsters en -helpsters op een verantwoord peil vastgesteld, maar de subsidiëring in die salarissen werd op hetzelfde percentage ge handhaafd, waardoor elke salarisoptrekking de door de instellingen op te brengen eigen bijdrage verzwaar de. Grote tekorten ontstonden bij die instellingen, die het grootste deel in de gezinsverzorging leverden. Voor de hulp aan bejaarden werd reeds lang uitgegaan van de stelling, dat die hulp alleen maar op ruime schaal verleend kon worden, als de financiering rond was. Door een regeling met de Sociale Dienst werd op de hulpverlening aan de bejaarden bijbetaald tot de on gedekte kostprijs. Het onderdeel „bejaardenhulp" ver oorzaakte de stichtingen dan ook geen tekort, omdat hier in het geheel geen retributieschaal gehanteerd werd. De bejaarden betaalden zelf geheel of gedeelte lijk de ongedekte kosten. Of de Sociale Dienst deed het in hun plaats. Samenvattend moeten wij dus constateren, dat de nieuwe regeling vooral de gezinsverzorging en de So ciale Dienst ten goede komt, de gezinsverzorging, om dat de toch nog veel te forse retributiebedragen lang niet dekten wat de gezinsverzorging per dag kostte Eén dag gezinsverzorging kostte ca f 16,na aftrek van de normale rijks- en gemeentesubsidies. En van welk inkomen kan een dergelijke bijdrage gevraagd worden Voor de Sociale Dienst werkt de nieuwe re geling arbeidsbesparend, omdat nu voortaan alleen in bijzondere gevallen nog een extra beroep op de Bij standswet zal kunnen worden gedaan, voor wat de betaling van de kosten van gezinszorg of -hulp be treft. De nieuwe retributietabel geeft automatisch bij stand aan hen, wier inkomen daartoe aanleiding geeft. Graag wil ik hier dan ook onze dank betuigen aan B. en W. en al degenen die aan de totstandkoming van dit voorstel hebben meegewerkt. Gezinnen en bejaarden kunnen dus met de voorge stelde regeling tevreden zijn en de Gem. Soc. Dienst wordt van een stuk werk ontlast, wat ongetwijfeld bij het tekort aan ambtenaren bij die dienst alleen maar toegejuicht kan worden. Jammer genoeg zijn de instellingen voor gezinsver zorging niet helemaal tevreden met dit voorstel en zij betreuren het, dat er na het opstellen van deze raads brief niet overleg met hen is gepleegd, ten einde na te gaan, of er in het voorstel geen punten voorkwamen, waarmede zij zich niet zouden kunnen verenigen. Op blz. 2 in de 4e alinea wordt gezegd, dat de Gemeente in principe de volledige kosten van de gezinszorg, voor zover niet door het Rijk gesubsidieerd, voor haar re kening neemt. Aansluitend daarop wordt een beschou wing gegeven over de toekomstige functie van de eigen inkomsten van de instellingen. Het lijkt toch wel in tegenspraak met het genoemde principe, als de instel lingen zelf voor inkomsten zouden moeten zorgen in geval zij geheel buiten hun wil moeten werken met een niet-bevoegde leidster. De eigen inkomsten zullen daar voor gauw tekort schieten. Wij vertrouwen dan ook, dat in die gevallen, na overleg met de Gemeente over de aan te stellen kracht, bij de subsidiëring rekening zal worden gehouden. Wat de eigen inkomsten van de stichtingen betreft, menen wij, dat die buiten de subsidieberekening moeten blijven, ten einde de stich ting ruimte te laten voor het voeren van een eigen personeelsbeleid: het tijdelijk opvangen van de kosten van niet-subsidiabele krachten en eventueel voor de betaling van de kosten van de meerdere administratie, die uit de nieuwe regeling ongetwijfeld zullen voort vloeien. Als U de donaties, contributies en bijdragen van de kerken in de subsidieberekening gaat betrek ken, begeeft U zich op moeilijk terrein. De stichtingen hebben dan geen belang meer bij die inkomsten en deze zullen verdwijnen of verminderen. Bovendien kun nen B. en W. dan voor het vaststellen van het subsidie niet meer uitgaan van de rijksregeling. Ook de per soonlijke inzet van bestuursleden voor de administratie en anderszins verdwijnt, want het gevolg van het he sparen van administratiekosten zal zijn, dat de Ge meente meer van de eigen inkomsten van de instel lingen van het subsidie zal kunnen aftrekken Als aan de hand van de cijfers over 1968 gevreesd wordt, dal bij 100 pet. subsidiëring van de genormeerde kosten overschotten bij de instellingen gaan ontstaan, dan is over het hoofd gezien, dat in 1968 door de instellingen nog maar nauwelijks gebruik gemaakt werd van be taalde administratieve krachten. Jarenlang is bij de gezinszorg al het administratieve werk door bestuurs leden gratis verricht. Nu de laatste jaren door de om vang van de bejaardenzorg zulks niet meer mogeli] is, zijn alle instellingen er zo langzamerhand toe over gegaan betaalde administratieve krachten aan te stellen. Dan nog rekening houdend met de ook in de raatP brief gesignaleerde verzwaring van de administrate van de instelling door de nieuwe regeling, hebben w] de overtuiging, dat de instellingen alleen met een be zuinig beheer met de genormeerde kostenbedragen zu I len toe komen. Wij verzoeken U dan ook art. 2, lid 5, I van het besluit aan te vullen met de zin, dat bij de I berekening van het exploitatietekort buiten beschou- I wing worden gelaten de eigen inkomsten van de in- I stellingen, bestaande uit donaties, contributies, bijdra- I gen van de kerken en eventueel gekweekte interest van I eigen kapitaal, een en ander overeenkomende met de I rijksregeling. Ook willen wij graag weten, welk standpunt wordt ingenomen m.b.t. de ontvangen ziekengelden. Opne men onder de baten? Uitstekend, mits ook de premie I Ziektewet onder de sociale lasten wordt meegerekend. Wat is nu de bedoeling? Tenslotte deze vraag: Leggen wij de laatste alinea van blz. 2 goed uit, als wij zeggen, dat de retributie I per dag niet hoger kan zijn dan een vijfde deel van I f90,of bij stijging van dat bedrag een vijfde deel van het nieuwe bedrag? Graag willen wij het antwoord van de Wethouder I afwachten, alvorens eventueel een voorstel in te dienen. De heer Van Esveld: Aansluitend aan hetgeen mevr. I Visser heeft gezegd en gevraagd, zou ik nog graag I enkele kanttekeningen willen plaatsen. Ten eerste wil ik namens mijn fractie het College I lank zeggen voor de wijze, waarop het zowel voor- I heen als in de hier voorgestelde regeling de instellingen voor gezinsverzorging en gezinshulp financieel in de gelegenheid wil stellen hun taken uit te oefenen. Dit zijn kanten van een stukje gemeentelijk beleid, waarbij we niet zo vaak stilstaan en die de goegemeente als vanzelfsprekend accepteert, maar zonder welke de ge zinszorg niet had kunnen functioneren, zoals nu het geval is. Ook de nieuwe regeling biedt daartoe de mo gelijkheid. De gezinsverzorging wordt opgenomen in ven geheel van voorzieningen, waarvan iedere inwoner van deze gemeente gebruik kan maken, zonder dat hij daardoor eerst wordt doorgelicht omdat men aan de weet wil komen, of hij zichzelf in financieel opzicht zou kunnen helpen. Voor de Gem. Soc. Dienst betekent ieze nieuwe regeling mi. een vrij grote verlichting van haar taak, zowel voor de buitendienst als voor de administratie. Daarentegen is het voor de betrokken stichtingen een toeneming van haar organisatorische ra administratieve taken en verantwoordelijkheden. Deze zaak is, naar ik heb begrepen, uit en te na be- sproken tussen de Gemeente en de instellingen voor gezinszorg, zodat de laatsten zich stellig bewust zul len zijn van de consequenties die zij met deze nieuwe regeling op zich nemen. Die consequenties liegen er niet om. De regeling van de vaststelling en de inning un de retributies en de controle op de aanvragen ko men geheel te berusten bij de instellingen. Zijn de apparaten van deze stichtingen voldoende toegerust om deze taken goed en effectief uit te oefenen? Hoe ligt det bijv. met de controle op de inkomsten van de cliënten? Voor de G.S.D. is het natrekken van deze gegevens niet al te moeilijk. Geheel anders is het met de instellingen voor gezinsverzorging. Blijft de con trole beperkt tot de interne relatie tussen het gezin ra de stichtingen of is het bijv. de bedoeling, dat loon- informatie bij werkgevers of inkomengegevens bij de belastingdienst worden gevraagd? Ik zie het reeds 'oor me Dit alles betekent een aanmerkelijke verzwa ring van de leiding en het administratieve apparaat van de insteilingen voor gezinszorg. Mevr. Visser heeft iteengezet, hoe t.a.v. de subsidiebepaling dezer rege ling deel 2, sub 5, enige onduidelijkheid bestaat. Zij 'raagt zich af, hoe de Gemeente zal handelen t.a.v. de «gen inkomsten. Ik dacht, dat hieromtrent geen mis- 'erstanden behoeven te rijzen. Op blz. 2 van de raads brief zijn daarover een aantal mededelingen gedaan, die toch duidelijk de intentie hebben, dat B. en W. de pet.-subsidieregeling beperken tot de krachtens de rijkssubsidieregeling subsidiabele lasten en dat de func tie van het eigen inkomen uit donaties, giften en lid maatschappen de besturen de speelruimte laten voor set voeren van een stukje eigen beleid. Dit laatste rebben deze besturen eenvoudig nodig. Zij zijn het ook, me voor het handhaven van deze inkomsten zorg moe ten dragen. Dat houdt eveneens in, dat zij omtrent de besteding in die sfeer van de exploitatie die buiten de strakke normen van de rijkssubsidieregeling blijft, zelf enige ruimte moeten houden. Deze besturen doen voor de gemeenschap als totaliteit belangrijk werk. Wan neer zij zouden worden gedegradeerd tot uitvoerders van overheidssubsidieregelingen, zou voor hen wellicht de aardigheid er af gaan. En zeer zeker voorzie ik een vermindering van de donaties, als die niet ten goede komen aan de stichtingen als zodanig. Uit de ter inzage gelegen hebbende stukken blijkt, dat over 1968 de eigen inkomsten ruim 3 pet. bedragen van de subsidiabele exploitatielasten. Met een dergelijke marge heb ik geen enkele moeite. Ik voorzie wel een andere ontwikkeling. Deze nieuwe regeling legt een dermate zwaardere taak bij de leiding en administratie van de stichtingen voor gezinszorg, dat de kans mij groot toe lijkt, dat hierdoor zoveel extra geld nodig zal zijn, dat de eigen inkomsten wel eens niet toereikend zouden kun nen zijn. De kans lijkt mij praktisch uitgesloten, dat de stichtingen grote reserves zouden kunnen kweken uit de jaarlijkse overschotten, die, theoretisch bena derd, gevormd kunnen worden. Nog een slotopmerking. Het advies van de Com missie van advies voor de G.S.D., dat bij de stukken ter inzage lag, luidt positief. Het lid van onze fractie dat zitting heeft in deze commissie, heeft mij mede gedeeld, dat in dit overleg er geheel van is uitgegaan, dat de donaties, contributies en giften vrij gelaten zouden worden. Indien dit niet het geval zou zijn ge weest, zou hij zich zijn stem stellig hebben voorbe houden. Mevr. Veder-Smit: De raadsbrief vermeldt heel dui delijk de drie principes, waarop de voorgestelde rege ling berust. Allereerst, dat in principe de Gemeente volledig de lasten gaat dragen, voorzover dat niet door het Rijk gebeurt, en met aftrek van de retributies, waarover ik straks nog wil spreken. Ik ben in de regel geen voorstander van een volledige subsidiëring, maar ik geloof, dat hier wel bepaalde argumenten voor zijn aan te voeren. Ten eerste al wat ook in de stukken staat dat toch altijd bepaalde onderdelen niet sub sidiabel zijn, en ten tweede, dat hier het particulier initiatief een taak verricht, die elders ook wel als overheidstaak is opgevat. En ik geloof, dat het parti culier initiatief hier een taak vervult, die heel belang rijk is en waarvoor het alle hulde toekomt. Het lijkt me niet eenvoudig om een 200 a 500 krachten te be sturen, uit te sturen en te coachen. Ten slotte geven de instellingen een vorm van extra-murale zorg, zoals dat dan in plechtige bewoordingen heet, waaraan veel behoefte is, doordat ze hen, die thuis verzorgd kunnen worden en om allerlei redenen zorg nodig hebben, veel langer zelfstandig kunnen laten. Ik ga dus met dit eerste principe akkoord. De twee andere principes slaan op het kiezen van een retributiesysteem; allereerst draagkrachtnormen ingevolge de regeling van de Bijstandswet voor bijzon dere bijstand en dan het binden van de retributies aan een bepaald maximum. Nu kun je over de hoogte van je retributies en over je systeem daarvoor heel uit voerig filosoferen, bijv. tot welk maximum je zou moe ten gaan en in hoeverre je kunt en moet streven naar een dekking van de kosten, maar ik geloof, dat in dit geval de maatschappelijke ontwikkeling helaas maakt, dat dit streven naar kostendekking steeds moeilijker wordt, allereerst om zichzelf te voorzien van goede huishoudelijke hulp en dan omdat de stijging van de kosten van levensonderhoud juist voor de ouderen, bij wie veel behoefte bestaat aan deze vorm van hulp verlening, een groot probleem is. En een retributie schaal heeft, geloof ik, toch nog altijd iets arbitrairs. Ik zou er nog twee opmerkingen over willen maken: Ten eerste, dat ik me wel kan verenigen met de ge- dachtengang van de adviescommissie, dat de retribu tieschaal een zodanig maximum krijgt, dat het subsidie niet alleen aan de allerlaagste, maar ook aan de iets hogere inkomens tegemoetkomt. Ten tweede heb ik een vraag. Er staat onder III, sub 1, dat de retributieschaal wordt vastgesteld door B. en W. Wij mogen dan toch wel aannemen, dat B. en W. ten eerste daarbij overleg plegen met de instel lingen en ten tweede, dat ze zich daarbij houden aan de opvattingen, zoals die in de raadsbrief zijn vast gelegd, maar dat spreekt misschien ook wel vanzelf. Dan wilde ik nog iets zeggen over de kwestie, die mevr. Visser heeft aangesneden, die van de eigen in-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 9