3
2
Punt 15 (bijlage no. 164).
De heer Sehönfeld: Volgens de raadsbrief worden
door het invoeren van parkeermeters enerzijds de par-
keermogelijkheden voor winkels en bedrijven beperkt,
terwijl anderzijds de klanten van deze bedrijven door
inperking van het lang-parkeren meer gelegenheid krij
gen om deze zaken te bezoeken.
Ik kan deze gedachte slechts gedeeltelijk onderschrij
ven, omdat met de parkeerschijf hetzelfde resultaat be
reikt kan worden, hetgeen ik trouwens al eens vaker
heb betoogd.
Beperking van de parkeermogelijkheid kan belem
merend werken voor een goede en efficiënte uitvoering
van, een bedrijf.
Dit hoeft weliswaar niet altijd het geval te zijn, maar
met uitzonderingsgevallen zal m.i. ter dege rekening
moeten worden gehouden.
De wagens van de vier bedrijven, die dit verzoek
hebben ingediend, rijden de gehele dag af en aan en
zullen telkens opnieuw parkeergeld moeten betalen, uit
gezonderd voor het laden en lossen, waardoor de be-
drijfsonkosten onvermijdelijk hoger zullen worden, het
geen de consument op zijn beurt ook niet ten goede zal
komen.
Ik heb me afgevraagd of voor deze bedrijven en in
de toekomst zullen het er ongetwijfeld meer worden
naarmate het aantal parkeermeters in de stad wordt
uitgebreid geen tussen-oplossing mogelijk is in de
vorm van een ontheffing voor een bepaalde parkeertijd,
bijv. (4 uur, waarbij uiteraard een parkeerschijf zal
moeten worden gebruikt in combinatie met deze ont
heffing. Men is dan tenminste verlost van het betalen
van parkeergeld gedurende de kortst toegestane par
keertijd.
Ik zal hierover graag de mening van het College wil
len vernemen.
Tevens zal ik graag vernemen, of er een mogelijk
heid bestaat tot het definitief pachten van een parkeer
plaats en, indien dit mogelijk zou zijn, hoeveel de ver
schuldigde precario-rechten dan zullen bedragen.
De heer Weide: Ik heb uiteraard begrip voor de
situatie van de parkeerproblemen in onze binnenstad
en vooral hier zullen deze dus zo nauwlettend mogelijk
moeten worden bestudeerd en, zoals ook reeds eerder
is gebeurd, zal vooral met betrokkenen overleg moeten
worden gepleegd. In het verleden is men begonnen
met het instellen van parkeerzones en na verloop van
tijd ging men dan in bepaalde gedeelten van de stad
over op parkeermeters. Ik weet, dat het hier om een
moeilijk hoekje van de stad gaat, maar ik zou U toch
in overweging willen geven niet de tussen-oplossing
van de heer Sehönfeld (ontheffingen) te kiezen, want
ik geloof, dat we dan in zeer veel moeilijkheden ver
zeild zullen raken. Volgens mij zullen we hier voor
lopig eerst een blauwe zone moeten instellen en dan
de ervaringen en reacties van de omwonenden eens
moeten afwachten.
De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt me juist, dat
ik - zij het misschien opnieuw - - de heer Sehönfeld
het verschil tussen de blauwe zone van de parkeerschijf
en de parkeermeter duidelijk maak. Het mag hem be
kend zijn, dat de parkeerduur van de blauwe zone met
de parkeerschijf 1(4 uur na aankomst is. Dat betekent
dus, dat het in theorie 1(4 uur -f 29 minuten 59
seconden kan zijn. Hij kan dus oplopen tot bijna 2 uur.
In het raadsvoorstel wordt gesproken over parkeerme
ters, waarvan de maximale parkeerduur (voor een
kwartje) 1 uur zal zijn. Ik dacht, dat dit een duidelijk
verschil was tussen deze twee parkeersystemen en dat
dat verschil ook welbewust is gekozen, n.l. om de door
stroomsnelheid op de beschikbare parkeerruimten zo
hoog mogelijk te maken, waarvoor, voor zover mij be
kend is, m.n. de winkeliers in deze omgeving bijzonder
erkentelijk zijn. De clientèle en daar gaat het hier
om van die winkels heeft dan meer parkeerruimte
ter beschikking. Tot op heden hebben de ondernemers
aan de Klokstraat uiteraard dankbaar zonder van
die dankbaarheid ooit blijk te hebben gegeven en dat
hoeft ook niet -gebruik gemaakt van deze parkeer
gelegenheid. Op het moment betekent dat, dat in feite
de hier beschikbare parkeerplaatsen ik wil niet zeg
gen 24 uur per dag, maar laat ik zeggen een maximaal
aantal uren per dag bezet worden door de onder
nemers en dus niet beschikbaar zijn voor de winkelen
de burgerij. Willen wij dus de beschikbare parkeerruim
te zo goed mogelijk benutten, dan zullen we ook hier
de doorstroomsnelheid moeten vergroten. Oorspronke
lijk was zelfs de gedachte hier slechts een half uur
parkeren toe te staan. Die duur is verhoogd tot een
uur. Dat betaalde parkeren kan dus op werkdagen
niet op zondagen van 's morgens 8 tot 's avonds 7
uur (uit het hoofd gezegd) geschieden. Overigens geef
ik onmiddellijk toe, dat men de vraag kan opwerpen,
of dat in deze omgeving niet te beperkt is en niet zou
moeten worden verlengd tot 's nachts 12 uur of halféén.
Dat even daargelaten, geloof ik, dat hiermee toch dui
delijk is gemaakt, dat de aanwezigheid van parkeer
meters op deze vrij beperkte parkeermogelijkheid drin
gend noodzakelijk is.
De door de heer Sehönfeld veronderstelde tussen-op
lossing is er niet. Immers, men zou dan controle moe
ten uitoefenen ik laat in het midden, of ontheffing
juist zou zijn en die controle is juist bijzonder moei
lijk. Maar dat niet alleen. Als we voor deze onderne
mers deze ontheffingen zouden verlenen, dan betekent
dit onmiddellijk een precedent voor andere plaatsen
En dat, terwijl de ondernemers ons juist vragen de
parkeerduur zoveel mogelijk te beperken t.b.v. hun
cliëntèle. Ik kom daar straks nog op.
Pachten van openbare parkeerruimte kan en mag
niet. Het Verkeersreglement verzet zich daar zeer na
drukkelijk tegen.
Dat is mijn antwoord op de opmerkingen van de heer
Sehönfeld.
Voorzover de opmerkingen van de heer Weide be
antwoording hebben gevonden in mijn antwoorden aan
de heer Sehönfeld, ga ik daar dus niet verder op in.
Ik kan de heer Weide nog zeggen, dat ik sedert kort
contact heb met de commissie „Centrumwinkeliers",
waaruit inmiddels, zoals te doen gebruikelijk, een sub
commissie is gevormd, die wil proberen de parkeerga
rage in Leeuwarden tot ontwikkeling te brengen. Daar
over zal het overleg zeer binnenkort worden voortge
zet en ik dacht, dat voor het goed, het compleet func
tioneren van onze binnenstad juist de parkeergarage
de oplossing voor de toekomst zal moeten zijn. Tot
zolang zullen m.n. de ondernemers in de binnenstad
het ongerief van het niet meer beschikbaar zijn
van een plaats voor hun bestelauto moeten aanvaar
den, waarbij ik opmerk, dat dit uiteraard niet betrek
king heeft op het lossen en laden ter plaatse. Zoals de
heer Sehönfeld bekend zal zijn, valt het laden en los
sen van goederen niet onder de parkeerbeperkingen.
De heer Visser is om 19.45 uur ter vergadering ge
komen.
De heer Weide: Ik heb nog gevraagd, of het ook
mogelijk zou zijn i.p.v. parkeermeters parkeerzones te
hebben. Ik geloof, dat ik daar geen duidelijk antwoord
op heb gekregen.
De heer Tiekstra (weth.): Onder parkeerzones ver
staan wij de voorziening, waarbij men ongelimiteerd
kan parkeren, i.e. lang-parkeren; de volgende parkeer-
zone is de blauwe zone en de dan volgende parkeer-
„zone" zijn de parkeermeters. Andere onderscheidingen
kent de wet niet.
De Voorzitter: En de parkeerduur van (4 uur of
1 uur, die nu in de blauwe zone bij uitzondering geldt,
gaat er dus volledig uit.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 171).
De heer Heidinga: In deze Raad is vooral bij de
behandeling van de begroting al vrij vaak gevraagd,
of er in Leeuwarden ook keuzewoningen zouden kun
nen worden gebouwd. Daar had de Raad wel belang
stelling voor, vooral ook omdat het in het algemeen
op andere plaatsen in het land wel zeer aanvaardbare
woningen zijn en er door het hogere subsidie een lagere
huur uit komt. Ik meen mij te herinneren, dat hier ook
wel eens geprobeerd is keuzewoningen te bouwen, maar
dat is tot nu toe niet gelukt. Daarom verheugt het ons,
dat het nu dan eindelijk toch zover is. En we hopen,
dat het mogelijk zal zijn op deze weg voort te gaan.
Maar we hebben er toch nog wel iets bij op te merken.
Als we nu eens konden komen tot een flinke hoeveel
heid keuzewoningen, waardoor we met geschiktere huren
voor de dag konden komen, dan zou het naar de me
ning van onze fractie toch wel van bijzonder belang
zijn, als we, zoals ook in vele andere gemeenten ge
beurt, in dit soort woningen ook vrijwat eengezinswo
ningen zouden kunnen bouwen. Het staat n.l. wel vast,
dat we daar de burgerij het grootste plezier mee doen.
En het kan op andere plaatsen, dus dan moeten we
wel aannemen, dat het in Leeuwarden ook kan.
Wij staan zeer positief tegenover dit plan.
Nu zou ik hiermee wel kunnen eindigen, maar ik
zal het toch niet doen, want er zit aan dit voorstel
een heel vreemde, voor mijn gevoel eigenlijk een nare,
kant. Het spijt me, dat het College de Raad daarover
niet heeft ingelicht. Er lag bij de stukken een situatie
kaartje waarop het bouwterrein roodomlijnd is aange
geven en die rode omlijning is misleidend. Want die is
n.l. ook getrokken -om het eigendom van een onzer bur
gers. Het terrein is niet, zoals U het ons voorlegt; het
is anders. De heer H. de Jong woont Poppeweg 16;
die bewoont daar een vrijstaand burgerhuis, dat staat
op een stuk grond van een kleine 200 m2. En die is dus
in deze rode omlijning inbegrepen. Ik begrijp niet, waar
wij het recht vandaan halen dat te doen. Bij de stukken
lag geen tekening van een bestemmingsplan of van
een stukje daarvan, dus de Raad kan helemaal niet
zien wat hiermee annex is. En nu wijkt dit bouwplan
belangrijk af van het vigerende bestemmingsplan. Deze
bouwaanvraag zal moeten geschieden via art. 20 van
de Wederopbouwwet. En nu zal het College best wel
de vrijheid hebben dat helemaal buiten ons om te doen,
maar het lijkt me niet goed, dat het dat zo doet. De
afmetingen van het te bouwen flat (ook de hoogte)
wijken in sterke mate af van de in het geldende be
stemmingsplan voorgeschrevene, zodat een burger, die
daar vlak tegenaan woont, behoorlijk in het gedrang
komt. Daarom vind ik -en mèt mij mijn fractie -
dat het toch tenminste elegant zou zijn, dat het Col
lege de Raad een en ander mededeelt en dat niet dom
weg een rode lijn moet worden getrokken rondom eens
anders eigendom, waardoor dus een geheel verkeerde
indruk wordt gekregen van het bouwterrein; het lijkt
nu, alsof dat flat daar gemakkelijk kan staan en dat
is niet zo. De burger van onze stad de heer H. de Jong
is eigenaar-bewoner van dit huis sinds 1964 en uiter
aard is het B. en W. of het Grondbedrijf ik weet niet,
wie daar allemaal mee annex zijn niet ontgaan, dat
leze woning in het gedrang komt. Op de secretarie
afdeling V.O.W. zei men tegen de heer de Jong:
„Dat huis Poppeweg 16 staat er niet meer." Natuurlijk
kan zo'n vergissing zich gemakkelijk voordoen bij een
grote administratie zoals wij die hebben.
Voordat hij dit huis kocht, heeft de heer De Jong
zich vergewist bij het Grondbedrijf, of het daar kon
Wijven staan. Toen heeft men hem daar gezegd: „Daar
tabben wij helemaal geen interesse voor." En nu zegt
men bij het Grondbedrijf: „De Gemeente moet dit huis
hebben; het moet daar vandaan." De makelaar die het
kuis in 1964 verkocht heeft, heeft ook informaties in
gewonnen bij het Grondbedrijf; die heeft het aange
boden aan het Grondbedrijf, maar de directeur zei
kem toen ook: „Wij hebben geen interesse voor dit
pand." En dit komt mij ook heel logisch voor, want
ket flat, dat daar gepland stond, was drie verdiepingen
koog, doch maar 9(4 m diep. En het flat, dat we nu
gaan bouwen, is 14.20 m diep, dus maar even 5 m
dieper.
Maar er is nog heel wat anders bij dit geval. Het
kuis staat er volgens V.O.W. dus niet. Maar de heer
- Jong heeft het gekocht en in 1967 een echte, offi
ciële bouwvergunning van de Gemeente gehad (ik heb
nu bij me) om de keuken en de bijkeuken te ver
tateren en hij heeft subsidie gehad voor het aanbren
gen van een closet en een douche. Het wordt echter
®>g mooier. De heer De Jong heeft op 30 december
1969 dus nog maar 5 maanden geleden een bouw
vergunning van de Gemeente gekregen om de boven
verdieping te verbeteren en overal dakkajuiten te
plaatsen; het is in de schoonheidscommissie geweest
enz. Men is zelfs nog met die verbouwing bezig. En
nu komt er dus plotseling een voorstel in de Gemeente
raad om daar een flat te bouwen van plm. 15 m hoog
en op een afstand van 4 m van deze woning. Dus deze
wordt daardoor, wat de bezonning betreft en(De
heer Tiekstra (weth.): De zon staat in het zuiden en
de woning staat ten zuiden van het blok.) De Wethou
der zal daar wel geweest zijn we kennen de activi
teiten van onze Wethouder en hij zal er dus alles
wel van weten. Maar dit pand staat daar en er is bij
de Gemeente nooit de gedachte opgekomen, dat het er
vandaan moet. B. en W. stellen voor, art. 20 toe te
passen en zonder meer zou de Raad dus vanavond dit
voorstel aannemen, want wij weten van al deze dingen
niets. Nu ben ik daar toevallig tegenaan gelopen. Er
komt nog bij en dat is wel een van de hoofdoor
zaken, waarom ik dit hier uitvoerig aan de orde stel
dat de onderhandelingen, die de heer De Jong met
de directeur van het Grondbedrijf heeft gehad, onbe
vredigend zijn verlopen. Zoals het nu staat, brengen
wij deze burger belangrijke schade toe. Dat mogen wij
niet doen, dat staat duidelijk in art. 20 van de Weder
opbouwwet het is gelukkig per 1 aug. uit, geloof
ik (Stem: Dan krijgen we art. 19!): „door de be
oogde uitvoering de belangen, tot welker bescherm
ming die voorschriften strekken, niet in zodanige mate
zullen worden geschaad, dat de uitvoering achterwege
behoort te blijven." Dus deze eigenaar is beschermd
door het geldende bestemmingsplan. Zijn belangen
worden hier ernstig aangetast en daarom behoort deze
aanvrage niet te worden ingewilligd, tenzij het College
zou voorstellen deze burger volledig schadeloos te
stellen. Dan ga ik er volkomen mee akkoord, want
we hebben behoefte aan die etagewoningen. Ik neem
echter aan, dat B. en W. dat niet kunnen. De onder
handelingen door of namens de Gemeente zijn in een
niet-prettige sfeer verlopen. Ik heb dat vandaag nog
van de eigenaar gehoord. Daarom maak ik er ernstig
bezwaar tegen, dat ons de zaak op deze manier wordt
voorgeschoteld. Dat kan niet. We zouden ons zelf voor
een voldongen feit zetten en de rechten van de burger
vertrappen. Dat mogen we niet doen, kunnen we niet
doen en dat doet de Raad ook nooit, als hij weet,
hoe een en ander in elkaar zit. Ik meen, dat wij in
dit geval eigenlijk maar één ding kunnen doen. Deze
zaak dringt; deze woningbouw moet van de grond,
maar deze man komt daardoor compleet in de ver
drukking, ook met de verbouw al, en met nog veel
meer dingen, die ik maar niet zal opnoemen, en daar
om moet de Gemeente een ander, gelijkwaardig huis
voor hem kopen het behoeft geen kasteel en ook
geen bungalow te zijn want zijn huis moet daar
vandaan. Dan hebben wij de ruimte en die ruimte
hebben we nu niet.
De heer Tiekstra (weth.); Ik zou twee uitgangs
punten willen kiezen voor mijn beantwoording van de
heer Heidinga.
Het eerste is, dat het voorgelegde bebouwingsplan
inderdaad in zodanige mate van het geldende bestem
mingsplan afwijkt, dat, willen deze woningen gebouwd
worden, toepassing van de art. 20-procedure onvermij
delijk is.
De heer Heidinga merkte op, dat omtrent deze aan
gelegenheid niets in de raadsbrief staat vermeld en
daar heeft hij gelijk aan; daar staat tittel noch jota
over in, eenvoudig omdat de raadsbrief gebaseerd is op
de onjuiste veronderstelling, dat de woning, die de heer
Heidinga in het geding brengt, er niet meer zou staan.
In dat geval zou het voorgestelde bebouwingsplan pas
sen in de begrenzing van het geldende bestemmings
plan. De grens van het geldende bestemmingsplan loopt
n.l. precies ten zuiden van de betreffende woning.
Mijn tweede uitgangspunt is, dat bij de toepassing
van de art. 20-procedure belanghebbenden, die in de
omgeving wonen -en uiteraard ook de eigenaar van
deze woning zijn aangeschreven, en dat daarbij
bleek, dat de veronderstelling, dat deze woning er niet
meer zou zijn, onjuist was. Toen dit bleek en ik laat
alle verdere verhalen maar voor wat ze zijn heeft
deze Wethouder de zaak onmiddellijk ter hand geno
men en is met de betrokkene contact opgenomen om
trent de gevolgen, die dit voor hem zou hebben, want
ook voor het College en ik vertrouw, dat de heer