3 2 Punt 15 (bijlage no. 164). De heer Sehönfeld: Volgens de raadsbrief worden door het invoeren van parkeermeters enerzijds de par- keermogelijkheden voor winkels en bedrijven beperkt, terwijl anderzijds de klanten van deze bedrijven door inperking van het lang-parkeren meer gelegenheid krij gen om deze zaken te bezoeken. Ik kan deze gedachte slechts gedeeltelijk onderschrij ven, omdat met de parkeerschijf hetzelfde resultaat be reikt kan worden, hetgeen ik trouwens al eens vaker heb betoogd. Beperking van de parkeermogelijkheid kan belem merend werken voor een goede en efficiënte uitvoering van, een bedrijf. Dit hoeft weliswaar niet altijd het geval te zijn, maar met uitzonderingsgevallen zal m.i. ter dege rekening moeten worden gehouden. De wagens van de vier bedrijven, die dit verzoek hebben ingediend, rijden de gehele dag af en aan en zullen telkens opnieuw parkeergeld moeten betalen, uit gezonderd voor het laden en lossen, waardoor de be- drijfsonkosten onvermijdelijk hoger zullen worden, het geen de consument op zijn beurt ook niet ten goede zal komen. Ik heb me afgevraagd of voor deze bedrijven en in de toekomst zullen het er ongetwijfeld meer worden naarmate het aantal parkeermeters in de stad wordt uitgebreid geen tussen-oplossing mogelijk is in de vorm van een ontheffing voor een bepaalde parkeertijd, bijv. (4 uur, waarbij uiteraard een parkeerschijf zal moeten worden gebruikt in combinatie met deze ont heffing. Men is dan tenminste verlost van het betalen van parkeergeld gedurende de kortst toegestane par keertijd. Ik zal hierover graag de mening van het College wil len vernemen. Tevens zal ik graag vernemen, of er een mogelijk heid bestaat tot het definitief pachten van een parkeer plaats en, indien dit mogelijk zou zijn, hoeveel de ver schuldigde precario-rechten dan zullen bedragen. De heer Weide: Ik heb uiteraard begrip voor de situatie van de parkeerproblemen in onze binnenstad en vooral hier zullen deze dus zo nauwlettend mogelijk moeten worden bestudeerd en, zoals ook reeds eerder is gebeurd, zal vooral met betrokkenen overleg moeten worden gepleegd. In het verleden is men begonnen met het instellen van parkeerzones en na verloop van tijd ging men dan in bepaalde gedeelten van de stad over op parkeermeters. Ik weet, dat het hier om een moeilijk hoekje van de stad gaat, maar ik zou U toch in overweging willen geven niet de tussen-oplossing van de heer Sehönfeld (ontheffingen) te kiezen, want ik geloof, dat we dan in zeer veel moeilijkheden ver zeild zullen raken. Volgens mij zullen we hier voor lopig eerst een blauwe zone moeten instellen en dan de ervaringen en reacties van de omwonenden eens moeten afwachten. De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt me juist, dat ik - zij het misschien opnieuw - - de heer Sehönfeld het verschil tussen de blauwe zone van de parkeerschijf en de parkeermeter duidelijk maak. Het mag hem be kend zijn, dat de parkeerduur van de blauwe zone met de parkeerschijf 1(4 uur na aankomst is. Dat betekent dus, dat het in theorie 1(4 uur -f 29 minuten 59 seconden kan zijn. Hij kan dus oplopen tot bijna 2 uur. In het raadsvoorstel wordt gesproken over parkeerme ters, waarvan de maximale parkeerduur (voor een kwartje) 1 uur zal zijn. Ik dacht, dat dit een duidelijk verschil was tussen deze twee parkeersystemen en dat dat verschil ook welbewust is gekozen, n.l. om de door stroomsnelheid op de beschikbare parkeerruimten zo hoog mogelijk te maken, waarvoor, voor zover mij be kend is, m.n. de winkeliers in deze omgeving bijzonder erkentelijk zijn. De clientèle en daar gaat het hier om van die winkels heeft dan meer parkeerruimte ter beschikking. Tot op heden hebben de ondernemers aan de Klokstraat uiteraard dankbaar zonder van die dankbaarheid ooit blijk te hebben gegeven en dat hoeft ook niet -gebruik gemaakt van deze parkeer gelegenheid. Op het moment betekent dat, dat in feite de hier beschikbare parkeerplaatsen ik wil niet zeg gen 24 uur per dag, maar laat ik zeggen een maximaal aantal uren per dag bezet worden door de onder nemers en dus niet beschikbaar zijn voor de winkelen de burgerij. Willen wij dus de beschikbare parkeerruim te zo goed mogelijk benutten, dan zullen we ook hier de doorstroomsnelheid moeten vergroten. Oorspronke lijk was zelfs de gedachte hier slechts een half uur parkeren toe te staan. Die duur is verhoogd tot een uur. Dat betaalde parkeren kan dus op werkdagen niet op zondagen van 's morgens 8 tot 's avonds 7 uur (uit het hoofd gezegd) geschieden. Overigens geef ik onmiddellijk toe, dat men de vraag kan opwerpen, of dat in deze omgeving niet te beperkt is en niet zou moeten worden verlengd tot 's nachts 12 uur of halféén. Dat even daargelaten, geloof ik, dat hiermee toch dui delijk is gemaakt, dat de aanwezigheid van parkeer meters op deze vrij beperkte parkeermogelijkheid drin gend noodzakelijk is. De door de heer Sehönfeld veronderstelde tussen-op lossing is er niet. Immers, men zou dan controle moe ten uitoefenen ik laat in het midden, of ontheffing juist zou zijn en die controle is juist bijzonder moei lijk. Maar dat niet alleen. Als we voor deze onderne mers deze ontheffingen zouden verlenen, dan betekent dit onmiddellijk een precedent voor andere plaatsen En dat, terwijl de ondernemers ons juist vragen de parkeerduur zoveel mogelijk te beperken t.b.v. hun cliëntèle. Ik kom daar straks nog op. Pachten van openbare parkeerruimte kan en mag niet. Het Verkeersreglement verzet zich daar zeer na drukkelijk tegen. Dat is mijn antwoord op de opmerkingen van de heer Sehönfeld. Voorzover de opmerkingen van de heer Weide be antwoording hebben gevonden in mijn antwoorden aan de heer Sehönfeld, ga ik daar dus niet verder op in. Ik kan de heer Weide nog zeggen, dat ik sedert kort contact heb met de commissie „Centrumwinkeliers", waaruit inmiddels, zoals te doen gebruikelijk, een sub commissie is gevormd, die wil proberen de parkeerga rage in Leeuwarden tot ontwikkeling te brengen. Daar over zal het overleg zeer binnenkort worden voortge zet en ik dacht, dat voor het goed, het compleet func tioneren van onze binnenstad juist de parkeergarage de oplossing voor de toekomst zal moeten zijn. Tot zolang zullen m.n. de ondernemers in de binnenstad het ongerief van het niet meer beschikbaar zijn van een plaats voor hun bestelauto moeten aanvaar den, waarbij ik opmerk, dat dit uiteraard niet betrek king heeft op het lossen en laden ter plaatse. Zoals de heer Sehönfeld bekend zal zijn, valt het laden en los sen van goederen niet onder de parkeerbeperkingen. De heer Visser is om 19.45 uur ter vergadering ge komen. De heer Weide: Ik heb nog gevraagd, of het ook mogelijk zou zijn i.p.v. parkeermeters parkeerzones te hebben. Ik geloof, dat ik daar geen duidelijk antwoord op heb gekregen. De heer Tiekstra (weth.): Onder parkeerzones ver staan wij de voorziening, waarbij men ongelimiteerd kan parkeren, i.e. lang-parkeren; de volgende parkeer- zone is de blauwe zone en de dan volgende parkeer- „zone" zijn de parkeermeters. Andere onderscheidingen kent de wet niet. De Voorzitter: En de parkeerduur van (4 uur of 1 uur, die nu in de blauwe zone bij uitzondering geldt, gaat er dus volledig uit. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 171). De heer Heidinga: In deze Raad is vooral bij de behandeling van de begroting al vrij vaak gevraagd, of er in Leeuwarden ook keuzewoningen zouden kun nen worden gebouwd. Daar had de Raad wel belang stelling voor, vooral ook omdat het in het algemeen op andere plaatsen in het land wel zeer aanvaardbare woningen zijn en er door het hogere subsidie een lagere huur uit komt. Ik meen mij te herinneren, dat hier ook wel eens geprobeerd is keuzewoningen te bouwen, maar dat is tot nu toe niet gelukt. Daarom verheugt het ons, dat het nu dan eindelijk toch zover is. En we hopen, dat het mogelijk zal zijn op deze weg voort te gaan. Maar we hebben er toch nog wel iets bij op te merken. Als we nu eens konden komen tot een flinke hoeveel heid keuzewoningen, waardoor we met geschiktere huren voor de dag konden komen, dan zou het naar de me ning van onze fractie toch wel van bijzonder belang zijn, als we, zoals ook in vele andere gemeenten ge beurt, in dit soort woningen ook vrijwat eengezinswo ningen zouden kunnen bouwen. Het staat n.l. wel vast, dat we daar de burgerij het grootste plezier mee doen. En het kan op andere plaatsen, dus dan moeten we wel aannemen, dat het in Leeuwarden ook kan. Wij staan zeer positief tegenover dit plan. Nu zou ik hiermee wel kunnen eindigen, maar ik zal het toch niet doen, want er zit aan dit voorstel een heel vreemde, voor mijn gevoel eigenlijk een nare, kant. Het spijt me, dat het College de Raad daarover niet heeft ingelicht. Er lag bij de stukken een situatie kaartje waarop het bouwterrein roodomlijnd is aange geven en die rode omlijning is misleidend. Want die is n.l. ook getrokken -om het eigendom van een onzer bur gers. Het terrein is niet, zoals U het ons voorlegt; het is anders. De heer H. de Jong woont Poppeweg 16; die bewoont daar een vrijstaand burgerhuis, dat staat op een stuk grond van een kleine 200 m2. En die is dus in deze rode omlijning inbegrepen. Ik begrijp niet, waar wij het recht vandaan halen dat te doen. Bij de stukken lag geen tekening van een bestemmingsplan of van een stukje daarvan, dus de Raad kan helemaal niet zien wat hiermee annex is. En nu wijkt dit bouwplan belangrijk af van het vigerende bestemmingsplan. Deze bouwaanvraag zal moeten geschieden via art. 20 van de Wederopbouwwet. En nu zal het College best wel de vrijheid hebben dat helemaal buiten ons om te doen, maar het lijkt me niet goed, dat het dat zo doet. De afmetingen van het te bouwen flat (ook de hoogte) wijken in sterke mate af van de in het geldende be stemmingsplan voorgeschrevene, zodat een burger, die daar vlak tegenaan woont, behoorlijk in het gedrang komt. Daarom vind ik -en mèt mij mijn fractie - dat het toch tenminste elegant zou zijn, dat het Col lege de Raad een en ander mededeelt en dat niet dom weg een rode lijn moet worden getrokken rondom eens anders eigendom, waardoor dus een geheel verkeerde indruk wordt gekregen van het bouwterrein; het lijkt nu, alsof dat flat daar gemakkelijk kan staan en dat is niet zo. De burger van onze stad de heer H. de Jong is eigenaar-bewoner van dit huis sinds 1964 en uiter aard is het B. en W. of het Grondbedrijf ik weet niet, wie daar allemaal mee annex zijn niet ontgaan, dat leze woning in het gedrang komt. Op de secretarie afdeling V.O.W. zei men tegen de heer de Jong: „Dat huis Poppeweg 16 staat er niet meer." Natuurlijk kan zo'n vergissing zich gemakkelijk voordoen bij een grote administratie zoals wij die hebben. Voordat hij dit huis kocht, heeft de heer De Jong zich vergewist bij het Grondbedrijf, of het daar kon Wijven staan. Toen heeft men hem daar gezegd: „Daar tabben wij helemaal geen interesse voor." En nu zegt men bij het Grondbedrijf: „De Gemeente moet dit huis hebben; het moet daar vandaan." De makelaar die het kuis in 1964 verkocht heeft, heeft ook informaties in gewonnen bij het Grondbedrijf; die heeft het aange boden aan het Grondbedrijf, maar de directeur zei kem toen ook: „Wij hebben geen interesse voor dit pand." En dit komt mij ook heel logisch voor, want ket flat, dat daar gepland stond, was drie verdiepingen koog, doch maar 9(4 m diep. En het flat, dat we nu gaan bouwen, is 14.20 m diep, dus maar even 5 m dieper. Maar er is nog heel wat anders bij dit geval. Het kuis staat er volgens V.O.W. dus niet. Maar de heer - Jong heeft het gekocht en in 1967 een echte, offi ciële bouwvergunning van de Gemeente gehad (ik heb nu bij me) om de keuken en de bijkeuken te ver tateren en hij heeft subsidie gehad voor het aanbren gen van een closet en een douche. Het wordt echter ®>g mooier. De heer De Jong heeft op 30 december 1969 dus nog maar 5 maanden geleden een bouw vergunning van de Gemeente gekregen om de boven verdieping te verbeteren en overal dakkajuiten te plaatsen; het is in de schoonheidscommissie geweest enz. Men is zelfs nog met die verbouwing bezig. En nu komt er dus plotseling een voorstel in de Gemeente raad om daar een flat te bouwen van plm. 15 m hoog en op een afstand van 4 m van deze woning. Dus deze wordt daardoor, wat de bezonning betreft en(De heer Tiekstra (weth.): De zon staat in het zuiden en de woning staat ten zuiden van het blok.) De Wethou der zal daar wel geweest zijn we kennen de activi teiten van onze Wethouder en hij zal er dus alles wel van weten. Maar dit pand staat daar en er is bij de Gemeente nooit de gedachte opgekomen, dat het er vandaan moet. B. en W. stellen voor, art. 20 toe te passen en zonder meer zou de Raad dus vanavond dit voorstel aannemen, want wij weten van al deze dingen niets. Nu ben ik daar toevallig tegenaan gelopen. Er komt nog bij en dat is wel een van de hoofdoor zaken, waarom ik dit hier uitvoerig aan de orde stel dat de onderhandelingen, die de heer De Jong met de directeur van het Grondbedrijf heeft gehad, onbe vredigend zijn verlopen. Zoals het nu staat, brengen wij deze burger belangrijke schade toe. Dat mogen wij niet doen, dat staat duidelijk in art. 20 van de Weder opbouwwet het is gelukkig per 1 aug. uit, geloof ik (Stem: Dan krijgen we art. 19!): „door de be oogde uitvoering de belangen, tot welker bescherm ming die voorschriften strekken, niet in zodanige mate zullen worden geschaad, dat de uitvoering achterwege behoort te blijven." Dus deze eigenaar is beschermd door het geldende bestemmingsplan. Zijn belangen worden hier ernstig aangetast en daarom behoort deze aanvrage niet te worden ingewilligd, tenzij het College zou voorstellen deze burger volledig schadeloos te stellen. Dan ga ik er volkomen mee akkoord, want we hebben behoefte aan die etagewoningen. Ik neem echter aan, dat B. en W. dat niet kunnen. De onder handelingen door of namens de Gemeente zijn in een niet-prettige sfeer verlopen. Ik heb dat vandaag nog van de eigenaar gehoord. Daarom maak ik er ernstig bezwaar tegen, dat ons de zaak op deze manier wordt voorgeschoteld. Dat kan niet. We zouden ons zelf voor een voldongen feit zetten en de rechten van de burger vertrappen. Dat mogen we niet doen, kunnen we niet doen en dat doet de Raad ook nooit, als hij weet, hoe een en ander in elkaar zit. Ik meen, dat wij in dit geval eigenlijk maar één ding kunnen doen. Deze zaak dringt; deze woningbouw moet van de grond, maar deze man komt daardoor compleet in de ver drukking, ook met de verbouw al, en met nog veel meer dingen, die ik maar niet zal opnoemen, en daar om moet de Gemeente een ander, gelijkwaardig huis voor hem kopen het behoeft geen kasteel en ook geen bungalow te zijn want zijn huis moet daar vandaan. Dan hebben wij de ruimte en die ruimte hebben we nu niet. De heer Tiekstra (weth.); Ik zou twee uitgangs punten willen kiezen voor mijn beantwoording van de heer Heidinga. Het eerste is, dat het voorgelegde bebouwingsplan inderdaad in zodanige mate van het geldende bestem mingsplan afwijkt, dat, willen deze woningen gebouwd worden, toepassing van de art. 20-procedure onvermij delijk is. De heer Heidinga merkte op, dat omtrent deze aan gelegenheid niets in de raadsbrief staat vermeld en daar heeft hij gelijk aan; daar staat tittel noch jota over in, eenvoudig omdat de raadsbrief gebaseerd is op de onjuiste veronderstelling, dat de woning, die de heer Heidinga in het geding brengt, er niet meer zou staan. In dat geval zou het voorgestelde bebouwingsplan pas sen in de begrenzing van het geldende bestemmings plan. De grens van het geldende bestemmingsplan loopt n.l. precies ten zuiden van de betreffende woning. Mijn tweede uitgangspunt is, dat bij de toepassing van de art. 20-procedure belanghebbenden, die in de omgeving wonen -en uiteraard ook de eigenaar van deze woning zijn aangeschreven, en dat daarbij bleek, dat de veronderstelling, dat deze woning er niet meer zou zijn, onjuist was. Toen dit bleek en ik laat alle verdere verhalen maar voor wat ze zijn heeft deze Wethouder de zaak onmiddellijk ter hand geno men en is met de betrokkene contact opgenomen om trent de gevolgen, die dit voor hem zou hebben, want ook voor het College en ik vertrouw, dat de heer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 2