7 Ik kan de verzekering geven, dat er enorm veel ge bruik van dit buurthuis wordt gemaakt. Ik zou alleen nog onder de aandacht van Raad en College willen brengen, dat de buurt evenzeer uitziet naar verbetering van bestrating en verlichting, ter zake waarvan de Raad al een voorstel gepasseerd is. Vooral ziet men uit naar een initiatief van de kant van de Gemeente t.a.v. verbetering van het woon wagenkamp. De heer De Jong (weth.): Wat de toekenning van subsidie betreft, zijn wij aan de rijksregeling gebon den. Wij vinden de gang van zaken ook wel eens wat vreemd, maar wij hebben nu eenmaal rekening met het feit te houden. Wij verheugen ons erover, dat er veel gebruik van dit buurthuis wordt gemaakt; dat was ons ook al bekend en vandaar, dat wij ook deze zaak graag heb ben willen voorthelpen en dat wij, ook al kwamen de stukken een beetje laat binnen, alsnog graag getracht hebben het punt op deze raadsagenda te plaatsen. Wat betreft de bestrating en verlichting, ik meen, dat de aanvraag al dateert van januari 1967, dat de zaak toen in de Raad geweest is, maar dat het sedert dien telkens nog op financieringsmiddelen wacht. We zijn recentelijk nog eens bij G.S. geweest met het verzoek m.n. dit project voorrang te verlenen. Het staat hoog genoteerd op ons lijstje bij G.S., maar de laatste keer is het weer niet gelukt daar gelden voor beschikbaar te krijgen, omdat de scholenbouw voor ging. Wij blijven er echter druk mee bezig; het heeft onze aandacht, want wij vinden het ook wel vervelend, dat de financiële moeilijkheden zo erg zijn geworden, dat wij haast 32 jaar hebben moeten wachten op goedkeuring van een zo urgente zaak als de Wielen- pölle. We hopen, dat het afkomen van de goedkeuring nu niet meer zo lang zal duren, want we zijn het vol ledig met de heer Bouma eens, dat het daar wel nijpt. Wij kunnen echter verklaren, dat het niet aan ons ligt, want wij hebben regelmatig juist op dit project bij G.S. de aandacht gevestigd. De heer Bouma: Ik heb geen behoefte aan ver dere discussie omtrent deze zaak. Ik heb me ter plaatse persoonlijk op de hoogte gesteld en ik wilde alleen de toestand van het kamp eens onder de bijzondere aan dacht van College en Raad brengen, want die is wel benard. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16b t.e.m. 19 (bijlagen nos. 176, 157, 165 en 172). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 173). Gemeentebegroting. Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou graag willen we ten, of nu het in orde brengen van een speelterrein aan de Linnaeusstraat en het inrichten van speelter reinen in het Bilgaard en het Lekkumerend, zoals ik in de courant meen gelezen te hebben, heel binnenkort tot stand zullen komen. Maar het blijkt natuurlijk uit dit stuk niet. De heer Tiekstra (weth.): Ik kan in aansluiting op het courantenbericht de Raad mededelen, dat inmid dels de uitwerking van de plannen terzake voor het Bilgaard helemaal klaar is, voor het Lekkumerend een heel eind gevorderd is en dat ik enig vertrouwen heb, dat, zoals in de krant staat, in augustus met de uitvoering kan worden begonnen. De zaak ligt voor de Linnaeusstraat een beetje somberder, maar ook dit project ligt net als dat wat Weth. De Jong zoëven ncemdo, op de financiering te wachten. Hiervoor geldt een aparte procedure en dat betekent, dat ik t.a.v. de Linnaeusstraat geen voorspelling kan doen. De Voorzitter: Maar het heeft dezelfde urgentie en het staat ook op dezelfde urgentielijst als het project van de Wielenpólle. Ik zou graag willen bevestigen, dat wij in het laatste gesprek met G.S. met grote na druk erop hebben gewezen, dat wij het diep betreuren, dat de financieringsmoeilijkheden juist voor dit soort projecten stagnerend werkten. Ik heb er alle ver trouwen in, dat wij ook van het Provinciaal Bestuur de nodige medewerking krijgen. Het ligt niet aan het Provinciaal Bestuur. Men moet niet de indruk krijgen, dat dit niet zou medewerken. Integendeel. De Raad weet, dat het Rijk de financieringsmiddelen moet ver strekken. We hopen binnenkort weer geld te krijgen en dan zullen deze beide projecten absoluut aan de beurt zijn. Mevr. Visser-van den Bos: Misschien heb ik niet goed geluisterd en daarvoor mijn verontschuldiging maar het is mij niet duidelijk, welk verschil er nu is tussen Bilgaard en Linnaeusstraat, wat betreft de financiering. Als het speelterrein in het Bilgaard in augustus tot uitvoering zal komen, dan moet daar toch ook geld voor zijn. De heer Heidinga: Ik zou graag iets zeggen over punt 2 op blz. 3 van de bijlage: de restauratie en het inrichten van de Papingastins. Daar werd een krediet voor uitgetrokken van f 450.000,en dat moet wor den opgetrokken tot f 675.000,- blijkt nu. „Als oor zaken van de kostenstijgingen vermelden wij": en dan volgt een hele „waslijst". Ik meen mij te herinne ren, dat, toen wij de restauratie van de Papingastins opdroegen, een van de motieven die het College aan voerde, was, dat de betreffende aannemer een specia list was op het gebied van herstel van monumenten, dat hij geen werk had en dat de Gemeente verstandig zou doen de man hier te binden met zijn personeel. Nu :s men inmiddels opgeschoten met de bouw, maar nog is de Papingastins niet gereed. Als oorzaak van <le kostenstijging wordt vermeld de langere tijd van uit voering en daarvan is weer de oorzaak, dat de aan nemer geen personeel heeft. Dat is een mooie cirkel gang! Ik heb toch sterk het gevoel, dat we moesten proberen de gang van zaken, wat betreft deze restau raties, wat beter in de hand te houden. Ik heb er ernstig bezwaar tegen, dat wc de begrotingen die voor dergelijke objecten worden ingediend, later zo belang rijk overschrijden. Ik kan me best voorstellen, dat het een enkele keer voorkomt en daar zou ik het College ook echt niet hard om vallen, maar dat het schering en inslag is, dat begrijp ik niet en ik geloof ook niet, dat het nodig is. De toren, in de hoek tussen de Papingastins en het Princessehof, is ook nog altijd niet af. In de raads- brief staat: „De kosten, die besteed moesten worden voor de traptoren, hebben o.m. de verhoging van deze begroting teweeg gebracht." Nu is de toren in zijn soort inderdaad een juweeltje van bouwkunst. Daar zit een prachtig soort gemetselde steen in. Maar er zit een lelijk stuk muur voor en ik heb al enige malen gevraagd, of dat daar weg zou kunnen. En ik zeg het bij deze nog eens: Doe dat ding daar weg. De heer Tiekstra (weth.): Ik vraag de aandacht van mevr. Visser voor het feit, dat onder de afdeling Grondbedrijf, punt 2, staat: aanleg speelterreinen in het Bilgaard en het Lekkumerend f 600.000, welk be drag verwerkt is in de exploitatie-opzet voor deze grond. Ik wijs mevr. Visser en de Raad er vervolgens op, dat de aanleg van een speelterrein in de Linnaeus straat onder punt 1 van de gemeentebegroting staat, omdat voor dit gebied geen grondexploitatieplan meer aanwezig is; dat is n.l. een afgewerkte zaak. Voor die lasten moesten dus kredieten worden uitgetrokken op de gemeentebegroting. Het inrichten van de speelter reinen Bilgaard en Lekkumerend voor f 92.000,— komt ook onder deze zelfde opsomming voor. Daarmee het ik het verschil comptabel uiteengezet. De heer Ten Brug (weth.)Ik meen mij te herinne ren, dat, toen wij de stukken van de restauratie \ar- Luilekkerland en Papingastins voor het eerst in de Raad kregen, de heer Heidinga er al op heeft ge wezen, dat het helaas vaak voorkomt, dat alles achter af zo aanmerkelijk veel duurder blijkt te zijn dan w eerste instantie wordt begroot. En hij heeft ook toen dezelfde opmerking als nu gemaakt: Dat zou eigen lijk niet zo moeten zijn. Ik heb hem toen toegezeg- dat wij zouden proberen een geregeld contact met c I architect te onderhouden over dit soort zaken. Dat I is ook gebeurd, maar wat zich bij dergelijke werken I eigenlijk altijd wreekt is, dat men alleen maar kan I ramen wat voor ogen is. Al afbrekende krijgt men I echter meer dingen voor ogen. Nu kan men in dit ge- I val niet spreken van aanmerkelijke wijzigingen wat I de raming betreft. De heer Heidinga vond het nogal I een lange opsomming om deze f 275.000,— te moeten I verklaren, maar inderdaad spelen hier loon- en prijs- I stijgingen en werktijdverkortingen een rol. Een ander I geval is de wijziging van de achtergevel. Na het af- I breken kwam men tot de conclusie, dat oorspronkelijk I de achtergevel anders was dan men in eerste instantie I had gedacht. Er zijn een aantal ramen geplaatst. Ik I weet niet, of de heer Heidinga tijdens het werk ge- I regeid binnen is geweest ik vermoed het wel I want hij zal niet alleen aan de buitenkant zijn blijven staan bij de onderbouw van de toren. Hij heeft dan wel gezien, dat de situatie hier en daar, wat de lig ging van de balken betreft enz., toch wel bijzonder ongunstig was en dat er heel wat aan zou moeten ge beuren. Het is nu eenmaal een ellendige situatie, dat dit soort werken meer kost dan men aanvankelijk denkt. Men kan daarvoor natuurlijk wel bepaalde be dragen incalculeren, maar dat is niet een juist uit gangspunt. Men moet ramen wat het kost in de uit voering die men voor ogen heeft. Als dan het werk iets langer duurt dan aanvankelijk was geraamd, dan komen er ook nog kostenstijgingen bij. Inderdaad is het werk iets langer onderweg dan aanvankelijk was gedacht. De heer Heidinga ziet hier min of meer een tegenstelling tussen in eerste instantie het binden van het personeel en later de langere duur van het werk door personeelsgebrek. Hij moet echter niet ver geten, dat het indertijd gelukt is juist door die bin ding dit werk los te krijgen en wel met een D.A.C.W.- subsidie, dat voor de Gemeente bijzonder voordelig is; van deze f 275.000,- blijft uiteindelijk nog geen f67.000,ten laste van de Gemeente. Natuurlijk moet de rest toch ook uit overheidsmiddelen betaald worden. Wij kunnen als Gemeente hierdoor met een vrij ge ring bedrag nogal wat bereiken. De situatie was, toen men startte, voor dit aannemersbedrijf al zeer ongun stig. Het ging er n.l. niet alleen om het personeel aan het werk te houden wegens werkloosheid, maar om dit bedrijf overeind te houden. Want het personeel kon ook in die tijd wel bij andere bedrijven, niet-restau- ratiebedrijven, werk vinden. Dat is ook ten dele gebeurd. En het is een hele toer geweest om het per soneelsbestand enigszins op peil te houden. Dat is dan ook gebeurd met zeer welwillende medewerking van de zijde van het Distributiebureau voor de Arbeidsvoor ziening. De heer Heidinga heeft hier bij de begroting, dacht ik, ook over gesproken. Ik heb toen hetzelfde gezegd wat ik nu moet zeggen: Als je de toren tolt het grondwerk volledig weer in zijn oude toestand zou brengen, zou hij mooier zijn dan met dit „voorvoegsel" met deur. Maar deze „voorbouw" en m.n. de deur en de raamverdeling schijnt ik kan daar ook verder -met over oordelen niet zonder historische, doch in elk geval niet zonder „restauratiewaarde" te zijn en er is ook na deze begroting nog met de mensen van de rijksdienst over gesproken, maar men staat er toch wel °P, dat dit zo blijft. Ik heb destijds een hele tirade gehouden over het feit, dat men met de restauratie met meer tot het begin terug gaat, maar dat men wk de bouwgeschiedenis wil vasthouden en dit voor voegsel acht men een wezenlijk onderdeel van die bouwgeschiedenis. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel fon B. en W. Punt 21 (bijlage no. 174). Aanbeveling 1. R. Zijlstra, alhier; 2. A. Bergsma te Akkrum; 3. S. Dijkstra te Kollum. Benoemd wordt de heer Zijlstra, met 27 stemmen (de heren Bergsma en Dijkstra elk 2 stemmen en 1 stem van onwaarde). De heren Klomp en Tjerkstra vormden het stem bureau. De Voorzitter: Ik moet U tot mijn spijt mededelen, dat er iemand uit ons midden vertrekt nog voordat wij de eindstreep hebben gehaald. De heer Lijzen heeft mij een brief geschreven, waarin hij mededeelt, dat hij vandaag voor het laatst in ons midden is; hij is n.l. benoemd tot leraar aan de m.e.a.o.-school te Arnhem. Allereerst wil ik U, mijnheer Lijzen, van harte feli citeren en ik ben ervan overtuigd, dat ik daarmee de tolk ben van de gehele Raad met deze benoeming. Ik vind het jammer, dat U vóór 1 september het raads lidmaatschap moet opgeven. Wij hebben het opvallende verschijnsel meegemaakt, dar er zeer veel tussentijdse mutaties in deze zittingsperiode van de Raad zijn voor gekomen. Als ik het wèl heb, bent U, mijnheer Lijzen, het negende raadslid, dat tussentijds aftreedt. Ik wil U dank zeggen voor de taak, die U de afge lopen kleine vier jaar in deze Raad heeft verricht. U bent niet iemand, die erg op de voorgrond treedt. Dat is ook niet nodig. Als alle raadsleden dat zouden doen, dan zouden we een bijzonder vreemde maatschap pij hebben. Dit is slechts het constateren van een feit. We hebben ook mensen nodig die we „de stille werkers" plegen te noemen die toch ook, zij het op minder spectaculaire wijze, heus hun paadje wel schoon vegen. Ik heb U m.n. ook meegemaakt in de commissie voor de A.P.V. Dat is een zeer zwaar werk geweest en U heeft een voorname bijdrage geleverd aan de voorbereiding van dit zeer belangrijke en ook ge compliceerde raadsstuk. Daarvoor mijn hartelijke dank. Maar ook, mijnheer Lijzen en daarbij ben ik stellig weer de tolk van ons allen voor de prettige wijze, waarop wij met U hebben kunnen samenwerken in deze Raad. Ik hoop, dat het U en Uw gezin in Arnhem bijzonder goed mag gaan. (Applaus) De heer Lijzen: ik wil gaarne voor Uw vriendelijke woorden mijn erkentelijkheid uitspreken. Ik moet zeg gen, dat ik het raadslidmaatschap de afgelopen vier jaar met zeer veel plezier heb vervuld. En daarbij mag ik toch ook wel opmerken, dat het toch niet zo eenvoudig is als ik het aanvankelijk wel heb beoor deeld. ik heb er veel van geleerd, er een heel stuk ervaring mee opgedaan en ik hoop van deze ervaring in mijn nieuwe baan iets te mogen doorgeven. Ik wil verder U en in U ook het College, de Raad, en ook de Secretaris hartelijk dank zeggen voor de prettige samenwerking in de afgelopen jaren. (Ap plaus) De Voorzitter sluit hierna, om 21.00 uur, de verga dering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 4