4 De Voorzitter: Deze motie kan dus onderwerp van discussie vormen. Kan de Raad ermee instemmen, dat dit agendapunt wordt aangehouden, opdat het onder havige probleem alsnog in de Commissie voor Open bare Werken kan worden behandeld? Het College heeft daartegen geen bezwaar. Z.h.st. gaat de Raad ermee akkoord, dat punt 15 van de agenda wordt aangehouden. Punt 16 (bijlage no. 256). De heer Visser: De geschiedenis herhaalt zich. De Voorzitter: Ja, dat had ik wel verwacht. Hebt U weer secondanten? De heren Klomp en Reehoorn ondersteunen eveneens de hier bedoelde motie. De Voorzitter: Heeft de Raad er geen bezwaar te gen, dat ook dit punt eerst in de Commissie voor Openbare Werken wordt behandeld? Het College heeft daartegen ook geen bezwaar. Beide punten komen dus de volgende keer weer op de agenda. Z.h.st. gaat de Raad ermee akkoord, dat punt 16 van de agenda wordt aangehouden. Punt 17 (bijlage no. 225). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17a (bijlage no. 265). De heer Schönfeld: Met het voorstel als zodanig ga ik van harte akkoord. Toch heb ik nog een vraag, waarop het College hopelijk een geruststellend ant woord zal kunnen geven. In de raadsbrief staat, dat de N.V. Dikkerboom en Sijbrandij door bijzondere om standigheden onverwachts materieel vrij gekregen heeft. Ik neem aan, dat dit een gedeelte van het materieel is, dat bestemd was voor het verrichten van de werk zaamheden, welke nodig zouden zijn voor de bouw van een elektrische centrale aan het Bergumermeer. Eerst leek het erop, dat deze werkzaamheden niet konden worden uitgevoerd, doch nu de voorstanders, gesteund door enkele figuren uit Den Haag en een besluit van de Gemeente Tietjerksteradeel negerende, toch hun zin wensen door te zetten, vraag ik mij twee dingen af. 1. Kan de N.V. haar aanbod nu nog wel gestand doen? 2. Bestaat er geen gevaar, dat G.S. de goedkeuring van dit raadsbesluit zullen aanhouden, ten einde straks zelf weer het materieel beschikbaar te hebben? In dit laatste geval zou de Gemeente Leeuwarden een flinke schade kunnen lijden. De Provincie zal dan maar het kostenverschil moeten bijpassen. De heer Reehoorn: Er lopen nog onderhandelingen met enkele eigenaren in de Hemrikpolder. Zijn dat er veel en kunnen die onderhandelingen nog worden be spoedigd De heer Stek komt om 19.55 uur ter vergadering. De heer Heidinga: In deze Raad is reeds vele malen betoogd, dat er spoed moest worden betracht met net ophogen van dit gebied, omdat we anders de kans lie pen met een tekort aan industrieterrein te worden geconfronteerd. Ik zal B. en W. er geen verwijt van maken, dat e.e.a. zo lang heeft geduurd. Het staat mij en met mij, dacht ik, wel meer raadsleden ech ter wel wat tegen, dat de Raad dan nog een keer zijn fiat eraan mag geven, wanneer de zaak bijna al ge heel in kannen en kruiken is. (Zo iets komt, geloof ik, nog enkele malen in deze raadsagenda voor.) Het ontwerp-bestemmingsplan „Hemrik" kan de Raad pas op 31 augustus a.s. ter vaststelling worden aangebo den. Bij aanneming van het onderhavige voorstel lopen we dus eigenlijk vooruit op dat bestemmingsplan door het werk alvast in uitvoering te nemen. Voorts krijg ik de indruk, dat wij een aannemings maatschappij moeten gerieven, omdat die geen werk heeft. Dat is natuurlijk een zeer loffelijk streven, maar uit de stukken blijkt geenszins, dat hier voordeel voor de Gemeente in zit. Dat kan misschien wel zo wezen, maar het wordt niet aangetoond. (De heer Ten Brug (weth.): Daar ben je aannemer voor.) Ja, maar dan voel ik mij eigenlijk een beetje een uitgever, ik zal me niet tegen dit voorstel verzetten, maar deze hele zaak zit me niet lekker. De heer Tiekstra (weth.): Antwoordende op de vraag van de heer Schönfeld of het betreffende aan nemingsbedrijf zijn aanbieding gestand doet, indien de bouw van de Centrale wel doorgang zou vinden en in die omstandigheden het materieel voor het hedenavond voorgestelde doel niet beschikbaar zou zijn, wijs ik op de betreffende aanbieding, die bij de stukken ter visie heeft gelegen. Daarin staat o.m.: „Boven omschreven aanbieding is gebaseerd op de uitvoering met mate rieel, dat was gereserveerd voor werkzaamheden voor een te bouwen elektriciteitscentrale aan het Bergu mermeer. Daar deze reservering met ingang van 1 juli is geëindigd, mogen wij U verzoeken deze aanbie ding met spoed te behandelen." Dat wil dus zeggen, dat het materieel beschikbaar is, dat de reservering is geëindigd en dat ten aanzien daarvan geen verplich tingen meer bestaan tegenover de Provincie. We kun nen deze aanbieding dus gewoon behandelen. Zou de aannemingsmaatschappij zich aan deze aanbieding ont trekken wat ik niet aanneem dan zouden we langs de weg van een normale aanbesteding tot op hoging moeten komen en daarvoor zouden we dan de gewone marktprijs moeten betalen. Ik kom daar straks nog even op terug. In de tweede helft van juni ben ik door het betreffende bedrijf benaderd over deze pro blematiek en ik heb toen gevraagd deze zaak zo snel mogelijk met het Grondbedrijf op te nemen. Daarbij heb ik erop gewezen, dat deze kwestie niet eerder dan op 10 augustus in de Raad zou kunnen worden be handeld. Commercieel gezien heeft dit bedrijf er be lang bij het beschikbare materieel zo gauw mogelijk te gebruiken. Bij de ter inzage gelegde stukken lag ook een over zicht van de eigendomssituatie. Daaruit blijkt, dat (op dat moment) van nog drie eigenaren de eigendom moest worden verworven. Van de familie Van Kouteren ruim 20 ha, waarvan reeds bekend is, dat dit stuk grond slechts kan worden verkregen door onteigening. Er moet nog worden onderzocht of de onteigening op dit plan moet spelen, dan wel op het Kalverdijkje, waar veel grotere eigendommen van de familie Van Kouteren liggen, of op Camminghaburen. yoorts is er nog grond in handen van de bekende bankiersfirma Kingma. De aankoop van de boerderij van de heer Postma is kortelings de Raad gepasseerd. Op dit ogen blik hebben we dus nog slechts te maken met twee eige naren. Ik heb geen reden om aan te nemen, dat we na vaststelling van het bestemmingsplan niet met de heer Kingma tot overeenstemming zouden kunnen ko men. De heer Heidinga maakt bezwaar tegen de hier ge volgde procedure. Ik dacht echter, dat hij slechts be zwaar zou kunnen maken tegen het feit, dat het be stemmingsplan formeel nog niet door de Raad is vast gesteld. Het bestemmingsplan ligt echter op het ogen blik ter visie, is het vooroverleg reeds gepasseerd en is, dacht ik, bij de voorbereiding in de verschillende raadscommissies reeds zover gevorderd, dat we op deze basis de onderhavige kwestie rustig kunnen afhande len. Overigens zou de heer Heidinga, naar ik meen, de eerste zijn om het het College kwalijk te nemen, wanneer het geen gebruik zou maken van deze aan trekkelijke aanbieding voor ophogingswerkzaamheden, omdat er nog enig formeel beletsel zou zijn. Ik wil er nog op wijzen, dat de prijs van deze aanbieding ligt beneden de primitieve prijs (waarbij nog rekening moet worden gehouden met de B.T.W.), die destijds voor het Aldlan was gedacht. De hear Miedema: De Wethalder hat, pratende oei de „verwerving" fan de grounen, de hoop ütsprutsen, dat men nei it fêststellen fan it bistimmingsplan mei de eigener de hear Kingma wol ta in akkoart komme sil - en ik help it him hoopjen - mar dan giet er fier der en neamt er de eigener Van Kouteren. (De hear Tiekstra (weth.): Né, dy haw ik earst neamd.) en seit: Ik wit net, oft dy ünteigening falie moat under Camminghaburen, Kealledykje of Himrik. Ik hie toe dat, as men Wethalder is fan in bipaelde portefeuille en al in pear jier yn ünderhanneling mei in bipaelde eigener, men dan ek wist, hoe't men fierder moast, hwant dat skynt it Kolleezje op dit momint net düd- lik to wêzen. Wy hawwe nou n.l. noch kar üt trije mooglikheden. Myn forsyk is dit: Kinne wy, as wy yn de folgjende riedsgearkomste dit bistimmingsplan fêststelle moatte, derop rekkenje, dat yn it riedsbrief ütinoarset wurdt, hokker kant it Kolleezje mei de „verwerving" fan de eigendom fan Van Kouteren üt wol. Ik freegje dit net aliinnich, omdat wy sa nedich dy pleats hawwe moatte, mar ek omdat Van Kouteren noch in hierder hat, dy't wy al inkele jierren yn greate swierrichheden brocht hawwe troch üs manipulaesjes, in hierder, dy't op dit momint noch yn de swierrichheden sit. En it is dochs winliks net yn oarder, as dy man hearre moat, dat it Gemeentebistjür net wit, oft de ünteigening ünder de plannen Camminghaburen, it Kealledykje of Himrik falie moat. Dêrom woe ik hjir graech by it riedsbrief fan 31 augustus düdlike tael oer hawwe. De heer Schönfeld: Ik heb nog geen antwoord ge kregen op mijn misschien wat lastige vraag of er geen gevaar bestaat, dat G.S. de goedkeuring van dit raadsbesluit zullen aanhouden, ten einde straks zelf het materieel weer voorhanden te hebben. De heer Tiekstra (weth.): Indien G.S. dat zouden doen, zouden zij zich, dacht ik, schuldig maken aan détournement de pouvoir. Zij mogen de bevoegdheden, die zij hebben t.a.v. hun eigen centrale-plannen niet vermengen met hun wettelijke bevoegdheid op het ge bied van het goedkeuringsbeleid t.a.v. besluiten van gemeenteraden. Ik verwacht dan ook niet, dat wat de heer Schönfeld vreest, zal gebeuren, nog af gezien van de vraag of G.S. nog wel belangstelling hebben voor dit materieel. Zij hadden het gereserveerd tot 1 juli, na welke datum zij zelf de risico dragen, wanneer de aanemingsmaatschappij zich terugtrekt. De hear Miedema moat datjinge hwat ik siz, net oersette yn in folslein oare opfetting. It giet hjir in- keld om it feit, dat de famylje Van Kouteren in greate pleats bisit yn it bitreffende gebiet. En dy pleats leit - üt 'e holle sein foar in part yn it plan de Him rik, foar in oar part yn it plan Kealledykje en foar noch in oar part mooglik ek noch yn it plan Cam minghaburen. Dan is it dochs düdlik, dat ik op dit stuit net sizze kin, hwat de oantreklikheit is fan de „verwerving" fan de eigendom fan dizze pleats. It is dan wol maklik om in pear sinnen mear ynformaesje to jaen; dy soe miskien in détaillearring wêze fan hwat ik nou siz, mar dy kin net mear wêze as ik nou siz. En ik tocht, dat de hear Miedema dat „terdege" fan my bigrypt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 244). De heer Weide: Al hadden we graag gezien, dat üt belangrijke project zou worden behandeld in de betreffende commissie van advies en bijstand, gaan we toch wel akkoord met dit voorstel. Ik zou echter graag nog enkele opmerkingen willen maken. Wanneer de Raad dit voorstel goedkeurt en de middelen beschik baar zijn, zouden wij het op prijs stellen, dat dit werk zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd, mede omdat de ontwikkeling van het slachthuiswezen in Nederland en in geheel Europa steeds meer moeilijkheden ople vert i.v.m. de eisen, die Amerika en ook de E.E.G. zelf stellen. Bovendien breiden de bedrijven, die van ket slachthuis gebruik maken, zich enorm uit. Voorts zou ik willen vragen of het voorstel van B. en W. om het eerder beschikbaar gestelde krediet van f225.000,in te trekken inhoudt, dat de werken, waar voor dit krediet bestemd was, niet zullen worden uit gevoerd. De heer De Jong (weth.): Het College heeft wel geprobeerd de commissie van advies en bijstand bijeen fe roepen, maar door de vakanties is dat niet gelukt, fuist omdat dit voorstel bij een spoedige behandeling zal zijn gebaat, hebben wij het desondanks in de Raad gebracht. De ontwikkelingen, die hier op het spel staan, vervullen het College ook met enige zorg. Juist door met dit voorstel te komen, hopen wij, mede ten gerieve van de bedrijven, die van het slachthuis ge bruik maken, nogmaals met G.S. te kunnen spreken over de mogelijkheid om deze aanvrage en de vorige op korte termijn te realiseren, ten einde te voldoen aan de nieuwste Amerikaanse eisen. Inderdaad brei den bepaalde bedrijven zich belangrijk uit, wat ons er ook toe heeft aangespoord met dit voorstel te komen. In het voorjaar dachten we met een krediet van f 225.000,aan de vraag naar uitbreiding te kunnen voldoen. Door de ontwikkelingen echter bij m.n. Coveco en Van Ruiten, maar ook bij Brada, is het noodzake lijk gebleken op eerder bedoelde plannen terug te ko men en ons specifiek te richten op deze koelruimte met bijbehoren. Het op 9 maart jl. beschikbaar ge stelde krediet zullen we dan niet nodig hebben. (De heer Weide: Ik heb het dus goed begrepen, dat de verbouwing van de snijhal en de bouw van kantoor ruimte geheel komen te vervallen.) Inderdaad. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 255). De heer Heidinga: Dit is weer een van de voor stellen, waarop ik straks reeds doelde, waarbij de Raad niet veel in te brengen heeft. Voor de woningbouw hebben we er grote behoefte aan, dat het Lekkumerend klaar komt en de Raad kan dan ook niet veel anders doen dan dit voorstel maar accepteren. De situatie is hier nog een graadje erger, aangezien in het bijge voegde besluit staat: „voor een nader door Burgemees ter en Wethouders met deze firma overeen te komen bedrag." Ik vraag me bijna af, wat we hier nog langer als Raad doen. We zouden deze dingen maar beter aan het College kunnen delegeren. (De Voorzitter: U kunt „Nee" zeggen.) Ik dacht wel, dat U de Raad zover zou kunnen krijgen. De heer Van Balen Walter: Gaarne zou ik mij wil len aansluiten bij de woorden van de heer Heidinga. De heer Tiekstra (weth.): Zoals de heer Heidinga zelf reeds stelt, zullen we i.v.m. de noodzakelijk ge achte voortgang van de woningbouw zo snel mogelijk maatregelen moeten treffen, opdat bedoeld terrein bouwrijp is. Ik geloof niet, dat het College enig verwijt treft m.b.t. het bestemingsplan „Lekkumerend". Inder tijd heeft de Raad een bestemmingsplan voor het totale Lekkumerend vastgesteld. Daarop is een Kroonproce- dure gevolgd. Eerst begin 1969 is uiteindelijk een goed gekeurd rechtsgeldig bestemmingsplan tot stand ge komen. Inmidels liep, zoals de heer Heidinga wel weet, de onteigeningsprocedure tegen de heer Hellinga, die het grootste gedeelte van de gronden aldaar in handen had, terwijl ernog de kwestie was van de boerderij van de Wed. Brandsma. De Raad zal toch wel weten, dat de kwestie rond de eigendommen van de heer Hellinga kort geleden in de Raad is behandeld. Naar mijn overtuiging zijn de vertragingen m.b.t. het be schikbaar hebben van bouwrijpe grond, die door e.e.a. zijn ontstaan, dan ook niet aan het College te wijten. Ik geloof, dat het College op dit ogenblik terecht deze procedure van de Raad vraagt ter bevordering van de woningbouw. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19a (bijlage no. 266). De heer Weide: Bijna alles, wat er bij het vorige agendapunt is gezegd, geldt ook voor het onderhavige. Aan dit project van 2)4 miljoen komen geen Leeu warder aannemers te pas. Aangezien ik niet inzie, dat met dit project direct zo'n haast zou moeten worden gemaakt, terwijl bovendien de Commissie Openbare Werken en de Commissie van advies voor de inrichting van het ziekenhuis en het verpleegtehuis niet zijn ge hoord, zou ik willen voorstellen dit voorstel over een zo belangrijk object van 2(4 miljoen eerst terug te geven aan de Commissies opdat zij het nader kunnen bestuderen en de mogelijkheden kunnen bekijken om dit project alsnog openbaar aan te besteden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 3