4
5
accommodatie. Vergelijking lijkt mij daarom moeilijk.
Over de hier aan de orde zijnde huurprijs hebben wij
in april duidelijk gesproken in vergelijking met die,
welke uit de bus zou zijn gekomen, als wij aan het
Schoenmakersperk hadden gebouwd. Dit plan is inder
tijd door de Raad niet aanvaard, waarna wij in april
met dit alternatief zijn gekomen, waarbij wij de huur
prijs, door het grotere aantal voorzieningen, die daar
na nog verworven zijn, vrij redelijk vinden. De huur is,
vergeleken bij die welke de F.B.T.O. vraagt, wel vrij
hoog, maar het is de vraag, of wij nog ooit zo'n kans
zullen krijgen en of een uitzonderingspositie huur
voor een zo beperkte tijd te vergelijken valt met
de huur van een gebouw met allerlei voorzieningen,
als waarvan hier sprake is. Wij hebben de indruk, dat
wij nu, door de reeds gememoreerde verbeteringen,
met een voordeliger plan bij de Raad komen, dan
in april het geval was. Het lijkt mij dan ook beter
ons hierop te richten bij het trekken van een vergelij
king.
De heer Wiersma heeft gesproken over de termijn
van 25 jaar en de bouwperiode van 3 jaar. Het punt
is, dat wij alleen iets met het recht van koop na
25 jaar kunnen doen, als wij vóór de voltooiing van
het gebouw maatregelen treffen om aan de voorwaar
de van de eigenaar te voldoen. Deze is alleen bereid
het recht van koop te verlenen, als de Gemeente het
gehele gebouw in huur heeft. Ons voorstel is: een ge
deelte van het gebouw te huren. Wij zullen ons best
doen, voordat we het pand betrekken, te komen met
een huurovereenkomst voor het gehele gebouw, te rea
liseren door samenwerking met een andere huurder of
door onderhuur door de Gemeente. Pas dan heeft het
recht van koop inhoud. Het is goed, dat de Raad weet,
dat wij, als wij een gedeelte van de flat huren, zoals hier
voorgesteld wordt, maar niets zouden afweten van of
geen verbinding zouden hebben met eventuele andere
huurders, het recht van koop verspelen. In de raads-
brief is dan ook de clausule opgenomen, dat de eige
naar verplicht is met de Gemeente in overleg te tre
den, alvorens tot verhuur van de overige ruimten over
te gaan. Verder wilde hij ons beslist niet tegemoet ko
men. Wij nemen dus enig risico, maar wij zullen ons
uiterste best doen, binnen de reeds meermalen genoem
de periode van 3 jaar een medehuurder of onderhuur
der te vinden, zodat aan de voorwaarde van de eige
naar, dat de Gemeente vanaf het begin direct of
indirect de huur van het gehele gebouw voor haar
rekening neemt, kan worden voldaan.
De heer Wiersma heeft voorts geïnformeerd naar
de mogelijkheid de andere 4 etages ook voor de Ge
meente te benutten. Voor onze doelstellingen hebben
wij aan 5 etages voldoende; dan zitten wij in een ruim
jasje en hebben wij ook nog wel uitbreidingsmogelijk
heden. Een en ander moet ook in ons financieel raam
passen. De oplossing van het probleem moeten wij o.i.
zoeken in het bezet krijgen van de overige 4 etages,
door en in overleg met derden, in de periode vooraf
gaande aan het betrekken van het gebouw.
De heer Schönfeld heeft gepleit voor een burgerzin
lening, omdat dit misschien voordeliger zou zijn. In
het algemeen is dat wel zo, maar ik heb het idee, dat,
als wij een burgerzinlening voor dit gebouw zouden
aanvragen, die al gauw in de buurt van de 12 tot 15
miljoen zou komen en dat is geen kleinigheid. Boven
dien is het de vraag, of wij dit als gemeente klaar zul
len spelen. Wij hebben hiertoe althans geen kans ge
zien. In vergelijking tot de kosten die wij zouden heb
ben als wij dit gebouw zelf zouden bouwen, waarbij
wij dan ook nog de lasten van de geldlening zouden
moeten dragen, lijkt mij de door ons voorgestelde op
lossing aantrekkelijker. Wij zijn hiermee wel blij, voor
al ook omdat hierdoor de zaak op gang gebracht
wordt. Want, al zouden wij een lening kunnen sluiten,
dan zitten wij nog met de financiering. Betaling in
jaarlijkse etappes van een kwart miljoen, waarmee wij
de zaak na 3 jaar rond hopen te hebben, levert voor
ons de minste moeilijkheden op. Met een huurovereen
komst, die in vergelijking tot eigen bouw zeer duide
lijke voordelen biedt, met eventueel in te bouwen recht
van koop, durven wij het toch wel aan.
De heer Van der Veen heeft gezegd, dat hij niets
voelt voor principe-besluiten, waaraan men gebonden
is. Ik kan mij dit voorstellen. Men moet hiermee ook
altijd zeer voorzichtig zijn, maar om met een machtig
project als dit, dat ons 7 tot 8 ton per jaar zal gaan
kosten, zo maar bij de Raad te komenHet leek
ons verstandiger in eerste instantie in april te
zeggen: dit is de bedoeling en nu wordt het uitgewerkt
Ik dacht, dat wij op een aantal onderdelen hebben kun
nen laten zien, dat wij hiermee goed voor de dag zijn
gekomen. Vergelijkende wat toen gepresenteerd werd
met wat nu op tafel ligt, kunnen wij wijzen op een
aantal verbeteringen; er zijn geen afwijkingen in ne
gatieve zin. Wij hebben de aanvankelijk uitgestippelde
lijn doorgetrokken. U weet nu in alle duidelijkheid waar
U aan toe is. Ik dacht, dat het een daad was van voor
zichtig, maar ook van doelgericht gemeentebeleid het op
deze wijze te doen. Wij hadden ook zonder meer nu met
dit voorstel bij de Raad kunnen komen, maar het leek
ons, gelet op de discussie destijds over het voorstel tot
bouw aan het Schoenmakersperk, beter de Raad op
deze wijze van de zaak op de hoogte te houden. Een
huurovereenkomst van 25 jaar zit de heer Van der
Veen dwars; ik moet zeggen, dat is voor ons ook een
probleem geweest. Maar, als wij recht van koop willen
hebben, dan móét de huur betrekking hebben op een
niet te korte periode. Wij gaan nu niet zonder meer
mee met de landelijke percentuele huurverhogingen.
Ik meen, dat wij ook in dat opzicht voordelig voor de
dag zijn gekomen. De 6 jaar huur zonder onderhouds
kosten (die zijn voor rekening van de aannemer) en
de geïndexeerde huur voor de daarop volgende 12 ja
ren betekenen een duidelijk voordeel. Wij kunnen nu
25 jaar vooruit. Als in die tijd blijkt, dat het recht
van koop aantrekkelijk is, dan zal hiervan gebruik
kunnen worden gemaakt. Wij hebben nog getracht de
koopprijs nu al vast te leggen, maar dat is niet mo
gelijk gebleken. T.z.t. zal die d.m.v. taxatie door des
kundigen dienen te worden bepaald. Het jaar 2000 is
nog ver, maar voor een investering, die voor een zo
groot deel beslag legt op de jaarlijks beschikbare
middelen, lijkt het ons, juist omdat het een huur is,
wel van belang, dat wij verder kijken dan 5 of 10 jaar;
dan is 25 jaar toch wel een redelijke termijn.
Wat de afkoopsom van f 40.000,betreft dit in
antwoord op een opmerking van de heer Van der Veen
wij hebben gemeend het risico van de loon- en kos
tenstijgingen in de komende 3 jaar, dat nogal eens be
duidend kan zijn, beter te kunnen afkopen, zodat wij
van te voren weten waar wij aan toe zijn. Dan weten
wij, dat wij niet meer voor een hogere huurprijs, dan
nu overeengekomen wordt, zullen komen te staan. Wij
betalen nu liever iets meer. Wij weten, dat dit een be
groting is van de loon- en kostenstijgingen binnen be
paalde grenzen, die alleszins acceptabel zijn. Dit is
gemakkelijker te aanvaarden, dan het risico te lopen
door loon- en kostenstijgingen later met een hogere huur
geconfronteerd te worden. Wij menen, dat dit, ook ge
let op de risico's die wij m.b.t. onze gemeentebegroting
hebben te nemen, wel acceptabel is. Wij hebben net
als de heer Van der Veen gezegd: Wij willen weten
waar wij aan toe zijn. Dit lijkt mij dus precies in zij"
lijn te liggen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 275).
De heer Hogendijk: Op 20 april heeft de Raad zich
al beziggehouden met het voorstel in de Van Loon-
straat grond te verhuren aan de Coöp. Inkoopvereni
ging Oostergo. In art. 4 van de ontwerp-huurovereen-
komst stond, dat rondom dit terrein een door U voorge
schreven hekwerk zou moeten worden geplaatst.
Raad meende toen, dat dit „uit welstandsoverwegingen
niet voldoende was en heeft de suggestie gedaan
oplossing te zoeken in het plaatsen van een eenvou iDe
l00(^S- v, Hp
Nu vraag ik mij af, wat er vergeleken bij de behan'u-
ling op 20 april aan het voorstel veranderd is. U he^
een tekening van het hekwerk toegevoegd. Het hek
aan de voorzijde 2,50 m hoog en het muurtje 2,75 m
muurtje is alleen verlengd). Aan de oostzijde van i
terrein zal eenzelfde afscheiding worden gemaakt,
meen echter, dat op de tekening een geheel ander soff
hekwerk is aangegeven. Is het wel eenzelfde afschei
ding? Het lijkt mij een veel eenvoudiger en minder
esthetisch hekwerk. Verder is er een tweede ingang
geprojecteerd, met daarbij een oprijstrook, zodat de
auto's tol achter het terrein kunnen komen, waardoor
de emballage niet helemaal naar het oosten toe kan
worden opgestapeld. Ik weet niet, of dat ook destijds
de bedoeling was. Een en ander zou toegevoegd kun
nen zijn omdat de Inkoopvereniging ook 500 m2 grond
wil huren van de N.S. (dit is in elk geval een nieuw
gegeven). Als Uw opmerking: „Overigens ligt het in
de bedoeling in het vervolg alle emballage-materiaal
achter de omheining op te slaan" later toegevoegd is,
is het goed geweest, dat wij de vorige keer hebben ge
zegd, dat het niet zo plezierig was de zaak op deze
manier door te laten gaan.
Mijn vraag is op dit moment: Meent Uw College,
dat de welstand van de Van Loonstraat nu is ver
groot, of m.a.w.Meent U, dat de bewoners door dat
open hekwerk niet tegen emballage aankijken? Zal de
emballage niet worden opgestapeld tot 4 of 5 m, zoals
op het ogenblik het geval is, of zal het geheel achter
het stenen muurtje worden opgeslagen? Zullen de be
woners van de Van Loonstraat werkelijk een plezieri
ger uitzicht hebben dan bij de huidige chaotische toe
stand, zoals U het zelf noemt, het geval is?
De heer Tiekstra (weth.): De heer Hogendijk heeft
volkomen gelijk. De ontwerp-huurovereenkomst, die nu
op tafel ligt, heeft dezelfde inhoud als destijds. Krach
tens art. 7, dit in antwoord op de laatste opmerkingen,
kunnen wij voorschrijven, dat het opstapelen van em
ballage-materiaal, mocht dit uit welstandsoverwegin
gen noodzakelijk zijn, dient te worden teruggebracht
tot acceptabele hoogte. Ik zou de heer Hogendijk wil
len wijzen op de overige bepalingen van de huurover
eenkomst. Het gaat hier niet om verkoop of in erf
pacht geven. In art. 1 staat, dat partijen de overeen
komst te allen tijde kunnen opzeggen, met inachtne
ming van een opzegtermijn van een half jaar. M.i. mag
daarom van de huurder niet worden verlangd, dat hij
een loods gaat neerzetten (overigens naar mijn mening
nog minder bijdragend aan de welstand dan een hek
werk).
De Gemeente heeft er bezwaar tegen de grond te
verkopen, omdat t.z.t. aan de achterzijde van het sta
tion ruimte beschikbaar moet zijn om de nog in ont
wikkeling zijnde plannen, om aan de zuidzijde van het
station een passagiersingang te maken, te kunnen uit
voeren. Het beschikbaar stellen van grond dient dus
een voorlopig karakter te hebben en daarom is beslo
ten tot verhuur. Ik geloof, dat wij ons, onder deze
omstandigheden, redelijk dienen op te stellen. Wij moe
ten trachten het bedrijf aan de benodigde ruimte te
helpen en dienen daarbij zodanige voorwaarden te stel
len, dat èn het bedrijfsbelang èn de welstand van de
Van Loonstraat gewaarborgd is.
Een belangrijke rol speelt het feit, dat de inkoop
vereniging 500 m2 grond kan huren van de N.S. Hier
door kan n.l. de schuin toelopende strook aan de ach
terzijde van het bedrijf worden recht getrokken en
voor opslag worden gebruikt. Wij verwachten, dat de
aak (door de heer Hogendijk aan de orde gesteld),
met inachtneming van de aard van het bedrijf, rede-
in de hand kan worden gehouden.
Een gedeelte van de te verhuren grond wordt oprij-
strook, terwijl een ander deel is bestemd voor de cash
and carry; geen detail- maar en gros-verkoop. De toe
gevoegde tekening lijkt mij zeer fatsoenlijk en ik ge-
'oof, dat het open hekwerk alleszins acceptabel is.
ffij helpen het bedrijf op deze wijze aan een mogelijk
heid tot uitbreiding. Dit is, gezien de schildering, door
:e heer Hogendijk gegeven van de huidige toestand,
dringend nodig.
De heer Hogendijk: De tékening mag er dan fat
soenlijk uitzien, maar ik blijf mijn twijfel behouden
a v. de toestand na de uitvoering van het ons aan
geboden plan in de Van Loonstraat. Ik vind het niet
bevredigend.
Z.h.st, wordt besloten overeenkomstig het voorstel
an B. en W., met aantekening, dat de heer Hogen-
!>jk wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 11 (bijlage no. 276).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 12, 13 en 14 (bijlagen nos. 289, 290 en 292).
De hear Boomgaardt: Hjir lizze trije ütstellen foar
üs om de forkearssituaesje to forbetterjen. Op alle trije
neamde plakken is noch net sa lang lyn de situaesje
makke sa't dy nou is. Myn fraech is winliken: Hie
men, doe't dy plannen oan de oarder wiene, de situ-
aesjes net oersjen kind? Nou moat der nei twa of trije
jier al wer in nije opset komme, dy't üs meiinoar goed
6V2 ton kostet. Men hie byg. doe't de forkearssituaes-
sje by de Frouwepoartsbrêge forbettere waerd, sjen
moatten, dat ek daliks it stik nei de Grienewei klear
makke wurde moast. Dat hie yn de reden lein. Sa is
it ek op de oare plakken; de Bleekleane byg. is noch
mar krekt klear. De nou foarstelde forbetteringen sille
wol nedich wêze; op bipaelde punten fyn ik de for-
oaringen ek wol forbetteringen. De bidragen dy't nou
ütlutsen wurde moatte, achtsje ik lykwols tige heech
en boppedat fyn ik de tiid, forroun sünt de foroarin-
gen oanbrocht binne, to koart om nou al wer yngri-
pende wizigingen oan to bringen. Men hie dit doe
foarsjen moatten.
De heer Faber: Toen de heer Boomgaardt begon,
was het alsof ik mijzelf hoorde spreken, want het was
ook mijn bedoeling de punten 12, 13 en 14 in één keer
te behandelen. (Stim: Ek yn 't Frysk?) (Gelach)
Ik wilde in de eerste plaats een opmerking maken
over iets wat in de tekst van de drie voorstellen ver
weven is. In het eerste voorstel (punt 12) staat, dat
het Ingenieursbureau voor Verkeerskunde er bij be
trokken is geweest. Het tweede plan (voorstel punt
13) is door Openbare Werken ontworpen op advies van
de Gemeentelijke Verkeerscommissie. In het derde voor
stel (punt 14) lees ik, dat de Commissaris van Politie
zich met dit plan kan verenigen. Gezien het grote be
lang van de voorstellen, lijkt het mij noodzakelijk, dat
het Ingenieursbureau voor Verkeerskunde bij alle drie
plannen betrokken wordt; het betreft plannen t.a.v.
een binnenstadstangent, de ringweg (die later mis
schien geen ringweg meer zal zijn) en een verbetering
van de verbinding tussen binnenstadstangent en ring
weg.
Het is duidelijk, dat de hier voorgestelde voorzienin
gen verbeteringen beogen. Ik ben het wel met de heer
Boomgaardt eens, dat het zonde is, dat we na zo korte
tijd al weer geld moeten uitgeven voor verbeteringen;
ik dacht overigens, dat dit bij het plan-Groninger
straatweg wel iets anders ligt. Het staat voor mij ech
ter wei vast, dat het hier voorgestelde noodzakelijk is.
Als ik de tekening, behorend bij punt 12, goed lees,
zullen de eigenaren van de hoekpanden van het Vale-
riusplein weer een stukje grond moeten afstaan. Dat
zou dan de zoveelste maal zijn binnen enkele jaren.
Daar de tekening op dat punt niet helemaal duidelijk
was, leek het mij een vraag waard.
Het plan-Westerplantage geeft geen mooie oplossing.
Ik neem aan, dat het, gezien de verkeersontwikkeling,
weer een tijdelijke is. Helaas gaat het ik zie ook
geen andere oplossing ten koste van een stukje
groen en een paar mooie bomen.
Op de tekening van het plan-Groningerstraatweg-
Bleeklaan kunt U diverse aantekeningen van raadsle
den vinden over de oversteekmogelijkheid van voet
gangers. Er zou nog eens moeten worden bekeken, of
de groene fase van één van de richtingen (ik meen
die van de Groningerstraatweg) niet verlengd kan
worden, zodat er wat meer gelegenheid tot overste
ken is.
De hear Tiekstra (weth.): Krekt as de hear Boom
gaardt seit, binne wy mei de ünderskate situaesjes de
twadde kear dwaende. Ik siz der fuort by de hear
Faber wiisde der ek al op dat it net fêststiet, dat
it de léste kear wêze sil en binammen net by de Wes-
terplantaezje.
It plan-Westerplantaezje jowt in oplossing foar in
oergongssituaesje, dy't duorret oant wy de hiele struk-
tuer fan it binnenstêdsforkear kenne, dat wy ek de
trasearring fan de westtangint goed bipale kinne. Dan