14
15
ontstaan. Als dat gebeurt, kan dit zaakje zich op
basis van kapitaalslasten wel dekken.
Ik ben het niet met de heer Wiersma eens, dat het
beschikbare technische personeel van de Gemeente niet
in staat zou zijn deze automaten te onderhouden en
te repareren.
De mening van de heer Engels, dat exploitatie door
de Gemeente consequenties heeft voor de prijzen bij
de andere consumptiepunten, die ook in eigendom van
de Gemeente zijn en die wij verpachten, deel ik niet.
Deze consumptiepunten hebben een heel andere func
tie, maar ik wil er wel op wijzen, dat de Gemeente
via de Stichting „Théskinkerij Prinsetün" zo'n con-
sumptiepunt beheert. Niet met commercieel interes
sante uitkomsten, maar wel met commercieel verant
woorde prijzen, ons gewoon refererende aan het prijs
niveau, dat in de horeca-sector geldt. De prijzen van
de consumpties in de sporthal hebben natuurlijk, ge
geven de specifieke functie van de kantine, geen con
sequenties voor de prijzen van de „Théskinkerij".
Over de motie kan ik kort zijn. Tegen het eerste
deel hiervan heb ik geen enkel bezwaar, allicht niet.
Ik neem tenminste aan, dat de indiener bedoeltop
de voorwaarden als door ons voorgesteld. Tegen het
tweede deel heb ik wel bezwaar, omdat ik de reali
seerbaarheid daarvan nihil acht. De Raad moet ook
niet denken, dat wij hals over kop met zo'n voorstel
komen. Dit voorstel is gebaseerd op de ervaringen van
de afgelopen 1jaar, op de feiten en omstandighe
den die wij hebben gesignaleerd en waarover pach
ter en verpachter het volledig eens zijn en verder
op langdurige onderhandelingen met de pachter over
de voorwaarden tot pachtontbinding.
Ik moet zeer nadrukkelijk het voorstel handhaven
om de consumptiemogelijkheid in deze sporthal te
behouden.
De Voorzitter: Handhaven de heren Stek en Visser
hun motie?
De heren Stek en Visser antwoorden bevestigend.
De motie wordt verworpen met 20 tegen 16 stem
men, die van de dames Mr. E. Veder-Smit en M. M.
Th. Visser-van den, Bos en de heren Ir. B. C. van Balen
Walter, R. Boomgaardt, P. J. Engels, O. Heidinga, A.
Klomp, W. S. P. P. de Leeuw, W. Miedema, J. P. Ree
hoorn, Ir. C. L. Rijpma, J. A. Schönfeld, H. L. M
Stek, L. Visser, K. Weide en J. Wiersma.
De Voorzitter: Verlangt iemand stemming over het
voorstel van het College Verschillende leden wensen
dit.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
23 tegen 13 stemmen, die van de dames Mr. E. Veder-
Smit en M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren R.
Boomgaardt, P. J. Engels, O. Heidinga, W. S. P. P.
de Leeuw, W. Miedema, J. P. Reehoorn, Ir. C. L. Rijp
ma, J. A. Schönfeld, H. L. M. Stek, L. Visser en J.
Wiersma.
Punten 19 t.e.m. 23 (bijlagen nos. 268, 269, 287, 288
en 273).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 24 (bijlage no. 274).
De Voorzitter: In de 2e alinea van de bijlage dient
een kleine correctie te worden aangebracht, nl. het
woord Kampgras dient te worden gewijzigd in Kamgras.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., zoals het bij monde van de Voorzitter
is gewijzigd.
Punt 25 (bijlage no. 267).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 26 (bijlage no. 286).
De Voorzitter: Er dient een kleine correctie te wor
den aangebracht. Het onder punt c gestelde (zowel
in de raadsbrief als in het aan de achterkant daarvan
afgedrukte ontwerp-besluit) moet vervallen. Bij na
dere bestudering is nl. gebleken, dat de verordening
van 8 mei 1900 op dit moment nog niet kan worden
ingetrokken. Het ligt in de bedoeling, dat binnen af
zienbare tijd een nieuwe precarioverordening aan de
orde komt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., zoals het bij monde van de Voorzitter
is gewijzigd.
Punt 27 (bijlage no. 285).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 28 (bijlage no. 284).
De heer Schönfeld: Toen we op 22 juni van dit jaar
het raadsvoorstel kregen aangaande de bouw van vijf
gymnastieklokalen, was ik bijzonder verheugd, juist
omdat er een geweldig tekort aan gymnastieklokalen
is. Nu gaan we voor de financiering hiervan een geld
lening aan, waarmee ik me ook kan vei enigen. Tegen
de voorwaarde, die de AMRO-bank stelt, meen ik even
wel ernstig bezwaar te moeten maken, nl. dat de bouw
van deze lokalen zal moeten worden uitgevoerd door
een aannemingsbedrijf uit Sittard (omdat dat bedrijf
er zoveel ervaring mee heeft). Als een particulier geld
leent bij een bank om de bouw van een huis of de
aankoop van een auto te financieren, wordt hem toch
ook niet verteld welke aannemer of welk merk auto
hij moet nemen! Ik kan mis zijn, maar een dergelijke
voorwaarde wekt sterk de indruk, dat de AMRO-bank
een of andere overeenkomst met deze maatschappij
heeft, waaruit ze zelf munt slaat. Dit zou een ernstig
nadeel voor de Gemeente betekenen.
Ik geloof dan ook, dat het aanbeveling zou verdie
nen, dat de Gemeente eerst nog eens met andere fi
nancieringsmaatschappijen in onderhandeling treedt,
waarbij b.v. ook zou kunnen worden gedacht aan ver
zekeringsmaatschappijen.
Ik ben beslist niet tegen de bouw van de bewuste
vijf gymnastieklokalen, integendeel, hoe eerder die er
komen, hoe beter. Ik ben ook niet tegen de financie
ring ervan in de vorm van een burgerzinlening; ik ben
alleen tegen de gestelde voorwaarde een voorwaar
de, die ik niet begrijp omdat een bank er geen en
kel belang bij mag hebben wie deze lokalen bouwt. Ik
dacht, dat een bank aan rente en aflossing voldoende
zou moeten hebben.
De heer De Jong (weth.)Ik kan mij voorstellen
dat de heer Schönfeld bezwaren tegen deze voorwaarden
heeft, maar als wij deze niet aanvaarden, kunnen we
de lening niet aangaan en de gymnastieklokalen niet
bouwen.
We hebben te maken met een op zichzelf wel legale
vorm van overeenkomst. Wat er uiteindelijk gecondi
tioneerd is tussen de bank en de aannemingsmaat
schappij regardeert ons niet.
Ik ben het wel met U eens, dat dit niet een erg ge
bruikelijke vorm van financiering is.
De bezwaren tegenover de voordelen plaatsend, zijn
wij wel van mening, dat we de voorwaarde moeten
aanvaarden, omdat we daardoor vijf gymnastiekloka
len binnenhalen.
De heer Schönfeld: Een korte vraag. Zijn er geen
pogingen ondernomen bij andere maatschappijen of
banken om een financiering hiervoor te krijgen?
De heer Heidinga: Ik had gedacht dat het anders
was. Het antwoord van de Wethouder valt mij eigen
lijk een beetje tegen. Als het werkelijk zo is, vind
ik het onzindelijk, dan moeten wij daar als overheid
niet intrappen. (De heer Venema: Er is zoveel on
zindelijks.) Ja, maar er zijn toch grenzen. En hier wor
den die dan m.i. overschreden. Ik had echt gedacht,
dat de raadsbrief een beetje fout gesteld was. (De
Voorzitter: Nee, dat is een verkeerde veronderstel
ling. (Gelach) Zou het niet zo kunnen zijn: De Heide-
mij lanceert de seriebouw van gymnastieklokalen over
heel Nederland en er is een aannemer, die de bouw
uitvoert (die economisch kan bouwen, omdat hij het
en masse doet). Maar het zou ook nog zo kunnen zijn.
Vt»"
dat die aannemer de AMRO-bank als financier heeft,
zodat hier eigenlijk zou moeten staan: „De aannemer
heeft meegeholpen een financier te vinden." Het staat
in de raadsbrief echter precies anderom. (Gelach). Er
staat: „De bijzondere voorwaarde is, dat déze aanne
mer het bouwt." Ik had mij dus voorgesteld, dat de
Heidemij de Gemeente een plan heeft voorgelegd,
waarbij de bouw van een serie gymnastieklokalen wordt
aangeboden plus de financiering. (De heer Venema:
En verdient die aannemer daar ook wat aan?) Nee,
dat dacht ik niet. (Gelach)
De Voorzitter: Ik kan me heel goed indenken, dat
U zich dit zo had voorgesteld, mijnheer Heidinga, dat
is ook niet onlogisch.
De heer De Jong (weth.): Wij moeten onderscheid
maken tussen een garantielening (zoals wij normaal
iiebben) en een burgerzinlening. Een garantielening is
financieel voor ons in dit geval moeilijk omdat daar
voor garantievolume aanwezig moet zijn. Met deze
financieringsvorm hadden wij deze gymnastieklokalen
in de eerste jaren niet gekregen, maar met deze bur
gerzinlening krijgen wij ze nu wel.
Zoals de heer Heidinga al zei, komen de gymnas
tieklokalen niet alleen hier, maar in tal van plaatsen,
tot stand in een bouwstroom van de Heidemij.
Op de voorwaarden, die deze maatschappij met de
financier overeengekomen is, kunnen wij voor deze
lening ontheffing krijgen van de financieringsbepalin
gen en daardoor kunnen wij deze bouw mogelijk maken.
Het plan om deze gymnastieklokalen te laten bou
wen is al eerder in de Raad aangenomen.
Het is dus wel een ongebruikelijke manier van fi
nanciering, maar het wordt ons aangeboden op een
manier en wij zien er niets verkeerds in.
De heer Ten Brug (weth.): Ik ben dolblij met de
mogelijkheid de bouw van deze gymnastieklokalen te
kunnen realiseren. Toen dit punt een aantal weken
geleden in de Raad aan de orde kwam, heb ik gezegd,
dat ik niet helemaal zonder hoop was.
Ik dacht, dat de opmerking van de heer Heidinga
juist was. De raadsbrief is echter ook juist, want for
meel gaat het hier t.o.v. de goedkeurende instanties
om een overeenkomst tussen de Gemeente en de bank.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 29 (bijlage no. 298).
De heer Reehoorn: Ik zal er iets van zeggen, mijn
heer de Voorzitter, omdat U zo vriendelijk deze kant
uit kijkt. (Gelach)
Ondanks het feit, datB. en W. zich bij de begro
tingsbehandeling niet hebben gebonden aan een con
creet tijdstip, waarop het dekkingsplan voor het tekort
dat de begroting aanwijst, bij de Raad zou worden in
gediend, hebben zij er naar gestreefd dit te doen nog
tijdens de zittingsperiode van deze Raad en dat is, zij
het op de valreep, gelukt. Dat stemt de christelijke
fracties tot voldoening. Ik heb er niet veel behoefte
aan en niemand in de Raad, dacht ik op dit dek
kingsplan uitvoerig in te gaan. Wij zouden wellicht
een herhaling krijgen van verschillende punten, die wij
in de vorige vergadering bij de behandeling van de
nota op de reserves hebben behandeld. Overigens ben
ik van mening, dat dit dekkingsplan duidelijk is; zo
duidelijk, dat ieder daaruit zijn conclusies wel kan
trekken. Onze fracties gaan met dit dekkingsplan ak
koord en wij hopen nu maar, dat G.S. dat ook zullen
doen, opdat de nieuwe Raad morgen van start kan
gaan met een sluitende begroting. Persoonlijk heb ik
het feit, dat dit dekkingsplan nog in deze Raad aan
de orde is gesteld, zeer gewaardeerd en ik wil daar
voor het College, en in het bijzonder de Wethouder van
Financiën, graag dank zeggen.
De heer Hogendijk: De heer Reehoorn heeft mij er
°P geattendeerd, dat ik geen lange speech kan houden
ever dit punt en dat zal ik dan ook niet doen. Het eer
ste deel van hetgeen ik wilde zeggen kan ik weglaten,
omdat ik me geheel kan aansluiten bij de waardering
die de heer Reehoorn heeft uitgesproken.
Wij zijn blij, dat er een dekkingsplan is gekomen.
Misschien nog een wat provisorisch plan, maar U kunt
ook nog niet alle gegevens overzien. Later komen dan
nog wel de wijzigingen die nodig zijn.
Toch kleven er eigenlijk twee, zij het niet onover
komelijke, bezwaren aan dit dekkingsplan.
1. Er is nog geen definitieve lijst van onrendabele
posten, die vervroegd afgeschreven zullen worden.
Kenden wij deze lijst, dan zouden wij weten hoelang
wij van deze vervroegde afschrijving zullen profiteren
en hoe hoog die bedragen per jaar zijn. Wij zouden dan
tevens kunnen beslissen, of wij deze lijst al dan niet
zouden accepteren. Mochten er grote veranderingen
komen, dan kunt U deze nog altijd aan de Raad voor
leggen.
2. U hebt f 300.000,gevonden door verhoging van
de winstuitkering van het Gasbedrijf. Bij de behande
ling van de nota op de reserves is afgesproken, dat U
ten eerste, een bepaald normbedrag uit de winst naar
de begroting zult overhevelen;
ten tweede, een egalisatiefonds zult instellen, dat ten
hoogste 1 miljoen mag bedragen;
ten derde, de overige winst zult storten in het risico
fonds. Dat had op dat moment mijn goedkeuring niet;
ik vond, dat U het liquide moest houden of dat U het
in de saldireserve zou moeten storten.
Ik heb er geen bezwaar tegen, dat U die f 300.000,
als dekking gebruikt, integendeel, maar het is niet
consequent. Het maakt het geheel toch een beetje on
overzichtelijk.
Ik zou U daarom willen vragen jaarlijks te ko
men met een nota, waarbij U een duidelijk overzicht
geeft van de grootte van de diverse reserves en de
taak die U een en ander wilt laten vervullen bij de
samenstelling van de begroting.
De heer De Jong (weth.): Graag wil ik de heer
Reehoorn dank zeggen voor de wijze waarop hij op
deze nota heeft gereageerd.
De heer Hogendijk heeft een tweetal bezwaren ge
noemd. Er is nog geen definitieve lijst van onrenda
bele posten, maar wij gaan voorlopig uit van de lijst,
die U hebt gekregen bij de dekkingsnota. Mocht er
bij de uiteindelijke bepaling een andere lijst komen -
wat ik nog niet zie dan zal dat eventueel ook con
sequenties kunnen hebben voor de volgende jaren, maar
ik neem niet aan, dat de wijzigingen van zodanig in
grijpende aard zullen zijn, dat het beeld van deze be
groting erdoor zal worden beïnvloed. De lijst van on
rendabele posten is vrij nauwkeurig uitgezocht en ik
zou hier dan ook maar van uit willen gaan. Dit is een
punt en dat is bij de vorige zitting toegezegd dat ik
graag in het najaar nog eens met de Financiële Com
missie wil bekijken. Wij moeten bij de dekkingsnota
uitgaan van het plan, dat de vorige keer is overge
legd en waar wij nu op voortgeborduurd hebben.
Dat er uit de winst van het Gasbedrijf f 300.000,
meer aan normuitkering gehaald is, kan op zichzelf
wel een nieuw feit zijn, maar ik dacht niet, dat het
zou behoeven te leiden tot een kritische opmerking van
de zijde van de Raad. We moesten zoeken naar een
dekking. Wij weten, dat de Energiebedrijven ik heb
de cijfers hier bij de hand juist door het Gasbedrijf,
in 1969 na de extra afschrijvingen nog een winst van
ruim een miljoen hadden, waarvan wij toen 6 ton aan
normuitkering aan de Gemeente hebben toegekend.
Voor 1970 is de winst geraamd op f 1.128.200,Het
lijkt mij daarom, nu wij met een niet sluitende begro
ting zitten en bij de Energiebedrijven twee jaar achter
elkaar hogere normuitkeringen mogelijk lijken, vrij
redelijk de dekking van het tekort te zoeken in een
verhoging van de normuitkering. Wij hebben 3 ton
meer aan normuitkering geraamd, nadat wij bekend
waren met de resultaten over 1969 en de Gemeente
begroting van 1970 ons duidelijk voor ogen stond. Dat
is, dacht ik, een reële zaak. Ik zou wel eens willen we
ten, welke kritiek de heer Hogendijk daarop zou kun
nen hebben. Ik zou eerder een compliment verwach
ten, dan het bezwaar te horen, dat wij 3 ton aan norm
uitkering hebben geraamd, zonder de mogelijkheid van
onttrekking van een bedrag aan de reserve te hebben
beproefd. Het is een normale uitkering van de Ener
giebedrijven aan de Gemeente, waarop wij jaarlijks ho
pen te kunnen rekenen.