2 U 12 t.e.m. U 16 der Kieswet; Besluiten: genoemd schrijven aan te nemen voor kennisgeving. Een exem plaar van dit besluit zal worden gezonden aan Bur gemeester en Wethouders voornoemd ter mededeling aan de Raad hunner Gemeente." Die mededeling doe ik bij dezen. Ik neem aan, leden van de Raad, dat U allen weet, dat bij het aanvaarden van Uw betrekking als lid van de Raad en om als zodanig te kunnen wor den toegelaten door U een tweetal eden, eventueel be loften, moeten worden afgelegd. Ik zal deze eden, resp. beloften, voorlezen en daarna zal ik U in al fabetische volgorde verzoeken de eden, eventueel beloften, af te leggen. Na voorlezing van de eeds- en belofteformules wor den in handen van de Voorzitter de eden achtereenvol gens afgelegd door de heren J. ten Brug, P. J. Engels, G. F. Eijgelaar, J. Heetla, O. Heidinga, W. Hemstra, H. Jansma, K. J. de Jong, A. Klomp (Fries), W. S. P. P. de Leeuw, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma, Mr. B. P. van der Veen, L. Visser, mevr. M. M. Th. Vis ser-van den Bos, K. Weide en J. Wiersma. de verklaringen en beloften worden achtereenvolgens afgelegd door mevr. G. Bakker-van Diermen, de heer S. Bouma, mevr. E. Brandenburg-Sjoerdsma, de heer G. Buising, mevr. J. Dijkstra-Bethlehem en de heren T. H. van Haaren, H. Hovinga, J. F. Janssen, J. de Jong, J. Knol, H. Meijerhof, J. Schaafsma, J. B. Sin- gelsma (Fries), P. Snel, J. Tiekstra, P. van der Veen (Fries) en J. T. Veilenga, mevr. G. Visscher-Bouwer, G. de Vries en mevr. L. Woudstra-Peene. Punt 2. Rondgezonden mededelingen. Stib A en B. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. De Voorzitter: Ik zou nog willen mededelen, dat ik in overleg met de fractievoorzitters heb besloten in den vervolge de vergaderingen te beginnen op de wijze als dat vandaag is gedaan. (De Voorzitter en de Se cretaris nemen reeds voor de aanvang van de verga dering hun plaatsen in en de raadsleden verheffen zich dus niet meer van hun zetels, als de Voorzitter en de Secretaris binnenkomen.) Het leek mij juist, daarvan even mededeling te doen. Punt 3 (bijlage no. 278). De heer Veilenga: Ik hecht eraan, nu ik voor de eerste keer in deze nieuwe Raad het woord voer, mede te delen, dat ik dat doe als voor zitter van een fractie, die aangeduid wordt als de fractie van de P.v.d.A. en de P.P.R., twee partijen, die in de landelijke politiek punten van overeenkomst, mogelijk ook wel punten van verschil hebben, maar die zich in deze gemeente toch hebben kunnen vinden in de concretisering van een aantal ge dachten over de gemeentepolitiek, die in een program zijn neergelegd. En dit program zal in de komende vier jaren het uitgangspunt en het richtsnoer zijn voor het optreden van hun fractie in deze zaal. Nu overgaande tot het eigenlijke onderwerp, kom ik bij deze vragen: Heeft Leeuwarden genoeg aan vier wethouders of zou er eigenlijk een vijfde wethou der bij moeten? Informatieve vragen, die we destijds aan U, mijnheer de Voorzitter, en aan het College heb ben gesteld. En mede naar aanleiding daarvan heeft U ons een notitie doen toekomen, gedateerd 14 augus tus 1970. Op 14 augustus staat in mijn agenda: „Wilt U zich morgen niet vergissen, spreek dan vandaag de waarheid." U hebt een korte notitie in drie conclusies aan ons voorgelegd, waarin U duidelijk naar voren brengt het feit, dat er sprake is van een toenemende hoeveelheid werkzaamheden, zich uitend niet alleen in een veelheid van taken, maar ook in een grote veel soortigheid van taken, en voorts, dat U verwacht, dat die tendens zich zal doorzetten. Ik dacht, dat het een aantal van ons wel bekend is, dat wethouders van deze gemeente zwaar belast zijn. Het is in het algemeen zo bij gemeenten van deze grootte. En hoewel „men" vaak meent, dat velen staan te dringen om deze zetels te bezetten, de praktijk leert, dat vaak maar enkelen echt beschikbaar zijn om dit te doen. Er zijn ook men sen, die het gevoel hebben, dat i.v.m. het salaris er ook deze keer veel liefhebberij zal zijn. Ik heb de neiging en ik hecht eraan dat vanavond ook te zeggen dat wie het wethouderssalaris in Leeuwar den bekijkt, alleen maar kan spreken van een redelijk salaris. Wie dat vergelijkt met salarissen, die bij over heid en bedrijfsleven worden verdiend, zal het echt niet te hoog kunnen noemen. En wie vervolgens degenen, die die salarissen verdienen, vergelijkt met de wethou ders in een gemeente als Leeuwarden, moet wel sne! tot de conclusie komen, dat, vaak in tegenstelling met de eerstgenoemden, wethouders in een gemeente als Leeuwarden dikke dagen maken, dat zij vaak leven in de spanning van het nemen van belangrijke beslis singen, dat zij geregeld te maken hebben met hun verantwoordingsplicht in de Raad en dat zij ook vrij geregeld in de schijnwerpers van de publiciteit staan. Ik zou er, nu wij dit vraagstuk bespreken, voorts de aandacht op willen vestigen, dat in de afgelopen jaren drie personen, die deel uitgemaakt hebben van het College van B. en W. in deze gemeente, n.l. één bur gemeester en twee wethouders, door de dood vroeg tijdig, naar menselijke berekening aan ons zijn ont vallen, m.a.w.: Wij moesten, voor zover wij het nog niet zouden weten, leren zuinig te zijn met goede mensen, die wij op de wethoudersstoelen neerzetten. Dit als achtergrond van dat wat ik nu ga zeggen, omdat wij aanvankelijk nog wel wat reserves hadden t.o.v. het punt van de uitbreiding van vier tot vijf wethouders in Leeuwarden, m.n. het punt, of het nu al zou moeten of dat wij ons, bij wijze van spreken, zouden kunnen permitteren, die beslissing nog enige tijd uit te stellen. Op dat punt hadden wij zo onze aarzelingen en de formulering uit de nota van B. en W. wijst er ook wel enigszins op, dat zij het misschien zelf evenzo hebben aangevoeld. Er staat n.l., „dat overwogen moet worden om..." Wij nu zijn, alles over wegende, toch tot een bepaalde conclusie gekomen en wel deze: Wat vandaag misschien nog niet nodig is, kan morgen noodzakelijk zijn. Met een variant op de uitspraak in mijn agenda zeg ik dan: Ik wil mij mor gen niet vergissen en daarom wil ik vandaag wel de waarheid van vijf wethouders in Leeuwarden. Maar met deze voorwaarde (voor zover de Raad op dit punt voorwaarden zou kunnen stellen), dat, als die vijf wet houders eenmaal op hun plaats zitten, zij ook onder ling tot een bevredigende taakverdeling komen, in de zin van een evenwichtige verdeling van de werkzaam heden en ook in de zin van: alles moet gericht zijn op doelmatigheid en op vergroting van de bestuurs kracht. Wij gaan er uiteraard van uit deels Uw medede lingen volgend dat G.S. waarschijnlijk wel akkoord zullen gaan met een raadsbesluit tot benoeming van een vijfde wethouder. Het is n.l. de vraag, of het han teren van inwonersaantallen nog kan slaan op de si tuatie van vandaag. Het werk in een gemeente van 100.000 inwoners gisteren is waarschijnlijk stellig wel te vergelijken met het werk in een gemeente, die aan stonds aan de 90.000 inwoners toe is. En daarom is onze conclusie en ons standpunt: Geef Leeuwarden de vijf De heer Engels: De discussie over vier of vijf wet houders is niet van vandaag of gisteren in deze Raad en ook niet in de verschillende politieke partijen. In de partijen als A.R.P., C.H.U. en K.V.P., heeft bij de voorbereiding van het program voor het gezamenlijk optrekken van hun fracties in deze Raad, in de vorm van een C.C.P.-fractie, ook de kwestie van vier of vijf wethouders een rol gespeeld. Er komt een passage m hun gemeentelijk verkiezingsprogram voor, waarin tm weliswaar de fractie niet bindt aan vijf wethouders, maar toch wel degelijk aandacht vraagt voor deze zaak- We hebben het er ook in de Raad verschillende ke ren over gehad. De heer Veilenga heeft er in de laat ste discussie bij de begrotingsbehandeling '70 op ge duid. Als wij het bondig advies, uiteenvallend in drie punten, dat hij hier voor ons legt, vergelijken met ervaringen die wij ook in de Raad hebben opgedaa_ moeten wij het juist achten. Het is juist, dat m.n. ook het inschakelen van de bevolking en dan denk niet alleen aan commissies en raden, maar ook aan let intensief overleg, dat er toch wijksgewijze en ook Jorpsgewijze te gebeuren staat meer tijd en meer aandacht vraagt. Het is waar, dat de problemen be taald ingewikkelder geworden zijn en het is vooral 'tok waar, dat de wethouders in de komende periode voor een aantal zaken staan, die er niet om liegen. Als ik denk aan de taakstelling, die ligt op het ter rein van de gezondheidszorg en op dat van het onder lijs en daarbij aan Harmonie en Zalen Schaaf; aan latgene wat op het gebied van de ruimtelijke ordening op ons afkomt; aan een totale heroriëntering terzake van de bejaardenzorg, dan zie ik inderdaad allemaal aken, die het werk in de toekomst alleen maar zwaar der zullen maken; dan is onze fractie het met de P.v.d.A.-P.P.R. op dit punt eens, dat er inderdaad een vijfde wethouder in Leeuwarden zal moeten komen en flat we daarmee stellig geen vier jaar kunnen wachten. Ik wilde bijzonder graag onderstrepen wat de heer Veilenga gezegd heeft over het werk, over de taak stelling van een wethouder en over de honorering, die bepaald niet te hoog is, gezien wat hij genoemd heeft: ie bijzonder intensieve werkwijze, de ongeregelde werk tijd en ook de publiciteit, die voortdurend op de wet houders gericht is, en die èn voor hemzelf èn voor zijn pezin een zware belasting kan zijn. Wij onderschrijven dus het voorstel van B. en W., litgaande uiteraard van de gedachte, dat wij bij het College van G.S. geen moeilijkheden zullen ontmoeten, gezien ook de bijzondere taakstelling waarvoor deze pemeente in deze provincie in het noorden staat. De heer Van Haaren: De fractie van Axies kan aiet geheel overzien en ook niet beoordelen, of een vijfde wethouder wenselijk en noodzakelijk is. In Axies zeer veel mensen, die het gevoel hebben, dat een sterkere en een betere bezetting van het College van en W. ertoe zou kunnen leiden, dat we konden vol staan met vier wethouders. In de gegeven situatie Axies echter gaarne akkoord met de benoeming van een vijfde wethouder. Wij vinden het vooral be langrijk, dat een verlichting van de taak van de wet houders zou kunnen leiden tot de door de Burgemees ter in zijn brief van 14 augustus gememoreerde toe- leming van contacten naar buiten, m.n. met vertegen woordigers van de burgerij en van allerlei groeperin gen. We hopen dan ook, dat de benoeming van een vijfde wethouder ertoe zal bijdragen, dat er een betere tommunicatie komt tussen B. en W. en de burgerij, omdat wij het gevoel hebben, dat in het verleden hier aan nog wel eens iets ontbroken heeft. Met de procedure van het vooroverleg over de keuze van de vijfde wethouder zijn wij niet gelukkig en wij menen, dat het heel anders en veel beter kan. Naar onze mening is het wel een groot winstpunt, dat bij he beraadslagingen in het seniorenconvent veel meer openheid is betracht dan voorheen. We hopen dan ook an harte en we verwachten gaarne, dat in de komen- le commissievergaderingen eenzelfde openheid zal wor sen nagestreefd. De Voorzitter: Ik kan vrij kort zijn, omdat alle -prekers duidelijk te kennen hebben gegeven, dat ze instemmen met het benoemen van een vijfde wethou der. Ik meen daaruit te kunnen concluderen, dat de waad algemeen van gevoelen is, dat wij een zodanige situatie hebben bereikt, dat het benoemen van een 'ijfde wethouder in het belang van onze gemeente ffl van het goed functioneren van het College van B en W. is. N.a.v. de suggestie van de heer Veilenga, dat er bij - onderlinge taakverdeling mede gelet dient te wor den op de vergroting van de bestuurskracht, zou ik Jog graag mededelen, dat ik ervan overtuigd ben, dat «t College daarmee stellig rekening zal houden. Het ■s een volkomen juiste suggestie en van mijn kant wil 4 alles doen om zoveel mogelijk te bevorderen wat uarmede wordt beoogd. Over de opmerking van de heren Veilenga en En- fels t.a.v. de goedkeuring van het besluit tot uitbrei ding van het aantal wethouders door Gedeputeerde 'laten zou ik willen mededelen, dat gemeenten met 'ijna 100.000 inwoners tot het benoemen van een vijf- is wethouder kunnen overgaan met goedkeuring van G.S. Uit het overleg, dat ik reeds met G.S. heb ge had, meen ik de conclusie te mogen trekken, dat een besluit tot benoeming van een vijfde wethouder door de Gemeenteraad van Leeuwarden bij hen niet op be zwaren zal stuiten. Daarbij wordt er vanzelfsprekend van uitgegaan ik moge dit slechts voor de goede orde nog even zeggen, want daarover bestaat ook met G.S. geen verschil van mening dat het wethouder schap in Leeuwarden reeds een full time-job is. Ik geloof, dat ik met deze summiere reactie wel kan volstaan. Ik concludeer, dat de Raad ermee instemt, dat wordt overgegaan tot de benoeming van een vijfde wet houder. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4. De Voorzitter: Ik zou allereerst willen vragen, of er bij de Raad behoefte bestaat algemene opmerkingen te maken omtrent de kandidaatstelling. Dan geef ik daartoe vanzelfsprekend graag de gelegenheid. De heer Veilenga: Ik ben bij het vorige agendapunt geëindigd met de woorden: Geef Leeuwarden de vijf. Wij staan nu voor de vraag: Welke vijf? De fractie voorzitters hebben daar in het recente verleden drie besprekingen aan gewijd, besprekingen, die men echt niet moet zien in de sfeer van „handjeplak" of „kon- kelefoezen", maar gewoon in de nuchtere sfeer van beraadslagen van verantwoordelijke mensen. En in die beraadslagingen bleek, dat er brede steun bestond voor deze opvatting, dat in het nieuwe College van B. en W. na 1 september 1970 plaats zou zijn voor twee wet houders van de P.v.d.A.-P.P.R.-fractie en voor twee wet houders uit de fractie van de C.C.P. Het punt van de vijfde kandidaat voor het wethou derschap lag moeilijker. Er waren er, die zonder meer het afspiegelingsprincipe wilden hanteren en dan von den, dat automatisch die kandidatuur zou toevallen aan de fractie van de V.V.D., die in deze Raad met vier zetels vertegenwoordigd is. Maar het bleek alras, dat dan de opvattingen van vijf raadsleden, verdeeld over de kleinste fracties, niet werden weerspiegeld. En daarmee hief o.i. de ene spiegeling de andere spie geling op. Daarnaast bleek, dat bij deze vijf raadsleden een zekere neiging bestond om eventueel te willen kiezen voor een kandidaat van de fractie van de P.v.d.A.-P.P.R. Het is heel duidelijk, dat we met een derde kandidaat, kijkend naar de eigen 15 zetels, over- bedeeld zouden zijn. Maar voor het geval de vijf of een meerderheid van die vijf steun aan een kandidaat uit onze club zou willen geven, kwam die verhouding anders te liggen, zowel omdat bij die vijf raadsleden als ook heel duidelijk in mijn eigen fractie er poli tieke weerstanden en bezwaren bestonden tegen de V.V.D. Wij konden ervan uitgaan, dat zonder aanzoe ken onzerzijds of het aangaan van bondgenootschap pen, Axies en C.P.N. bereid waren onze kandidaat te steunen. In die beraadslagingen bleek ook overduide lijk, dat de C.C.P. bereid was steun te geven aan de V.V.D., onverkort het afspiegelingsprincipe handha vend. Maar de C.C.P. kondigde ook aan, dat men mo gelijk in een bepaalde situatie met een eigen kandi daat wilde komen. Op een bepaald moment daarna lie ten F.N.P. en D '66 blijken, dat zij, wanneer die si tuatie zich zou voordoen, steun zouden geven aan de derde kandidaat van de C.C.P. Bij wijze van spreken: dat was een beslissing, die zij namen na rijp beraad, althans na beraad. Of de achterban van de heer Ho vinga daar gelukkig mee was, betwijfel ik, maar dat is verder zijn zaak. Misschien gaat hij straks nog wel weer eens een andere kandidaat steunen, want de we gen van het pragmatisme zijn onnaspeurlijk, maar dat wachten we rustig af. In die situatie en dat alles wetend, werd het domweg een zaak van neuzen tellen en van optelsommetjes maken. Daarbij bleek heel dui delijk zulke dingen moet je dan ook weer onder ogen zien dat onze kandidaat en we hadden een heel goede het niet zou halen. En we hebben toen de zware beslissing genomen die kandidaat terug te trekken. Nu had ik die beslissing pas vanavond kun nen mededelen op enig moment tijdens deze beraadsla-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 2