4 5 Bühne zal nog het nodige moeten gebeuren, de entree zal verbeterd moeten worden, evenals de garderobe en de toiletten. Zoals in de raadsbrief staat vermeld, zal dit echter pas over een aantal jaren gebeuren, gezien de ontwikkelingen terzake van de Beurs. Ik dacht ook, dat de commissie, die straks zal worden ingesteld, zeer nauwgezet deze gehele materie zal moeten behandelen. Eventuele, al of niet permanente, verbouwingen zullen door die commissie en het stichtingsbestuur, uiteraard in nauw overleg met de architect, worden bestudeerd en ik geloof stellig, dat een goede oplossing zal worden gevonden. Ik kan de heer Buising verzekeren, dat deze commissie zo spoedig mogelijk geïnstalleerd zal wor den. Het College stelt zich voor, dat daarin zitting zul len nemen ongeveer vijf leden van de Culturele Raad, die de vorige week is geïnstalleerd, twee bestuursleden van de Stichting Culturele Centra, twee gemeenteraads leden en ondergetekende. Groter behoeft dit gezelschap ook niet te zijn, want hoe groter de commissies wor den, hoe moeilijker het overleg is. Gezien mijn nu reeds opgedane ervaring met de Commissie voor de Beurs, acht ik een maximum van tien meer dan voldoende. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 21 t.e.m. 26 (bijlagen_ nos. 366, 373, 374, 375, 380 en 379). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorsteilen van B. en W. Punt 27 (bijlage no. 391). De Voorzitter: Over dit punt hebben we in de vo rige vergadering reeds uitvoerig gediscussieerd. Ver langt daarover iemand het woord? Niemand? (Gelach) De heer Vellenga: Mijnheer de Voorzitter, ietwat tot Uw teleurstelling, merk ik, zal er in deze vergadering toch wel gesproken worden over dit punt en U hebt er zelf al aan herinnerd, dat wij op dit ogenblik de draad weer opnemen, waar we hem in zekere zin drie weken geleden hebben laten liggen. Drie weken terug was immers aan de orde een voorstel van B. en W. aan onze Raad, wat Koopmans Meelfabrieken betreft. En die gelegenheid is toen benut om te vragen, of het ook zin kon hebben de gehele zaak van de demping van het Vliet nog eens aan de orde te stellen. Tijdens de bespreking van de vraag over het wel of niet op nieuw voeren van de discussie is vanuit de Raad eigen lijk niemand tot een definitieve standpuntbepaling ge komen, wat het wel of niet dempen van het Vliet be treft. En de bedoeling van mijn fractie en mij was ook alleen maar uiting te geven aan een zeker verlangen, dat er in en buiten deze Raad leefde om over dit punt eens opnieuw reëel te kunnen praten, mede gezien het feit, dat er sinds september 1970 een nieuwe Raad is opgetreden, mede gezien het feit, dat bepaalde re denen, die destijds hebben geleid tot het dempen van het eerste zo U wilt het tweede stuk van het Vliet, nu niet meer bestonden, mede gezien het feit, dat er in beperkte kring gesproken was over een mogelijke opzet van een nieuw bestemmingsplan voor het Vliet en omgeving, waarbij het nu gedachte tracé over het gedempte Vliet een andere wending zou ne men, en mede gezien het feit, dat het altijd mogelijk moet zijn, dat men er op een bepaald ogenblik behoefte aan kan hebben terug te komen op bepaalde beslissin gen, die eenmaal zijn genomen. En tegen die achtergrond leek het ons zinvol U be leefd, maar met gepaste drang te vragen: Is het mo gelijk, dat wij zo aan het begin van de zittingsperiode van de nieuwe Raad eens opnieuw over dit punt gaan praten? Dat gaf deze Raad en stellig ook mijn fractie de gelegenheid in de afgelopen drie weken alle voor's en tegen's nog eens tegen elkaar af te wegen, mede gezien het feit, dat hier een aantal verkeerstechnische zaken een rol kunnen spelen, voorts gezien de positie van de mensen die hier direct bij betrokken zijn, in de omgeving van het Vliet in de vrij ruime betekenis van het woord en ook gezien de mogelijkheid, dat wij op een bepaald moment er wel behoefte aan zouden heb ben met die mensen nog eens in contact te treden. De kranten zullen U hebben gemeld, dat onze fractie van die mogelijkheid ook werkelijkheid heeft gemaakt en vorige week vrijdagavond hebben wij een zeer interes sante en leerzame discussie gehad met de direct be trokkenen, zijnde de Vlietsters. Toen wij al deze punten nog weer eens gingen over wegen, inclusief de argumenten, die ook in de hearing naar voren werden gebracht, is mijn fractie tot een bepaalde conclusie, niet een eensluidende conclusie, ge komen, omdat er op bepaalde punten nog verschil van mening is blijven bestaan. Er leeft een opvatting in mijn fractie, die aldus is te kenschetsen: Het is in het algemeen goed om eenmaal genomen besluiten gestand te doen. Wanneer de Raad vijf jaar terug een raadsbesluit heeft aangenomen, wan neer de Raad daarna een aantal keren bij bepaalde gelegenheden dat standpunt heeft bevestigd, dan pleit het alleen maar voor de continuïteit in het bestuur om die beslissingen ook vol te houden. Gewoon een bestuur lijk aspect, dat, dacht ik, de nodige indruk mag maken op iedereen, die gevoelig is voor continuïteit in het be stuurlijke. Het tweede, dat daarmee verband houdt en ook dat houdt een aantal leden van mijn fractie danig bezig - is, dat de mensen, de direct-belangheb- benden, zich ingesteld hebben èn op dat raadsbesluit èn op de vrij duidelijke beslissingen, die nadien zijn genomen. Deze fractieleden zeggen: Al die mensen hebben waarschijnlijk hiermee rekening gehouden. „Dit Vliet wordt gedempt. Hier komt een bepaalde verkeers weg door. Dat betekent voor ons een zekere verbete ring van de bereikbaarheid van onze zaken, een ver betering van de toestand van dreunen en denderen, die op dit moment bestaat. Wij hebben op grond daarvan bepaalde investeringen gedaan en wij vinden, dat wij dat alleen maar kónden doen op basis van die beslui ten. Het zou eigenlijk gek zijn, dat nu in één keer de klok teruggedraaid zou kunnen worden." Als derde punt zou genoemd kunnen worden, dat wanneer wij en dat was het punt drie weken terug op basis van het uitgangspunt „dempen van het Vliet" een bepaalde handeling gaan verrichten t.o.v. een groot bedrijf, eigenlijk ook gehouden zouden zijn, daarbij dezelfde reverentie in acht te nemen, zonder dat het misschien direct tot beslissingen in deze Raad leidt, t.a.v. de vele kleine middenstanders en zelfstandigen, die ook een be drijf aan dit Vliet hebben. En een laatste punt, dat ik van deze groep van mijn fractie zou willen noemen, is, dat wij onvoldoende kijk hebben op de toekomstige ont wikkeling van het Vliet en omgeving, op de gehele verkeersstructuur van de binnenstad en directe omge ving. En daarvan uitgaande, zou het zin kunnen heb ben, dus mede gelet op de argumenten die ik al heb genoemd, te persisteren bij het besluit, dat door de meerderheid van het College aan de Raad wordt voor gesteld. Er zijn een aantal mensen in mijn fractie, die deels deze redenering kunen volgen, maar daarbij zeggen: „Toch is het destijds genomen besluit onjuist geweest. Het had niet moeten worden genomen. Goed, het eerste is niet meer te herstellen en, wat het tweede betreft zou het toch wel zin kunnen hebben, dat wij, al zou het maar voorlopig zijn, dit stuk van het Vliet open houden. Wij menen, dat men dan op den duur, als men een beter zicht heeft op het bestemmingsplan Het Vliet en omgeving, dus ook op die verkeersader en op de verkeersstructuur, waarover ik zopas sprak, mis schien met meer zekerheid een beslissing kunnen ne men over het wel of niet dempen van het Vliet, want heb je het eenkeer gedempt, dan kun je niet meer te rug. We hebben ook oog voor het feit, dat doordat de stank is verdwenen, dat urgente punt is weggevallen.' Zij wijzen ook op het feit, dat op het eerste stuk van het Vliet, vanaf de Tuinen gerekend, een aantal aan trekkelijke historische en in zekere zin ook esthetisch waardevolle gebouwen staan, die mogelijk beter tot hun recht komen, staande aan de oever van het Vliet, van een bepaald water, dan wanneer daar een ver keersweg doorheen zou „stromen", en zij zien ook dit laatste stuk dan als een bepaalde uitloop van de wa terpartij van Tuinen en Oostergracht en zouden om die reden misschien kunnen pleiten voor het open laten alleen van dat gedeelte, maar dat blijkt technisch moeilijk te kunnen en dat zou ook ertoe kunnen leiden, dat je dan het gehele Vliet openlaat. Dat zijn zo in korte lijnen zo duidelijk mogelijk de beide standpunten die, deels op dezelfde argumentatie, tot verschillende conclusies leidend, op dit moment in mijn fractie leven. Ik kan daar wel aan toevoegen om enigszins duidelijk te maken, hoe de verhoudingen lig gen, dat een vrij grote meerderheid in mijn fractie bereid is de meerderheid van het College te volgen, dat een aantal van mijn mensen daarmee moeite hebben en het zo zouden willen formuleren, dat zij op dit mo ment voor twee dingen zouden pleiten. a. Kunnen wij het Vliet ook voorlopig open houden? b. Als dat niet zou kunnen, kan dan het laatste stuk, dat dan ongeveer bij de pakhuizen waarover ik sprak, begint, worden open gelaten? De hear Singelsma: Ik kin my foarstelle, dat it Kolleezje yn in hwat forfelende situaesje forkeart. Der leit in bislüt fan fiif jier lyn en der leit nochris in bifêstiging fan dat bislüt fan twa jier lyn en nou kom- me in fraksje en mear leden wer mei dit programma punt op it aljemint. Ik haw mei niget de foarige for- slaggen fan de hannelingen lézen, yn it bisünder it forhael fan de hear Santema, en ik leau, dat doe de Ried oer it algemien wol sei: De emoasionaliteit is in saek, dy't hjir net in rol by spylje moast. En ek it wurd „skiednis" wie hast hwat in forfelend wurd. Ik moat wol sizze, dat ik my net ünttrekke kin oan de gedachte, dat de emoasionaliteit just wol in rol spylje moat by alle dingen dy't wy dogge. Ik fiel mysels emoasioneel bitrutsen by alles hwat yn de Ried bart, hwat yn de stêd bart en ik fiel my ek emoasioneel bi trutsen by de skiednis fan Ljouwert. Der binne doe in trijetal punten oan 'e oarder kom men. Yn it foarste plak wie dat de forbining fan it easten mei de binnenstêd, yn it twadde plak wie it de kostenfaktor en yn it tredde plak wie dér de sanear- ring fan it wengebiet. En dan kringelet de stank dêr noch troch hinne. Dat wie fiif jier lyn al sa en dat docht nou yn de ynstjürde stikken ek wer bliken. Ik leau, dat dy stjonkerij fan de grêften al bigjint yn de tiid, dat it Van Harinxmakanael om de stêd hinne laet waerd. Wetter is krekt as minsken; it folget leaver de brede wei as de smelle wei en it giet lans dy wegen, dy't it maklikste binne en hwer't it it minste opünt- hald ünderfynt. (De hear Tieltstra (weth.Dat klop pet net.) Jo wolle de smelle wei, nim ik oan. (Laitsjen) Mar ik leau, dat oan de forsmoarging fan it wetter yn 'e stêd dêr kin de stêd miskien ek net it measte oan dwaen, dy giet troch forskillende oarsaken buten de stêd om wol tomjitte kommen wurde kin. Mar de oare punten, dy't as motiven gouwen en noch jilde, binne de sanearring en de bisparring fan de kosten. Ik leau, dat dy kostenbisparring net sa goed üt 'e ferve komt. Ik haw dêr it measte net oer fine kinnen. En ik tocht, dat de sanearring ek wol trochgean koe, as it Fliet iepen bleau. Mar dêrtsjinoer bliuwt as haedmotyf oer de forbining fan de eastein fan 'e stêd mei de binnenstêd en dat weacht yn it Kolleezje, tinkt my, nochal swier. Ik haw lykwols bigrepen, dat men foar de takomst tinkt oan in wei, dy't earne by Droevendal mei in brêge of in oerklüzing oer de Easterkaei giet. En ik mien, dat de polityk fan it Gemeentebistjür yn de takomst derop rjochte wê_e moat, dat men it for kear net nei de stêd ta bringt, mar it safolle mooglik buten de stêd haldt. Der stie in moai ynstjürd stikje yn 'e krante fan 'e joun men seit dan wolris: fan bern en fan dronken lju heart men de wierheit fan de fiifte klas fan de Willem de Zwijger-skoalle. (De hear Ten Brug (weth.): Ik tocht, dat Jo in stikje fan in dronken man oanhelje soene.Né, dy mei ik ek wol- ris sitearje, hear, mar dit wie fan de fiifte klas fan de bisündere skoalle en dy bern seine ek: „Der moatte "et mear auto's yn 'e stêd komme, mar minder. ït forkear moat net nei de stêd ta, mar om de stêd hinne brocht wurde." Ik leau, dat men parkearterreinen oan- lizze moat yn de buert fan it Molepaed of sa hwat, yn elts gefal, dat de binnenstêd it domein, it territoa- lium wurde moat fan de kuijerder en de fytser. Ik leau dan ek, dat wy op it forkearde spoar sitte, as *y it Fliet ticht smite en dêroer in brede dyk pro- iektearje, dy't it forkear as yn in füke nei de stêd ta dringt, ik leau, dat wy dan in died dogge, dy't wy yn 'e takomst net goed forantwurdzje kinne. De heer Van Haaren: Bij de voorbereiding van de raadsvergadering van 2 november had ik n.a.v. het raadsvoorstel betreffende de aankoop van grond en opstallen van Koopmans Meelfabrieken een verklaring en een motie opgesteld, waarin gepleit werd voor het open laten van het Vliet. Ze hadden me gewaarschuwd binnen de stuurgroep, dat het geen haalbare zaak was, omdat ik dan buiten de orde zou zijn en toch wel weer zou worden afgehamerd. (De Voorzitter: Zo vaak ge beurt dat niet.) Nee, maar dat zat er dus nu dik in. Het was waarschijnlijk wel gebeurd. (Gelach) Maar gelukkig en daarom vertel ik dit verhaal is Leeuwarden een heel kleine stad, waar iedereen ieder een kent en zo hoorde ik ook op maandagochtend, dat de fractie van de P.v.d.A.-PPR hetzelfde onderwerp ter sprake wilde brengen. Ik heb toen de heer Vellenga opgebeld en hem medegedeeld, dat Axies hem bijzon der graag zou steunen bij pogingen de discussie over de demping van het Vliet opnieuw aan de orde te stellen, en dat wij zelf op dit punt nog geen initiatieven zouden nemen. En we hebben er beslist geen spijt van, want de heer Vellenga heeft ons laten zien, hoe je met een heleboel handigheid en vriendelijkheid hij noemt het zelf „beleefd" en „gepaste dwang" door de ma zen van het reglement van orde kunt glippen. En daar hebben we heel veel van geleerd. (De Voorzitter: Het klopt helemaal niet, want het was precies overeenkom stig het reglement.) Wij hebben het dan toch iets an ders beleefd. Dat neemt echter niet weg, dat wij bij zonder verheugd zijn, dat het de heer Vellenga gelukt is deze zaak opnieuw aan de orde te stellen. De argumenten voor de demping zijn bekend. U spreekt er ook over in de raadsbrief. Een van de be langrijkste is dus de verbinding van de oostelijke stads wijken met de binnenstad. Daar heeft de heer Singel sma al het een en ander over gezegd. Ik heb met bij zonder veel plezier en instemming gelezen wat de heer Van der Veen hierover gezegd heeft in de raadsverga dering van 8 september 1965 en ik zal dat niet alle maal herhalen. Hij noemde m.n. en dat wil ik wèl even onderstrepen de verbindingen, die er al waren: Groningerstraatweg, Linnaeusstraat, Cambuursterpad, Insulindestraat, Bleeklaan, Vredeman de Vriesstraat, Wijbrand de Geeststraat en Emmakade. Naast deze verbindingen hebben we nu dus al een gedempt Vliet, dat uitmondt op het nog niet gedempte Vliet, dat twee rijbanen heeft met éénrichting-verkeer en, dat naar mijn mening en dat is ook de mening van onze fractie bijzonder goed bruikbaar is voor het plaat selijk vervoer. Het tweede argument was de kosten besparing i.v.m. de vernieuwing van kaden en brug gen. Ik geloof, dat dat argument vervalt, omdat het vooral ook betrekking had op het reeds gedempte ge deelte. De kademuren langs het resterende gedeelte schijnen, als men de krant en andere mededelingen mag geloven, nog bijzonder goed te zijn, al moet er wel wat gebeuren aan de bestrating en al zou het wenselijk zijn een parkeerverbod voor auto's langs de waterkant in te stellen. Het derde argument was, dat de sanering van de langs het Vliet gelegen buurten door de demping zou kunnen worden bevorderd. Ook dit argument had, menen wij, vooral betekenis voor het reeds gedempte gedeelte, waar de hele gribus van de situatie tussen de Willem Loréstraat en het Vliet tot aan het water kwam. Als U wilt stellen, dat de demping van het resterende gedeelte van belang is voor de noodzakelijke sanering van de daar om heen gelegen buurten, dan zou ik eerst wel eens een uit gewerkt bestemmingsplan voor dit gebied willen zien, waarin plaats en functie van een al dan niet gedempt Vliet duidelijk uit naar voren komen. De hele kwestie van de demping van het Vliet hangt trouwens nauw samen met een duidelijk bestemmings plan, dat er nu nog niet is en ter zake ben ik het dan ook eens met wat de tweede groep binnen de P.v.d.A.- P.P.R. naar voren heeft gebracht. De eerste groep heeft gezegd, dat een onvoldoende kijk op de toekom stige ontwikkeling een reden zou zijn om het Vliet toch maar te gaan dempen. Daar ben ik het niet mee eens; we moeten inderdaad weten wat dit Vliet in het totaal van het bestemmingsplan gaat betekenen, al of niet gedempt. Dus niet: eerst maar dempen en dan maar zien, wat je met het bestemmingsplan doet, maar eerder omgekeerd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 3