1 MM vtct&xz. r.r.r Ik geloof mèt de heer Singelsma, dat de rioolwater zuiveringsinstallatie heel veel goed kan doen en dat de stank ook zeker zal verminderen, als de bewoners geen meubilair of afval meer in het Vliet gooien. Er zijn echter ook heel duidelijke argumenten tegen de demping. De plannen tot demping gaan o.i. vooral uit van de prioriteit van het gemotoriseerd wegverkeer en aan deze prioriteit wordt bijzonder veel opgeofferd. Als U werkelijk consequent had willen zijn, had U be halve het Vliet ook de Tuinen en de Voorstreek tot aan de Leeuwarder Courant moeten dempen en dan had U een prachtige, ideale verbindingsweg voor de oostelijke wijken met de binnenstad gehad. Gelukkig is deze consequentie niet getrokken en zelfs heeft men ingezien, dat een gedempt Vliet niet zo maar een ver- keersinjectie kan geven op de Oostergrachtswal en de Tuinen, omdat dat ook in strijd is met de opzet van het stadsvierkant van Kuiper. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en in de raadsbrief en hier in de discussie heb ik het ook gehoord wordt er melding van gemaakt, dat de over het Vliet geprojec teerde weg even voor de Drift in zuidelijke richting af zal buigen om daarna weer naar het westen te zwenken en uit te komen op Droevendal. De gehele weg over het nog open gebleven Vliet behoeft er naar de mening van Axies niet te komen, maar als de meer derheid van deze Raad vindt, dat hij er wèl moet ko men, dat zou in ieder geval het laatste stuk van het Vliet tussen de afslag in zuidelijke richting en de Boomsbrug behouden kunnen worden. De in de raads brief geformuleerde stelling, dat de aanvankelijk ge dachte aansluiting, die dus over een aantal jaren over bodig gaat worden, toch tot haar recht moet komen, vinden wij klinkklare onzin en een volstrekt onnodige aanslag op ons stadsschoon en een verspilling van geld. Over het verlies van stadsschoon wil ik niet sen timenteel doen. Wij vinden echter, dan het vooral de kanalen en de grachten zijn, die Leeuwarden een eigen, typisch karakter geven. Het Vliet met zijn pakhuizen langs het water is bijzonder mooi, terwijl voor de ge hele sfeer van het punt, waar stadsgracht, Vliet en Tuinen samenkomen, het water van het Vliet ook onmis baar is. We achten het onjuist een prachtig stuk oud Leeuwarden van de kaart te vegen op grond van ar gumenten, die naar onze mening niet steekhoudend zijn. De verkeersweg over het gedempte Vliet is een kaal, karakterloos stuk asfalt met neon-verlichting ge worden, dat niet mag worden doorgetrokken tot aan de Boomsbrug. Nog meer argumenten tegen de dem ping de heer Singelsma heeft erop gewezen vindt U in een bijzonder aardig stuk van leerlingen van de vijfde klas van de Willem de Zwijgerschool in de Leeu warder Courant van vanavond. Samenvattend, vinden wij, dat het mooie en histori sche, voor Leeuwarden zo karakteristieke Vliet niet verder mag worden opgeofferd aan het binnenhalen van het rijdend blik. De auto's kunnen de stad thans voldoende bereiken, terwijl we met het oog op de toe name van het aantal auto's nu al moeten uitzien naar goede parkeergarages in de te saneren wijken dicht bij het stadsvierkant. De binnenstad moet naar onze mening en de heer Singelsma zei dat ook in de eerste plaats het gebied van de voetganger zijn. We zijn voor één keer echt big, dat de Gemeente destijds niet genoeg geld had, zodat het Vliet nog niet in zijn geheel kon worden gedempt en wij dus nu kunnen terugkomen op dit raadsbesluit. Wij hopen, dat deze Raad, waarin veel mensen zijn gekomen, die niet belast zijn met in het verleden in genomen standpunten, tot het besluit komt het Vliet niet verder te dempen en wij willen daartoe twee mo ties indienen, die behalve door mevr. Woudstra en mij ook zijn ondertekend door de heren Hovinga en Singel sma. De eerste motie luidt: „De Raad van de gemeente Leeuwarden: op 23 no vember 1970 in vergadering bijeen; besluit: niet over te gaan tot verdere uitvoering van de desbetreffende eerder genomen raadsbesluiten en het Vliet niet ver der te dempen." Deze motie houdt dus in, dat wij verzoeken het Vliet niet verder te dempen. De tweede motie, die een beperking is van de eerste motie, luidt als volgt: „De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 23 no vember 1970 in vergadering bijeen; besluit: het Vliet niet verder te dempen dan tot en met de afbuiging van de over het Vliet geprojecteerde verkeersweg in zuidelijke richting." Deze motie komt, dacht ik, in de richting van de tweede groep binnen de P.v.d.A.-P.P.R. De Voorzitter: Deze moties kunnen dus mede on derwerp van de discussie vormen, wat ze overigens ook al doen. De heer De Leeuw: Ik zou vooraf willen zeggen, dat ik spreek namens een kleine minderheid van mijn fractie. Ik zeg het, naar mijn gevoel, met enige schaam te, maar de werkelijkheid is nu eenmaal niet anders. (Gelach) Bij de demping van het Vliet zijn een aantal facet ten aan de orde. Ik noem ze even in een grote lijn. Ik wil proberen ze daarna wat kritisch en als dat wat al te kritisch mag klinken, wil ik in ieder geval, dat U zich daarbij realiseert, dat dit zeker niet persoonlijk gedacht is nader te bekijken. Het zijn: de verkeers technische en de waterzuiveringstechnische, verder de bestuurlijke en de rechtszekerheidsfacetten en tenslotte de ethische en de stadsculturele facetten. Vooraf wil ik ook nog zeggen, dat ik mij graag zou willen distanciëren ik heb er mij een beetje voor gegeneerd van de, voor mijn gevoel, enge zienswijze van de heer E„ die, als hoofdredacteur van een overi gens goede en grote en in den lande bekende krant, zaterdag in een hoofdartikeltje op denigrerende wijze jammerlijk en benauwend zwak, naar mijn gevoel de herbehandeling van dit dempingsplan becommen tarieert. Ik ben het er volledig mee eens, mijnheer de Voor zitter, dat opnieuw over deze zaak wordt gesproken, Het gaat er niet om of wij al dan niet praten over een klein stukje gracht, maar het gaat erom, dat wij een zeer ingrijpende en definitieve verandering gaan aan brengen, waartoe is besloten op voor mijn gevoel onjuiste gronden en duidelijk met te kort zicht. Het belangrijkste argument voor de demping zou de ver- keersoplossing zijn. Dat was ook de argumentatie van de Raad van deze Gemeente voor de vernielingen in 1820, 1822, 1831, 1835 en 1894. En wij constateren van daag de dag, dat ze nutteloos waren; dat het gewoon zinloze en aan het doel voorbij geschoten vernielingen blijken te zijn geweest; dat het effect ervan slechts een zeer korte tijd van belang is geweest; dat het Leeu warden onherroepelijk heeft afgeholpen van kostelijke gebouwen en grachten, waar wij vandaag misschien ons economisch voordeel mee zouden hebben kunnen doen. Juist de twijfel over de juistheid van de gedachte verkeersoplossing is aanleiding tot opnieuw behande len. Gaandeweg en ik ben mij ervan bewust, dat ik spreek zonder de hindernissen van de beraadslagingen van 1965 en 1968 is men eindelijk tot de aarzelende vraag gekomen óf het wel zo goed is, dat een verkeers stroom straks op de Oostergrachtswal zal uitkomen. Nee, de gedachte is opgekomen, dat het dan toch maar moest met wat bochtjes, een eindje naar links, een eindje naar rechts ik zeg het wat badinerend, maar het lijkt me de kern van de zaak om te voorkomen, dat er een verstopping zelfs tot op de Voorstreek zou optreden. Welke bochtenmakerij ook uiteindelijk ge kozen zal worden, zij zal op den duur altijd en 100 jaar historie van besluitvorming van deze Gemeente geeft dat aan en bewijst dat te kort zicht blijken te zijn geweest en aan haar doel voorbij schieten; zij zal een belemmering betekenen voor het verkeer op de Oostergrachtswal als binnenstadstangent richting knooppunt Hoeksterend. Wij moeten dat echt durven constateren. Er is géén lid van deze Raad, die diepweg niet zijn twijfel heeft t.a.v. de oplossing, zoals die hier nu ligt, en zich niet afvraagt, of niet veel beter en ruimer meer oostelijk een aansluiting op het knooppunt Hoek sterend zou kunnen worden aangebracht. Er is géén lid van deze Raad, die met stelligheid een juiste progno se over de verkeersontwikkeling in de eerstkomende jaren kan geven. Er is géén lid van deze Raad, die precies weet op weike wijze zich het openbaar vervoer zal ontwikkelen. Er is géén lid van deze Raad, die niet al lang heeft geconstateerd, dat allerlei wetenschappelijke prognoses 1 ook prognoses waar wij op dit moment in het Ge meentebestuur mee werken vaak reeds lang door je werkelijkheid zijn achterhaald. Er is géén lid van deze Raad, die niet bekend is met een mogelijk ongedachte en snelle ontwikkeling van liet openbaar vervoer en met alle ingrijpende gevolgen jie die wijziging en de duidelijke verandering van de verkeerssti uctuur met zich mee zullen brengen. Er zal nauwelijks een lid van deze Raad zijn, die niet voorziet, dat de overheid zelfs binnen zeer kor te tijd - stringente maatregelen zal moeten nemen t.a.v. het autoverkeer, t.a.v. mogelijke afsluitingen en dientengevolge t.a.v. de vergroting van de openbare vervoerscapaciteit. En ondanks deze twijfel is het precies als in 1831, 1S33 en 1894zouden we dan toch moeten besluiten op -rond van deze volkomen onzekerheden, in welke op- rechtheid dan ook met deze zaak begaan, een bekrach- nging te geven aan een eerder genomen besluit van leze Raad, een besluit, dat onherstelbare schade zal aanbrengen? En dat, terwijl het op dit moment ik heb dat ook begrepen uit hetgeen door vorige sprekers is gezegd kan blijken, dat door studie een veel betere oplossing te vinden zou zijn. Het tweede argument betrof het waterzuiverings aspect. Bij de recente opinie-peiling onder de aanwonen- den van het Vliet komt als argument vóór demping de vaak onwelriekende lucht van het grachtwater naar voren en ik dacht, dat die klacht terecht is. Die last is onverdraaglijk. Maar het is de vraag en die vraag dient te worden gesteld op het moment, dat de Raad voor een belangrijke beslissing wordt gesteld of demping werkelijk de enige remedie tegen dit euvel is. En daar geloof ik geen fluit van. Het moet zeer wel mogelijk zijn met behulp van bijv. een pomp of door het kunstmatig veranderen van het waterpeil de door stroming weer te herstellen. En het zou naar mijn mening helemaal geen kostbare zaak behoeven te zijn. Het enige punt is, dat er nog nooit iemand serieus naar dat probleem heeft gekeken. Het is redelijk, dat het voor de aanwoners van het Vliet een argument is, maar ik vind het een beetje gênant, dat het probleem I niet eerder uitputtend is onderzocht. Want was dat I wel het geval en was er een oplossing gevonden, dan I zou ook de stank geen argument meer zijn voor dem- I ping. Bij behoud van het Vliet zouden wij en nu I spreek ik namens een minderheid van mijn fractie I een voorziening betreffende stankwering en waterdoor- laat als eis koppelen aan het behoud van het Vliet. Nu iets over de bezwaren betreffende de bestuur lijke en rechtsonzekerheidselementen, die in dit geval zeer ingewikkeld lijken. Wij zeggen: De burger moet ervan op aan kunnen, dat de besluiten die door de over- heid worden genomen, worden uitgevoerd, en dat die burger niet in onzekerheid gebracht mag en kan wor- :en door zelfs maar een schijn van wispelturigheid. Dat klinkt ferm en het lijkt voor de hand te liggen. Ik vraag mij echter af, wat toch voor de burger het Wrukkelijke is van die zekerheid te weten, dat óók als de overheid een ondoordachte, een onherstelbare en zinloze beslissing genomen heeft, men daar in der eeuwigheid niet meer op terug kan komen. Is dat nu be soepelheid, die wij anno 1970 verwachten van onze overheid, van ons bestuur, van onze volksvertegen woordiging? Hoe willen wij daar inhoud aan geven, zonder in angst te geraken om tot beslissingen te ko ran, als het per definitie is uitgesloten, dat de over- odd op grond van andere inzichten of anders denken, o® beslissing herziet. Ik dacht, dat de mogelijkheid tot herziening van besluiten een essentie was voor soepel bestuur. Wat wèl als zeer belangrijk wordt gezien, is, 1st altijd aan een herziening gekoppeld dient te zijn 'en volledige schadevergoeding aan de burger, die door hie planwijziging aanwijsbaar nadeel ondervindt. En k deze eis zou ik gekoppeld willen zien aan het be houd van het Vliet. En dan zijn er nog de esthetische en stadsculturele heetten van de zaak. Op zich zijn dat al problemen ''mar eindeloos over te praten valt, maar dat wil ik nu niet doen. Wel zou ik kort willen aantonen, dat het niet alleen gaat ik heb dat al eerder gezegd om een stukje gracht. Het gaat om een totaal van een cultuurpatroon, ook een cultuur van Friesland. Nu heeft iedere stad, ieder land en ieder volk vanaf den beginne gevoeld, dat het noodzakelijk is typische vormen van de eigen cultuur, van het totale levenspatroon te be schermen, te bewaren, uit te bouwen, als een spiegel te hanteren ter bewaring van de eigen identiteit, ter herkenning en erkenning van evolutie. Daarin ook is de grote waarde van de historie gelegen. Ook in de stedencultuur en de wooncultuur proberen wij vandaag de dag iets eigentijds, een eigen identiteit te vinden, zoals we het noemen. En dat blijkt maar slecht te lukken. Wij constateren maar al te vaak een behoefte te ontsnappen aan de verlammende uniformiteit en anonimiteit van veel van onze nieuwbouw. En de wer kelijke waarden liggen in hun tegenstellingen. Ook in de tegenstellingen van toen en nu. De sfeer van een woongemeenschap en dat blijkt uit tal van sociale onderzoekingen die de laatste tijd zijn verricht is gelegen in haar uiterlijke variatie, het boeiende in haar tegenstellingen van oud en nieuw. Waar vindt U in Bilgaard een typisch element als het Vliet? U vindt het niet, ook niet in 't Nijlan. U vindt het nergens anders in deze stad. Aantasting van oude en typische vormen is tegelijkertijd een gevaar voor het huidige en het toekomstige karakter. En het is triest, het is be droevend en het is eigenlijk jammerlijk, dat dat totale verband op dit moment zo verschrikkelijk weinig men sen duidelijk blijkt te zijn. En ik hoor ze niet, de felle beschermers van de Friese cultuur. Ook het Vliet is een stuk identiteit van Friesland, is een stuk identiteit van Leeuwarden zelf. En ik hoor ze niet, de literato ren. Een taal, een literatuur, een beeldhouwkunst en een landschapsvorm, die hun onderlinge verbanden zijn kwijtgeraakt, hebben daardoor ook hun essentie ver loren. Die taal heeft geen toekomst, die literatuur is met een dode pen geschreven. Helaas dien ik te consta teren, dat ook de grachten bij die structuur behoren. En dat is mijn vaste overtuiging - zolang niet on weerlegbaar is aangetoond, dat het dempen een le vensnoodzaak voor de stad is, mag het Vliet dat nog rest, niet begraven worden onder wat ook de heer Van Haaren al noemde het karakterloze asfalt. En zeggen de mensen niet altijd: Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald Ik althans zou duidelijk wil len opmerken, dat ik geen deel wil hebben aan de verantwoordelijkheid voor een beslissing die niet af wijkt van het niveau van een beslissing van 1820, 1822, 1831, 1894 en1965, en ik zal van harte gaarne de motie van de heer Van Haaren steunen. De heer Hovinga: Na al de m.i. voortreffelijke woorden, die hier door verschillende raadsleden gespro ken zijn, ben ik niet van plan een even lang verhaal te houden als zij, omdat daardoor veel doublures zou den ontstaan. Dat is het nadeel maar ook het voordeel van de laatste spreker, omdat je je, zoals het nu lijkt, kunt beperken tot de restjes. De verkeerstechnische oplossing zo is hier naar voren gebracht biedt weinig soelaas; de moeilijk heden worden m.i. alleen verlegd. Wat de kosten betreft, met de walmuren zullen de eerste tijd geen moeilijkheden zijn, omdat die in uit stekende staat verkeren. De bediening van de Boomsbrug wordt gecombineerd met die van andere bruggen en ik neem aan, dat er, ter eventuele vervanging van de Boomsbrug, naar de mening van de mensen, die het Vliet een warm hart toedragen, een vaste brug mag komen, zodat de be- dieningskosten in de toekomst zouden kunnen verval len. Inzake de sanering van de omringende buurten heb ben we nog geen concrete voorstellen van B. en W. gezien. Derhalve is het voor mij moeilijk alvast mijn fiat te geven aan de demping van het Vliet, voordat bekend is, hoe deze demping in de sanering past. Het lijkt mij juist een gelukkige omstandigheid, dat deze buurten aan sanering toe zijn, omdat daardoor alter natieve verkeersoplossingen gevonden kunnen worden. Al met al zijn de argumenten, die voor de vorige ge meenteraden doorslaggevend waren, voor mij in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 4