v bksbk 8 r r ia veranderde omstandigheden niet van voldoende gewicht om het Vliet te dempen. Hoe langer hoe meer zien we de neiging ontstaan het weinige historische dat ons nog rest, te hoeden en tot nieuw leven te brengen. In een televisie-uitzending van gisteravond over Polen zagen wij, dat steden als Warschau en Dantzig, die tijdens de oorlog voor 90% verwoest zijn, in een tijdsbestek van tien jaar weer helemaal volgens de oude gravures en andere afbeel dingen zijn herbouwd. En dat lijkt mij een betere men taliteit dan de mentaliteit van hen, die het Vliet, dat inderdaad hier en daar behoorlijk gehavend is, doch zeer zeker in de toekomst wel mooier gemaakt kan worden, maar willen afschrijven. En ook in dit licht bezien, zullen er zeker andere oplossingen voor de be woners van het Vliet te vinden zijn die hen meer zul len bevredigen dan de huidige toestand. In september 1965 was 15% van de raadsleden tegen de demping. Reeds in april 1968, dus na slechts 2 y2 jaar, was het percentage tegenstanders toegenomen tot 28, bijna een verdubbeling. Het zou mij dan ook niet verwonderen, als bij stemming over demping nü dit percentage weer aanzienlijk groter zal blijken te zijn. Dit betekent, dat reeds een volgende Raad in meerderheid tegen dem ping zou kunnen zijn. Een demping valt niet meer on gedaan te maken. Derhalve vraag ik een ieder bij zijn keus vooral dit aspect niet te vergeten. Mevr. Dijkstra-BethlehemIn 1965 is met grote meerderheid het besluit genomen het Vliet te dempen, waarbij ook de reacties van de bevolking vanwege de stank een grote rol speelden. De bezwaren tegen de demping liggen hoofdzakelijk in het historische vlak. Uit de noodzaak van het vervoer te water is het Vliet tot stand gekomen en nu heeft het, wat dat betreft, geen functie meer en vervalt die noodzaak. Men zal zich moeten aanpassen bij de tijd, waarin we nu leven. Het Vliet werd ook niet gegraven, omdat het moest bijdragen tot versiering van de stad; het ging toen om een harde realiteit. We moeten ons thans bezighouden met de toestand van nu, die geheel anders is, dan die van vroeger. Het argument, dat het Vliet sfeervol zou zijn, kan ik niet delen. Het gedeelte, dat thans gedempt is, zien de mensen in de omgeving daarvan en ook an deren niet als een verslechtering, alleen misschien de oudere generatie, die denkt iets verloren te hebben. Af gezien van de misschien komende verkeersproblemen voor de binnenstad, kan het dempen volgens mij een verbetering betekenen, ook vooral voor de bewoners van het Vliet, in het bijzonder voor de middenstand. Brengt het besluit tot het dempen dan wèl een oplos sing voor de verkeersproblemen? Ik dacht van niet. Maar ik ben bang, dat we, als we zouden terugkomen op het genomen besluit, over enkele jaren toch tot de conclusie zullen komen, dat demping noodzakelijk is. En ook wat de financiële kant betreft, zouden er dan moeilijkheden kunnen komen, zoals ook al door B. en W. is gesteld. Ik ben dan ook van mening, dat het be sluit tot dempen moet worden gehandhaafd. De heer Heidinga: We hebben nu voor de derde maal de demping van het Vliet in de Raad en je zou zo zeggen; Was het nu noodzakelijk de kostbare tijd van de Raad te vragen om nog eens deze zaak aan de orde te stellen? Maar och, kwaad kan het natuur lijk ook niet. Dus wil een gedeelte van de Raad er nu over praten, dan doe ik graag mee. Men stelt hier, dat er zoveel veranderd is sinds het in 1965 genomen besluit, maar dat bewijst men hele maal niet. Naar mijn mening is er praktisch niets ver anderd sindsdien. Er waren verschillende oorzaken waarom wij toen het besluit genomen hebben, en al die oorzaken zijn er eigenlijk nog. De verkeerssituatie is niet gewijzigd. We zijn inder tijd van het standpunt uitgegaan, dat we een wegen vierkant om de binnenstad zouden leggen en dat we daarop bepaalde toevoerwegen zouden laten uitlopen. Maar die zouden niet doorlopen tot in de binnenstad. Het is nooit de bedoeling geweest, dat het verkeer, van het Vliet komend, de Tuinen op zou rijden. (De heer B. P. van der Veen: Wat niet is, kan komen.) Nee, nee, nee, we hebben een bepaald structuurplan voor de binnenstad aangenomen en dat is vandaag de dag nog geldig. Dat heeft tot doel het verkeer zoveel mogelijk rond de binnenstad te houden, de toevoerwegen er aan toe te leiden en eventueel, waar nodig, enkele radialen in de binnenstad te doen uitmonden. Maar die wegen zouden geen doorgang door de gehele binnenstad krij gen. Dat was het principe. En een van die toevoerwegen was het Vliet. Ik ben het met mevr. Dijkstra eens, dat het Vliet vroeger een belangrijke functie had als vaar water en nu krijgt het een zeer belangrijke functie als weg voor het rijdend verkeer. Men kan nu wel stellen, dat men dat rijdende verkeer daar niet wil hebben, maar dat willen we wèl. We willen het tot aan het binnenstadsvierkant hebben. Dat is hier oorspronkelijk afgesproken. Verder niets. We zullen misschien maar dat is heel wat anders op den duur er wel toe moeten komen, de gehele city die binnen het wegen vierkant ligt, af te sluiten voor het verkeer, maar dat weten we nu nog niet. We weten wel, dat het verkeer hand over hand toeneemt en dat we de binnenstad levend moeten houden, koste wat het kost. We kun nen wel zeggen, dat we het verkeer zelfs niet tot aan het binnenstadsvierkant willen hebben, dat het ergens verder aan de buitenkant moet blijven. Maar dan wordt dit hele binnenstadje een dood stadje, want dan krijg je overal aan de buitenkant van de stad grote winkelcentra, waar men met de auto kan komen; dan kan men in de binnenstad zijn zaakjes wel sluiten. En dat is helemaal niet in het belang van de stad. We moeten met elkaar, dacht ik, alles doen wat we kun nen om ervoor te zorgen, dat we het hart van de stad, de oude binnenstad, levend houden en bereikbaar, voor zover mogelijk. In de buurt van het binnenstadsvier kant moeten we parkeergelegenheid hebben. Openbaar vervoer zou in de binnenstad wel kunnen door wa gentjes met accu's. Ik noem maar wat. Dan hebben we ook geen luchtvervuiling in de binnenstad. (De heer Van HaarenWitte taxi's.) Aan het uitgangspunt van de Raad van destijds is niets veranderd. Dat er, zoals in de raadsbrief staat, een nieuw bestemmingsplan in ontwikkeling is, waarin tegenover de Drift op het Vliet een weg naar links af buigt, die op de Oostergrachtswal tegenover het kan tongerecht (op de hoek van Droevendal) zal uitkomen, verandert aan dat uitgangspunt ook niets. Een weg met zo'n „smerige" bocht zou ik trouwens nooit willen maken. Dan zou ik vanaf de Bleeklaan dwars door de kleuterschool een rechte weg achter al de huizen langs leggen. Laat dat mooie Vliet dan liggen. Wat is dat nu voor 'n „halfgare" oplossing om voor zo'n ver keersweg door die panden te breken! Maar een andere verkeersweg dan het Vliet is ook niet nodig. Het Vliet heeft een behoorlijke functie. Nu schrijven B. en W. - of ik heb het ergens anders gelezen dat de ver keersfunctie van het Vliet wel zal kunnen worden over genomen door de Emmakade. (De heer Tiekstra (weth.1 Dat staat niet in de stukken.) Nu, het is ergens naar voren gebracht en het is dus in de molen. Met Emma kade wordt hier bedoeld: de Kanaalweg recht door ge trokken, dwars door Schilkampen heen en lopend door het bestemmingsplan „de Hemrik". Maar dat zou een heel nare weg zijn, want die kruist daar vlak voor de 2e Kanaalbrug de ringweg en dat is een verkeers punt, waarvoor haast geen oplossing mogelijk is, waar onze deskundigen goed mee „omhoog zitten". Het Vliet ligt daar gelukkig weer een 100 a 200 m van daan. Voor dat kruispunt is wel een oplossing te vin den. Niet alleen moeten we onze oostelijke stadswijken ('t Heechterp en de wereld bij de Schieringerweg) gelegenheid geven bij de binnenstad te komen, we moeten ook al rekening houden met de feiten, dat we een bestemmingsplan hebben aangenomen voor eet1 achter die wijken liggend groot sportveldencomplex, en dat we bezig zijn met het ontwerpen van het daar weer achter gelegen bestemmingsplan Camminghala,- ren, welke wijk zeker, voor zover ik het kan beoor delen, 15 a 20.000 inwoners zal krijgen. En gezien de ontwikkeling, die het gehele verkeer doormaakt, kunnen we maar niet zeggen: het verkeer kan alle maal wel de Groningerstraatweg langs. Dat kan per tinent niet. Wij moeten wegen hebben voor de out- LXXXCXXL 1I1CL. VV IJ JUUVI.CU sluiting van gebieden, waarvan wij zeker weten, we ze gaan bebouwen; die moeten we, voor zover ntf gelijk, aansluiten op het binnenstadsvierkant en dan kom ik weer op hetzelfde chapiter wij mot zorgen, dat het hart van onze stad een levend hart blijft. Ik wil wel eerlijk zeggen, dat mij de argumenten van de voorstanders van niet-dempen ook wel aan spreken, want het Vliet heeft bepaalde mooie dingen, maar niemand heeft ook maar even de praktische kant in zijn overweging betrokken, bijv. dat de Centrale, die de energievoorziening voor heel Friesland op het ogenblik voor haar rekening neemt, een koelwater- circuit moest hebben en dat dat koelwater de grachten in de stad totaal verpestte, 's Winters konden we bijv. nergens schaatsen. Dat koelwatercircuit moest veel groter worden en juist om het niet in de binnenstad te krijgen, hebben wij een dam in de ringweg en dat was het begin van het dempen van het Vliet. Maar dat is een noodzaak geweest en zo is het o.a. ook met het verkeer. Het opheffen van die totaal verkrottende buurt kunnen we door de demping bevorderen. Nu zullen mijn tegenstanders wel zeggen, dat ik veel te zakelijk praat, maar wij moeten toch ook in bepaald opzicht zakelijk zijn. We hebben heel wat prachtige dingen in deze stad, prachtige gebouwen, prachtige straten, maar moeten wij onze burgerij veroordelen hier in een museum, in rijen monumenten, in verkrot tende buurten of aan stinkende rotgrachten te wonen Dan zeg ik: Nee! Wij moeten zorgen, dat onze bur gerij kan wonen en met de tijd mee kan gaan. Houdt dat in, dat wij alles wat mooi is, dan maar overboord gooien? Zeer zeker niet. Wij moeten wat essentieel is voor de herinnering aan de voorbije tijd, behouden, maar wij moeten niet alles behouden en koste wat het kost restaureren. Wij moeten zorgen, dat onze bur gerij kan leven, en dat de stad levend blijft. (Stim: Dat stanpunt is bikend, mar dat wolle wy ek.) De heer Singelsma zegt, dat ik belast ben met een eenmaal ingenomen standpunt. (De hear Singelsma: Né, dat dat siz ik net.) U zegt, dat wij door het Vliet het verkeer in een fuik naar de stad laten „zwemmen". (De hear Singelsma: Dat haw ik wol sein.) Dat is helemaal het geval niet, want het verkeer kan zich rond de gehele stad bewegen en langs verschillende aansluitwegen verdwijnen. Het kan het Vliet langs, het kan daar waar het moet zijn, de binnenstad even in gaan en kan via de Kanaalstraat weer verdwijnen naar de Overijsselsestraatweg, maar niet via de ring, dóór de binnenstad. Ik geloof, dat ik eigenlijk al te veel tijd van de Raad in beslag heb genomen, maar ik wil nog even zeggen, dat ik natuurlijk niet voor de motie van de heer Van Haaren zal stemmen. Het valt mij van de heer Van Haaren, die altijd zegt op te komen voor iedere groep, die verdrukt wordt of te kort gedaan wordt en die geen inspraak heeft, echt tegen, dat niet in deze mo ties staat, dat de mensen, die aan het Vliet wonen, die konden rekenen op een tweemaal door de Raad genomen besluit en nu van de Raad het besluit zou den moeten vernemen: We dempen het nu toch maar iekker niet, volledig en in elk opzicht schadeloos be horen te worden gesteld. (Applaus op de publieke tri bune) (De Voorzitter: Alleen aan deze kant van het hek wordt geluid gegeven en niet daarbuiten. Wilt U daar rekening mee houden?) De heer B. P. van der Veen: Het is, dacht ik, nau welijks nodig om deze al lang uitgekauwde zaak nog weer te behandelen. Ik word altijd een beetje kriebelig, als ik dit groot vertoon van zakelijkheid en weet ik wat allemaal hoor en waarbij de heer Heidinga zich dan op de borst slaat. (De heer Heidinga: Ik sloeg mij "iet op de borst.) Nou, hij sloeg dan niet op de borst, aaar wel op alle mogelijke soorten van figuren en hij sloeg ook met zijn handen in de lucht; dat heb ik goed gezien. En daarbij heeft hij enige malen gezegd, dat hij zo verschrikkelijk zakelijk was, hoewel hij toch buitengewoon veel aan emotioneel vertoon deed. Dat beroep op zakelijkheid kan ik niet zo verschrikkelijk waarderen en begrijpen. Als hij het heeft over de Camminghabuursterpolder en wat dies meer zij en -5 a 20.000 mensen, die daar gaan wonen en allemaal njdende via het Vliet de binnenstad moeten binnen puien en dat dat zo verschrikkelijk belangrijk is voor -ie binnenstad, dan moet ik U zeggen, dat het pro- 'tem nog nooit geweest is de bereikbaarheid van de binnenstad, maar dat iemand, die daar rijdende wil ko men, daar ook weer rijdende vandaan moet en dat hij niet één moment kan uitstappen, omdat hij niet weet, waar hij dat zou moeten doen. De binnenstad heeft dus belang bij parkeerplaatsen, niet bij mensen, die alleen maar kunnen rijden en niet kunnen uitstappen. Wanneer straks inderdaad 20.000 mensen in de Cam- minghabuursterpolder wonen, dan zullen die zich er wel heilig voor wachten de binnenstad, die zo druk is, op te zoeken. Dan gaan ze naar het winkelcentrum in hun eigen buurt, waar ze hun auto wèl kwijt kunnen. Het enige punt, waar het dan ook op aan komt, is; Kun je je vervoermiddel kwijt? Er is nog nooit één verkeersprobleem opgelost door dit soort dempingen. En wie de resultaten daarvan niet afschrikwekkend vindt, die heeft blijkbaar geen gevoel voor die dingen of nog nooit een tijdschrift van de Bond „Heemschut" ingezien. Ik houd erover op. Het is m.i. genoeg te ver wijzen naar datgene wat ik bij vorige gelegenheden daarover gezegd heb. Ik dacht, dat dat voortreffelijk gezegd was. (Gelach) Daar mag ik toch ook rustig blij mee zijn. Het verheugt mij, U te kunnen mede delen. dat het beste deel van mijn fractie (ik moet er tot mijn spijt bij zeggen: het kleinste deel van mijn fractie) (Gelach) nog steeds datzelfde standpunt hul digt. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering. De heer Tiekstra (weth.): Ik zou willen beginnen met te zeggen, dat het niet nodig lijkt na de discus sies, die de vorige keer over dit probleem in de Raad zijn gehouden, nog uitvoerig op deze zaak in te gaan. Ik geloof ook niet, dat het nodig is, dat ik de volgorde van de sprekers in acht neem, omdat dezen naar mijn overtuiging de problematiek uit vaak gelijke gezichts punten hebben benaderd. Een probleem, dat ook door de heer Vellenga is aangesneden, is dat van de verkeersstructuur. Ik wil en het is niet voor het eerst de Raad erop attent maken, dat er reeds jaren een door de Raad aanvaard basisplan voor de binnenstad ligt, als richtlijn voor het te volgen beleid voor de sanering en reconstructie en m.n. voor het behoud van de binnenstad. Dit basis plan bevat een zeer belangrijk element, n.l. het binnen- stadswegenvierkant. Een belangrijke tangent hiervan is de oostelijke, lopende vanaf het Hoeksterend (de Prins Frederik-kazerne) tot en met het Huis van Bewaring. De aansluitingen, die op de binnenstadsoosttangent ge vonden moeten worden, hebben de functie de relaties tussen binnenstad en oostelijke stadsgebieden te ver beteren. Er is zoëven door een van de sprekers opge merkt, dat die relaties er wel waren. En dat is dezer zijds ook niet ontkend. Een van de belangrijkste re laties is de Groningerstraatweg. Ik dacht, dat ik aan degenen, die het verkeersbeeld van Leeuwarden ken nen, niet behoef te zeggen, dat die relatie op dit mo ment al zwaar belast is. Ik behoef ook niet te zeggen, dat de verkeersbelasting van de route BleeklaanBote van BolswertstraatWijbrand de Geeststraat op het ogenblik ook al vrij zwaar is. En dat, terwijl de ver keersstroom nog toeneemt. Ik dacht, dat het, hoe men het ook wendt of keert, van belang is, dat men in zijn verkeerssysteem verdeelpunten opneemt en dat het verkeer, waar nodig, alternatieve routes beschikbaar vindt om te voorkomen, dat een aantal hoofdlijnen in de verkeersstructuur te zwaar belast zouden worden. M.n. moet het, dacht ik, vermeden worden, dat het for maat van de verkeersverbindingen, die we tot stand brengen, niet past in het stadsbeeld. Ik wil de Raad herinneren aan de discussies rondom de noordtangent, waarin duidelijk gezegd is, dat het profiel van de ver- keersvoorzieningen niet zodanig moet zijn, dat daar mede een grote breuk in het stadsbeeld wordt ver oorzaakt. Ik dacht, dat deze zaken van belang waren. Dat het binnenstadswegenvierkant de functie heeft als verdeelmogelijkheid te dienen, was, meen ik, ook de redenering, toen in 1965 de beslissing werd genomen om het gehele Vliet te dempen. Vervolgens zou ik een korte opmerking willen maken over het monumentale karakter van het Vliet. Op het ogenblik is uitsluitend in het geding het Vliet en dat y

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 5