12
13
beslissing te nemen, die niet gebonden is aan vorige
beslissingen. Anders had het geen zin deze discussie
te voeren. En vanuit die vrijheid meen ik, dat ik op
dit moment de vrijheid heb de aangevulde motie van
de heer Van Haaien te steunen.
De hear Tiekstra (weth.): Yn de biantwurding fan
it bitooch fan de hear P. van der Veen wol ik it mis-
forstan weinimme, dat der gjin ynsjoch bistean soe yn
hwat wy mei de binnenstêd yn haedsaek dwaen wolle.
Op it eagenblik is as biliedsstik noch altyd it basisplan
foar de binnenstêd biskikber. Oft binammen it bin
nenste fan de binnenstêd der by einbislüt ütsjen sil
sa 't it opset is, is in oare saek, mar it is wol sa, dat
oan it wegenfjouwerkant arbeide wurdt. De Ried wit,
dat yn de kommende wiken of moannen de noardtan-
gint oanbistege wurdt. De Ried wit ek, dat wy de ta-
sizzing hawwe fan de Minister fan Forkear en Wetter-
steat om it Hoeksterein en dat rint oan 'e Tunen
ta ré to meitsjen. Dy saek komt ynkoarten yn de
Ried. En wy sille, dêrop oanslutend, de easttangint ré
meitsje moatte. Dan krijt de Ried op 'e nij to meitsjen
mei fragen lyk as joun oan 'e oarder binne. Wy haw
we dus in binnenstêdsplan as ütgongspunt en wy ar-
beidzje ynsidinteel oan dizze saek. Oars kin it net.
It is dus net sa maklik dat moat ik de hear P. van
der Veen wol sizze binnenkoart mei in folslein plan
foar de binnenstêd to kommen. Wie it mar wier, dat
it wol koe. De Ried wit ommers wol, hoefolle tiid ne-
dich is foar de tarissing fan de diel-bistimmingsplan-
nen, dy't yn biwurking binne en noch oan de Ried
foarlein wurde moatte. En de Ried wit ek wol, hoe
folle tiid it bistimmingsplan „Het Vliet" easket. Yn
dy situaesje kin men him net permittearje mei alles
to stoppen; wy moatte trocharbeidzje.
In aansluiting op dit onderwerp kom ik bij de heer
Engels. Ik dacht, dat er tussen hem en mij een duide
lijk verschil van mening is over de behandeling van
dit plan destijds in de Raad. Ik herzeg het bij dezen,
dat het basisplan voor de binnenstad in een zeer uit
voerige publieke discussie behandeld is en de reactie
van het publiek is in de Raad ook duidelijk tot uit
drukking gebracht. In eerste aanleg werd er een plan
aan de Raad voorgelegd ik detailleer het nu even
waarbij de zuidtangent over het Zaailand en het Rui-
terskwartier liep, terwijl de Oostergracht gedempt was
gedacht en het Vliet eveneens. Meer zeg ik niet. Tij
dens de discussie is op verzoek van de Raad een va
riant aan de orde geweest, waarbij het Vliet gedempt
bleef en de Oostergracht opnieuw was opengemaakt,
zij het uiteraard met een smaller profiel. Daarbij kwam
tevens aan de orde een voorstel van de grootst moge
lijke meerderheid van het toenmalige College van B.
en W., om de Willemskade en de Zuidergracht, vanaf
het punt, waar nu ongeveer de nieuwe Verlaatsbrug
ligt en toen de oude Verlaatsbrug lag, tot en met de
strafgevangenis te dempen. Over dat voorstel hebben
toenmaals de stemmen gestaakt in een vergadering,
waarin de Raad niet geheel voltallig was. De grootst
mogelijke meerderheid van B. en W. heeft, voordat de
tweede stemming werd gehouden ik wil hiermee het
geheugen van de heer Engels even opfrissen
toen tegenover de Raad verklaard deze variant van
de gedempte Willemskade-Zuidergracht in te trekken.
En meer is er niet gebeurd. (De heer Engels: En de
Oostergracht open te laten.) Ja. (De heer Engels:
En het Vliet dicht.) Nee, over de genoemde variant
ging het; dat was het verschil van mening en niets
anders. Er is toen in de Raad gestemd over de Em-
makade en de Zuidergracht. (De heer Engels: En over
het openhouden van de Oostergracht.) (De Voor
zitter: Zullen we daar nu niet over discussiëren; dat
is nu niet aan de orde.)
Ik dacht, dat ik op de opmerkingen in tweede in
stantie wel genoeg ben ingegaan. Ik dacht ook, dat
ik van mijn kant geen nieuwe inzichten meer kan bij
dragen en dat het duidelijk is, dat ik ook nu nog de
Raad aanneming van de motie-Van Haaren, in welke
vorm dan ook, afraadt.
De Voorzitter: De heer Van Haaren en de mede
ondertekenaars van zijn motie hebben mij wat in moei
lijkheden gebracht. De ondertekenaars van de twee
moties blijken niet dezelfde te zijn. Dat is interessant.
Ik moet U dus vragen, welke motie de club wil in- I
dienen.
De heer Van Haaren: De eerste motie, waarbij een I
toevoeging is gekomen.
De Voorzitter: Die met de toevoeging is niet door I
dezelfde leden ondertekend; de handtekening van de I
heer Hovinga komt er niet op voor.
De heer Hovinga: Die teken ik nog wel even.
De Voorzitter: Het Gemeentebestuur moet in del
stad dikwijls diverse maatregelen nemen en als bur-
gers voor de schade, die zij door de al dan niet uitge-
voerde maatregelen lijden, vergoeding zouden kunnen
claimen, dan weet ik niet, waar we zouden blijven. Dat
zou een heel probleem op zichzelf worden. Het klinkt I
interessant degenen, die schade hebben geleden, die
schade te vergoeden, maar ik waag het te betwijfelen,
of een raadsbesluit daartoe ooit uitvoerbaar zou zijn
en öf de Raad een besluit ter zake zou kunnen nemen.
Het is het goed recht van de Raad deze motie aan
te nemen, maar ik wil hem toch wel even wijzen op
de door mij genoemde bezwaren.
De heer Engels: Ik ben de mening toegedaan, dat I
U gelijk heeft met te zeggen, dat op andere plaatsen
wellicht niet altijd de schade, door maatregelen van
het Gemeentebestuur ondervonden, vergoed is, maar
de Raad kan beslissen, dat het gebeurt en dat het voor
dit geval gebeurt. En dan geldt die raadsbeslissing
voor het Vliet. Daarom ben ik erg blij met de toe
voeging aan de oorspronkelijke eerste motie-Van Haa
ren c.s.
De Voorzitter: Dat is prima. Ik zeg alleen, dat ik
betwijfel, of zo'n raadsbesluit uitvoerbaar is, maar ik
zeg niet, dat de motie moet worden ingetrokken.
De hear Singelsma: De Wethalder hat myn fraech
net biantwurde. Hy hat it forgetten miskien. Ik haw
yn konkreto frege: Hokker wearde hawwe de kaerten
fan 1962 mei de dêrop tekene trochbraek?
De hear Tiekstra (weth.): Dan is der in kommuni-
kaesjesteurnis. Hwant ik haw wol antwurde en ik haw
dêrby yn de rjochting fan de hear Singelsma sjoen.
Ik haw düdlik sein, dat op dit momint it biliedsstik
fan it basisplan foar de binnenstêd noch ütgongspunt
is foar it bilied, binammen foar hwat it wegentangin-
tensysteem om de binnenstêd oangiet. Ik ha dêroan
tafoege, hoe't de situaesje binnen it wegenfjouwerkant
der komt üt to sjen, hwer't dan de mooglikheit fan
nije ynsjoggen in rol by spylje.
De Voorzitter: Ik denk, dat hiermee ook de heer
Singelsma volledig is beantwoord.
De heer Singelsma knikt instemmend.
De Voorzitter: Dan breng ik in stemming de motie-
Van Haaren c.s., luidende:
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 23 no
vember 1970 in vergadering bijeen; besluit: niet over
te gaan tot verdere uitvoering van de desbetreffende
eerder genomen raadsbesluiten en het Vliet niet verder
te dempen, alsmede diegenen, die kunnen aantonen,
dat zij op basis van het oude raadsbesluit kosten heb
ben gemaakt, een passende schadevergoeding toe te
kennen."
De motie wordt verworpen met 24 tegen 12 stem
men. Voor stemmen de dames E. Brandenburg-Sjoerd-
sma, G. Visscher-Bouwer en L. Woudstra-Peene en de
heren S. Bouma, J. ten Brug, T. H. van Haaren, H
Hovinga, J. F. Janssen, W. S. P. P. de Leeuw,
Ir. C. L. Rijpma, J. B. Singelsma en Mr. B. P. van I
der Veen.
De Voorzitter: Handhaven de heer Van Haaren c.s. I
hun tweede motie?
De indieners handhaven hun motie.
De heer Van Haaren: Wij zouden er echter nog I
graag een wijziging in aanbrengen. Er is mij gezeg I
dat het beter was even in de tweede regel in te voegen l
pj „Vliet" en voor „niet" het woordje „nog". Het
jfordt dan: „besluit: het Vliet nog niet verder te dem-
pen,". Vervolgens komt er dan dezelfde clausule over
je schadevergoeding, die ook aan de eerste motie is
I toegevoegd.
pe VoorzitterDe motie luidt dus thans
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 23 no-
vember 1970 in vergadering bijeen; besluit: het Vliet
nog niet verder te dempen dan tot en met de afbuiging
van de over het Vliet geprojecteerde verkeersweg in
zuidelijke richting," en verder met de aanvulling, die
ook voor de eerste motie is aangegeven.
Ik breng deze motie nu in stemming.
De motie wordt verworpen met 25 tegen 11 stem-
m Voor stemmen de dames E. Brandenburg-Sjoerd-
sma, G. Visscher-Bouwer en L. Woudstra-Peene en de
keren S. Bouma, J. ten Brug, T. H. van Haaren. H.
Hovinga, J. F. Janssen, W. S. P. P. de Leeuw,
Ir. C. L. Rijpma en J. B. Singelsma.
De Voorzitter: Het lijkt me goed, dat ik de Raad
naag, of hij nog stemming verlangt over het voorstel
van B. en W., dat aan het slot van de raadsbrief als
volgt is weergegeven:
„het vorenstaande ernstig overwegende, komt de
grootst mogelijke meerderheid van het College tot de
conclusie, dat het dempen van het tweede gedeelte van
het Vliet tussen Camminghabrug en Boomsbrug in
ieder geval doorgang zal moeten vinden en dat er geen
of zeker niet voldoende redenen zijn aan te voeren, op
grond waarvan de beslissing van Uw Raad van 8 sep
tember 1965, bevestigd op 23 april 1968, zou moeten
worden herzien."
Niemand verlangt stemming, zodat z.h.st. is beslo
ten overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 27 (bijlage no. 354).
De Voorzitter: Dit punt is in de vorige raadsver
gadering aangehouden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 28 (bijlage no. 390).
De heer De Leeuw: Graag zou ik een opmerking
maken over het in de raadsbrief gestelde betreffende
de Gemeentebegroting punt 6.
Ik wilde mijn tevredenheid uitspreken over de
f5.000,extra die B. en W. willen storten in het
fonds voor culturele doeleinden. Maar daaraan zou ik
een vraag willen koppelen. Is het, gezien het belang
van dit fonds (waarmee heel wat extra kleine dingen
voor heel veel verenigingen tot stand gebracht kun
nen worden; waardoor uitvoeringen mogelijk worden
die door eigen kracht van de verenigingen niet moge-
.k waren geweest), niet mogelijk de jaarlijkse storting
in het fonds uit te breiden tot f25.000,Of zou er
althans niet een mogelijkheid kunnen worden gevonden
de jaarlijkse bijdrage ieder jaar duidelijk te verhogen
totdat het bedrag van f 25.000,is bereikt
De Voorzitter: Mijnheer De Leeuw, ik stel U voor,
dat U dit aan de orde stelt bij de begrotingsbehande
ling. Het lijkt me niet nodig hier nu verder op in te
gaan.
De heer De Leeuw stemt hiermee in.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 29a (bijlage no. 393).
Aanbeveling
1. de heer J. Feitsma te Heerenveen;
2. de heer Drs. K. A. Duran te Bolsward.
Benoemd wordt de heer Feitsma met 35 stemmen
(1 stem blanco).
Punt 29b (bijlage no. 392).
Aanbeveling:
1. de heer D. J. Smit te Assen;
2. de heer A. C. van Leeuwen te Gouda.
Benoemd wordt de heer Smit met 33 stemmen
(3 stemmen blanco).
Punt 29c (bijlage no. 389).
1. Voordracht:
de heren G. J. Althuis, A. ten Bergh, A. A. M. van
den Hoogen, J. H. M. Kuypers, J. E. de Boer,
P. Riemersma, H. Nippérus, H. Woudstra, J. F. Holt-
kamp, H. Schotsman en W. M. van de Leur, mevr. A.
van Bruggen-Roelants en de heren J. de Jong en A.
W. Hiemstra.
2. Aanbeveling:
de heren Drs. S. van der Werf, Drs. A. Anema, Mr.
M. K. Krijger en R. Smit.
De heer Van Haaren: Ik wilde alleen maar zeggen,
dat wij bij het benoemen van niet-raadsleden in andere
raden wel eens kritiek hebben gehad op de voorstellen
van B. en W., maar dat wij het deze keer van harte
met Uw voorstel eens zijn.
Benoemd worden de voorgedragenen en aanbevolenen
allen met 36 stemmen.
Punt 29d (bijlage no. 386).
De heer Vellenga: Namens onze fractie zou ik
graag als één van de kandidaten willen noemen de
heer Meijerhof.
De heer Engels: Ik zou als kandidaat willen aan
bevelen de heer Eijgelaar.
De hear Singelsma: Mei üt namme fan de hear Van
Haaren soe ik de hear Hovinga neame wolle as kan-
didaet.
Benoemd worden de heer Eijgelaar met 31 stem
men en de heer Meijerhof met 33 stemmen (de heer
Hovinga 4 stemmen en 4 stemmen blanco).
De heren Singelsma en De Vries vormden het stem
bureau.
De Voorzitter sluit, om 22.20 uur, de vergadering.