2 Punt 2. De heer P. P. de Jong (secr.): Mevr. Brandenburg- Sjoerdsma kan wegens verhuizing niet aanwezig zijn, de heer B. P. van der Veen is ziek en de heer Engels is eveneens verhinderd de vergadering bij te wonen. Rondgezonden mededelingen. Sub A. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub B. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangeno men. Sub C. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub D. Deze rapporten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub E. Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub F. De heer Janssen: In grote trekken kan ik me wel met het door U voorgestelde verenigen. Maar toch zou ik naar aanleiding hiervan enige vragen willen stellen en enkele opmerkingen willen maken. Wat het eerste punt aangaat, sta ik geheel achter U. Het gaat niet aan een onbewoonbaar verklaarde wo ning, die ontruimd is, opnieuw te laten bewonen. Dat staan we bij particulier bezit niet toe en ik acht het juist, dit bij een gemeentewoning ook niet te doen. Met het tweede punt heb ik meer moeite. In het ver leden is in deze Raad ook wel eens gesproken over het bewoonbaar maken of houden van in het bezit van de Gemeente gekomen woningen en ik weet, dat het Wo ningbedrijf dergelijke woningen in exploitatie heeft ge nomen. Denk maar eens aan de Parkstraten en het begin van de Borniastraat. Mijn vraag is echter: Wat denkt U te besteden, of liever gezegd, wat hebt U er voor over om een dergelijke woning weer bewoonbaar te maken? U spreekt over verantwoord te achten kos ten. Dat is een rekbaar begrip. Denkt U b.v. aan f 1.000,of aan f2.000,per woning? Ik zou graag van U vernemen welke richtlijnen U denkt te hanteren. Wat het pand aan de St. Anthonystraat betreft, moet ik U mededelen, dat ik niet in de woning ben geweest. Maar ik neem zonder meer aan, dat de dienst een ge degen onderzoek heeft ingesteld. Ik zou dan ook graag van de geconstateerde gebreken op de hoogte willen worden gesteld. De heer Van Haaren: De brief van enkele inwoners betreffende het tijdelijk verhuren door de Gemeente van voor afbraak bestemde woningen in de binnenstad heeft de volledige instemming van Axies. Gezien het feit, dat in Leeuwarden de woningbouw- produktie niet stijgt, maar vermoedelijk zelfs de ko mende jaren zal teruglopen, moet het beleid er op ge richt zijn, zo weinig mogelijk woningen aan hun oor spronkelijke bestemming te onttrekken. Naast het feit, dat er te weinig vervangende woningen voor handen zijn, moet niet uit het oog worden verloren, dat er ca tegorieën mensen bestaan, die heel gelukkig en tevre den kunnen leven in panden, die nu dicht gespijkerd worden en de oude binnenstad steeds verder ontsieren en doen verkrotten, terwijl deze categorieën overigens niet in staat zijn de hoge huren van andere vrijkomen de huizen te betalen. B. en W. zeggen in hun antwoord op de brief van enkele bewoners uit de binnenstad onder 1, dat het niet verantwoord is woningen, die in het bezit zijn van de Gemeente en die op grond van de richtlijnen, welke voor onbewoonbaarverklaring worden aangehouden, als krot moeten worden aangemerkt, voor bewoning uit te ge ven. Ik zou van de Wethouder graag willen weten, wel ke die richtlijnen dan zijn. Zou het niet kunnen, dat ze veel te star zijn? Als wij zien bijv., dat in de St. An thonystraat enkele jongeren héél plezierig leefden in wat volgens de richtlijnen een krot is, waar gas en electra overigens wel officieel waren aangesloten en goedgekeurd. Is het niet mogelijk, dat men de richtlij nen veel ruimer stelt en bij beoordeling op bewoonbaar heid van de huizen minder uitgaat van de negatieve factoren, maar in de eerste plaats ziet naar wat er nog goed is en wat tegen geringe kosten nog kan worden verbeterd? Ik zou, net als de afgevaardigde van de P.v.d.A.-P.P.R., willen weten wat in deze verantwoorde kosten zijn. Ik zou verder willen stellen, dat B. en W. ervan uit zouden moeten gaan, dat alle leegstaande panden in de binnenstad en elders in principe voor bewoning dienen. Hiervan kan slechts worden afgeweken, als deze be woning gevaar meebrengt voor de bewoners, bijv. in stortingsgevaar, of schadelijk kan zijn voor het alge meen belang (ik denk aan brandgevaar). Wij stellen, naar mijn mening, de normen voor bewoning vaak veel te hoog. De jongelui die uit het pand in de St. Anthony straat zijn gezet, waren het bijv. volstrekt oneens met de zienswijze van B. en W., dat dit pand niet meer voor bewoning in aanmerking zou komen. Deze mening wordt gedeeld door de ondertekenaars van de brief aan onze Raad, alsmede door vele andere bewoners van oude buizen in de binnenstad, die vrezen, dat zij straks slachtoffer van deze bewuste richtlijnen zullen worden en de huizen waarin zij prettig leven, zullen moeten verlaten. Bij Uw beantwoording van de ingekomen brief stelt U onder 2, dat bij het toewijzen van woningen, die nog geacht kunnen worden bewoonbaar te zijn, en van wo ningen die met verantwoord te achten kosten bewoon baar kunnen worden gemaakt, zoveel mogelijk reke ning wordt gehouden met de sociale positie van de be trokkenen. Ik moet U zeggen, dat wij zeer waarderen, dat bij het toewijzen van goedkope gemeentewoningen zo volledig mogelijk rekening wordt gehouden met het feit, dat er ook in onze welvaartsstaat nog vele mensen zijn met minimale inkomens, die geen hoge huur kun nen betalen. Met betrekking tot de oude woningen in de binnenstad zou ik Uw aandacht willen vragen voor minderheidsgroepen, die deze panden zielsgraag voor gemeenschappelijke bewoning zouden willen gebruiken. Ik denk hierbij aan gastarbeiders, die nu soms met zeven man drie gemeubileerde vertrekjes moeten be wonen, waarvoor zij een huur van f 185,per maand betalen. Ik denk voorts vooral ook aan studerende, wer kende of wat alternatief levende jongeren, die als ge volg van veranderde maatschappelijke omstandigheden sterk de behoefte hebben in groepsverband zelfstandig te leven en te wonen. Ik doe een beroep op Uw solida riteit om ook deze minderheidsgroepen, die in onze welvaartsstaat tussen het schip en de wal vallen, zoveel mogelijk te helpen hun eigen leven te leiden, door hun woningen ter beschikking te stellen, waarin zij zich op hun plaats voelen, omdat zij er iets van weten te ma ken en liever op een lekke schoen lopen dan barrevoets gaan. Formeel klopt het wel met de uitzetting van de be woners van het pand St. Anthonystraat 2formeel valt er tegen de door U voorgestelde beantwoording van de brief van enkele bewoners van de binnenstad niet veel in te brengen. En toch zit het niet goed, omdat het met een andere mentaliteit heel anders en veel beter kan. Ik zou B. en W. in overweging willen geven eens aan dachtig met oor en hart te luisteren naar het lied „Woningnood" van Boudewijn de Groot. Als U de plaat niet heeft, kunt U hem van mij lenen. (Applaus op de publieke tribune) De Voorzitter: Ik zou de mensen op de publieke tribune vriendelijk willen vragen zich te onthouden var. instemming of afkeuring, want anders zal ik hun to: mijn spijt moeten vragen de tribune te verlaten. De heer De Jong (weth.)De heer Janssen kon met ons antwoord op de eerste vraag akkoord gaan. Zijn opmerking t.a.v. de tweede vraag was: Ik z°u wel eens willen weten wat het bedrag is, dat wordt be steed aan woningen die toch nog weer voor bewoning «orden vrijgegeven, al zouden we ze liever afbreken. Voor dergelijke woningen, die voor tijdelijke bewoning zouden kunnen worden uitgegeven meestal voor de tijdsduur van een of twee jaar zou naar onze mening niet meer dan f 1.000,moeten worden uitgetrokken. Dat is ongeveer de grens, want als we hoger gaan wordt het wel bijzonder moeilijk. We gaan wel eens hoger, maar dan vragen we de mensen, of ze er in hun vrije tijd misschien zelf ook iets aan kunnen doen, zo dat we hun dan ook een offer vragen en iets laten bij dragen. Zijn derde opmerking betrof de stand van zaken m.b.t. het pand aan de St. Anthonystraat. Ik kan U zeggen, dat wij over dat pand in juli 1969 een rapport hebben ontvangen van Bouw- en Woningtoezicht en daarin staat het volgende: „Uit een door mijn dienst ingesteld onderzoek is gebleken, dat de bewoonbaarheid van ge noemd pand veel te wensen overlaat. Het tonnenprivaat bevindt zich midden in de woning onder de trapopgang van de bovenwoning. De privaatruimte wordt onvol doende ontlucht. De vloer van de slaapkamer aan de achterzijde ligt onder het peil van het plaatsje. De vloeren van de achterkamer en de keuken zijn defect. De keuken heeft maar een oppervlakte van 1,35 x 1,90 m. De ramen en deuren in de woning zijn niet tocht vrij af te sluiten. De schoorsteen in de voorkamer is defect. De elektrische installatie is defect. De gehele woning is muf en vochtig, doordat de bebouwing ach ter te dicht op elkaar staat en de grondslag daar te hoog is. Het huis wordt bewoond door het gezin De Jong. Aangezien de Gemeente het pand in eigendom heeft, kan onbewoonbaarverklaring achterwege blijven. Naar mijn mening komt de woning niet meer voor be woning in aanmerking, reden waarom ik U adviseer de woonruimte aan de bestemming te onttrekken en het gezin De Jong op korte termijn een betere woning toe te wijzen." Het is ons bekend, dat Bouw- en Wo ningtoezicht over het algemeen genomen zeer spaar zaam is met verklaringen, dat woningen onbewoonbaar zijn. Wij hebben daarover een jaar of vijf geleden in deze Raad ook wel gesproken en er is B. en W. des tijds gevraagd, in ieder geval zo weinig mogelijk de jongelui, die van dergelijke panden gebruik kunnen ma ken, te duperen en dat pas te doen, wanneer onbe woonbaarverklaring werkelijk nodig is. Er zijn sinds dien ook weinig panden onbewoonbaar verklaard en het Bureau Huisvesting heeft altijd getracht de wo ningen zolang ze zich nog enigszins lenen voor bewoning als zodanig in stand te houden. Aan de andere kant zitten we met een zekere grens. Sinds we in september 1968 de krotopruimingsbijdrageregeling hebben gekre gen, zijn we vaak genoodzaakt, willen we de mensen een dergelijke bijdrage toekennen om als krot te worden aangemerkt moet een woning nogal wat gebre ken hebben, moet het huis ook binnen twee jaar ont ruimd zijn de zaak dicht te spijkeren, om de bijdrage door het Rijk vergoed te krijgen en ook om op deze wijze snel van de niet meer bewoonbare percelen af te zijn. Nu kom ik bij de heer Van Haaren, die in dit opzicht een ander standpunt inneemt dan het College. Hij be roept zich daarbij op een plaat van Boudewijn de Groot. Ik heb kortgeleden nog een boekje gelezen van een kabouter die schijnen er ook nog te zijn iü. van Roel van Duyn. En de instelling die ik daaruit te, komt dichter bij de mijne dan die van de heer Van Haaren. Door hetgeen de heer Van Haaren stelt, zie ik de kloof tussen bezittende en niet-bezittende klasse nog oneindig veel groter worden. Onze ziens wijze is de volgende. Laten we toch trachten woningen °P een dusdanig peil te krijgen, dat het niet meer mens onwaardig is er in te leven. Ik dacht, dat dht de sociale taak van de Gemeente was, waarvoor we toch begrip '°eten hebben. Die sociale taak is ook nog in het bij zonder duidelijk onderschreven bij de laatste begrotings behandeling, waar juist vanuit de Raad aan het College werd gevraagd ernst te maken met het onbewoond la wn van onbewoonbaarverklaarde woningen. De Raad ooeft toen met klem gesteld, dat het niet langer ver antwoord is de toestand te laten, zoals die in Leeu warden vandaag-de-dag nog bestaat. En nu komt de Van Haaren en die wil de klok terugdraaien. Die '1 de woningen, die niet meer voor bewoning in aan merking komen, die duidelijk volgens de richtlijnen van Bouw- en Woningtoezicht niet meer bewoonbaar zijn, in stand houden. En het gaat hier met om ricnuij- nen die wij hier plaatselijk hanteren; die zijn zoveel mogelijk afgestemd op wat landelijk gebruikelijk is, ook in het kader van de Ver. van Neu. Ueineenien. Het zijn richtlijnen van specifiek technische aard. We heD- ben vandaag-de-dag m Leeuwarden nog meer dan 11UU krotten op de krottenüjst staan en in dacht, dat het onze gezamenlijke taak is om te trachten daarin ver betering te brengen. En omdat de woningnood nog zo groot is, zuilen wij dit noodgedwongen mondjesmaat moeten doen. We kunnen niet in éen jaar al die llltu krotten opruimen en vervangen door andere woningen, want dan zouden we het bouwpro gramma en dat ben ik wel met de neer Van Haaren eens daarop af moeten stem men. Toch zullen we doorgaan en trachten de krotten waarin nu nog mensen wonen wat eigenlijk met verantwoord is in een periode van 5 a lu jaar op te ruimen en te vervangen door passende woningen. Er wordt gezegd, dat het mensen betreft die de nor male huren met kunnen betalen. Ik heb het idee, dat wij door een gerichte doorstroming die we in Leeu warden de laatste jaren duidelijk hebben toegepast toch wel moeten zien te komen aan woonruimte ook voor mensen die geen hoge huren kunnen betalen. Naar mijn mening hebben we nier ook voor mensen die met een minimum loon toe moeten, nog een flink quantum woningen beschikbaar, maar daarin zitten nu nog men sen met hogere inkomens. Wanneer die doorstroming nog krachtiger voortgezet wordt, komen die woningen wel vrij. Ik dacht, dat dat een veel gezonder principe was, dan een paar stappen terug te doen en in een soort verslavingssituatie terecht te komen. Dat past wel bij het tijdperk van de slavernij, maar niet in het jaar 1970, waarin wij voor iedereen moeten zien te komen tot een woning die ook de naam woning ver dient en voldoet aan de technische eisen die aan een woning gesteld mogen worden. Dat is het standpunt van het College. Het is het goed recht van de heer Van Haaren er een ander standpunt op na te houden. Ik wil hem dat niet betwisten, maar ik wil dan toch dui delijk vaststellen, dat zijn uitgangspunt anders is dan het onze en ik zou wel eens willen weten wat er zou gebeuren, als wij zijn standpunt zouden innemen. Als wij als Gemeentebestuur de mensen in niet verantwoor de omstandigheden laten wonen en daarvoor woningen zouden vrijgeven, dan denk ik, dat de kritiek uit een andere hoek zou komen en ik ben van mening, dat die kiitiek dan zeer terecht zou zijn. Dan zou gezegd wor den: Dit kan niet langer, hier mag U niet langer aan meewerken. Wij moeten al vaak tot ons ongenoegen bepaalde dingen doen. Als het enigszins mogelijk is, helpen we wel, maar niet op de wijze, zoals de heer Van Haaren het wil. Een der aanwezigen op de publieke tribune neemt het woord. Daar hij geen gevolg geeft aan het verzoek van de Voorzitter de zaal te verlaten, wordt hij ver wijderd. De heer Van Haaren: De woordvoerder op de pu blieke tribune ging niet namens mij op de woorden van de Wethouder in. Ik wil bepaald niet beweren en ik dacht, dat ik dat ook niet heb gedaan dat de krotten maar moeten blijven bestaan en dat de minst betaalden daar dan maar in moeten worden onderge bracht. Ik ben het met de Wethouder eens, dat dat een schande zou zijn en het zou ook geen enkele oplossing van het probleem betekenen. Ik geloof, dat we in de eerste plaats moeten trachten goedkope huizen die op een behoorlijk peil staan, aan te bieden aan de minst draagkrachtigen. Ik heb gepleit voor iets heel anders. Ik heb U gevraagd, rekening te houden met moge lijkheden van groepsbewoning. Ik heb als voorbeeld een aantal jongeren genoemd, die een pand, dat misschien niet meer voldoet aan de eisen, door er het nodige in te vertimmeren, door er allerhande dingen in te doen, voor hun gevoel kunnen maken tot een bijzonder ple zierig verblijf, waarin ze graag willen leven en wonen. Dat is heel iets anders dan een standpunt, waarbij men ervan uit gaat de krotten maar te laten staan en daar in de minst draagkrachtigen te stoppen. Dat is zeker geen standpunt, dat ik hier in de Raad naar voren breng.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 2