6
7
v V
ne ta stan kommen is. Hoe wit men, dat it f 127,50
wêze moat en net byg. f 150,of f 110,—. Ik kin my
foarstelle, dat dit bidrach fêststeld is oan de han fan
'e gegevens fan hjoed-de-dei, dat men it op groun dêr-
fan reéel fynt. Mar wy moatte üs op dit stuit réali-
searje, dat wy yn it foarste plak dy partikuliere wen-
ningen net mear hawwe, fierder, dat wy elts jier huzen
öfbrekke, dat troch renovaesje in part wenningen dy't
nou under dizze rubryk falie, der yn de kommende
jierren net mear ünder falie, en dat sadwaende it oan-
tal huzen, dat under dizze regeling fait, nochal fluch
lytser wurdt. En it kin wêze, dat wy dêrtroch de lju,
dy't nedich holpen wurde moatte, net mear helpe kinne,
omdat wy to min huzen yn 'e „pool" krije. Ik freegje
my óf, oft it net forstannich is en forheegje dy priis
in bytsje. Mar om in sinnich wurd oer dizze saken sizze
to kinnen, moatte wy in oersjoch hawwe. Hwat bait
der, as wy fan f 127,50 nei f 137,50 geane, hoefolle hu
zen komine der dan by? Nochris, it is prachtich, dat
dit litstel dien wurde koe, mar it is net bést tarist op
dit punt.
Dan noch in inkele opmerking oer de artikels dy't
yn it bislüt steane. Under art. 5 stiet in rygje lju
hwer't de kommisje strak syn kandidaten üt sykje kin
(a, b, c en d). En nou is myn fraech: Haldt dat a, b,
c en d yn folchoarder urginsje yn of is dat samar
loswei ünder inoar set, sünder dat wy dêr eat efter
sykje moatte?
De heer Van Haaren: Ik acht mezelf onvoldoende
deskundig en ik ben door Uw raadsbrief ook onvol
doende geïnformeerd om werkelijk alle consequenties
te kunnen overzien van deze liberalisatie. Ik heb er
gens het gevoel maar het is niet meer dan een ge
voel dat toch de belangen van de laagst-betaalden
hier onvoldoende aan hun trekken komen, omdat in
Uw raadsbrief steeds weer voorop staan de renovatie-
en amovatieplannen, de sanering en de reconstructie
plannen, en ik heb het gevoel, dat daar ergens onder
aan hangt de toewijzing van goedkope woningen aan
bepaalde categorieën mensen.
Ik zou ook nog een paar vragen willen stellen de
heer Knol heeft er al enkele gesteld Hoeveel van deze
goedkope huurwoningen zijn in handen van particu
liere eigenaars (ik denk toch, dat dat er ook wel enige
zullen zijn in Leeuwarden) En ik heb begrepen, dat
deze particuliere eigenaars geheel buiten deze regeling
vallen. Verder is er onder art. 4, sub 5, sprake van nor
men die de Minister van Volkshuisvesting en Ruimte
lijke Ordening op dit punt voorstaat. Wat zijn dat voor
normen? Ik heb gehoord, dat de huurprijs 20% van
het inkomen moest bedragen. Kunt U mij zeggen hoe
dat precies zit? Onder art. 5, sub 2, staat: „Het secre
tariaat onderzoekt de maatschappelijke en persoonlijke
omstandigheden van de woningzoekenden." Ik zou
graag willen weten wie dat doet. Is dat een gekwali
ficeerde maatschappelijk werkster of -werker, die hier
voor wordt aangetrokken en die inderdaad en die is
ook de enige die daartoe qua opleiding in staat is
de maatschappelijke en persoonlijke omstandigheden
van de woningzoekenden onderzoekt? En als dan dat
onderzoek heeft plaats gehad, krijgen betrokkenen zelf,
die object van dat onderzoek zijn geweest, dan ook
enig bericht over de resultaten van dat onderzoek?
De heer Eijgelaar: Een enkele vraag. In art. 8 van
de betreffende overeenkomst staat onder punt 1: „Deze
regeling treedt in werking op 1 februari 1971. Zij
geldt voor een periode van drie jaar." Ik meende, dat
er een periode van twee jaar was overeengekomen.
Voor de rest wil ik me graag aansluiten bij hetgeen
door de heer Miedema is gezegd, nl. dat het College
wel een compliment heeft verdiend. Wij moeten
niet uit het oog verliezen, dat de Woonruimtewet bin
nen enkele maanden toch buiten werking wordt ge
steld. En als het College dan bij machte geweest is
met de woningbouwcorporaties deze overeenkomst
aan te gaan, zodat het toch een greep houdt op het
overgrote deel van de woningen, dan vind ik dat en
ik ben er zelf zijdelings bij betrokken geweest be
slist een compliment waard.
Mevr. Dijkstra-Bethlehem: De nieuw te vormen com
missie zal een bindend advies uitbrengen over de ver
huur van de in huur zijnde woningen. En nu is mijn
vraag, wat dat precies betekent. Betekent dat, dat
over de huren kan worden beslist en dat bindend ad
vies, houdt dat in, dat er geen huurbescherming meer
is Is er geen instantie meer waar de bewoners in
beroep kunnen gaan? Wij hebben in dit jaar in
juli, meen ik kunnen zien, wat het vrij geven van
de huren betekent. Onmogelijk hoge huren werden ge
vraagd voor oude woningen. Men wil de huren van
de oude woningen optrekken naar het niveau van die
van de nieuwe. Volgens mij is dat niet reëel, wanneer
we zien, dat de oude woningen meestal zijn verstoken
van voorzieningen, die men wel aantreft in de nieuw
bouwwoningen. Ik zou graag Uw antwoord op deze
vragen vernemen.
De heer De Jong (weth.): De heer Knol heeft zijn
steun toegezegd aan ons voorstel, maar wil toch nog
wel graag wat meer inzicht hebben in de aantallen wo
ningen, de huren enz. Dit verzoek is eigenlijk ook door
andere sprekers naar voren gebracht. Toen ik zelf de
raadsbrief las, was mijn eerste reactie ook: Ik mis
eigenlijk wat cijfer-gegevens. Ik heb toen direct daar
naar geïnformeerd en het is me gelukt nog tijdig voor
deze vergadering enkele, zij het dan summiere, maar
toch duidelijke gegevens op tafel te krijgen, waardoor
meer inzicht in de aantallen kan worden verkregen. En
als we deze cijfers weten, dringt hetgeen wij nu gaan
doen ook beter tot ons door. We hadden in Leeuwarden
per 1 januari 1970 28.601 woningen. Het aantal wonin
gen daarvan, gebouwd met een rijkslening (dat zijn
dus praktisch woningwetwoningen en premiewoningen)
bedraagt 10.241, dat is 35,8%. Er zijn 12.441 woningen,
bewoond door de eigenaar zelf; dat is 43,5%. De cate
gorie overige woningen, onderverdeeld in twee groepen:
huurwoningen van de Gemeente en van woningbouw
corporaties (voor zover geen woningwet- of premie
woningen) bevat: 886, dat is 2,1%, en dan zijn er nog
5.319 huurwoningen in handen van particulieren (de
groep waarvan de heer Miedema zich afvraagt of we
daar wel een greep op hebben), dat is 18,6%. Dit wat
het inzicht in het geheel betreft. Samen met de woning
bouwverenigingen hebben we in de nieuwe situatie
greep op die 10.241 en die 886 woningen, samen 37,9%
van het totaal. Een groep waar wij weinig zorg over
behoeven te hebben, is de groep woningen die door de
eigenaars zelf worden bewoond, dat is die 43,5%. Blijft
dus over die kritische, als ik het zo mag noemen, groep,
waar we dan enige vraagtekens bij kunnen zetten, van
18,6%. Deze groep woningen is voor een belangrijk deel
in handen van de makelaars hier ter stede, die hetzij
de administratie, hetzij de huur-incasso van deze hui
zen hebben. Er zijn ook wel enige eigenaars die zelf de
huren ophalen, maar het gros van deze woningen zit
toch wel in handen van die makelaars. Wij hebben ook
met dezen omtrent de in de raadsbrief genoemde spel
regels overleg gehad. We hebben hun duidelijk ge
vraagd of zij hier aan mee wilden doen. Tot nu toe
hebben de makelaars bijzonder goed meegewerkt, ook
bij het huisvestingsbeleid, zoals dat de laatste jaren
werd gevoerd. Ook na de huurliberalisatie hebben we
steeds in het huisvestingsbeleid centraal gesteld, dat
wij moesten trachten de mensen die een inkomen heb
ben beneden f 700,a f 750,netto per maand, onder
te brengen in huizen met een huur beneden f 120,
nu dan f 127,50 per maand. De mensen die meer ver
dienen dan het door mij aangegeven bedrag, kunnen
wel fneer huur betalen. Dit beleid is vrij consequent en
zeer doelgericht doorgevoerd de laatste jaren en zo
doende zijn we in dit contract ook gekomen tot (dit
ook in antwoord op de vraag van de heer Miedema i
deze huurprijs van f 127,50 per maand. We hebben aan
sluiting gezocht bij het tot nu toe gevoerde beleid en
we hebben echt wel het gevoel, dat wij hiermee, sociaal
gezien, een duidelijke bescherming hebben gegeven aan
de mensen die niet te veel huur kunnen betalen, en we
streven er ook naar de mensen die meer huur kunnen
betalen dan f 127,50 per maand en toch in die goed
kope woningen zitten, door te laten stromen. Die door
stroming is ook behoorlijk op gang gekomen. De heer
Knol vraagt daar cijfers over. Ik zou hem dit willen
zeggen: We hebben hierover wel de cijfers van het Ge
meentelijk Woningbedrijf. En nu moet ik ze uit het
hoofd citeren, maar het komt ongeveer hier op neer
We hebben 3850 woningen bij het Gem. Woningbedrijf,
die in maart 1967, toen ik deze portefeuille mocht gaan
beheren, een huur deden van f 110,per maand. (Dat
correspondeert ongeveer met de f 127,50 per maand van
nu.) Het aantal woningen, bezet door mensen met in
komens boven de toenmalige loongrens van f 12.750,
idie grens is inmiddels ook opgetrokken)bedroeg toen,
globaal bekeken, 900, wat ongeveer 23% betekende.
Ongeveer een jaar later, in oktober 1968, hebben we
bekeken hoeveel van deze 900 door doorstroming wa
ren vrijgekomen. Dat betrof nog geen 10%. De door
stroming was toen dus nog niet zo erg op gang geko
men. De zaak is opnieuw bekeken per 1 december 1969.
Toen waren er van de 900 woningen, weer globaal ge
nomen, 550 door doorstroming vrijgekomen. Er bleven
nog 350 over. Hieruit blijkt dus wel, dat met name in
het jaar 1968/1969 de doorstroming goed op gang is
gekomen en zo is het sindsdien ook gebleven. Er ko
men natuurlijk altijd weer nieuwe gevallen bij, doordat
er mensen zijn, die intussen wat meer zijn gaan ver
dienen, maar het is wel onze bedoeling aan het eind
van dit jaar nog eens na te gaan, hoe de situatie nu
is. Het is uiteraard een globale benadering. We be
schikken niet over de inkomenscijfers van de betrok
ken mensen, maar we kunnen aan de hand van de be
woning wel ongeveer zien, wie er in de woningen zit
ten, welk beroep de mensen uitoefenen en wat ongeveer
het inkomen zal zijn. In ruwe trekken hebben
we toch deze benadering wel kunnen opzetten.
We hadden er echt wel behoefte aan hierover
wat meer gegevens te hebben. En nu wij weten,
dat de doorstroming zo goed op gang is ge
bracht en zowel de woningbouwverenigingen als de ma
kelaars zich daaraan goed hebben gehouden, hebben wij
echt wel het vertrouwen, dat we met in het voor
uitzicht, dat de Woonruimtewet uiterlijk per 1 septem
ber 1971 buiten werking zal worden gesteld gezien
het contract, dat wij met de woningbouwverenigingen
hebben gesloten, gezien het goede contact dat wij heb
ben met de makelaars, de Woonruimtewet nu buiten
werking kunnen stellen. Het College heeft meermalen
in het verleden in deze Raad gezegd niet voor 1 sep
tember 1971 hiermee bij de Raad te zullen komen, ten-
zjj wij samen met woningbouwverenigingen en make
laars een vrij goed sluitende regeling konden overeen
komen, waarmee wij verder zouden kunnen. Nu heb
ben de makelaars deze spelregels niet ondertekend,
maar ze hebben zich er wel aan verbonden in die zin,
(lat ze hebben gezegd, hun uiterste best te zullen doen,
zich daaraan te houden voor zover het in hun vermo
gen ligt. Er kan van hen geen handtekening worden
gevergd, menen ze, omdat ze zelf geen baas maar zet
te zijn en uiteraard moeten doen wat hun opdracht
gevers vragen. Maar hun medewerking hebben ze toe
gezegd. En wij hebben hierin vertrouwen. Zou de heer
Knol nog meer gegevens willen hebben, dan is het mis
schien mogelijk een en ander nog eens te bekijken ook
ia het kader van de Commissie voor het Woningbedrijf,
ook al om te zien in hoeverre we bij kunnen blijven
met de cijfermatige gegevens. Ik heb de hoop, dat hij
au wel weet wat onze bedoeling is.
De heer Knol heeft voorts gevraagd of de organen
van maatschappelijke zorg ook in de samen te stellen
commissie vertegenwoordigd zullen zijn. Al sinds en-
Me jaren, m.n. na de huurliberalisatie, maar toch ook
al daarvoor, wordt meer zorg besteed aan de maat
schappelijke begeleiding in het kader van het huisves
tingsbeleid en ik heb alle lof voor de wijze waarop
men op het Bureau Huisvesting geleidelijk aan meer
aandacht is gaan besteden aan deze begeleiding, vooral
ook in verband met kwesties rond renovatie en amo-
vatie. De woningen die daarvoor in aanmerking komen,
m de gezinnen zijn praktisch allemaal geïnventari
seerd. We weten wat soort mensen het zijn, wat de
mensen doen voor de kost, we kennen de gezinssamen
stelling. We weten welke de consequenties zijn, als we
renovatie- en amovatiemaatregelen gaan treffen. Als
aet zover is, zullen we graag vroegtijdig met de men
sen zelf overleg plegen. We zullen hen bepaald niet
overrompelen. We stellen het bijzonder op prijs, dat de
mensen er van weten en dat ze zo mogelijk een tikkel
tje inspraak krijgen. De heer Knol vraagt of het mo-
?elijk is geheimhouding te betrachten m.b.t. art. 5,
Ptfflt 2. Ik kan hem zeggen, dat dat voor zover dat
enigszins mogelijk is wel het geval zal zijn. Vandaar
ook hebben wij gemeend de commissie te moeten be
perken tot een klein aantal mensen. Iedere woning
bouwvereniging en ook de Gemeente wordt door één
man vertegenwoordigd. Die mensen moeten het werkrmet
hun zevenen kunnen doen. Zij kunnen voor zover nodig
i.z. moeilijke sociale gevallen en dat zal men ook
doen - zoveel mogelijk de betreffende instanties op
maatschappelijk gebied inschakelen en mocht dat niet
mogelijk zijn, dan zullen zij de Sociale Dienst bij het
werk betrekken. De samenwerking is bijzonder ple
zierig en ik heb het idee, dat, m.n. wanneer het ele
ment van het verlenen van vergunningen dat nogal
veel tijd kostte straks van de baan is, men zich nog
meer zal gaan toeleggen op de maatschappelijke en
sociale begeleidingstaak, want wij hebben er ten zeer
ste belang bij, dat die taak duidelijk uit de verf komt.
De heer Janssen heeft een vraag gesteld over art.
3, lid 2, betreffende renovatie- en amovatieplannen,
sanering en reconstructieplannen. Ik wil hem wel toe
zeggen, dat wij gevolg zullen geven aan zijn sugges
ties, want de kwestie zit ons ook hoog. We hebben
t.a.v. hoe het niet moet ons lesje wel geleerd. Ik geloof
dan ook, dat wij ons best zullen moeten doen te laten
zien hoe het dan wel kan en wij zullen er naar streven
het goed te doen op de wijze zoals door de heer Jans
sen is gevraagd. Wat betreft voorlichting aan de be
woners, ais wij zicht hebben op de stand van zaken,
steilen wij ons voor de betrokkenen gezamenlijk uit te
nodigen voor een bespreking en dan het nodige mede
te delen. Betreffende de complexen woningen die het
eerst aan de beurt zijn, hebben wij al mededeling ge
daan aan de bewoners, toen wij hen toch over de huur
prijs moesten inlichten en ik heb het idee, dat men
hierop gunstiger reageert dan op huurverhoging, het
geen op zich niet onbegrijpelijk is.
Ik skeakelje nou op Frysk oer om de hear Miedema
to antwurdzjen. Ik haw al it ien en oar sein oer de
oantallen wenningen, hwer't it om giet. Hwat de hier-
priis fan f 127,50 oangiet, witte Jo, dat wy oanknoopje
by hwat oant nou ta brüktme wie yn it oerliz mei de
wenningbouforienings en dit bidrach slüt oan by de
f 110,fan maert 1967 en dy hierpriis forheegje wy
oan de han fan de hierforhegingen. De folchoarder a,
b, c en d yn art. 5 is net in kwestje fan urginsje, mar
gewoan in opneamen fan punten dy't urgint binne.
Hokker punt oan de oarder komt, hinget fan de saek
óf, dy't üs foarlein wurdt.
Mijnheel' Van Haaren heeft gezegd, dat hij de in
druk heeft, dat de laagst-betaalden hier niet goed aan
hun trekken komen. Ik wil dat toch bestrijden. Het is
juist voortdurend de bedoeling bij het Bureau Huis
vesting m.n. de zorg uit te strekken over die mensen,
die bescherming zo nodig hebben, dus de mensen met
een inkomen beneden f 700, - per maand. Voor hen
willen wij graag de woningen reserveren beneden de
huurprijs van f 127,50 en wij doen daarvoor ons uiter
ste best en ik heb de indruk, dat wij in dit opzicht, in
vergelijking tot tal van andere gemeenten, toch wel
voorop lopen. Gelet op de ervaringen, die ik elders op
gedaan heb, mag ik dat hier ook nog wel eens zo stel
len. Over de aantallen woningen van particulieren bent
U al ingelicht. Als U mij vraagt hoe de percentages
betreffende de huurprijs bij die woningen liggen, zou
ik U dit willen zeggen Van de woningen die ge
bouwd zijn met een rijkslening, dat zijn dus 10.241
woningen, weten wij, dat daarvan ongeveer 67% een
huurprijs beneden f 127,50 en ongeveer 33% een huur
prijs van f 127,50 doen. Als wij dit schema ook aan
houden voor die 5.319 particuliere woningen, dan be
tekent dat, dat de 18,6%, die de particuliere huurwo
ningen uitmaken van het totale woningbestand, wordt
gevormd door 12% woningen met een huurprijs bene
den en 6,6% woningen met een huurprijs boven f 127,50
per maand. Maar dat is een uitkomst die gebaseerd is
op een veronderstelling, dus daar kan ik mijn hand
niet voor in het vuur steken. De normen die de Minis
ter van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening han
teert, komen ongeveer neer op 16 a 17% van het bruto
inkomen. Daarvoor is een schaal samengesteld en als
U die zou willen zien, dan kunt U die wel eens krijgen.
I.v.m. het onderzoekrapport betreffende een eventuele
deelnemer wordt in eerste instantie aan een betrokkene