8 9 een bezoek gebracht door de mensen van Bureau Huis vesting. Maar voor zover het geval een maatschappe lijke pegeleiding vraagt hetgeen lang niet altijd nodig is wordt zoveel mogelijk inschakeling van de betreifende instanties toegepast en voor zover er op dat gebied geen levensbeschouwelijke instantie aanwe zig is, wanneer iemand met in een bepaalde groep kan worden ondergebracht, is de Sociale Dienst beschikbaar en er is bij die dienst een speciale man aangewezen voor dat werk. Voor zover dat uitmondt in bijv. het toewijzen van een woning, krijgen de mensen daarvan uiteraard bericht, maai' als men gegevens verzamelt om daarop het beleid te baseren, dan hoort men daarvan wel als het zover is. De heer Eijgelaar heeft een opmerking gemaakt over art. 8, lid 1. In het concept was die termijn van drie jaar destijds opgenomen. Ik verklap geen geheim, dat het met betrekking tot deze spelregels niet zo gemak kelijk is geweest tot overeenstemming te komen met de woningbouwverenigingen. Uiteindelijk heeft men gevraagd of het mogelijk was de spelregels voor twee jaar toe te passen. Wij hebben daartegen van onze kant toen geen bezwaar gemaakt. Het is een „slip of the pen" dat die periode van drie jaar is blijven staan. Maar de heer Eijgelaar zegt volkomen terecht, dat een overeenkomst is gesloten voor twee jaar. Dat is een toezegging van onze kant geweest. Mevr. Dijkstra informeert hoe het met de huren zit. Ik dacht, dat dat een ander punt was, dan hier nu aan de orde is. Het gaat hier meer om het huisvestingsbe leid. De huui'bescherming is evengoed wel aanwezig, hoewel die sinds de huurliberalisatie van 1 september 1969 wat anders geregeld is. De huurder zit niet zon der beroepmogelijkheden, mits hij weet hoe hij moet handelen en mits hij weet wanneer hij te maken heeft met een huurverhoging waar hij zijn recht moet zoeken. Wanneer het iemand betreft die in een huurwoning van de Gemeente zit, brengt dat geen pro blemen met zich, want dan kan hij altijd terecht, het zij bij het Gemeentelijk Woningbedrijf, hetzij bij de Wethouder. Daar kan hij alle inlichtingen krijgen. Voorzover het andere woningen betreft, zou hij zich het beste kunnen wenden tot de huuradviescommissie, die graag over dit soort zaken inlichtingen verstrekt en voorlichting geeft. Maar de buitenwerkingstelling van de Woonruimtewet in Leeuwarden betekent be paald niet, dat men als huurder minder bescherming zou genieten dan op het ogenblik het geval is. Maar het betreft hier twee afzonderlijke gevallen. Het voor stel aan de Raad gaat over het huisvestingsbeleid en dat is iets anders dan de huurbescherming. Die hield verband met de huurliberalisatie, maar die hebben we al gehad. De heer Knol: Ik kan me wel verenigen met de suggestie van de Wethouder de vragen die ik heb ge steld exact via de Commissie voor het Woningbedrijf te beantwoorden. T.a.v. mijn verzoek de samenstelling van de nu in te stellen commissie uit te breiden met iemand uit de kringen van de maatschappelijke zorg zou ik willen vragen of er bezwaren bestaan tegen een dergelijke uitbreiding. Verder zou ik U willen vragen, of de geheimhouding, waarover ik heb gesproken, dwin gend is voorgeschreven. De heer Van Haaren: Wij waren aanvankelijk voor nemens de aantekening te vragen tegen te hebben ge stemd, maar het betoog van Wethouder De Jong heeft ons in zoverre overtuigd, dat wij het voorstel van B. en W. ook wel willen steunen. Ik wilde toch nog even terugkomen op het punt van het onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de woningzoekenden. U zegt, dat de mensen, als ze een huis toegewezen krij gen, weten wat het resultaat van het onderzoek is. Ik zou er toch met klem bij U op aan willen dringen zo veel mogelijk de mensen toch ook te informeren waar om ze niet in aanmerking komen voor een woning. Ik geloof, dat het bijzonder belangrijk is, dat er een open relatie bestaat tussen de onderzoeker en degene, die object van onderzoek is en dat die enigerlei informatie krijgt, ook wanneer hij geen woning krijgt toegewezen. De heer De Jong (weth.)Ik dank de heer Knol voor zijn toezegging mee te willen werken, dat de za ken die hij heeft aangeroerd, nog eens worden beke ken in de Commissie voor het Woningbedrijf. Over de kwestie van de uitbreiding van de in te stellen commissie met mensen uit de kring van de maatschappelijke zorg zou ik dit willen zeggen: Voor zover deze mensen bij het werk van deze commissie betrokken zijn, worden ze ingeschakeld. Maar ik kan mij voorstellen, dat het wel bezwaren zou kunnen op roepen, als wij terwijl dit een overeenkomst is die wij met veel moeite met zes woningbouwverenigingen tot stand hebben gebracht via een verzoek uit de Raad toch maar gaan bepalen, dat bepaalde mensen uit de kring van de maatschappelijke zorg lid van die commissie moeten zijn. Voor zover het uitvoerende werk als zodanig dat vraagt wat lang niet bij alle gevallen die in de commissie ter sprake zullen komen, nodig zal zijn krijgen die maatschappelijke orga nen de volle ruimte. Voor zover wij het zelf kunnen doen, doen we dat. Wij zullen van onze kant deze zaak nauwlettend in de gaten houden, want uiteindelijk is de zorg van de heer Knol, dat deze maatschappelijke begeleiding niet tussen de wal en het schip mag ko men, ook de onze. Ik heb juist het gevoel, dat we hier mee goed op gang komen, meer dan in het verleden, toen het een kwestie was van norm op norm en regel op regel stellen, waaraan men zich dan maar te hou den had. Hield men zich daaraan niet, dan kwam men er niet zo gemakkelijk uit. Toen was de nood ook veel groter. Nu die vermindert, zijn we er druk mee bezig èn het persoonlijke aspect èn de persoonlijke nood meer belangstelling te geven. Ik zou de heer Knol willen vragen met mijn toezeg gingen genoegen te nemen. Laten wij zo in zee gaan en het voor twee jaar proberen. Wij zullen de wens om de maatschappelijke organen goed bij het werk in te schakelen wat ook al gebeurt, wanneer dat enigs zins mogelijk is nog eens flink onderstrepen en ter kennis van de betreffende commissie brengen. (De heer Vellenga: Ik zou het zeer op prijs stellen, dat de Wet houder het gevoelen, dat op dit punt in de Raad leeft, doorgeeft aan de andere partners in dit overleg, omdat zowel in de technische- als in de maatschappelijke werkvlakken natuurlijk een bepaalde vorm van voor bereiding plaats heeft, want op een bepaald moment vindt op de basis daarvan toch een beslissing plaats in deze commissie en daarin zou ik dit element toch graag vertegenwoordigd willen zien. U bent op dit mo ment gebonden aan de verhoudingen, zoals die nu zijn vastgelegd, maar ik geloof, dat meerdere leden van deze Raad dit aspect en hoe kleiner de groep wordt, hoe sterker dit gaat spreken; daarvan moet U zich goed rekenschap geven met klem onder de aandacht van Uw partners gebracht willen zien. Ik stel mij voor, dat die daar ontvankelijk voor zullen zijn. En als U het zo brengt, als U de zaak hier verdedigt, dan hebt U alle kans.) Ik ga van harte gaarne akkoord, want de heer Vellenga trapt een open deur in als hij hiervoor pleit. De zaak zit ons ook hoog en wij zullen ons best doen. Maar ik zou graag toestemming willen hebben - voor wat dit punt betreft ons aan te sluiten bij het contract. In de uitwerking van de spelregels zal ik mijn uiterste best doen hier aandacht aan te besteden en kan het er nog in, dan komt het er in, maar dat is vers 2. Het dwingend voorschrijven van de geheimhouding is ook een dergelijke zaak. Alle woningbouwverenigin gen hebben hun eigen verantwoordelijkheid en die kun nen we moeilijk dwingend geheimhouding opleggen Uiteraard is het logisch, dat men hier niet te veel mensen bij betrekt. En als die geheimhouding ook van uit de Raad nog eens flink ondersteund wordt, ga ik daarmee akkoord, maar dit aspect zit tot nu toe ook al in dit werk besloten. Men loopt er niet mee te koop Ik zou willen voorstellen hiermee te handelen als b. het vorige punt. Ik zal dit van mijn kant nog eens dui delijk onderstrepen en zal ook eens steekproeven ne men hoe de zaak op dit punt verloopt. Ik wil dit graag doen, maar het is de vraag of men dit van onze kant wil accepteren. Het is een overeen komst tussen zeven partijen die het eens zijn geworden (De Voorzitter: Formeel kunnen wij geen geheimhou ding opleggen. We moeten vertrouwen, dat de part ners de spelregels in acht nemen.) Ik wil de vrees va- de Raad wel overbrengen aan de partners om het klem mende beroep, dat de heer Knol op ons heeft gedaan, nog eens te onderstrepen. Ik wil de heer Van Haaren niet toezeggen, dat de mensen die object van onderzoek zijn, zoveel mogelijk een gemotiveerd bericht omtrent eventuele afwijzing- zullen krijgen. Ik weet hoe moeilijk dergelijke zaken liggen. Als men daarmee begint, beginnen de moeilijk heden pas. Men kan in een persoonlijk gesprek vaak veel aan de mensen vertellen, maar om nu precies uit te leggen waarom een bepaald iemand geen woning heeft gekregen en zijn buurman wel, dat is een moei lijke zaak. En daarom zou ik veel liever de klem willen leggen nu we daartoe meer de gelegenheid krijgen op het persoonlijk bezoeken van de mensen, zodat die weten wat er gebeurt voordat er beslissingen wor den genomen en weten welke kant we op willen. Dan wordt het minder een papieren geval, maar meer een van persoon tot persoon geleid onderzoek. Ik dacht, dat daardoor een goede gang van zaken wordt bevorderd. Haar vraagt U van mij een gemotiveerd antwoord op alle verzoeken om huisvesting want we hebben nog woningnood vandaag-de-dag dan durf ik dat niet toe te zeggen. Hoewel ik de vraag van de heer Van Haaren heel goed kan begrijpen, lijkt het mij irreëel dat te doen. De Voorzitter: Verlangt iemand stemming? (De heer Heidinga: Wordt in art. 8, lid 1, drie in twee veranderd?) Ja, dat zal veranderd worden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het monde ling door de Voorzitter gewijzigde voorstel van B. en W. Punten 13 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 397, 429, 398, 399, 100, 407 en 406). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. 1'unt 20 (bijlage no. 422). Mevr. Bakker-van Diermen: Ik vind het prettig, dat iemand, die voor de eerste keer in de Raad het woord voert, kan beginnen met een_ positieve beoordeling na mens de fractie. Wat hier voor ons ligt: het verstrek ken van beheersbevoegdheden aan de commissie voor ie Gezondheidszorg, vinden wij een bést voorstel. Het past geheel in onze gedachten over het verder demo cratiseren van besturen, waarbij via raden en com missies raadsleden en burgers regelrecht betrokken worden bij het werk in de gemeente. Onze fractie vertrouwt erop, dat de leden van de commissie, gesecundeerd door de medisch deskundige staf, tot goede beleidsbeslissingen zullen komen. Het zal ongetwijfeld een zware taak zijn. Wij hopen op een goed samenspel tussen alle betrokkenen. De hear Jansma: Ik wol my graech oanslute by hwat mefr. Bakker sein hat, mar ik haw noch in fraech oangeande art. 4, lid a. Dêryn stiet, dat de kommisje foech krijt yn in oantal saken, mar dat hja kar halde moat oan neijer troch B. en W. fêst to stel len rjochtlinen. Kinne B. en W. ek sizze, hokker rjocht- linen dat wurde sille Binammen soe ik graech witte wolle, oft de kommisje foar it organisearre oerliz hjir ek ynskeakele wurde sil, nou't it giet om de rjochts- posysje fan in oantal amtners. My tocht hast fan wol, mar kin it Kolleezje my dan ek sizze, hoe't it yn de praktyk réalisearre wurde sil? De heer Ten Brug (weth.)Ik wil gaarne namens het College mijn erkentelijkheid betuigen voor de woor den, die mevr. Bakker over dit voorstel heeft gespro ken en waarbij de heer Jansma zich heeft aangesloten. Deze laatste heeft een paar vragen gesteld over art. 1, sub a. Ik heb begrepen, dat het eerste gedeelte wel duidelijk is: De bevoegdheden m.b.t. de benoemingen enz. en de rechtspositieregeling van een aantal perso neelsleden, genoemd in de schalen, berusten bij de commissie. Benoeming in de hogere rangen (stafran gen) is een zaak van B. en W„ benoeming van directie leden een zaak van B. en W. en Raad. Dan staat daar bij, „dat de door B. en W. nader vast te stellen richt lijnen dienen te worden opgevolgd." Formeel gelden uiteraard ook voor deze commissie de rechtspositie regelingen, die de Raad heeft vastgesteld. Maar er kunnen door B. en W. ook intern richtlijnen worden opgesteld m.b.t. de toepassing van bepaalde rechtspo sitieregelingen, het promotiebeleid enz. en dit soort richtlijnen zal aan de commissie worden doorgespeeld, opdat we niet een te grote discrepantie krijgen tussen personeelsbeleid (benoemingen en toepassing van re gelingen) en het beleid in andere sectoren van de Ge meente en deze dienst. En dat is eigenlijk de inhoud van dit artikel. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 401). Mevr. Dijkstra-BethlehemIk ben blij, dat ook het gemeentepersoneel in aanmerking komt voor de uit kering van de f 400,maar toch wil ik mijn teleur stelling erover uitspreken, dat de regering ook nu erin geslaagd is een z.g. trend-berekening toe te passen. Ondanks dat de centrale van het overheidspersoneel zich tegen de trend-berekening heeft uitgesproken, is men om praktische redenen akkoord gegaan. Welke deze praktische redenen zijn, weet ik niet, maar wel zal, als deze trend-berekening slecht uitvalt, de kans blijven bestaan, dat het gemeentepersoneel minder krijgt dan de nog in het vooruitzicht gestelde f 200, De heer De Jong (weth.): Ik zou de opmerking van mevr. Dijkstra als een soort motivering van haar eigen standpunt willen zien. B. en W. hebben gemeend zich te moeten houden aan het standpunt, dat landelijk, door het Centraal Orgaan, is ingenomen en waarmee dus uiteindelijk ook de vakorganisaties akkoord zijn gegaan. Ik meen, dat van onze kant niet anders ver wacht zou kunnen worden dan dat we ons daaraan conformeren. Maar dat wil niet zeggen, dat mevr. Dijkstra haar eigen standpunt niet mag vertolken. Dat heeft zij duidelijk gedaan. En daarvan hebben we dus kennis kunnen nemen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 408). Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik kan mij met dit voor stel tot schaalverhoging wel akkoord verklaren. Ik zou echter willen opmerken, dat door de steeds door gevoerde procentuele loonsverhogingen het verschil tus sen de hoogst- en laagstbetaalden al maar groter is geworden. En in verband daarmee zou ik wel een voor stel van B. en W. tegemoet willen zien, waarin vooral aandacht besteed wordt aan de laagstbetaalden. Mijn gedachten gaan daarbij uit bijv. naar het afschaffen van de derde en vierde loongroep van het gemeente personeel. De Voorzitter: Ik dacht, dat dit punt op het mo ment niet aan de orde is. U kunt dit in de begrotings zitting wel aan de orde stellen. Het hangt niet samen met dit voorstel. De hear Jansma: Neffens dit ütstel fan B. en W. sil in oantal gemeente-amtners as gefolch fan taekfor- swierring in heger salaris krije. De Ried moat hjir- oer bislisse en üs fraksje kin har stim hjir ek wol oan jaen, omt wy it normael fine, dat immen, dêr't mear fan frege wurdt en dy't mear forantwurdlikheit kri- get, op 'e ein fan 'e moanne dat ek fornimme kin. Us fraech is noch wol: Folget üt dit ütstel fan B. en W. teffens, dat foar minsken yn de legere rangen, dy't nou ek in sadanige taekforswierring krije of moog- lik al krige hawwe, ynpassing yn in hegere skael ne- dich is? En as dat sa is, kómme hja dan ek yn in he gere skael? Us tinkt, dat soks fansels sprekt, mar soms keart de wal it skip en nou't der yn 'e wurk- nimmerskringen hjoed-de-dei nochal hwat ünrêst is en makke wurdt, liket it üs goed ta, dat it Kolleezje hjir dochs hwat fan seit. Ik bidoel net oer dy ünrêst en oer it promoasjebilied; it giet der allinnich mar om: Binne der op dit momint amtners, dy't as gefolch fan dit ütstel op deselde en soartgelikense grounen foar yndieling yn in hegere skael yn oanmerking komme en as dat sa is, kin dat foar harren dan ek 1 janne- waris 1971 yngean?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 6