-
12
deze Kaad al eens aan de orde is geweest is de
kleibouwstreek. Ook in deze streek hebben de gemeen
ten Wonseradeel tot en met Kollumerland de ge
hele noordrand van onze provincie dus bij herhaling
deze problematiek besproken, ook in een aantal ge
sprekken met de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten. Ook die groepering stond op het standpunt de
V.N.G. de opdracht te geven in dat gebied na te gaan,
of er al of niet aanleiding zou zijn om te komen tot
een bepaalde gewestvorming.
Ook in de vergaderingen van de burgemeesters van
Leeuwarden en omringende gemeenten en tevens
al verschillende keren in de Gemeenteraad van Leeu
warden is dit punt, zij het meer ter oriëntatie, re
gelmatig aan de orde geweest, evenals in een tweetal
vergaderingen van de Colleges van B. en W. van
Leeuwarden en de omringende gemeenten. Bij de ge
sprekken van deze Colleges z(jn vertegenwoordigers
van het betreffende bureau van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten aanwezig geweest. Die heb
ben ons met hun kennis en inzicht ook voorlichting
gegeven over de ervaring, die zij elders in het land
met de problematiek van de gewestvorming reeds
hadden opgedaan.
Wij zijn nog niet bij de Raad gekomen met een be
paald voorstel. Wij hebben wel gezegd, dat er een
grote kans op zou kunnen zijn, dat we in de toekomst
in Leeuwarden en omgeving toch wellicht ook tot een
dergelijk nader onderzoek zouden moeten komen. Wij
hebben in de discussies met de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten de vraag gesteld, of het haar
ook mogelijk was ons eerst meer globale informatie
te geven, voordat wij eventueel in Leeuwarden en de
omringende gemeenten in de Raden zouden komen met
een voorstel om een dergelijk onderzoek in te stellen.
De V.N.G. heeft zich bereid verklaard een vrij globaal
rapport voor ons op te stellen en daarvoor behoefden
wij geen geld te betalen, onder één belangrijke voor
waarde, n.l. dat wij zelf op onze secretarieën materiaal
zouden verzamelen. En dat hebben wij gedaan. Daar
hebben wij een aantal maanden de tijd voor gehad.
Alle omringende gemeenten hebben aan die verzame
ling van materiaal meegewerkt, maar bovendien Fer-
werderadeel, Het Bildt, Rauwerderhem en Dantuma-
deel, dus in een vrij grote area zijn volgens een be
paald patroon gegevens verzameld; deze zijn op de
secretarie van Leeuwarden gebundeld en gerangschikt
en in bepaalde tabellen ondergebracht. Dat materiaal
is naar Den Haag gegaan en de V.N.G. schrijft nu voor
ons het commentaar. Dit alles was dus al aan de
gang, toen het provinciaal rapport verscheen. Dat
wil ik in alle duidelijkheid zeggen. Wij waren ermee
bezig. Stap voor stap zijn wij in dit stadium gekomen.
Onze bedoeling was geweest en is het natuurlijk
nog om, wanneer dat rapport er straks is, opnieuw
met elkaar te overwegen, of het niet van belang zou
zijn ook in Leeuwarden en wijdere omgeving te ko
men tot een dieper inzicht in de problematiek
van de gewestvorming. Op drie plaatsen was men
dus al min of meer bezig. Toen kwam dit provinciaal
rapport. De afdeling Friesland van de V.N.G. was
tegelijkertijd tot de conclusie gekomen, dat het
goed zou zijn met alle gemeenten deze problematiek
eens door te nemen, niet om het provinciaal rapport
in deze grote kring in discussie te brengen. Zij had
n.l. ook gesignaleerd, dat in verschillende gebieden van
onze provincie de wenselijkheid was gebleken nadere
gegevens te verzamelen en beter georiënteerd te zijn
over de problematiek van de gewestvorming. Toen is
in een vergadering, die de afdeling Friesland van de
V.N.G. heeft belegd en waaraan alle Friese gemeen
ten hebben deelgenomen, de problematiek uitvoerig be
sproken en daar kwam een bijzonder groot aantal ver
tegenwoordigers niet allemaal uit onze gehele
provincie tot de conclusie, dat het een goede zaak
zou zijn met elkaar zo'n nader onderzoek te doen in
stellen en dat het een beetje jammer zou zijn, als er
drie of vier onderzoeken, die op een gedeelte van Fries
land betrekking zouden hebben, naast elkaar en min
of meer tegelijkertijd aan de orde zouden worden ge
steld. Ook van de zijde van de V.N.G. heeft men ge
steld, dat het veel zinvoller zou zijn, dan maar ge
heel Friesland in de studie te betrekken, want ergens
overlappen de gebieden elkaar natuurlijk ook en heb
ben ze met elkaar te maken. Dan zou men het gron
diger en ook logischer kunnen aanpakken en er een
beter geheel van kunnen maken. Dat is de reden, dat
de afdeling Friesland van de V.N.G. het initiatief heeft
genomen alle gemeenten heeft aangeschreven
om te komen tot een onderzoek, waaraan alle gemeen
ten zouden gaan deelnemen.
Is het nu in samenhang met het provinciale rap
port een goede zaak, dat wij proberen nog weer tot
een rapport te komen naast het provinciale? In alle
openhartigheid meen ik daar „ja" op te moeten ant
woorden en wel om de volgende reden. Wij snijden hier
een probleem aan, dat van grote betekenis is, niet
alleen economisch. Dit grijpt diep in. En de mensen
in alle gemeenten van onze provincie zijn zeer ge
ïnteresseerd in wat hier gaat gebeuren. Men kan niet
zo maar herindelingen maken, zonder dat er diepgaand
over wordt gepraat. En zodra deze problemen in dis
cussie komen, doemen talloze vragen op en het is niet
gemakkelijk op die vragen een concreet antwoord
te geven.
Nu kom ik weer tot het provinciaal rapport. Ik moet
dit wel even stellen, om te verdedigen, waarom een
nader onderzoek werkelijk gewenst is. Hoe men ook
over dit rapport denkt, het is jammer, dat de proble
matiek van de gewestvorming daarin niet grondiger
en uitputtender aan de orde is gesteld. Want of men
nu voor of tegen gewestvorming is, het is een pro
bleem, dat op ons af stormt. Het is geen Fries pro
bleem. Wij komen zelfs achteraan in het noorden van
het land. In het westen en in het zuiden van het land
zijn op het ogenblik al diverse gewesten zich aan het
uitkristalliseren. En ik geloof, dat wij, als wij zinvol
willen praten over herindeling van de gemeenten, dit
niet kunnen doen los van de problematiek van de ge
westvorming. Als men daar goede discussies over wil
hebben in de gemeenteraden en als daar hearingen
e.d. over gehouden zullen worden dat zal stellig ge
beuren dan kan men dit niet alleen maar emotio
neel benaderen, maar moet men dit ook zakelijk be
kijken. Dan moeten wij weten, welke de verwevenheden
zijn, die bezig zijn zich te voltrekken. Wat zijn de
problemen, die men met elkander zou moeten aan
pakken en over welke area's zou zich de gewestvor
ming moeten uitstrekken? Men kan zonder meer stel
len, dat men daarvoor nodig heeft een goed onderzoek
en een goed rapport.
Nu is de vraag gesteld, of de V.N.G. hiervoor vol
doende geëquipeerd is. Ik dacht, dat ik daar volmon
dig „ja" op kan zeggen. De V.N.G. heeft een speciaal
bureau met bijzonder deskundige knapen ik heb
herhaaldelijk contact met hen mogen hebben die
overal in den lande hiermee bezig zijn en die ook een
opleiding hebben genoten, die een goede aanpak
waarborgt. Maar ze hebben bovendien al een enorm
stuk ervaring. Want ze hebben meegewerkt aan de
totstandbrenging van gewesten op verschillende plaat
sen in den lande door rapportering en het in gang zet
ten van de zaak.
De heer Vellenga heeft de contacten met de Pro
vincie aangesneden. Ik geloof stellig, dat de afdeling
Friesland van de V.N.G. heel nauw samenwerkt met
de Provincie. Het provinciaal rapport ligt er en dat
kunnen we niet dat wil ook niemand zonder
meer ter zijde stellen. Ik dacht, dat ook dit rapport,
dat door een provinciale commissie is uitgebracht,
straks mede een bouwsteen kan vormen voor de ver
dere discussies, die plaats moeten hebben. En het is
niet de opzet die schijn mag het ook niet hebben
een soort tegenrapport van de kant van de gemeenten
uit te brengen om datgene wat door de Provincie tot
stand is gebracht in haar rapport, weer te niet te doen.
Daar is geen sprake van. We willen alleen materiaal
hebben, waarover we met elkaar kunnen discussiëren
en waarmee we elkaar kunnen overtuigen ter zake
van de vraag, of er al dan niet iets moet gebeuren.
En als er dan wat moet gebeuren, moeten we ook dui
delijk kunnen zien wat dat dan moet zijn. Het is een
moeilijke zaak. Ik geloof dus zeker, dat er een nauw
contact moet worden onderhouden met het Provinciaal
Bestuur. En dat heeft in Friesland ook altijd bestaan.
Over de vraag, die de heer Engels stelde, n.l., of de
Provincie mee zou moeten betalen, is uitvoerig ge
discussieerd in het kader van de afdeling Friesland van
de V.N.G. Er is ook gevraagd, wat de ervaring elders
was. En het voorstel dat hier ligt, is gebaseerd op
wat elders in den lande tot dusverre heeft plaats ge
had. Daar waar gemeenten met elkaar een onderzoek
hebben doen instellen om te komen tot gewestvorming,
heeft de centrale overheid tot dusverre gesubsidieerd
op basis van het percentage, dat in de raadsbrief is
genoemd. Wij mogen dus, als wij in Friesland tot een
dergelijk onderzoek besluiten, in redelijkheid aanne
men, dat de Regering ook ons dat subsidie zal ver
strekken. Er is geen enkele aanleiding te veronder
stellen, dat men dit voor Eindhoven en Limburg wel
zou geven en voor Friesland niet. Wij hebben deze
kennis van de V.N.G. en die heeft ons geadviseerd
over de wijze waarop wij het subsidie dienen aan te
vragen. En zij zegt: als U het goed aanpakt, krijgt U
het ook wel. (De heer Engels: Weet U ook, of men
elders van provinciewege heeft gesubsidieerd?) Nee,
het is mij alleen maar bekend, dat gemeenten die erbij
betrokken waren, hebben betaald, en dat het Rijk heeft
gesubsidieerd. Er zijn mij geen voorbeelden bekend,
dat ook provincies hebben gesubsidieerd.
Is het bedrag van f 400.000,enigszins concreet
Ook die vraag heeft de heer Engels gesteld. Komen
wij populair gezegd straks niet voor de verras
sing te staan, dat dit het dubbele kost, om maar iets
te noemen? Een begroting is er op dit moment niet,
hoewel we die stellig kunnen krijgen, maar de V.N.G.
ik heb het al enige keren genoemd in mijn be
toog heeft een stuk ervaring op dit terrein en de
cijfers, die ze heeft gegeven, zijn gegrond op de er
varing die ze elders heeft opgedaan. Daar mag de heer
Engels dan voor geven wat hij wil, ik heb niet de in
druk, dat we straks voor de verrassing van dubbele
kosten komen te staan, tenzij we zoveel zouden opdra
gen, dat men het voor dit bedrag niet zou kunnen
doen. Maar daar zit de Raad zelf levend bij.
De kwestie van de begeleidingscommissie is in be
handeling bij de afdeling Friesland van de V.N.G. Ik
geloof wel, dat er een soort begeleidings- of contact
commissie moet komen, alleen moet men daar wel een
grote mate van voorzichtigheid mee betrachten. Als
men wie dan ook personen aan welke gemeente dan
ook verbonden daarbij betrekt, laadt men vrij snel
de schijn op zich, dat die mede bepaalde suggesties
hebben beïnvloed. Ik dacht, dat we er zoveel moge
lijk op moeten werken, dat de deskundigen van de
V.N.G. dat is ook de opzet hier veel moeten ko
men en hier ter plaatse moeten praten met bepaalde
personen om het materiaal te krijgen, dat ze in hun
rapport zullen verwerken. Maar er zal natuurlijk wel
een bepaalde contactgroep moeten zijn, waarmede de
genen, die de studie gaan verrichten, kunnen spreken.
Wel is natuurlijk een punt, waarop de heer Vellenga
heeft gewezen, hoe pakken wij dit verder aan i.v.m.
het rapport van de Provincie. Ik heb in mijn toespraak
aan het begin van de vergadering een bepaalde sug
gestie gedaan, maar de Raad zal tot de conclusie moe
ten komen, öf wij het Provinciaal Bestuur antwoord
geven op dat rapport vóór 1 juli en zo ja, welk ant
woord.
Ik dacht, dat, als de Raad zou besluiten het onder
zoek te doen instellen, het dan ook een goede zaak
is te komen tot een raadscommissie, die deze kwestie
kan voorbereiden, voordat de Raad tot een decisie
komt. (Stem: De zoveelste commissie.) Ja, inder
daad, de zoveelste, maar het is belangrijk genoeg.
We moeten n.l. een groepje hebben, dat eens bij elkaar
kan komen, als dat ten tijde van het onderzoek nodig
zou blijken. Hoe zo'n commissie moet worden samen
gesteld Daarover zou ik bijzonder graag eens een
oriënterend gesprek met de fractievoorzitters hebben.
Die kunnen dat op hun beurt in hun fractie bespre
ken en dan kunnen we ongetwijfeld wel met elkaar
tot een goede conclusie komen. Ik dacht, dat wij in
dezen ook al een goede suggestie hadden gedaan in
de aanbiedingsbrief, die ondertussen al aan de Raad
is toegezonden.
Ik kan nu wel verder op het betoog van mevr.
Dijkstra ingaan, maar dat heeft weinig zin. Zij heeft
inmiddels wel begrepen, dat ik het niet met haar eens
ben. Ik ben een warm voorstander van het onderzoek
en zij gevoelt er niet veel voor. Er blijft dus een ver
schil van mening.
Ik geloof, dat ik met deze beantwoording voorlopig
wel kan volstaan.
De hear Singelsma: Ik kin my bést foarstelle, dat
mefr. Dykstra in bytsje huverich is foar dit nije ün-
dersyk en der hwat negatyf tsjinoer stiet. Yn 'e Stea-
ten krigen wy ek nochal ris rapporten yn hannen,
dêr't neat, mar dan ek neat fan op 'e hispel kommen
is. Ik kin my lykwols ek wol foarstelle, dat it Kol-
leezje graech hwat yn hannen hawwe wol as tsjin-
wicht tsjin hwat by de Provinsje oan 'e oarder is.
Wy moatte twa dingen ünderskiede: it probleem fan
'e gewestfoarming en dêrnjonken it probleem fan 'e
gemeentlike heryndieling. It binne twa aparte dingen.
It iene komt fan boppe öf en it oare miskien ek wol,
mar dat bigjint ek fan ünder op to kommen. It pro-
vinsiale rapport is basearre op de bistjürskosten per
ynwenner en ik tocht, dat soks wol in hiel wiffe basis
is. Oare motiven wurde kwealik neamd. It binne in
pear deputearren, hwat boargemasters dat dy har
ren gemeenten net opheven binne, is in tafallichheit
fansels en hwat amtners, dy't it rapport makke
hawwe. Mar ik mis de boargerij dêrby. En nou docht
it my sa goed, dat boargemaster seit: Hjir yn Frys-
lan is de boarger tige nau forweven mei syn gemeen
te, ek mei de histoaryske strukturen dêrfan. Dêrom
soe ik ik sil bislist net tsjin dit ütstel stimme
graech noch hwat nijere gegevens hawwe wolle oer de
fraech, oft de boargerij ek kend wurdt yn it proses fan
de bislütfoarming en fan de opstelling fan dat rap
port. Dat is foar my wol hiel bilangryk en ik soe dus
graech wolle, dat dit net oer üs komt, mar dat men
ek foaral fan ünder op de boargerij mei syn for-
skillende organisaesjes meidocht.
De heer Engels: Ik vind mét U, mijnheer de Voor
zitter, dat de kwestie van de herindeling en die van
de gewestvorming een bijzonder belangrijke zaak is.
Ik vind het ook een zaak, die de mensen in het vlees
snijdt. En dat betekent, dat je inderdaad niet over
één nacht ijs moet gaan, dat je er inderdaad f 60.000,
voor over moet hebben, als je de redelijke zekerheid
hebt, dat je daarvoor het maximale inzicht kunt krij
gen. Hoewel, dan loop je nog het risico, dat je het
fout doet omdat het inzicht over honderd jaar weer
beter is. Maar ik ben het met U eens: het is geen
„akkefietje". Maar wat ik nu zo vervelend vind, is,
dat, als ik vraag: „Is er een begroting?", U daarop
antwoord: „Die kan komen." Ik had nu zo graag, dat
ik met een instituut te maken had dat een globale be
groting indient, dat bijv. vijf academici één jaar inzet
a f 40.000,per stuk, is f 200.000,—, en dan blijft er
nog f200.000,over voor andere kosten. (Stem: Daar
krijg je ze niet voor.) f 40.000,voor dergelijke des
kundigen is niet te laag. Als je ze bij een universiteit
leent, kun je ze nog goedkoper krijgen. Als ik vraag:
„Is dat bureau voor deze zaak geëquipeerd?", dan
zegt U: „Ja, ik heb er meermalen contact mee ge
had; het zijn bijzonder kundige lieden." Ik zou graag
gehoord hebben: „Het zijn zoveel mensen van deze
deskundigheid en zoveel van die deskundigheid en die
kunnen dat werk verzetten." Als ik vraag: „Vindt U
niet, dat er een begeleidingscommissie moet komen?",
dan zegt U „Ik aarzel daar een beetje over." Aan
de andere kant heeft U het wel over een raadscom
missie, die het van onze kant moet begeleiden. Ik
kreeg zelfs een beetje de indruk, dat U dat al im
proviserende zei, in aanvulling op het stuk, dat hier
voor ons ligt. (De Voorzitter: Nee, het staat ook al
in de aanbiedingsbrief.) Ja, daar heeft U gelijk in; dat
is dus niet juist van mij.
Ik moet zeggen, dat ik graag gezien zou hebben,
dat wij hier voor ons kregen een stuk met een be
hoorlijke begroting, behoorlijke omschrijving van de
deskundigen, die dit onderzoek gaan doen, en een dui
delijke uiteenzetting van de wijze waarop wij deze
zaak, mede van de kant van onze Gemeente, in de
vier fasen gaan begeleiden, en over de wijze waarop
over de vier fasen, waar in het rapport sprake van
is, aan ons wordt gerapporteerd.
Als U mij de garantie geeft, dat wij hier een prin
cipe-besluit nemen, als U mij toezegt, dat U ernstig