24
25
waarbij de vraag aan de orde komt, of het huidige per
soneel ik geloof, dat we die vraag ook niet moeten
ontwijken kan voldoen aan de eisen, die nieuwe
functies zullen stellen. Gezien èn het belang van een
goed functionerende dienst èn het belang van de men
sen, die die dienst op het ogenblik bemannen met
volledige inzet bemannen is de reorganisatie
een reconstructie misschien een heel belangrijke en
tegelijkertijd een heel moeilijke zaak, waarbij de in
breng van de huidige directie, maar ook de inbreng
van objectieve derden mij erg belangrijk toelijkt. En
daarmee ontstaat een situatie, die zo moeilijk is, dat
je de zaak graag voor je uit schuift. En dat zou ik
niet wenselijk vinden. Ik dacht, dat hier inderdaad in
de komende maanen besluiten moeten worden geno
men, ook t.a.v. de reorganisatie.
Ik wilde dit vragen: Gaat de reorganisatie in de
leiding door, zijn er enige hoofdlijnen, wordt het al
leen intern geregeld of gaan ook derden een rol spelen
Blijlt de slotvraag van mevr. Bakker: Waar zijn die
f 10.000,die wij voor 1971 nog ramen, exact voor?
Zijn die voor de rapportage, die we nog verwachten,
of voor een eventueel her-inschakelen als derde van
het bureau Bosboom en Hegener
De heer Heetla (weth.)Mevr. Bakker heeft te
recht gezegd, dat niet in de stukken staat vermeld, dat
de Commissie voor de Sociale Dienst was gehoord. De
stukken waren al in de maak of al gereed, voordat ik
met de commissie kon spreken, maar het is mij eigen
lijk ook ontgaan. Daar komt nog bij, dat ik de com
missie in haar vergadering volledig over de gang van
zaken heb ingelicht, maar geen uitspraak heb
gevraagd. Dat weet mevr. Bakker wel en mevr.
Visser was daar, meen ik, ook bij. Overigens geloof ik,
dat ik ook niet in de stukken zou hebben laten opne
men, als ik eraan gedacht had, dat de commissie was
gehoord, want dan zou dat de indruk gewekt kunnen
hebben, dat zij het geheel met mij eens was.
Nu zegt mevr. Bakker: Het College wist toch wel
eerder, dat het onderzoek meer ging kosten. Er is 23
juli een rapport uitgebracht en later in augustus heeft
Bosboom en Hegener nog eens weer gezegd, dat het
onderzoek zoveel meer moest kosten. Er was dus alle
tijd voor om de Raad in te lichten. Daar zijn B. en W.
in de stukken niet meer op ingegaan, omdat zij van
mening waren, dat in de vorige vergadering door de
Voorzitter voldoende was gezegd. U kunt op blz. 22
van de notulen van 14 december 1970 lezen, dat de
Voorzitter zegt: „We hadden dus inderdaad het heeft
geen zin er omheen te draaien en ik doe dat dus ook
niet - eerder de Raad moeten informeren, dat
f 8.000,onvoldoene was om de opdracht, die dit bu
reau had voor het werk, dat het in 1970 deed." Ik wil
er nog wel aan toevoegen ik meen, dat het wel dui
delijk is gezegd, maar voor alle duidelijkheid wil ik
het nog wel herhalen dat we indertijd alle gelegen
heid voor het inlichten van de Raad hebben gehad. En
dat dit niet is gebeurd, betreurt het College. Ik kan
ook zeggen: Het is ons een beetje uit de hand gelopen.
Het bureau is ontzettend duur. Het neemt zoiets van
f 80,per uur. En dan is f 8.000,heel vlug op. Dan
worden het grote bedragen. In de vergadering van 14
december j.l. is ook al door de Voorzitter gezegd, dat
f 8.000,een aanloopje was, maar dat doet niets af
aan de zaak, dat we bij de Raad hadden moeten komen
met de informatie, dat het onderzoek veel meer zou
moeten kosten. Maar het zat in de lucht, dat de kosten
hoger zouden worden. Was het onderzoek niet afge
broken, dan zou het nog veel meer gekost hebben. Zo'n
onderzoek is nu eenmaal heel duur.
U hebt gezien, dat bij de stukken een rapport was
van, naar ik meen, april, waarin staat wat het bureau
heeft gedaan, hoe de oude structuur was en hoe men
zich de nieuwe denkt. Op blz. 7 kan men lezen, dat
het rapport Bosboom en Hegener eigenlijk parallel liep
met een rapport, dat uitgebracht is door de afdeling
Bedrijven en Controle van de Secretarie van 23 augus
tus 1966. In dat rapport zijn richtlijnen gegeven voor
de verandering van de structuur van deze dienst. Daar
kon toen niet aan worden voldaan, want er rezen aller
lei moeilijkheden met het personeel. De heer Aarts
was toen nog niet zo lang in dienst en hij zag èn met
het personeel èn met het materiaal dat hij had,
geen kans aan die structuurverandering te voldoen. Hij
geloofde er ook niet helemaal in; dat wil ik eerlijk
heidshalve er wel bij zeggen. Maar nu is hij van me
ning, dat wat het rapport aangeeft, wel uitgevoerd kan
worden. En ik hoop, dat dat ook zal gebeuren. Maar
dat zal dit in antwoord op de vraag van de heer
Engels natuurlijk nog wel moeilijkheden geven. Er
komt nog een rapport, waarin men waarschijnlijk nog
iets verder zal ingaan op de structuur, maar ook op
de administratie, met al de formulieren, die daarmee
annex zijn. De kosten van dit rapport zitten deels nog
in het bedrag van 1970, anderdeels in het bedrag van
f 10.000,— van 1971.
Over de buitendienst is men wel tot overeenstemming
gekomen. De directie is een structuurwijziging voor
gelegd; zij zal daaromtrent nog voorstellen doen en
daarin vermelden, welke personeelsleden wèl en welke
niet voor de nieuwe constellatie in aanmerking komen.
Bosboom en Hegener zullen nog aangeven aan welke
eisen voor de verschillende functies moet worden vol
daan. Het onderzoek, vooral t.a.v. de administratie, kon
h.i. niet anders gebeuren dan nadat men het enorme
formulierenpakket en alle berekeningsstaatjes had
doorgenomen. Het bureau heeft inmiddels al heel wat
formulieren veranderd, vereenvoudigd; de werkwijze
veranderd om doublures te voorkomen en ook om de
knelpunten bij de controle eruit te halen. Er zijn dus
veranderingen aangebracht, voor zover dat kon, ge
zien het personeel en het materiaal. Dat geeft moeilijk
heden met deze dienst. Het gehele onderzoek heeft
trouwens moeilijkheden gegeven. Bij deze dienst werk
ten in 1967 65 mensen, in 1968 75, 1969 80 en in 1970 is
de Raad overgegaan tot aanstelling van nog meer per
soneel. Toen werd het aantal functionarissen 90. Er
waren toen 10 vacatures. Op het ogenblik werken er
86j/2 Het aantal vacatures is dus nu 3 V2 Men heeft
ook in het rapport kunnen lezen, dat er geen gemeente
dienst is met zoveel vacatures, ontstaan door het ver
laten van de dienst en door interne taakverandering.
Het is ontzettend moeilijk mensen te krijgen met diplo
ma's op maatschappelijk terrein. Het College heeft de
laatste tijd veel promoties toegestaan en ik kan wel
zeggen, dat de voorstellen, die de directeur t.a.v. pro
motie van het personeel heeft gedaan, haast alle zijn
gehonoreerd. In januari j.l. zijn, meen ik, op twee na
alle promotievoorstellen overgenomen. Die twee be
troffen functionarissen van de administratie, die nog
niet doorgelicht is, waarvan men dus nog geen juist
beeld had kunnen krijgen. Misschien zit promotie er
hier ook nog in na de afsluiting van het rapport. Het
bureau zegt, dat men eerst het gehele formulieren
pakket doorworstelen moet, voordat men alle proble
men kan overzien.
De werkgroepen zijn ingesteld, nadat het rapport is
verschenen: een werkgroep voor de administratie, één
voor de interne dienst en ook nog een stuurgroep, on
der mijn voorzitterschap. Daar maakten ook deel van
uit de districtsverificateur van de Ver. van Nederland
se Gemeenten en een functionaris van de afd. Bedrij
ven en Controle der Secretarie. We waren het natuur
lijk niet altijd eens met de aanpak van Bosboom en
Hegener; we vonden, dat het wel eens te lang kon
duren. Dat heb ik B. en W. ook gerapporteerd en dat
rapport liep ongeveer parallel met de behandeling van
de zaak in de Raad in december 1970. En toen zat de
kat natuurlijk in de gordijnen. In januari heb ik mèt
mijn collega De Jong en ambtenaren der Secretarie die
erbij betrokken waren, weer een gesprek met functio
narissen van Bosboom en Hegener gehad. We hebben de
hele zaak daarbij weer doorgenomen en toen werd ons
ook duidelijk, dat de computer in Groningen eerder
ging draaien dan wij hadden vermoed. Vandaar, dat wij
tijdens die bespreking nogal sterk stonden tegenover
Bosboom en Hegener. We kwamen tot de conclusie, dat
de administratie moest worden ingericht voor de com
puter; anders zouden we nooit uit de narigheid ko
men. Er is een geweldige achterstand; er wordt regel
matig overgewerkt bij deze dienst. En daar moet je nu
eenmaal vakmensen voor hebben. Eerst stonden wij
dus niet zo sterk tegenover Bosboom en Hegener en
hebben wij hun onderzoek door laten gaan, ook niet
vermoedende, dat het zo uitgebreid zou worden. Maar
toen wij dus in januari zagen, dat het nog wel een
hele tijd kon duren als zij met die papiermassa's ver
der zouden werken, hebben wel hen daarmee laten stop
pen, want als we eenmaal precies weten, hoe het pro
gramma van eisen voor de computer er uit moet zien,
dan zouden we misschien de hele administratie of een
gedeelte ervan nog terug moeten draaien. Daar is een
heel goed gesprek over geweest met Bosboom en He
gener. Deze mensen hebben gedaan wat ze konden en
wij zijn van mening, dat de formulieren, die ze veran
derd hebben, voor een groot deel bruikbaar zullen zijn,
t.z.t. ook voor de computer in Groningen.
De heer Engels heeft gevraagd, of de werkgroep in
stand blijft. Dat is wel de bedoeling. Die zal bij de
afronding van het onderzoek worden betrokken en ze
zal ook van betekenis kunnen zijn voor de indeling van
het nieuwe gebouw.
Hoe de nieuwe structuur van de dienst zal zijn, heeft
men in het rapport kunnen lezen. Hoe het rapport van
de directeur van de dienst zal luiden, weet ik nog niet.
Het is natuurlijk de bedoeling, dat het ook in de Com
missie G.S.D. behandeld zal worden en dan zal de
Raad daarna, voor zover nodig, geïnformeerd worden.
De Voorzitter: Mevr. Bakker heeft nog gevraagd,
waar de f 10.000.voor nodig zijn. We hebben na
tuurlijk met Bosboom en Hegener besproken, dat we
de Raad een duidelijke indicatie moeten geven van de
orde van grootte van het kostenbedrag. Ik citeer nu
Bosboom en Hegener: „Wij ramen onze kosten voor
deze derde fase van het onderzoek" (dat is het afslui
tende onderzoek, waarover Weth. Heetla reeds gespro
ken heeft) „op ca f 10 k f 11.000,exclusief B.T.W." Dit
is uit een brief van 17 februari, dus dit kon nog niet
in de raadsbrief staan. Eerst heeft men ons dat mon
deling medegedeeld, maar men heeft dit op 17 febru
ari schriftelijk bevestigd. Wij moeten er dus op ver
trouwen, dat het werk, dat wij met Bosboom en Hege
ner hebben besproken en dat nog ter afsluiting zal
moeten gebeuren het staat los van een eventueel
volgend onderzoek, als dat zou blijken nodig te zijn
voor het genoemde bedrag zal worden verricht.
Kan de Raad akkoord gaan met het voorstel van
B. en W., waarbij dan voor 1970 een begrotingswijzi
ging wordt vastgesteld voor een bedrag van f 18.265,
Dit kon iets lager worden dan oorspronkelijk was ge
dacht. Het bedrag, dat het onderzoek in 1971 nog zal
vragen, vindt de Raad wel in een wijziging van de
begroting 1971.
Ik zou tenslotte in deze openbare vergadering nog
voor de goede orde willen zeggen, dat ik in het ge
sprek met Bosboom en Hegener duidelijk de grote te
leurstelling van dit bureau heb gemerkt omtrent be
paalde publikaties in de pers n.a.v. de discussies in de
Raad en waaruit geconcludeerd zou kunnen worden,
dat dit bureau gefaald zou hebben. Ik dacht, dat ik
toch met nadruk moet verklaren, dat daarvan geen
sprake is. Het bureau Bosboom en Hegener heeft exact
gedaan, wat het is opgedragen, heeft gerapporteerd en
heeft niets te maken met het feit, dat wij te laat het
krediet bij de Raad hebben aangevraagd. Ik geloof,
dat wij dit zeer goed bekend staande bureau onrecht
zouden doen, als wij dat niet duidelijk van onze kant
verklaarden. Daar mag geen misverstand over bestaan.
De heer Heidinga: Dat klopt niet met wat in de
vorige vergadering daarover is opgemerkt. Toen is n.l.
gezegd, dat het bureau Bosboom en Hegener een an
dere methode van onderzoek toepaste dan B. en W.
voor de geest stond. Dat staat duidelijk in de notulen.
De heer Engels: Ik geloof wel, dat dit inderdaad
gezegd is, maar dat behoeft geen veroordeling van het
bureau Bosboom en Hegener in te houden naar mijn
gevoel. Dit moest een onderzoek instellen, is op be
paalde punten gestoten en heeft bepaalde accenten ge
legd. Daaruit vloeit helemaal geen diskwalificatie van
het bureau Bosboom en Hegener voort. Namens de
fractie kan ik wel zeggen, dat wij bij de bestudering
van de stukken Uw mening delen, mijnheer de Voor
zitter. Van onze kant althans worden inhoudelijk geen
op- of aanmerkingen gemaakt op het werk van dit
bureau. Wij kunnen daar alleen via de rapportage van
kennis nemen. Wij hebben de rest niet gezien en die
kunnen we dus helemaal niet beoordelen. Waar het ons
alleen om gaat is, dat er een fout gemaakt is in het
beleid van het College. En wat ik erg belangrijk vind
ik heb dat ook in het betoog van mevr. Bakker ge
constateerd is het effectueren van wat er uit het
rapport gehaald is. (De Voorzitter: Daar ben ik niet
op ingegaan. Mijn laatste verklaring staat daar vol
komen buiten.)
De heer Vellenga: Ik heb er wel behoefte aan te
zeggen, dat de vorige keer van de kant van het Col
lege is opgemerkt en dat bedoelt de heer Heidinga
ook „Maar het onderzoek is erg tegengevallen."
Waar dan een bepaalde verklaring voor wordt ge
geven. U mag best, met alle recht van de wereld, na
mens het College een oordeel geven over de werkwijze
van het betrokken bureau, maar de Raad behoeft zich
daar niet aan te storen, behoeft daar geen instemming
mee te betuigen, behoeft ook niet zeggen, dat U on
gelijk hebt. Wij hebben te maken met een aantal re
sultaten van dit bureau. We hebben m.n. kritisch gespro
ken over het College. En als het bureau daar bepaalde
gevolgtrekkingen uit wil halen, dan moet het dat hele
maal zelf weten. Dat U, mijnheer de Voorzitter, zich
verplicht voelt hier in het openbaar een dergelijke ver
klaring af te leggen, is verder ook helemaal Uw zaak,
maar U kan moeilijk van de Raad verwachten, dat die,
hoe dan ook, nog het nodige zou gaan zeggen.
De Voorzitter: Ik ben het helemaal met U eens,
mijnheer Vellenga. Ik heb dus ook geen uitspraak van
de Raad gevraagd. Ik heb alleen gezegd: Tegenover
Bosboom en Hegener lijkt het mij juist in deze open
bare vergadering heel duidelijk te stellen en dat
moet ik herhalen Dit bureau heeft ook in het ver
leden niet anders gedaan dan zich bezighouden met
problemen, die in een bestaande werkgroep met dit
bureau zijn doorgesproken. Het is niet buiten zijn boek
je gegaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 34 (bijlage no. 59).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 35 (bijlage no. 60).
Aanbeveling:
mevr. G. Visscher-Bouwer te Lekkum.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
De heren Jansma en Meijerhof vormden het stem
bureau.
De Voorzitter sluit, om 0.25 uur, de vergadering.