2
3
Sub F.
De heer Visser: Ik zou graag iets willen zeggen
over punt 2: kasopneming en controle van de admi
nistratie van de Geneeskundige en Gezondheidsdienst
over het 4e kwartaal 1970.
Uit het verificatierapport van de Ver. van Ned. Ge
meenten is mij gebleken, dat door een aantal scholen
enkele vorderingen betwist worden op grond van het
feit, dat de Schoolartsendienst zich in één of meer
jaren niet op deze scholen heeft laten zien. Mijn vraag
is dan ook: Liggen hier duidelijke afspraken met de
schoolbesturen of steunen deze vorderingen op een re
geling met het Rijk?
De heer Ten Brug (weth.): Het antwoord op de
vraag van de heer Visser is: Beide. De G.G.D. heeft
indertijd op verzoek van deze scholen toegestemd er
aan mee te zullen werken, dat de schoolartsen die
normaal ingezet worden voor het lager onderwijs
incidenteel ook worden ingezet voor het lager beroeps
onderwijs. Het lager beroepsonderwijs kan daarvoor
van het Rijk een subsidie krijgen van f 1,per leer
ling. (Dat zijn de bedragen die U in het rapport ge
noemd ziet.) Die f 1,per leerling wordt dan door
betaald aan de G.G.D. Nu is het inderdaad waar
en ik dacht ook, dat het wel bekend is dat wij, wat
onze Schoolartsendienst betreft, slecht bezet zijn. We
mogen dan op papier vier artsen hebben; we hebben
niet eens twee volledige krachten. Dat is dan ook de
oorzaak daar wordt hier terecht op gewezen
dat al geruime tijd de hulp van de Schoolartsendienst
aan deze scholen nihil is. Daarover is ook correspon
dentie gevoerd met de schoolbesturen, maar tot een
definitief voorstel om met de inschakeling van de
Schoolax'tsendienst voor deze scholen te kappen en er
eventueel later weer mee te beginnen, is het tot nu
toe niet gekomen, omdat we nog steeds de hoop had
den op korte termijn in de bestaande vacatures er
worden regelmatig oproepen voor geplaatst te kun
nen voorzien. Nu dat niet het geval blijkt, kunnen wij
dat is ook uit mijn contacten met de G.G.D. geble
ken op korte termijn een voorstel verwachten om
deze vorderingen, die eigenlijk geen vorderingen zijn
(want de diensten zijn niet verleend en door ons zijn
ook geen personeelkosten gemaakt), af te schrijven en
t.z.t., wanneer wij een betere bezetting van de dienst
hebben, opnieuw met de schoolbesturen in zee te gaan.
Besloten wordt de rapporten voor kennisgeving aan
te nemen.
Sub G.
Deze verzoeken worden in handen van B. en W.
gesteld om preadvies.
Sub H.
Dit adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub I.
De heer Van Haaren: Ten aanzien van het verzoek
van de gemeente Grave om adhesie te betuigen, meen
ik, dat een dergelijke adhesiebetuiging alleen al zin
heeft uit solidariteit met die gemeenten, die zitten op
gescheept met garnizoenen, zolang wij nog steeds niet
zo verstandig zijn geweest eenzijdig te ontwapenen.
Daarnaast ben ik het niet eens met de zienswijze van
B. en W., dat Leeuwarden bij een dergelijke regeling
niet betrokken zou zijn. Op de vliegbasis alleen al zijn
gemiddeld zo'n kleine 150 dienstplichtigen gelegerd.
Dat betekent dan een bedrag van ca f 27.000,extra
inkomsten. Op zichzelf is dat op een totaal van de be
groting geen hoog bedrag, doch U kunt het zien als
een soort smartegeld voor de geluidshinder die wij in
onze stad ondervinden. Het bedrag is trouwens ruim
voldoende om de gemeentelijke subsidie voor Hippopo
tamus, waar we al zo lang op wachten, erdoor te krij
gen.
Op grond van overwegingen van solidariteit met
garnizoensplaatsen en in de hoop, dat Defensie voor
onze Gemeente ook nog eens een keer iets positiefs
oplevert, zou ik de Raad willen vragen, in afwijking
van het standpunt van B. en W., toch adhesie te be
tuigen.
De heer De Jong (weth.): Het College heeft ge
meend het advies zo te moeten stellen als op de me-
dedelingenlijst is aangegeven, op grond van het feit,
dat de gemeente Grave in haar adres is uitgegaan van
de overweging, dat de voorgestelde maatregelen zou
den gelden voor garnizoensplaatsen, waar veel dienst
plichtige militairen gelegerd zijn. Als norm stelt zij
daarbij, dat het aantal dienstplichtigen ten minste 3%
van het totaal aantal inwoners van de gemeente moet
uitmaken. Grave, dat als kleine gemeente al gauw aan
die norm van 3% toekomt, wil juist die kleinere ge
meenten bereiken, die zoveel voorzieningen moeten
treffen omdat ze garnizoensplaats zijn. Dat staat in
de overwegingen van het adres. Wij zijn van mening,
dat een en ander niet voor Leeuwarden geldt. Wij heb
ben ca 90.000 inwoners. Als wij de norm van 3% zou
den aanhouden, zouden er in Leeuwarden 2.700 dienst
plichtige militairen gelegerd moeten zijn. De heer Van
Haaren noemde een aantal van 150; ik meende, dat
het 500 a 600 waren, maar in ieder geval komen we in
de verste verte niet toe aan 2.700. En daarom zijn wij
van mening, dat dit adres van Grave (op grond van
overwegingen die Grave zelf aanvoert, niet voor ons
bestemd is.
Bovendien zouden wij de consequenties van de door
Grave bedoelde maatregelen in onze overwegingen
moeten betrekken. Wij zouden moeten accepteren, dat
de dienstplichtigen die vanuit Leeuwarden elders ge
legerd zijn, maar toch hun domicilie in Leeuwarden
hebben, voor Leeuwarden niet meer als inwoners zou
den gelden. M.a.w.: Wanneer wij de uitkering per in
woner voor de dienstplichtigen zouden willen laten gel
den voor de gemeente waar zij gelegerd zijn, dan is de
keerzijde van de medaille, dat de uitkering vervalt in
de gemeente waar zij hun domicilie hebben. En wij zou
den niet zonder meer voor onze rekening willen nemen,
dat een zodanige inbreuk op de bestaande regeling
wordt gemaakt.
Het adres is dus eigenlijk niet voor ons bestemd en
wij zijn van mening, dat wij, gezien ook onze argumen
tatie t.a.v. de consequenties, geen adhesie moeten be
tuigen. Dat waren de overwegingen voor het voorstel
van B. en W.
Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W.
voorgestelde.
Sub J.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb er alle waarde
ring voor, dat U zegt, dat U bezig bent met het be
kijken van de openstellingsuren van de gemeentekan
toren. Maar daarbij zult U toch ook wel overwogen
hebben, dat het gemeente-archief wel een heel bijzon
dere plaats inneemt en dat daar andere mensen komen
dan op de overige gemeentekantoren. Wanneer het
dan onverhoopt nog een poosje moet duren voordat de
regeling voor de openstelling gereed is, zou ik het pret
tig vinden, dat de openstelling van het gemeente-ar
chief even apart geregeld wordt.
De Voorzitter: Ik kan U zeggen, mevrouw Visser,
dat er een grote kans is, dat het gemeente-archief
apart zal worden bekeken. Toevallig hebben weth. Ten
Brug en ik er vorige week een uitvoerig gesprek over
gehad met de archivaris. Wanneer wij niet binnen vrij
afzienbare tijd tot een conclusie kunnen komen over
het geheel van de openingstijden, dan zal voor het ge
meente-archief een en ander afzonderlijk tussentijds
worden geregeld. Wij houden dus al volledig rekening
met de opmerkingen die U gemaakt hebt.
Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W.
voorgestelde.
Sub K.
De hear P. van der Veen: De kaerten binne eins al
skodde en de swarte Pyt soe op foarhan al it bokje
wêze as dit punt as hammerstik oan üs foarby gean
soe. In lange diskusje hoecht it om my net to wurden,
hwant alles stiet yn de Ljouwerter Krante fan freed,
19 febrewaris. De antwurden op de fragen oer al of
net reidsüker hawwe allegearre in kearn fan wier-
heit. It is mar krekt fan hokker kant men it Ijocht
der op falie lit.
Der wurdt eins in lyts stikje solidariteit frege troch
in Stifting, gearstald troch de gemeenten en de pro-
vinsje, oan it leechste kolleezje dat wy kinne, de
Gemeenteried. It docht dan ek hwat frjemd oan, dat
B. en W. negatyf tsjinoer dit ütstel steane.
In tal leden fan myn fraksje mient sympathyk tsjin
oer it ütstel fan de Stifting foar de Untwikkelingshelp
stean to moatten. De Stifting krewearret foar bettere
libbensmooglikheden foar alle folken, ek en binammen
foar dy folken, dy't net tangele sitte mei parkearpro-
blemen, mar fjochtsje moatte foar in bleat bistean op
in wize dy't üs al lang forgetten is, of hwer't wy gjin
weet fan hawwe. Tajaen oan dit forsyk is in lyts ge-
beart, dat gjinien de kraech kostet, mar dat üs wol
efkes konfrontearret mei it feit, dat in great part fan
üs meiminsken krepearret, ek al kinne wy dêr as Ried
in bidroefd bytsje oan dwaen. Dit gebeart kin in oan-
set wêze mear omtinken to jaen oan de swierrichheden
fan de üntwikkelingslannen. It is net de bidoeling
fan 'e reidklub de bitebouwers in toan leger sjonge to
litten of mear of minder subsydzje to jaen. Harren
winsk is de jierlikse taname fan it sükergebrük yn üs
lan op to heinen mei reidsüker. Ik fyn it in kwealike
saek, dat de Suiker Unie sa machtich is, dat hja de
oanwêzige reidsüker moai wis fêsthaldt of halden hat,
sadat minsken, dy't net allinne üt soasiale mar ek üt
medyske motiven al jierren reidsüker brüke, it op it
stuit nearne bisette kinne. Ik wit fan immen, dy't yn
in tsiental winkels west hat en gjin reidsüker bisette
koe. De reidsüker wurdt lykwols wol sa djür makke,
dat it de net forkofte bytsüker kompinsearje kin. In
oar punt is en dat mei ek wol acht slein wurde
dat reidsüker souner is as bytsüker. Bytsüker bifet-
tet troch it raffinearjen allinne mar koolhydraten, dy't
by it öfbrekken yn it lichem kalk üt üs bonken hellet.
Toskbidjer is dêr in düdlik foarbyld fan. Reidsüker bi-
fettet wol kalk en ferminten hwertroch it brüken min
der skealik is. In part fan de kollega-riedsleden hawwe
sein, dat hja fan de sükerhannel neat öfwitte. Ik bin
de léste dy't seit, dat er der wol hwat fan wit. Ik lit
my liede troch ütspraken fan Prof. Tinbergen en Ir.
Boerma, Direkteur-Generael fan de F.A.O.
Der is noch hwat, dat ik my óffrege haw, n.l. hoe
stiet it mei de produksje fan alle swietstoffen as for-
fangingsmiddel foar süker. Wurdt dêr ek in agrarysk
bilang mei tsjinne It soe nijsgjirrich wêze dat to wit
ten. Soe dat al sa wêze, dan hiene wy der yn de rige
Fryske sizwizen wer ien by: ,,It kin my gjin byt skele,
sei de boer, en hy forboude sucrosa". (Laitsjen)
Mar, yn alle earnst, om de saek fan de üntwikkelings-
help wekker to halden soene wy ütstelle wolle jierliks
in reidsükermoanne yn to stellen. Wy hawwe efkes
tocht oan de desimbermoanne en in forbining lein mei
Sinterklaes en Krysttiid. Mar it like üs sinfoller de
maeimoanne as reidsükermoanne üt to roppen; om-
mers dat is de moanne fan de forwachting, de nije tiid
en de moanne fan de ynternasionale solidariteit. Ik
soe dêrta de folgjende moasje yntsjinje wolle:
,,De Gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering
bijeen op 22 februari 1971; besluit aan het verzoek van
de Stichting voor Ontwikkelingshulp in die zin te vol
doen, door de maand mei van ieder jaar in plaats van
bietsuiker, rietsuiker te gebruiken in de huishoudelijke
afdelingen van de gemeentediensten en instellingen van
Leeuwarden." (De hear Singelsma: Dat hiene Jo ek
noch oersette moatten.) Ja, mar sjoch, foar alle düd-
likheit kin sa'n koart eintsje bést yn it Nederlansk;
dan kin eltsenien it forstean. (Laitsjen)
De hear Singelsma: Nei de sympathike wurden fan
de hear Van der Veen en alle biologyske bisünderhe-
den dy't hy meidield hat oer de gefolgen fan it süker
gebrük ik wol him fansels net yn alles folgje, der
soe wol hwat op óf to tingjen wêze soe ik noch dit
sizze wolle. It adres fan de reidsükerploech is my yn
earsten wol sympathyk. Dat moat ik earlik sizze. As
wy sj°gge, dat üntwikkelingslannen foar 70 pet. in
agraryske bifolking hawwe en dat 40 pst. fan de
produkten dy't hja ütfiere, bistiet üt lanbouprodukten,
dan leit it foar de han, dat wy nei in wrald moatte
mei in frij hannelsforkear en dat wy gjin ynstellingen
hawwe moatte lyk as de E.E.G., dy't swiere variabele
heffingen leit op alle lanbouprodukten dy't de grinzen
oerkomme. Ik soe dêr hast noch frede mei hawwe kin
ne as dat ek foar de fetten gou, mar dy wurde sa't Jo
witte sünder ienige heffing ynfierd, mar dêr sille wol
oare en swierdere bilangen mei muoid wêze as boere-
bilangen allinne.
Mar ik leau net, dat wy hjir joun ütkomme. Wy
kinne in bidroefd bytsje dwaen oan it bifoarderjen fan
it reidsükergebrük. Ik soe ek in bytsje yn 'e knoei
komme mei üs boeren, dy't op 'e swiere klaei wrotte
om in stikje brea to fortsjinjen. Al hoe sympathyk ik
it brief fan de reidsükerploech ek fyn, ik leau net, dat
ik hjir fuort en daliks op reidsüker oergean wol.
Mevr. Woudstra-Peene: U zult begrijpen, dat ik, na
hetgeen de beiden heren voor mij hebben gezegd, niet
nog met een heleboel argumenten aan zal komen dra
gen, hoewel ik er heel wat op mijn briefje heb staan.
Ik wil alleen toch nog wel zeggen, dat wij van Axies
erg achter de brief van de Stichting Ontwikkelings
hulp Friesland staan en dat wij van harte de motie van
de Partij van de Arbeid zullen steunen.
De Voorzitter: De motie van de heer Van der Veen
bedoelt u. Ik neem aan, dat die motie mede onderte
kend is door een tweede raadslid Ja. Dan is dat dus
in orde.
De heer Engels: Ik wilde toch een wat ander ge
luid laten horen. Ik wil om te beginnen zeggen, dat ik
akkoord zeg als de Stichting in haar brief schrijft
„De samenwerking begint ook in eigen huis". Van
daar dat wij als Gemeente steun aan de Stichting
Friesland voor Ontwikkelingssamenwerking hebben ge
geven in de vorm van financiën, in de vorm ook van
uitbesteding van mankracht.
Ik ben er ook van overtuigd, dat genoemde Stichting
het beste voor ogen staat; daar twijfel ik geen moment
aan. Maar als ik nu de kwestie rietsuiker-bietsuiker
bekijk, dan vind ik het ook een internationale zaak.
En dan zijn er een paar punten die opvallen.
Ie. De grootste contingenten in de internationale
suikerovereenkomst voor rietsuiker zijn toegewezen
aan Zuid-Afrika en Australië. En dan vraag ik mij af,
of, als wij rietsuiker consumeren, ook b.v. in de maand
mei, die suiker dan komt uit de ontwikkelingslanden
of uit Zuid-Afrika.
2e. Als wij in de E.E.G. de bietsuikerproduktie in
krimpen en daardoor de afzetmogelijkheden voor riet
suiker zouden vergroten, dan is het de vraag of die in
krimping binnen de E.E.G. niet opgevuld zou worden
door Polen en Rusland die een zeer belangrijk deel van
de bietsuikerproduktie op de wereldmarkt in handen
hebben en niet bereid zullen zijn mee te doen aan een
internationale regeling tot inkrimping.
3e. Er is een internationaal gevecht aan de gang
over deze zaak. Wij moeten komen en dat is ook
het sympathieke van de gedachte die achter deze actie
zit tot een internationale werkverdeling en tot in
ternationale afspraken, waarbij wij b.v. de landen die
rietsuiker produceren, de ontwikkelingslanden, verho
gingen van het contingent toestaan. In dat licht bezien
is het erg vervelend, dat de E.E.G. niet meegedaan heeft
aan de internationale rietsuikerovereenkomst. Dat is
duidelijk. De E.E.G. heeft een export-quantum ge
vraagd van 1.200.000 ton bietsuiker; het aanbod was
300.000 ton. En daarover is men het niet eens gewor
den. Maar we moeten ook constateren, dat het het
Nederlandse Parlement geweest is, dat in de Tweede
Kamer nagenoeg unaniem een motie heeft aangenomen
om die zaak opnieuw in bespreking te brengen en dat
men vanuit de Tweede Kamer in het Europese Par
lement hetzelfde heeft weten te bereiken, en dus aan
drang in het Europese Parlement heeft uitgeoefend op
de betreffende commissie om dat gesprek opnieuw aan
de gang te brengen.
4e. Inkrimping van de bietsuikerproduktie en
daarmee kom ik op het meest fundamentele punt
betekent inkrimping van de landbouw en dat is
toch eigenlijk de meest bedreigde bedrijfssector
die wij op het ogenblik in ons land hebben. We spreken
wel over industriesluitingen die maken grote in
druk maar het aantal sluitingen op het gebied van
de landbouw is bijzonder groot. Dat betekent, dat we
alternatieven zullen moeten hebben en ik ben ervan
overtuigd, dat we die kant uit moeten. Ik ben ervan
overtuigd, dat we mee moeten doen aan de interna
tionale suikerovereenkomst, met minder contingent
dan we gevraagd hebben voor bietsuiker. Dat betekent,