6
7
keerssituatie op de kruising Wollegaast - Jelsumer-
straat - Dammelaan duidelijk moeten aangeven, welke
totale ruimte voor verkeersdoeleinden in het nieuwe
bestemmingsplan moet worden gerealiseerd. En daar
over bestaat geen verschil van mening met het be
stuur van het Bonifatius Hospitaal. Ik beveel dus we!
het voorstel bij de Raad aan.
De heer Heidinga: De opmerking van de Wethou
der, dat deze grensbepaling verkieslijk is i.v.m. het
vrijhouden van een grondstrook voor de regeling van
het verkeer, is voor mij al lang voldoende om akkoord
te gaan met het voorstel.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 63).
Mevr. Visscher-Bouwer: De tekening bekijkend van
deze te creëren parkeerhavens, heb ik mij afgevraagd,
of het wel verstandig is hier parkeerruimte te maken
voor de lang-parkeerders.
B. en W. stellen, dat deze parkeerplaatsen gunstig
zijn gesitueerd t.o.v. het stadscentrum, maar op de
aangegeven wijze zouden ze geen bijdrage leveren aan
een oplossing van het verkeersprobleem voor de bin
nenstad. Mijn verzoek is daarom: Als de lang-parkeer
ders hier beslist een plaats moeten vinden, maak er
dan blauwe zone van, althans ten dele.
Dan zie ik verder, dat het de bedoeling is parkeer
ruimte te maken langs de stoep van de m.a.v.o.-school,
aan de voorzijde en aan de westzijde. Deze parkeer
plaatsen lijken me hier minder gewenst. Een school in
te sluiten, aan de ene kant door een verkeersweg en
aan de andere zijde door blik, lijkt me onjuist. In het
voorstel staat, dat er een groenstrook wordt aangelegd
van 5 m breed als aansluiting op de Prinsentuin, met
een wandelpad er langs. Hiervoor zal de walmuur
worden weggehaald en de schepen zullen andere lig
plaats moeten zoeken. Ik zou wel iets voelen voor een
uitloop van de Prinsentuin tot de Noorderbrug, maar
dan moet het ook iets van allure zijn. Nu het echter
in feite om zo'n klein stukje groen gaat, zou ik veel
liever de situatie laten, zoals ze is, want de daar lig
gende schepen geven m.i. een gezellig aspect aan het
stadsbeeld en degenen, die daarin wonen, kunnen in
de hun vertrouwde omgeving blijven.
We gaan hier nu weer een beslissing nemen over
een deelplan op basis van het structuurplan 1965. Dit
is toch eigenlijk een onbevredigende situatie. Het zou
wel eens kunnen zijn, dat we straks, als we nog een
aantal dergelijke besluiten hebben genomen en het to
taal bekijken, een zeer onevenwichtig geheel krijgen
te zien. Het is thans dringend gewenst, dat wij derge
lijke besluiten gaan nemen op basis van een behoor
lijk saneringsplan voor de binnenstad en mijn vraag
is dan ook: Wanneer kunnen we dit tegemoet zien, of
althans een deel ervan
De heer Hovinga: Het betoog van mevr. Visscher
loopt eigenlijk volledig parallel met dat wat ik zou
willen houden en ik zal daarom niet in herhaling val
len. Ik heb nog één punt: Mocht dit voorstel goedge
keurd worden door de Raad, waar denkt men dan de
schepen elders ligplaats te kunnen geven? Mij is ge
bleken, dat nog geen drie maanden geleden twee eige
naars van schepen ter plaatse f 1200,— aan aanleg van
elektriciteit hebben besteed, omdat ze er helemaal niet
van op de hoogte waren, dat ze deze plaats moesten
verlaten. En gezien de data, voorkomende op de teke
ningen enz., zou het, dunkt mij, toch op de weg van
de Gemeente gelegen hebben betrokkenen hierop te
attenderen. Ik vraag me dan ook af, of hun schade
vergoeding gegeven kan worden.
De heer Van Haaren: Ik wil ook graag adhesie be
tuigen aan de opmerkingen van mevr. Visscher, m.n.
aan de door haar naar voren gebrachte wenselijkheid
om hier plaats te geven aan kort-parkeerders.
Met de raadsbrief kunnen wij ons wel verenigen,
omdat wij menen, dat deze parkeergelegenheid nog net
voldoende buiten het eigenlijke centrum van de stad
ligt. Wij zijn echter wel van oordeel, dat het moet zijn:
tot hier en niet verder. Wij zullen ons met kracht
tegen het inrichten van allerlei parkeergelegenheden
ten koste van het stadscentrum verzetten.
De heer Xiekstra (weth.): Dit voorstel maakt in
feite onderdeel uit van de reeds door de Raad behan
delde voorstellen m.b.t. de aanleg van de noordbinnen-
stadstangent. Het is daarvan niet meer dan een com
pletering ik heb hierbij o.a. het oog op het voorstel
ï.z. de Westerplantage en het houdt verband met de
voorstellen, die nog in de Raad moeten komen, voor
stellen, al eerder door mij aangeduid, betreffende de
verbetering van de situatie bij het Hoeksterend. Bo
vendien past het onderhavige voorstel in het destijds
in de Raad behandelde basisplan voor de binnenstad.
Wij gaan terecht, dacht ik nog steeds van dit
basisplan uit en er kan dus, dunkt mij, niet gezegd
worden, dat het hier om een onbekend stuk gaat. Wij
ontkomen niet aan de noodzaak partieel concrete wer
ken als deze uit te voeren. We ontkomen er ook niet
aan bij de werken, die we uitvoeren, een redelijk aan
tal parkeerplaatsen te scheppen ten gerieve van func
ties, waardoor onze binnenstad nog kans heeft te le
ven. Ook in het onderhavige stadsdeel zijn een aantal
bedrijven en instellingen gevestigd ik wijs even op
de zaterdagmiddagmarkt op de Nieuweburen die
ook zeer dringend parkeergelegenheid nodig hebben,
en ik dacht, dat het voorgestelde parkeer-element wel
aan de behoefte voldoet. Wij moeten hierbij ook reke
ning houden met de nieuwe situatie, n.l. als de noord-
binnenstadstangent is uitgevoerd. Dan ontstaat er,
door het groengebied door te trekken, voor de Prinsen
tuin een volledig open situatie. Het groengebied komt
tegen de noordzijde van de noordtangent aan te liggen.
En het is niet onlogisch te trachten iets terug te winnen
van de wal, zoals die vroeger daar geweest is. Ik
dacht, dat het aantrekkelijk is daar, waar de moge
lijkheid aanwezig is, ook in de binnenstad groenvoor
zieningen, zij het in bescheiden mate, een reële kans
te geven. Nu liggen er aan de wal een aantal schepen
van allerlei soortopgelegde binnenvaartscheepjes,
woonschepen e.d. en het probleem van ligplaats voor
woonschepen is niet zo eenvoudig, maar naar gelang er
woonschepen van bepaalde plaatsen in de binnenstad
moeten verdwijnen, zullen we daarvoor voorzieningen
moeten treffen. Of die weer binnen het stadsgebied,
er dicht tegen aan of er buiten, moeten komen, is een
zaak, die bij een volgende gelegenheid onder ogen moet
worden gezien. Wij kunnen provisorische voorzieningen
treffen, maar we weten, dat er niets blijvender is dan
provisorische dingen. En betrokkenen ontlenen op, for
meel gezien, een te zwakke basis gemakkelijk bepaal
de rechten aan hun ligplaatsvergunning. Wij zullen er
niet aan ontkomen op vragen die terzake rijzen, een
antwoord te geven en dat zal een redelijk antwoord
moeten zijn. Ik kan mevr. Visscher niet anders zeg
gen dan dat ik er, sprekende namens het College, de
voorkeur aan geef het plan, zoals het is ingediend,
ook wat de omvang betreft, te handhaven.
Het is heel wat minder erg met de m.a.v.o.-school
een school dus voor oudere leerlingen dan mevr. Vis
scher veronderstelt. De afstand van de parkeerplaatsen
tot de lokalen is bijna 10 m en ik kan mij parkeersitua
ties bij scholen voorstellen, die erger zijn dan deze. De
school is niet ingesloten door parkeerruimte. De school
komt door de uitvoering van dit werk juist in een gun
stiger situatie te verkeren, want ze komt nu juist aan de
zuidzijde open te liggen. Mevr. Visscher zal zich stel
lig herinneren, dat de school vroeger aan die zijde
dicht tegen de bebouwing aan stond en in dat opzicht
is de situering stukken gunstiger geworden.
Mevr. Visscher vraagt en dat is zo gemakkelijk
bij dit soort gelegenheden Wanneer kunnen we het
plan voor de binnenstad tegemoet zien? Het spijt me,
maar ik waag me niet graag aan een voorspelling. Ik
kan alleen maar zeggen, dat we zullen trachten zo
snel mogelijk met een - zoals ik dat pleeg te noemen
„opgepoetst" basisplan voor de stad te komen. Maar
dat is op dit ogenblik nog geen bestemmingsplan. Een
duidelijk en gedetailleerd antwoord wordt door middel
van bestemmingsplannen gegeven. En dan refereer ik
mij aan de informatie, die wij terzake in de aanbie
dingsbrief bij de begroting hebben gegeven. Ik dacht
dan ook, dat het verstandig was hier in de discussies
bij de begroting op terug te komen.
De heer Hovinga, die ook over de woonschepen
heeft gesproken, heb ik hiermee tevens een, zij het
niet bevredigend, antwoord gegeven. (Mevr. Visscher-
Bouwer: Graag had ik nog een antwoord op mijn op
merking over kort- in plaats van lang-parkeren.) Ik
dacht, dat we niet onmiddellijk moeten overgaan tot
het scheppen van gelegenheid voor kort-parkeren. De
behoefte hieraan moeten we afwachten. Daarbij is ook
de vraag: Hoe effectief kan de controle zijn? En bo
vendien, de lang-parkeerders moeten natuurlijk óók
ergens blijven. Mocht de behoefte aan kort-parkeren
zich hier evenwel voordoen, dan is het natuurlijk altijd
mogelijk tot beperking van de parkeerduur over te
gaan. (De heer Hovinga: Ik had nog graag antwoord
op mijn vraag i.z. de f 1.200,onkosten, die de bewo
ners van twee woonschepen ter plaatse hebben ge
maakt t.b.v. de aanleg van elektriciteitsvoorzieningen.)
Daar kan ik geen antwoord op geven; ik ken de ge
vallen niet. De heer Hovinga annonceert de bedragen
hier. Het zijn voorzieningen, gebaseerd op het tijdelijk
karakter van een ligplaats. Daarom heb ik zoëven al
gezegd: Formeel is de positie van de woonschepenbe
woners niet al te sterk. Een vergunning voor een lig
plaats is, laten we zeggen, maandelijks opzegbaar. En
dan moet de heer Hovinga van mij niet verwachten, dat
ik in de Raad enige uitspraak t.a.v. schadeloosstelling
doe. Dat doe ik natuurlijk niet.
De Voorzitter: Dat antwoord is misschien niet hele
maal bevredigend, maar U krijgt een antwoord.
(Gelach)
De hear P. van der Veen: It is bimoedigjend, dat
de Wethalder sa hoeden is mei it grien, mar ik woe
dochs noch wol efkes fan him witte, oft de beammen,
dy't dér steane, bihalden wurde.
De hear Tiekstra (weth.)As it kin, al, as it net
kin, dan komme der nije beammen foar werom.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 51).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 67).
De heer Janssen: Uit het voor ons liggende pre
advies blijkt, dat èr sedert de door B. en W. gedane
huurvoorstellen nogal wat beroering is ontstaan onder
de betrokken bewoners. Dit heeft tot gevolg gehad,
dat het College, toen het niet tot overeenstemming kon
komen met de huurders, de Huuradviescommissie heeft
ingeschakeld. Het resultaat van het door die commissie
uitgebrachte advies ligt nu voor ons. Daaruit blijkt,
dat de Makelaarscommissie hier en daar bij de duur
dere woningen te hoog in de boom zat. Wanneer B. en
W. een volgende keer weer met huurvoorstellen bij de
bewoners komen, hadden wij toch wel graag, dat dit te
voren met de Commissie Woningbedrijf en de Huurders
commissie werd besproken en dat dit niet alleen met
een briefje of een circulaire aan de bewoners kenbaar
werd gemaakt. Volgens ons wordt dan al heel wat
wrevel uit de weg geruimd. Wanneer B. en W. mèt
ons van mening zijn, dat het hier om een moment-op
name gaat, kunnen wij met het door hen voorgestelde
akkoord gaan. Dit betekent echter niet, dat wij dit een
volgende keer ook zonder meer zullen doen. Dit zal in
hoge mate afhangen van de wijze waarop een volgende
huurverhoging tot stand komt.
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk zou in de eerste
plaats dit willen zeggen: De woningpolitiek van Minis
ter Schut is gericht op het z.g. harmonisch opgebouwde
huurpatroon. We hebben hier te maken met een com
plex woningen, waarvan de huurders geprotesteerd
hebben tegen de huurverhoging van 1 augustus 1970
en een van de belangrijkste punten van dit protest was,
dat de huur van deze oudere woningen niet moest wor
den verhoogd vanwege het onderhoudspeil. In de raads
brief wordt gesteld, dat men na de uitspraak van de
Huuradviescommissie al het mogelijke wil doen om de
extra baten van deze huurverhoging aan te wenden
tot verbetering van het onderhoudspeil, maar hier rij
zen bij mij vragen.
In een vorige periode is er een huurverhoging ge
weest, welke door het Ministerie bedoeld was voor ver
betering van de woningen en daar is niets van terecht
gekomen. Wat is er aan deze woningen gedaan wat
betreft het onderhoudspeil en het leefklimaat vanaf
augustus tot op dit moment? Als ik in de raadsbrief
lees, dat de extra baten van deze huurverhoging zo
mogelijk zullen worden gebruikt, dan zegt mij dit, met
alle vertrouwen, dat ik in het College heb, niets, ge
zien het voorafgaande. Bij dit alles komt, dat Minister
Schut met kunst en vliegwerk wil proberen jaarlijkse
huurverhogingen door te voeren en waarschijnlijk al
op 1 april a.s.
Dit alles in aanmerking nemende, sta ik niet achter
dit voorstel om alsnog, ondanks de uitspraak van de
Huuradviescommissie, de huurverhogingen door te
voeren.
De heer Eijgelaar: Omdat een harmonisch opge
bouwd huurpatroon van groot belang is voor het voe
ren van een goed volkshuisvestingsbeleid, zoals B. en
W. terecht in de raadsbrief schrijven, ben ik van me
ning, dat de door hen voorgestelde huurverhoging
geëffectueerd moet worden. Te meer, omdat het Colle
ge zegt, dat het alle mogelijkheden te baat wil nemen
om de extra verhoging ten goede te laten komen aan
het onderhoudspeil van de woningen. Wij moeten in
derdaad niet uit het oog verliezen, dat er op dit mo
ment bepaald veel te grote verschillen in huren zijn
en ik zou er m.n. voor willen pleiten de na-oorlogse
woningen bij een eventuele harmonisering van de hu
ren te betrekken.
Ook de Commissie voor het Woningbedrijf is met
het verhogen van deze huren akkoord gegaan. Ik ge
loof, dat het verhogen van huren gebeuren moet in
nauwe samenwerking en overleg met de woningbouw
corporaties, zodat in de nabije toekomst over de ge
hele linie een gelijk huurbeleid tot stand gebracht kan
worden.
De heer De Jong (weth.): De heer Janssen heeft
gesteld, dat de huurverhoging, die wij vorig jaar per
1 augustus hebben ingevoerd, nogal wat beroering heeft
veroorzaakt, wat ertoe geleid heeft, dat wij de Huur
adviescommissie hebben ingeschakeld. En hij stelt
voorts, dat de Makelaarscommissie t.a.v. dit complex
wel wat te hoog in de boom gezeten heeft. En dat is
inderdaad het geval, als hij de uitspraak van deze com
missie vergelijkt met die van de Huuradviescommissie.
Het is nu maar de vraag, welke uitspraak het meest
reëel is. Ik geloof toch wel, dat de makelaars dichter
bij de waarheid zitten dan de Huuradviescommissie,
maar we hebben de uitspraak van deze laatste als norm
aanvaard. (De heer Vellenga: Dat kon ook moeilijk
anders, denk ik?) Inderdaad, maar daarom kan men
persoonlijk toch wel een andere mening hebben. We
hebben echter van meet af aan gesteld, dat we ons bij
de uitspraak van de Huuradviescommissie zouden neer
leggen. Mocht de commissie tot meer verhoging advi
seren, dan houden wij toch de huur aan, die wij zelf
voorstellen en mocht de commissie een lager bedrag
adviseren, dan nemen wij dat over. En dat is ook ge
beurd.
De heer Janssen vraagt, de volgende keer de Com
missie voor het Woningbedrijf ook in te schakelen.
Dat is inderdaad de bedoeling. Zodra deze ingesteld
was, is ze ook al bij de verschillende problemen
betrokken, maar toen deze huurverhogingen aan de
orde kwamen, was ze er nog niet. We hebben terzake
precies volgens de richtlijnen van het Ministerie ge
handeld en ik maak mij helemaal niet de illusie, dat
wij, als wij tevoren de bewoners hadden opgeroepen
en hun gezegd hadden, dat wij ons voorstelden met
een huurverhoging van 24% te komen, een ander re
sultaat bereikt hadden. Ik geloof eerder het tegendeel.
Maar wij stellen er wel prijs op, dat er nu overleg
komt over het onderhoud en wij hebben de bewoners
van alle acht woningcomplexen, waarvan het onderha
vige er één is, gevraagd een groep vertegenwoordigers,
vertrouwensmensen, aan te wijzen, die daaromtrent
met ons zullen onderhandelen. De commissies van
huurders zijn intussen gevormd en met zeven van de