15
wel, dat het in deze buurt zat. Zijn fractiegenoot de
heer J. de Jong zal het stellig weten. Men dient er ook
rekening mee te houden, dat van de iogeergelegenheid
door wisselploegen gebruik wordt gemaakt. Een bed
wordt dus niet de ene week door iemand van de ene
ploeg, de andere door iemand van de andere ploeg be
slapen. Men heeft te kennen gegeven, dat de mensen,
die nier gelogeerd worden, graag hun eigen bed hou
den. We moeten daarom werken met twee opklap bed
den, waarbij een ruimte van 3 m, dacht ik, een niet te
forse eis is. Daarbij moet ook bedacht worden, dat de
mensen, die hier logeren, nog nuiswerk meekrijgen.
Een groot gedeelte van hen is n.l. in opleiding. Er
zuilen dus ook een tafeltje en een stoel bij moeten, zo
dat men er kan werken. Dan is 4 x 3 m binnenwerks
toch echt niet te hoog gemikt. Of men zou moeten zeg
gen: Dan moeten ze maar geen balkonnetje hebben
dat is evenwei uit een oogpunt van luchten van dekens
enz. ook minder geschikt. Maar dat is een punt, dat
de Commissie Openbare Werken ook maar eens moet
bezien.
De heren De Jong en Van der Veen hebben beiden
een vraag gesteld over de hobby-ruimten. Als men
rekening noudt met het feit, dat degenen, die hier ge
huisvest worden, hier 24 uur aaneen zijn geconsigneerd,
omdat ze beschikbaar moeten zijn, dan heb ik het idee,
dat, als het mensen zijn, die een ambacht beoefenen,
een hobby-ruimte voor hen toch echt niet te veel ge
vraagd is. (De heer li. i\ van der Veen: Dat heb ik
ook niet gesteld, ik heb gezegd, dat ze wel in de werk
plaatsen him hobby zouden kunnen bedrijven.) Daar
kom ik nu juist aan toe. We hebben gemeend een af
zonderlijke hobby-ruimte te moeten creëren, omdat de
dienst er bezwaren tegen heeft, dat de manschappen
van de werkplaatsen, waar dure machines enz. staan,
in hun vrije tijd gebruik maken. (De heer li. P. van
der Veen: Ik ga er van uit, dat deze mensen in hun
werktijd met de machines omgaan en niet in hun hob
by-tijd.) Dat is de vraag. Is het op zichzelf wel juist,
dat men de werkruimte tevens gebruikt voor hobby-
ruimte? Men heeft mij bij de dienst geïnformeerd, dat
men er toch wel bezwaar tegen had, dat de mensen,
die vrij hebben, degenen, die in de werkplaats bezig
moeten zijn, voor de voeten zouden lopen. Maar zou
het mogelijk blijken, ook na overleg in de Commissie
Openbare Werken, dat werkruimte en hobby-ruimte als
nog kunnen worden gecombineerd of dat op de hobby
ruimte nog wat bespaard kan worden, mij een zorg.
Maar men heeft opzettelijk de ruimten zo gepland, ook
met het oog op de efficiency.
De hoogte van het voor de fietsenbewaarplaats ge
raamde bedrag f 35.000,is mij ook opgevallen.
Het zou best mogelijk kunnen zijn, dat voor een lager
bedrag ook wel een oplossing te vinden is. Laten we
dat in de Commissie Openbare Werken ook nog maar
eens bekijken. Men heeft deze stalling echter wat ruim
opgezet, omdat men niet precies weet, hoeveel perso
nen hier zullen komen. Mensen van buiten zullen hier
ook gaan oefenen. Komen die per auto of per fiets?
Het zou voor mij geen bezwaar zijn, om, als men een
maal duidelijk geïnventariseerd heeft hoeveel bewo
ners hier komen en hoeveel fietsen hier gestald zullen
worden, de stalling wat soberder op te zetten. Dit nu
zijn van die „randversieringen", waar men „tegen op
kan lopen", zonder dat men aan de opzet zelf nu zo
veel wil afdoen.
Ik kan de heer Van der Veen voorts verzekeren, dat
ik de zaak met de Commissie Dienst Reiniging en Brand
weer heb bekeken en daar kan hij bepaald niet van
zeggen, dat dit niet serieus gebeurd is. We hebben een
en ander zelfs meer dan één keer bekeken en ieder lid
heeft voldoende gelegenheid tot vragen stellen gehad.
Er is duidelijk uitleg gegeven en door meerdere leden
van de commissie is mij met klem te kennen gegeven,
dat zij bijzonder veel waardering hadden voor de uit
gebreide en duidelijke informatie, die m.n. door de di
rectie van de dienst gegeven is. En tegenover de op
merking van de heer Van der Veen, die misschien het
tegendeel zou suggereren hij heeft het niet ge
zegd wil ik toch wel stellen, dat dat niet in over
eenstemming is met het gevoelen van de commissie,
waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn. Ik zou toch
wel van mijn kant een misvatting, voor zover die zou
kunnen ontstaan, even weg willen nemen.
De heer Van der Veen heeft vervolgens gesteld, dat
we het meest simpele, dat we kunnen hebben, moeten
zien te krijgen; we moeten niet overdrijven met deze
zaak, vindt hij. Ik dacht, dat ik in eerste instantie al
duidelijk genoeg gezegd had, dat dat ook juist de in
tentie van het College geweest is. En in de toezegging,
die ik aan de heer Heidinga gedaan heb, zit deze re
serve toch ook wel ingebouwd: Houd er rekening mee,
dat deze intentie bij de verdere uitwerking der plannen
blijft voorzitten. En wat ons betreft, wij willen graag,
dat de Commissie Openbare Werken daarbij ingescha
keld wordt.
De heer Meijerhof heb ik intussen ook wel beantwoord.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De heer Miedema verlaat de vergadering.
Punten 16 en 17 (bijlagen nos. 42 en 49).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 48).
Mevr. Visser-van den Bos: Speciaal viel mij op het
bedrag, dat vastgesteld is voor de kampklas voor de
woonwagenkinderen. Ik ben misschien niet volledig op
de hoogte en daarom vraag ik de Wethouder daar even
een specificatie van. In de raadsbrief staat vermeld
onder f, dat het voor 15 leerlingen beschikbaar gestel
de bedrag f 421,33 per kind dient te zijn. Als ik in
aanmerking neem de trieste toestand, waarin dat woon
wagenklasje verkeert, dan vraag ik mij af, waar dat
bedrag aan heen gaat. Misschien aan bijzonder mo
derne leermiddelen? Op onze vragen zou ik graag ant
woord hebben.
De heer Ten Brug (weth.): Dit zijn de exploitatie
vergoedingen, niet de kapitaalsvergoedingen. Wat aan
de school gebeurt en binnenkort kan daaromtrent
ook een voorstel verwacht worden heeft geen in
vloed op dit bedrag. En het bedrag is hoog, omdat
het om een zeer kleine groep leerlingen gaat. 30 leer
lingen zouden mèt alles wat voor hun onderwijs nodig
is, wel in hetzelfde lokaal kunnen worden onderge
bracht en dan zou dit bedrag tot de helft teruglopen.
Mevr. Visser-van den Bos: Maar je hebt hier toch
minder leermiddelen nodig dan voor 30 leerlingen?
De heer Ten Brug (weth.): Ja, je hebt inderdaad
minder boekjes enz. nodig, maar het in stand houden
van het lokaal met alles wat daarbij behoort, de ver
warming enz., is voor 15 hetzelfde als voor 30 leer
lingen.
Mevr. Visser-van den Bos: Maar juist omdat het
in stand gehoudene op mij zo'n trieste indruk maakt,
begrijp ik niet, hoe dit bedrag dan uit de bus komt.
De heer Ten Brug (weth.): De trieste situatie, waar
in het gebouw verkeert, heeft geen invloed op het leer
middelenbedrag. De leermiddelen: de boeken, de kaar
ten, voorts de verwarming, de gehele exploitatie van
deze klas, dat is wat dit bedrag bepaalt.
De trieste situatie van de school heeft te maken met
de kapitaalslasten, maar het gaat hier niet om ver
goeding van de kapitaalslasten, maar van de exploi
tatiekosten. En die zijn bij kleine scholen altijd aan
merkelijk hoger dan bij grote. Datzelfde speelde ook
heel sterk bij de openbare schippersschool. We hebben
vroeger wel eens besproken, dat het bedrag van de
vergoeding van de exploitatielasten van die school zo
hoog was, dat het eigenlijk niet goed vergelijkbaar was
met dat voor een school, die in aanmerkelijk gunstiger
omstandigheden verkeerde. Daarom is die school op
grond van de betreffende bepalingen als in bij
zondere omstandigheden verkerende verklaard. Zouden
we een aanzienlijk grotere kampschool hebben, dan
zou ook deze school als in bijzondere omstandigheden
verkerende kunnen worden verklaard.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 19 t.e.m. 24 (bijlagen nos. 43, 45, 47, 46, 55
en 56).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 25 (bijlage no. 70).
De heer Janssen: In grote lijnen kunnen we wel
met het voorstel van B. en W. akkoord gaan. Alleen
resten ons nog enkele vragen. In art. 390a is sprake
van een commissie van vijf leden en vijf plaatsvervan
gende leden, al dan niet uit de Raad te benoemen. Mijn
eerste vraag is: Wordt deze commissie geheel uit raads
leden samengesteld of hebben hierin ook anderen, des
kundigen, of geïnteresseerde burgers, zitting? En mijn
tweede vraag: Kunnen B. en W. in dit verband al
namen noemen?
De Voorzitter: Ik kan U mededelen, dat het in de
bedoeling ligt, dat wij de Raad zullen aanbevelen in
deze commissie, evenals wij dat gedaan hebben voor
de beroepscommissie die voortvloeit uit een soortge
lijke verordening, n.l. de A.P.V., te benoemen drie raads
leden en twee niet-raadsleden, van wie één jurist en
één deskundige op het betreffende terrein. We hadden
gehoopt U vandaag nog een aanbeveling te kunnen
doen. We zijn aan het zoeken en polsen, maar een des
betreffend voorstel komt pas in de volgende raads
vergadering.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 26 (bijlage no. 73).
De heer Heidinga: Wij vinden dit een heel vreemde
zaak. Het zwembad De Kleine Wielen is enige jaren
geleden aangelegd en niet door onze eigen dienst ont
worpen, maar geheel volgens het advies van de Ned.
Heide Mij geconstrueerd. Nu zijn de mensen van de
Heide Mij tenminste dat wordt gezegd experts op
dat gebied. Die hadden dus in ieder geval kunnen be
rekenen eigenlijk kunnen weten zonder het te be
rekenen dat de bak, die door zo'n groot zwembad
wordt gevormd, gaat drijven op het grondwater. Daar
hebben ze dus kennelijk geen rekening mee gehouden.
En nu moeten we er eigenlijk nog bij in aanmerking
nemen, dat diezelfde Heide Mij ook het adviesbureau
is voor het gehele plan De Kleine Wielen en als zodanig
ook adviseert over de grondwaterstand in dat gebied.
Dus zijn haar deskundigen er helemaal bij betrokken
en toch ontkomt hun dit. Nu, terwijl we dus weten, dat
deze mensen hun plicht niet gedaan hebben, komen
B. en W. met een raadsbrief, waarin staat: „In ver
band hiermee is door de Kon. Ned. Heide Mij een plan
ontwikkeld voor het aanbrengen van een bronbema-
ling." Wat moeten we nu met die kerels hierbij Dat
zou nu mijn laatste zijn om deze mensen, die het t.a.v.
het zwembad fout gedaan hebben, die niet op hun tel
len gepast hebben, die hun capaciteiten, waarvan ze
nogal hoog opgeven, niet getoond hebben, ook in dezen
weer aan te stellen als adviseurs. Dat is eigenlijk een
onaanvaardbare zaak. Ik zou hierbij ook nog in her
innering kunnen brengen wat er is gebeurd met het
zwembad 't Nijlan en de hele waslijst wel kunnen op
noemen van alles, waarbij de Heide Mij foute dingen
deed ik zal het niet doen; het geeft niets (De
heer B. P. van der Veen: U kunt misschien makke
lijker noemen, wat ze goed doen.), maar deze voorzie
ning moet worden getroffen; dat is zonder meer duide
lijk. Maar wij moeten van de Heide Mij af. Wij moeten
ophouden haar mensen voor onze werken te laten ad
viseren. Die lui schieten aan de lopende band bokken
en dat kost de Gemeente geld. Die fout t.a.v. het zwem
bassin van De Kleine Wielen had niet mogen voorko
men en tenminste bij een dergelijk lichaam niet. Dus
ik zou heel graag willen, dat wij voortaan een andere
adviseur nemen. Laten we dit werk maar uitvoeren,
zonder de Heide Mij. Die zijn we daar echt niet bij
nodig, want haar mensen hebben ook nog maar heel
weinig verstand van drainage. Dat is ons wel gebleken
bij de aanleg van het sportterrein 't Nijlan. Toen dat
klaar was, stonden de voetbalvelden eerst allemaal
blank; van drainage hebben die mensen dus totaal geen
kaas gegeten. Wij kunnen ze niet gebruiken.
De Voorzitter: Weth. Weide zal U beantwoorden,
wat de problematiek in zijn algemeenheid en de con
crete vragen betreft, maar het lijkt mij beter, dat Weth.
Tiekstra zal ingaan op Uw opmerkingen i.z. het in
schakelen van de Heide Mij, want hij heeft een stuk
ervaring op dat terrein.
De heer Weide (weth.)De heer Heidinga heeft
natuurlijk ergens wel gelijk, dit bad was een van de
eerste projecten van de Heide Mij in het Groene Ster-
gebied en inderdaad vervult de Heide Mij een heel grote
rol in het gehele Groene Ster-gebied. Ik geloof, dat haar
duidelijk een misrekening valt toe te schrijven t.a.v.
de grondwaterstand. Dat moeten we domweg consta
teren, al moet ik er wel aan herinneren, dat het bestek
destijds volledig door de Raad is aanvaard. (Stemmen:
Ja, nou ja.) Dat de Heide Mij zelf achteraf deze fout
heeft ingezien, blijkt wel uit het feit, dat wel een drain
om het zwembad 't Nijlan is gemaakt. Maar wij zitten
nu voor het feit, dat het zwembad De Kleine Wielen
schoon moet. Het bad vertoont ook ergens nog een
lekje; dat kan ik er nu ook nog bij vertellen. De pro
blemen moeten nu tegelijk worden opgelost.
T.a.v. de functie van de Heide Mij in de totaliteit
van het gebied zal de heer Tiekstra U, dacht ik, wel
een bevredigend antwoord kunnen geven.
De heer Tiekstra (weth.): Het zal de heer Heidinga
stellig niet verbazen, als ik zonder meer toegeef, dat
de kritiek op bouw-objecten, verzorgd door de Heide
Mij, zeer terecht is, en de opgedane ervaringen zijn
dan ook voor het College aanleiding geweest in den
vervolge bouwobjecten in het Groene Ster-gebied niet
meer door de Heide Mij te laten verzorgen. Dit bete
kent, dat onze dienst op basis van de schetsen, die door
het bureau Roorda van Eysinga worden gemaakt, de
besteksplannen voor de bouw-objecten uitwerkt en ik
dacht, dat dit stellig een waarborg is voor een betere
kwaliteit. De Heide Mij is nu eenmaal niet voldoende
toegerust voor deze taak. Ik wil er verder nog op
wijzen de heer Weide heeft dat al even aangeroerd
dat het zwembad het eerste project was, dat des
tijds in dit gebied werd ontwikkeld, waarbij daarop
aansluitend de problematiek van het grondwaterpeil
van het gehele terrein aan de orde is geweest. Bij het
begin van de ontwikkeling van het project voor het
zwembad was dat nog niet aan de orde. Toen liepen
de moeizame onderhandelingen met het bekende water
schap in dat gebied en een en ander heeft geleid tot
een verdere peilverlaging. Nu kan ik mij voorstellen,
dat in die situatie inderdaad deze „mistaxatie" van de
Heide Mij m.b.t. het bad heeft kunnen plaats hebben.
Misschien is hier, zo gezien, ruimte voor de gedachte:
„Alles begrijpen is veel vergeven." Maar ik herhaal:
We hebben als College stellig lering getrokken uit onze
ervaring.
De heer Heidinga: Het is toch wel leuk. Als je de
grondwaterstand verlaagt, is het bad minder geneigd
te drijven. Die verlaging heeft dus alleen maar in het
voordeel van de Heide Mij gewerkt. Hoe hoger de grond
waterstand is, des te eerder gaat het „schip" zich op
de golven bewegen. We zitten dus eigenlijk door de
redenatie van de Wethouder nog „dieper in het schip"
dan we al zaten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 27 (bijlage no. 72).
De hear Jansma: Us fraksje wol noch graech in
pear dingen witte. It giet hjir mar om f 1.384,en dat
is net de muoite wurdich as Jo sjogge nei de miljoenen
dêr't earder al oer praet is dizze joun, mar der kinne
miskien in oantal konsekwinsjes oan fêst sitte. Dêrom
soene wy graech witte wolle troch en foar hoef olie is
de Gemeente oant nou ta oansprutsen yn forban mei
ditselde foarfal op 8 july. Is it allinne dizze N.V. of
binne der ek noch oaren dy't de Gemeente oansprutsen
hawwe
En dan noch in oar punt. De Gemeente is by üs
witten forsekere tsjin wettelike oanspraeklikheit. Ge-
folgen fan neilittigens fan de Gemeente soe de forseke-
ringsmaetskippij dan forgoedzje moatte. Nou freegje