8 9 geen kwestie van daar principieel op tegen te zijn, maar in een gemeente als de onze moeten de gemeen teraadsleden in de openheid, in de raadszaal, spre ken en de pers is ervoor om dat de wereld in te brengen op de manier, die zij de beste acht. Via hearings en andere besprekingen moeten wij zorgen in nauw con tact met de burgerij te komen. Als wij in aanmerking nemen ons voornemen daar de eerste paar jaar dui delijk op te koersen, en voorts het feit, dat een aantal raden en commissies, die beheersbevoegdheden hebben verkregen, in openbaarheid vergaderen, dan spelen wij goed mee in Leeuwarden. Dat durf ik wel te stellen en dan overdrijf ik niet. Wat de opmerking van de heer Vellenga over de punten 3 en 4 betreft, ik ben nog steeds van mening ik heb het bij een andere gelegenheid ook al gezegd dat wij vorig jaar zeer belangrijke en goede be slissingen hebben genomen over de problematiek van de raden en commissies. We hebben daarmee voorlopig wel de grenzen van het mogelijke bereikt. We hebben ruim 60 raden en commissies, die met elkaar honder den leden tellen, en het is voor ons College een wor steling om elke dinsdag de verslagen door te werken, want wij moeten rekening houden met de gemaakte opmerkingen, die wij moeten coördineren. Zo moet de zaak tot haar recht komen. Er is dus een stuk meer inspraak om een paar voorbeelden te noemen in de Commissie Grondbedrijf en de Commissie Wo ningbedrijf. Er valt een duidelijke verbetering in de totstandkoming van de meningsvorming e.d. te con stateren. Maar ik dacht, dat wij met elkaar eerst enige tijd moeten hebben om deze zaak werkelijk goed te doen functioneren en de verschillende onderdelen zo goed mogelijk in elkaar te doen grijpen, vóórdat wij nog meer overhoop halen. Maar ik moet toegeven, dat ik mij daar zelf wel mee beschuldig. Over de contactcommissie politie-burgerij is het vori ge jaar niet gepraat. Maar ook om duidelijk meer con tact te krijgen met de burgerij en te weten wat er bij haar leeft, heb ik gemeend daarvoor met de korpsleiding een commissie te moeten instellen. We hebben gepoogd die zo breed mogelijk samen te stellen. Ik heb op 15 mensen een beroep gedaan en ik heb de vorige week bij de installatie ook gezegd, dat niemand van die 15 nee heeft gezegd. En het waren stellig geen mensen, die tegen mij geen nee zouden durven zeggen, maar ik vind het toch bijzonder fijn, dat men aan dat beroep heeft voldaan. Het betekent, dat men heel graag mee werkt om dit soort dingen van de grond te krijgen. De commissie moest ook weer niet al te groot worden, maar ik heb gepoogd de politieke en maatschappelijke richtingen er duidelijk in vertegenwoordigd te hebben, jong en oud, mannen en vrouwen, hoewel de mannen op dit gebied nog wel talrijker zijn dan de vrouwen, zakenlieden, mensen uit het onderwijs, ook twee leer lingen: één van de H.T.S. en één van de Chr. Pedago gische Academie. De heer Wieberdink, de directeur van het GAK, verschillenden van U wel bekend, is voorzitter; de heer Tjerkstra, ons oud-raadslid, is vice- voorzitter. Verder zitten in deze commissie de heer Bary, zakenman, voorzitter van de bejaardenraad; het oud-raadslid, de heer Hogendijk, leraar van de Pedago gische Academie; Ds. Rinzema, voorzitter van Biels; Mej. de Roo de la Faille, die medewerkster is van het Opbouw-orgaan en die ook bepaalde politieke ambities heeft (zij staat op een verkiezingslijst)mevr. Rijpma, bestuurslid van het bejaardencentrum Aldlanstate, le rares (zij heeft misschien geen politieke ambities, maar zij is zeer geïnteresseerd); de heer Schotsman, een nog jonge man die zich nogal met de Stins be moeit en werkzaam is bij de C.C.F.; de free lance journalist Terpstra, die ook wel bepaalde politieke ambities heeft; de heer Venema (de zoon van ons oud raadslid) die bestuurslid is van de voetbalvereniging „Leeuwarden"; de Commissaris van Politie; de wnd. Commissaris van Politie en de heer Wijma, Chef van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken van de Ge meentesecretarie. Dat zijn de 15 mensen die deze com missie vormen. Er is één vergadering geweest. We moeten nog afwachten wat er uit komt, maar ik dacht, dat het een goede zaak is in die commissie van gedachten te wisselen over het contact politie-burgerij. Het is duidelijk geen commissie Openbare Orde. Ik heb dat ook duidelijk gezegd bij de installatie. De le den vatten het ook niet zo op. Een commissie Open bare Orde zou er heel anders uit moeten zien. Wij willen door middel van deze commissie de contacten tussen politie en burgerij verbeteren, zodat we van elkaar weten hoe we over de problemen denken. Ik heb er alle vertrouwen in, dat hier iets uit komt. Dan stappen we over naar de kwestie van de raden. De heer De Leeuw heeft gezegd, dat er een zekere ongerustheid heerst bij die raden. Ik heb dat gezien in verslagen, ik heb het ook gehoord van enkele wet houders. Ik dacht niet, dat er direct aanleiding is tot ongerustheid. Ik zou een ieder willen vragen datgene te lezen wat ik bij de installatie van die raden heb gezegd. Wat ik toen gezegd heb is geen sprookje. Of het er uit komt is punt 2, maar dat zal in belangrijke mate van de raden zelf afhangen. Wij hebben, niet onbewust, van die installatievergaderingen een woor delijk verslag laten maken. Niet dat wij anders zo hechten aan woordelijke verslagen, maar in dit geval wel, omdat ik persoonlijk gepoogd heb, duidelijk vast te leggen wat wij verwachten van die raden. Dat kan men dan later nog eens rustig naslaan. Er hoeft naar mijn mening totaal geen sprake te zijn van ongerust heid. Ik moet wel toegeven, dat het een minder dui delijke zaak is dan de commissies. Het is meer expe rimenteel. Van groot belang is, dat wij als belangrijk ste taak zien, dat de raden meewerken om te komen tot de beleidsvorming; zij moeten komen met hun visie over het beleid, dat hier in deze gemeente zal moeten worden gevoerd op het terrein van de bejaarden, de jeugd enz. Het zal onmogelijk zijn voor het College en de Gemeenteraad daar mag ook geen misver stand over bestaan in alle gevallen de adviezen van de raden blindelings op te volgen. Wij zullen met elkander moeten checken of die adviezen passen in het totale gemeentelijke beleid en of er geld beschikbaar is voor wat men vraagt. Want dat wordt natuurlik een groot probleem. Ik heb dan ook bewust bij alle installaties gezegd, dat ik hoop, dat men met de benen op de grond blijft staan. Men kan wel enorme wensen- programma's formuleren, maar dan kan ik op voor hand zeggen, dat het een complete frustratie zal wor den. Maar ik heb er toch ook wel vertrouwen in, dat die raden, althans de meeste, dat niet zullen doen. Wij verwachten wel duidelijke koersbepalingen en het ligt ook in het voornemen van B. en W., indien enigs zins mogelijk, de visies van die raden te volgen. De heer De Leeuw heeft nog een ander punt aange sneden, n.l. de delegatie. Hiermee moeten we voorzich tig zijn. Wij moeten er natuurlijk steeds aan blijven denken, dat de beslissingen genomen moeten worden in de Gemeenteraad. Die is gekozen door de bevolking, de functionele raden niet. De raden zijn goede contact punten, er moet een enorm stuk kennis en visie zitten in de raden, maar we zullen toch wat voorzichtig moeten zijn als we gaan spreken over delegatie, het geen ook inhoudt: beslissingen nemen. Uiteindelijk zul len toch, dacht ik, de beslissingen moeten worden ge nomen door de door de bevolking gekozen Gemeente raad; die Raad draagt de verantwoordelijkheid. Dat neemt niet weg, dat er straks wel bepaalde punten aan de raden kunnen wórden overgelaten. Ik wil hier van een voorbeeld noemen; ik hoop daar in de verga dering met de besturen van de raden, de volgende week, dieper op in te gaan. Wij geven zo nu en dan subsidies voor individuele sportevenementen. We hebben niet het geld sinterklaas te spelen in deze gemeente. Wij zullen straks per jaar een bepaald bedrag moeten uit trekken. Nu dacht ik, dat het allereerst de taak van de Gemeenteraad is te bepalen op voorstel van B. en W. welk bedrag wij voor dit doel per jaar totaal kunnen besteden. Als wij dat hebben gedaan, stellen wij ons wel voor in vergaande mate aan de raden over te laten in welke individuele gevallen het geld gebruikt zal worden, zij het, dat wij de mening van de raden vragen in de vorm van een advies. Want we zullen er zeker in dit stadium om moeten denken, dat er geen besluiten komen die strijdig zouden zijn met de ver antwoordelijkheden, die bij de Gemeenteraad of bij het College liggen. Zo zijn we echt wel bezig hier en daar concrete punten aan de raden voor te leggen. Mag ik nog een voorbeeld noemen? Wij hebben de Culturele Raad al enige malen gevraagd een voordracht te ma ken voor het benoemen van leden van bepaalde com missies. Ik geloof dus niet, dat er aanleiding behoeft te be staan voor ongerustheid. Men moet wel en dat be doel ik echt goed met de benen op de grond blijven staan. Volgende week zal er met de besturen van de raden een discussie plaats hebben over de gang van zaken bij de raden. Nu kreeg ik de vraag van een van de ra den of die discussie openbaar kon zijn. Ze wilden geen geheimzinnigheid. Maar dat is toch niet nodig. We gaan praten over puur huishoudelijke dingen. We moeten eens tegen elkaar aan kunnen praten over het opstellen van een begroting en dat soort zaken. Dat heeft met beleid niets te maken. Dat doen we niet in het openbaar. Dat heeft niets met geheimzinnigheid te maken. We willen best in de krant zetten wat er alle maal besproken is. Maar dat soort huishoudelijke za ken hoef je niet te bespreken in een openbare ver gadering. Ik maak persoonlijk een groot verschil tus sen openheid en openbaarheid. Nu nog iets over het taalgebruik. Ik kan U de ver zekering geven, dat wij goed letten op hetgeen wij schrijven. Eén ding wordt misschien wel eens verge ten, n.l. dat er twee soorten stukken dit gebouw uit gaan. In de eerste plaats stukken waarin je informatie geeft. Wij streven zeer positief er wordt ook regel matig in het College over gesproken naar een taal gebruik, dat voor de ontvanger van een stuk begrijpe lijk is. Als U de stukken van nu eens zou vergelijken met die van een tiental jaren terug, dan zoudt U zien welke wijzigingen zich reeds hebben voltrokken en dit proces gaat door. In de tweede plaats moet ik U wijzen op stukken, die helaas wel eens onbegrijpelijk zijn. Dat gaat om for mele dingen. Het zijn contracten, zaken voortvloeiende uit verordeningen enz. En dan kan men wel zeggen, dat die stukken populair gesteld moeten worden, maar als daar dan later trammelant uit voortvloeit, loopt de boel compleet spaak. Als men het niet begrijpt, kan men komen informeren. Wij zijn altijd bereid op het stadhuis een populaire toelichting te geven. Maar er zijn stuk ken b.v. over aankopen, verkopen, contracten, toezeg gingen, vergunningen met voorwaarden enz. enz., waar bij je aan de wet hangt. Die moeten zo geformuleerd worden, dat er later geen troubles over kunnen ont staan. Wij vinden het niet fijn die ingewikkelde for muleringen te moeten gebruiken, maar we komen er helaas niet onder uit. Ik kan U de verzekering geven, dat wij echt streven naar begrijpelijke taal. Wij zien de stukken van de heer Van Haaren met belangstelling tegemoet. Of we er veel aandacht aan zullen besteden, waag ik wel te betwijfelen. De heer Vellenga: U hebt nog niet geantwoord op mijn opmerkingen t.a.v. vraag 4. De Voorzitter: Ik kan U alleen zeggen, dat U ge lijk hebt. Het is een worsteling waar we mee zitten. Het komt heel sterk naar voren bij de Wet op de Ruim telijke Ordening. Welke procedure we daarbij moeten volgen? Ik moet U zeggen (en nou komt die eenvou dige taal, mijnheer Van Haaren), dat dit de gang van zaken is: ambtelijk vooroverleg, voor-vooroverleg, vooroverleg, overleg ex art. X en dan al onze eigen commissies nog. Ik moet U zeggen, dat je een fikse tijd op deze stoel moet zitten, voordat je enigszins kunt overzien wat die uitdrukkingen betekenen, laat staan doorhebt hoe de machinerie werkt. Ik moet toegeven, dat wij er in zijn algemeenheid dit is niet een probleem van Leeuwarden alleen voor op moeten passen deze problemen in te veel in stanties en commissies te bespreken. Dat geldt niet alleen voor hetgeen U noemde, maar dat geldt tevens voor onze eigen business. Er wordt vaak genoeg ge zegd dit als voorbeeld dat een bepaald punt in de commissie opbouwwerk moet, een ander noemt dan de commissie openbare werken en weer een ander vindt, dat het ook in de commissie ruimtelijke ordening moet worden besproken. Maar dan zeg ik in het College al tijd: één commissie en niet drie of vier, dat kan niet, dan komen we niet tot beslissingen. Ik wil hiermee niet zeggen, dat er geen punten kunnen zijn die duidelijk in twee commissies dienen te worden besproken, of in een raad en een commissie. Wij moeten met elkaar de moed hebben een punt, dat in een bepaalde commissie goed is doorgepraat, niet nog eens dunnetjes over te willen doen in nog talloze andere commissies. Gister avond bleek bij de bespreking van een punt, dat in de Commissie voor de Reiniging ontstellend diep gespit was in een bepaald probleem. Dat kun je dan nog eens over doen in een tweede commissie, maar naar mijn mening heeft de Wethouder keurig geantwoord. Het is geen zinvolle zaak het nog eens over te doen. Dat kan ook niet, dan zouden bepaalde commissies eens samen moeten vergaderen, maar op die manier is er nooit een eind. Ook daar moeten we zelf aan denken. De heer Vellenga noemde met name de kwestie van al die formele wetten en voorschriften waarmee men ons dwingt allerlei procedures te volgen van overleg e.d., die weinig te maken hebben met inspraak van burgers. Daar moeten we helemaal voorzichtig mee zijn. Ik wil ook graag toezeggen, dat, overal waar in V.N.G.-verband bevorderd kan worden, deze dingen duidelijker te stellen, wij als College daar beslist aan mee zullen werken. Mag ik aannemen, dat deze punten voldoende zijn doorgesproken. Ik kan mij indenken, dat er enkele fa cetten zijn die in de algemene beschouwingen zullen worden ingebouwd, maar ik neem aan dat er geen spe cifieke punten zijn overgebleven, die in de plenaire zit ting aan de orde moeten komen. De heer Vellenga: Wat ik nog even wilde stipuleren is dit. Wij hebben zelf aangegeven in verordeningen en dergelijke welke raden en commissies in het open baar vergaderen. Die kunnen dat doen, laten ze zelf ook beslissen. Ik heb er bij gezegd: Laten we na verloop van tijd eens even de temperatuur opnemen en kijken hoe het er mee staat. U hebt wat negatief en afwijzend gereageerd op mijn suggestie over contacten van geïnteresseerde burgers met de Raad, ook in raadsformatie, en het College. Ik hang niet aan deze zaal, ik hang wel aan die formatie. Dus daarop kom ik stellig nog eens terug. Ik geloof niet, dat Uw stelling over openheid en openbaarheid helemaal sluitend is en ook dat is mis schien een punt om op terug te komen. Waar ik dus prijs op stel, is, dat U via de V.N.G. die hele zaak van de wet op de Ruimtelijke Ordening, samen met andere gemeenten, aan de orde stelt. De Voorzitter: Dat zeg ik graag toe. Er zijn dus geen concrete punten die U, mijnheer Vellenga, nog weer aan de orde wilt stellen. De heer Vellenga: Ik zal de punten die ik heb, in bouwen in de algemene beschouwingen. De heer Van Haaren: Ik wilde in de begrotings zitting nog wel ingaan op de zaak van de openbaar heid. Ik zie dat als een concreet punt, maar als ik het in de algemene beschouwingen mag inbouwen dan zal ik dat doen. Ik wil dan verder nog ingaan op de mogelijkheden van inspraak van de burgerij bij ver gaderingen en vooral zit mij hoog de kwestie van die openheid van commissies. Ik blijf van mening, dat er toch mogelijkheden moeten zijn de openheid en open baarheid van die commissies te verruimen. Juist in die commissies groeit het beleid, daar komt het be leid tot stand. Daar kan er nog iets aan veranderd worden, daar is het nog niet helemaal zo gefixeerd als wanneer het in een raadsbrief bij de Raad komt. Ik wil toch graag over die punten nog iets zeggen als de begrotingen aan de orde zijn. Ik wil dat met alle plezier inbouwen in mijn algemene beschouwingen, maar ik wil niet het risico lopen dan afgekapt te worden. De Voorzitter: Ik zou onderscheid willen maken tussen de algemene beschouwingen en de bespreking van de concrete punten. Als de Raad straks zelf dat moet mij van het hart alles zou gaan herhalen wat hier in de open baarheid aan de orde is gekomen, waar duidelijk stand punten zijn geformuleerd, dan zal later blijken, dat we met deze afdelingsvergaderingen rustig op kunnen hou-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5