zijn te zeggen, dat, als ik geen alternatief zie, het werk toch wel zo zal moeten worden uitgevoerd, als de Raad reeds heeft besloten. Over de Vrouwenpoortsbrug heb ik zoeven al een vrij uitvoerige beschouwing gehouden; we hebben het project voor een tijdelijke verkeersoplossing in de Raad gebracht, waarbij we de Raad ook geïnformeerd heb ben over het tijdelijke karakter hiervan, maar „tijde lijk" zou toen ook best 15 jaar hebben kunnen bete kenen. De Voorzitter: Eén punt blijft dus uit deze be- besprekingen voor de plenaire zitting over: het punt, door mevr. Visscher aangebracht i.z. de brug over de Bonkesloot. HOOFDSTUK VIII, par. 7. De heer J. de Jong: Onder 6 staat in het antwoord, dat er B. en W. veel aan gelegen is, dat de gevange nis wordt afgebroken. Is er ook iets te zeggen over een regeling met het Rijk i.z. aankoop of overname? En op welke termijn ziet U de afbraak? Nu staat het gebouw er maar leeg en als er regelingen voor zulke gevallen zijn, dan zou het terrein beter benut kunnen worden. De heer Heidinga: Hierop aansluitende, zou ik U willen zeggen, dat ik enige connecties heb met dege nen, die iets te zeggen hebben terzake van het gevan geniswezen. Wij moeten heel attent op deze zaak zijn, want de regering zit „omhoog" met de T.B.R.-mensen; voor dezen zit ze ten zeerste verlegen om ruimte en het kan ons zo maar boven het hoofd hangen, dat de gevangenis weer in gebruik moet worden genomen. Dus als we het gebouw zeer spoedig kunnen aankopen, zou dat van bijzonder groot belang zijn. Nog een andere vraag. Ik zou graag de Bonifacius- toren en -kerk in de plenaire zitting aan de orde wil len stellen. Ik zou bijzonder graag een uitspraak van de Raad willen hebben over de belangrijkheid van deze bouwwerken en over het al of niet handhaven hiervan. De heer Hovinga: Bij punt 3 gaat het er mij niet alleen om mijn positieve standpunt bekend te maken; ik zou ook graag iets meer toelichting willen hebben. En hoe staat het met de plannen voor restauratie van de kelders aan de Kelders? (De heer Tiekstra (weth.): Daar heb ik het al over gehad, toen ik over de Bier kade sprak.) Die naam kende ik niet. In het antwoord van B. en W. lees ik: „Wij zijn n.l. van mening, dat terzake van restauratie van bescherm de monumenten ook het particulier initiatief een rol moet (kunnen) spelen." Ik ben van mening, dat het voor particulieren erg veel moeilijkheden geeft tot restauratie over te gaan en dat de oudere panden, die aan restauratie toe zijn, vrij regelmatig verkocht wor den en weer tijdelijk een bedrijf, een zaak of een kan toortje huisvesten, maar dat niemand de noodzakelijke stap tot restauratie zet. In die gevallen zou ik dus echt meer actief beleid van B. en W. willen zien. Ik vind het heel mooi als burgers zelf tot restauratie wil len overgaan, maar daar zie ik in de praktijk niet zoveel van. De heer Van Haaren: De heer Heidinga zegt, dat hij enige relaties heeft met de gevangenis, ik heb er een deel van mijn leven in doorgebracht, zij het dan in het nette, maar ik weet zeker, dat men bij Justitie bijzonder graag die hele „troep" daar kwijt wil, want er is niets meer mee te beginnen. Er zouden ontzet tend veel dingen in verbouwd moeten worden. Maar het gaat er vooral om, dat B. en W. zo spoedig moge lijk een terrein aanbieden, waar dan een geheel nieuw Huis van Bewaring kan worden gebouwd. Ik geloof, dat het een heel goed ding is, dat die gevangenis in Leeuwarden volledig verdwijnt en ik wilde ook nog even zeggen, dat dit de enige plaats in de stad is, waar ik een parkeergarage nog wel acceptabel zou vinden. De hear P. van der Veen: Hwat oangiet nr. 1, soe ik wol witte wolle, hokker wissichheit wy hawwe, dat yndied de nou bisteande grêften sparre bliuwe en fier- ders soe ik graech fornimme, oft der op it stuit ek plannen binne, hwerby men it op dimpen oankomme lit, buten it Fliet dan fansels. En soe it dan ek moog- lik wêze, dat wy dêr nou al kennis fan nimme kinne Soene fierders ek alternative plannen makke wurde kinne, dy't as ütgongspunt hawwe it bihalden fan 'e grêften Ik bin blykber hwat tusken de wal en it skip fallen, hwat myp riedslidmaetskip oanbilanget. Under punt 4 stiet n.l., dat de nije riedsleden de rjochtlinen fan Monumentenzorg krige hawwe, mar ik haw se nea krige. Dy soe ik graech noch hawwe wolle. De Voorzitter: Kortgeleden heb ik in Den Haag een gesprek gehad met de directeur van het Gevangenis wezen en ik kan U mededelen, dat er tussen Justitie en de gemeente Leeuwarden geen meningsverschillen bestaan. Justitie wil ook bijzonder graag komen tot een nieuw Huis van Bewaring en wij hebben daarvoor al een terrein aangeboden. Dat is het knelpunt dus niet. Er zijn echter andere instanties in Den Haag, die hier moeilijkheden scheppen, m.n. de Rijksgebou wendienst. Die heeft een programmering voor het bou wen van nieuwe Huizen van Bewaring en Gevangenis sen en die heeft gesteld, dat Leeuwarden nog lang niet in aanmerking zou kunnen komen voor slechting van de Gevangenis. Ik heb daarover persoonlijk con tact gehad met de Staatssecretaris en hem gezegd, dat wij dat beslist niet aanvaarden en dat wij menen er vertrouwen in te mogen hebben, gelet op de noodzaak van de stadsontwikkeling ter plaatse, dat de gevan genis absoluut binnen een paar jaar verdwijnt. Daar over hebben we een brief gekregen, getekend door de Staatssecretaris zelf, waarin hij mededeelt, dat hij zal bevorderen, dat er binnenkort een gesprek tot stand komt tussen Justitie, de Gemeente en andere instan ties in Den Haag, die met dit probleem te maken hebben. Deze zaak heeft dus de volle aandacht en wij zijn het ook volledig met de raadsleden eens, die zo juist hierovér gesproken hebben. De heer Tiekstra (weth.): Als ik hierop even kort mag aansluiten. Ik geloof, dat, als we één functie in het functiepatroon van de binnenstad kunnen missen, het wel de functie van de gevangenis is. En ik meen, dat we degenen, die hier gehuisvest zijn, alleen maar een goede dienst bewijzen, als we er zorg voor dra gen, dat zij een moderne huisvesting krijgen. En voor de categorie, die de heer Heidinga zoeven noemde, moet men betere objecten zoeken dan deze oude straf gevangenis. Ik geloof, dat de Gemeente maar één be leid past. Zij moet nadrukkelijk op het standpunt staan, dat dit ding hier weg moet. De hear Van der Veen frege nei wissichheit oan- geande it sparjen fan de grêften. Ik kin op dit mo- mint gjin wissichheit jaen dy't fierder rikt as de bi- stjürsperioade fan dizze Ried. Ik wit allinnich, dat in part fan de grêften op de monumintelist stiet, mar de Ried wit, dat dit net mear as in ynventarisearjende wurking hat. Ik soe sizze, dat de hear Van der Veen ófgryslik op syn iepenst bliuwe moat om to foarkom- men, dat fierder dimpt wurdt. Ik wol him net tasizze, dat der ünder alle omstannichheden dingen wêze sille, hwer't wy net oer fan miening forskille. Net, dat ik hjir pragmatysk oer tink, mar wol wol ik nut en offer tsjin elkoar öfweage. Dat is, tocht ik, op dit momint ek goed demokratysk-soasialistysk. Én wat betreft de kwestie van het stadsherstel, heb ik aan het schriftelijk antwoord thans niets toe te voegen. Ditzelfde antwoord staat nog recht overeind. De zaak van de restauraties waarop de heer Ho vinga de aandacht vestigt, is niet eenvoudig. Er moe ten nu eenmaal enorme bedragen in restauraties ge stoken worden. Nu zit een aantal van deze monumen ten in particuliere handen en de eigenaren zijn daar niet altijd gelukkig mee. Wij kunnen op dit late uur wel een prachtige uitspraak over restauraties doen, maar het wordt een zaakje van doodnuchter zien hoe veel centen je hebt, hoeveel objecten er zijn en hoeveel centen je bijelkaar kunt „klauwen" iexcusez le mot om te trachten nog een aantal monumenten te bewaren. En ik wil nog wel eens nadrukkelijk zeggen, dat de goedkope wijze, waarop bij tijd en wijle voor dit soort projecten propaganda wordt gevoerd, mij hoge lijk irriteert. Toon Hermans woont in het Stok-kwartier in Maastricht in een prachtig mooi gerestaureerde woning, maar vraag niet wat dat gekost heeft. Dat zijn van die „gouden kadertjes" in de binnenstad, die, dacht ik, wel heel wat anders nodig heeft. De heer Hovinga: Mijn vraag was eigenlijk enige nadere toelichting te krijgen op de instelling van B. en W. t.a.v. het stadsherstel. De heer Tiekstra (weth.)Ik kan geen ander ant woord geven dan reeds schriftelijk is gegeven. Meer kan ik er op dit moment niet van zeggen. De Voorzitter: Leden van de Raad, ik wil U in ieder geval dank zeggen. Wij hebben vandaag span nende gesprekken gehad, maar ze waren ook belang rijk. De problematiek van de bestemmingsplannen is een van de meest belangrijke waar we voor staan. Ik hoop van ganser harte, dat deze gesprekken ertoe hebben bijgedragen met deze zaak voor de toekomst op het goede spoor te komen. De Voorzitter sluit vervolgens, om 0.30 uur, de ver gadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 12