zn 3/8 De heer Hovinga: Bij punt 2 staat, dat een ont eigening van tiet terrein niet mogelijk is omdat een geiuig Destemnungspian ontbreekt, is het eventueel mogenjk via een z.g. postzegelplan dit wel op korte termijn vast te stellen? De heer Heidinga: Onder 3 antwoorden B. en W.: „Andere studiecommissies oï een projectontwikkenngs- maatscnappij zijn hierbij niet ingeschakeld." Het is met zo neel belangrijk, maar ik meen toch wel zeker te weten, dat er wel een projectontwikkelingsmaat schappij met de ontwikkelingsplannen annex is. En ais aat zo is, waarom zou je net dan niet zeggen? Een ander punt, dat ik zou willen aanroeren, is meer een algemeen punt. Kan ik daar op dit moment wei over spreken? (De Voorzitter: Ja, als net maar oe- trekking heeft op het Grondbedrijf). Het gaat over het aankoopbeleid. Ik heb wel eens de indruk, dat het aankoopbeleid weinig gericht is. Ik zou er wel prijs op stellen, als dat een neetje meer planmatig zou kun nen gescnieden. Ik denk bijv. aan net volgende: Als we mogelijk aan net eind van dit jaar de verbinding van de noordtangent van het binnenstadsvierkant tot aan de Vlietsterbrug moeten maken, dan moeten we al de bebouwing, die achter de Bonifatius-kerk staat, aankopen. En dan wordt het de hoogste tijd dat nu te doen. Er staan nog een aantal trapjes woningen mid den in het tracé van de nieuw aan te leggen straat. Ook i.v.m. sommige subsidietoezeggingen van het Rijk is het, dacht ik, wel van belang deze zaak in de gaten te houden. Helemaal achteraan de beantwoording van de vra gen uit het verslag van de commissie van rapporteurs staat een vraag over het pand in de Bisscnopstraat. Nu zult U misschien zeggen: Dat hoort bij het Wo ningbedrijf, maar er zit ook een kant aan, die bepaald bij net Grondbedrijf behoort. Dit bedrijf koopt het aan. De vraag is aldus beantwoord: Aan de verkoper van het pand is destijds toegestaan dat en dat te doen. Dat kan niet door het Woningbedrijf toegestaan zijn, want de Raad besluit een bepaald pand in te brengen in het Grondbedrijf en dan is het meestal al lang leeg en in feite in handen van de Gemeente. Dus het moet wel door het Grondbedrijf gebeurd zijn. En dit bedrijf kan natuurlijk niet het beleid van de Gemeenteraad doorkruisen. Als de Raad niet beslist heeft, dat een bepaalde buurt afgeschreven is en aan de verpaupering wordt overgegeven, dan ontzeg ik het Grondbedrijf het recht op eigen initiatief dergelijke dingen te doen. En dan zou ik graag willen, dat U er nauwlettend op toe zag, dat onze ambtenaren zo iets niet doen. U moet er ook op rekenen, dat er namens mijn fractie een voorstel zal komen om dit pand weer in zijn volledige staat te herstellen. Koste wat het kost. Want zo kan het niet. Dit kunnen we onze burgerij niet aandoen en zo kan de Raad zich ook niet laten behandelen. Men doet maar. Er staat ergens in de Bijbel: „En een ieder deed wat recht was in zijn ogen", maar dat kan hier niet. De heer Visser: Kunnen er op dit moment mis schien ook nadere mededelingen worden gedaan om trent het aankoopbeleid in het tracé Borniastraat Tijnjedijk Hier zou ik de volgende vraag aan willen verbinden: Is het ook mogelijk, dat de krotten, die ten oosten van de Wirdumervaart staan, achter de Dorps straat, gesloopt worden? Want het is daar een dorado voor het ongedierte en ook voor de jeugd. De heer Tiekstra (weth.): De heer Janssen heeft gevraagd, of er nadere mededelingen konden worden gedaan over de situatie m.b.t. terrein voor het G.G.D.- gebouw. Inmiddels kan ik nu hier mededelen, dat het intern overleg zover is, dat overwogen wordt op de hoek van de Jellingastraat-Oostergoweg, ten westen van de Oostergoweg, achter de flats met de achterge legen boxen op een terrein, dat gemeente-eigendom is, het G.G.D.-gebouw te stichten. Nader wordt onder zocht, in hoeverre het bestaande plan zonder wijzigin gen op dat terrein geprojecteerd kan worden daar over wordt nog nader overleg met de architect ge pleegd en dat betekent, dat de reden waarom des tijds de Raad is gevraagd, dit project onderhands op te dragen, in feite aan het toenmalige raadsbesluit is ontvallen. De heer Rijpma stelde een vraag over het aankoop beleid in de Bullepolder. ik wilde de heer Rijpma graag eerst vragen, of hij hier de eigenaar-gebruiker Boer- sma op het oog heeft. (De heer Rypma: Nee, Van Houten.) Daar kan ik dan op dit moment geen ant woord op geven. We gebruiken gemakshalve de aan duiding Bullepolder, maar het gebied is een samen stel van polders en dat betekent, dat hier en daar de aanduidingen nogal eens verschillen. Ik verwacht ech ter niet, naar op dit moment te beoordelen, dat de boerderij van Van Houten hieronder zal komen te val len. Het is n.l. een vrij groot gebied en wij moeten al tijd nog proberen nauwkeurig aan te geven, welk ge deelte daarvan als bebouwingsgebied in aanmerking moet worden genomen. Daarover is kortgeleden over leg geweest tussen de directie van het Grondbedrijf en ondergetekende en hierop zal een voorstel aan het Col lege volgen. Er is mij mets bekend en ook de tegen woordige directeur met omtrent een door de eige naar gebruikte, aan de Gemeente aangeboden boer derij, die door het Grondbedrijf zou zijn geweigerd, omdat men geen opdracht tot aankoop had. (De heer Rijpma: Het gebied wordt dus wel opgemeten.) Er komt nu een nader voorstel van de directie van het Grondbedrijf m.b.t. de vaststelling van de oppervlakte van het vereiste gebied. Ik zeg met opzet niet „ter rein", want dat is een minder ruimer begrip, maar er liggen nogal enige honderden hectaren in dat gebied en dan moet je wel weten, hoever je gaat. Wat de vraag van de heer Hovinga betreft, natuur lijk is het formeel mogelijk voor het G.G.D.-gebouw een postzegelplannetje vast te stellen, gesitueerd op de plaats waar het oorspronkelijk was gepland. Maar of zo'n beperkte stedebouwkundige maatregel inderdaad een voldoende grondslag zou kunnen vormen voor een onteigeningsprocedure, waag ik te betwijfelen. Dat hoeft, dacht ik, ook niet, omdat de voorbereidingen voor dit bestemmingsplan toch wel zo ver gevorderd zijn, dat we veronderstellen binnen een redelijke ter mijn een voorstel tot vaststelling aan de Raad te kun nen aanbieden, uiteraard na de verdere vereiste proce dure. Ik zeg dit welbewust, omdat het afgesproken overleg met alle betrokken rijks- en provinciale dien sten over de onderdelen van het totale plan-Huizum- Oost inmiddels is afgerond. Dat neemt niet weg, dat er inmiddels nog een formeel vereist overleg ex art. 8 zal plaats vinden, maar we hebben dan in feite al een heel stuk voor-overleg en een grote inbreng gehad en een aantal vraagpunten te voren al opgelost. Ik dacht dus, dat we met deze procedure gevoegelijk verder konden gaan. (Stemmen: Kunt U de term „redelijke termijn", binnen welke een voorstel is te verwachten, nader preciseren?) Ik durf echt niet meer te zeggen dan binnen redelijke termijn. Als ik het al aange leerd zou hebben voorspellingen te wagen, dan heb ik het inmiddels stellig afgeleerd. De heer Heidinga heeft opgemerkt, dat er wel een projectontwikkelingsmaatschappij annex zou zijn met Camminghaburen. Ik dacht, dat het goed was, dat ik een misverstand uit de wereld hielp. Er is wel een projectontwikkelingsmaatschappij, n.l. de Noord-Neder landse Projectontwikkelingstichting, die belangstelling heeft getoond voor dit gebied. Daarover zijn enkele besprekingen met mij geweest en deze maatschappij heeft ook een voorstel terzake aan B. en W. gedaan, maar verder is deze zaak niet. Er kan dus op dit mo ment niet worden gezegd, dat er een projectontwikke lingsmaatschappij annex zou zijn met Camminghabu ren. Een heel andere vraag is, of participanten in deze maatschappij eventueel straks bepaalde onderdelen van die plannen tot ontwikkeling zouden brengen. Op het ogenblik bestaan er echter terzake bepaald geen bin dingen. Voorts heeft de heer Heidinga dat weet hijzelf ook wel een nogal gecompliceerd probleem aange sneden, n.l. het probleem van het aankoopbeleid in het algemeen. Ik heb daar wel eerder over gesproken en hij heeft uiteraard ook wel eerder een antwoord op een desbetreffende vraag zijnerzijds van mij gehad. Maar het is toch wel volkomen juist, dat de heer Hei dinga er nog eens over begint. Men kan natuurlijk trachten het aankoopbeleid zoveel mogelijk te syste matiseren. En wij doen dat zoveel mogelijk. Als de heer Heidinga dan zegt, dat ik mij er met een Jantje yan Leiden af maak, dan zou hij ook nog wel eens het gelijk aan zijn kant kunnen hebben. Maar de leden van de Raad moeten zich wel goed realiseren, dat het aan koopbeleid, zoals het nu gevoerd wordt, betrekking heeft op een vrij groot aantal gebieden in onze ge meente. De tekenen daarvan zijn ook duidelijk zicht baar. Maar laat ik ze voorzichtigheidshalve opnoemen: in het totale gebied van het Rengerspark en naaste omgeving (dat is voor een groot deel geëffectueerd), aan Oldegalileën, aan Werkmanslust en omgeving (ook nog niet helemé.é.1 geëffectueerd), in de omgeving van het Vliet, waar op dit moment weinig beweging in zit, in het dorp Huizum, in het tracé van de Oostergoweg en dat moet ik er volledigheidshalve bij noemen in de Landbuurt. Hoe ontstaat dit beleid? Uiteraard op grond van het feit, dat deze gebieden, hetzij ex pliciet door een uitspraak van de Raad zelf, hetzij in de voorbereiding van allerhande stedebouwkundige maatregelen, inmiddels al aangemerkt zijn als sane- rings- of reconstructiegebieden. Bovendien zijn er nu eenmaal gebieden, waar min of meer spontaan een passief aankoopbeleid wordt gevoerd, omdat het hier krotten of slechte woningen betreft, die, als ze in een toekomstig saneringsgebied liggen, aan de Gemeente te koop worden aangeboden. In die situatie kan, dacht ik, de Gemeente niet anders en beter doen dan aanko pen. Ik zou dus een duidelijk onderscheid willen ma ken tussen een actief en een passief aankoopbeleid. Passief is zeer duidelijk het aankoopbeleid in de Land buurt, ook in het gebied, gelegen tussen de Wijbrand de Geeststraat, de Oostergracht en het laatste stuk van het Vliet. Actief is het aankoopbeleid zeer duide lijk in de overige door mij genoemde gebieden. Dit heeft natuurlijk in die zin gevolgen, dat wij de panden tegen redelijke prijs in handen trachten te krijgen. De eigenaar heeft nog wel eens belang bij bepaalde zaken, die in zo'n pand aanwezig zijn, en er moet dan in on derhandelingen tussen het Grondbedrijf en de betref fende eigenaar door de eigenaar, hetzij expliciet in de verkoopovereenkomst, hetzij tijdens de onderhande lingsfase, bedongen worden, dat hij die dingen nog uit het pand haalt. Dat kan en dat gebeurt ook wel. Dan zou ik één ding even recht willen zetten. Wan neer een voorstel tot aankoop in de Raad komt, dan zit er meestal direct aan gekoppeld het voorstel om het perceel onder te brengen in het Woningbedrijf. Dit raadsbesluit moet dan nog worden goedgekeurd door G.S. Over dat goedkeuringsbeleid hebben we, dacht ik, niet te klagen. Dat gaat vrij snel, maximaal verloopt daar zes weken over. Maar de notaris staat ook niet direct klaar met de ontwerp-akte, er moeten allerlei afspraken worden gemaakt, de akte moet wor den gepasseerd en daardoor kan er tussen het nemen van een raadsbesluit en het passeren van de akte wel eens een periode van 12 a 13 weken liggen. Daarbij is natuurlijk altijd de mogelijkheid aanwezig, dat de be treffende verkopende eigenaar nog gebruik maakt van de afspraken, die gemaakt zijn. Dat kan tot trieste omstandigheden leiden. Ik heb vandaag nog een be spreking gehad op Openbare Werken m.b.t. deze ma terie, maar we hebben opnieuw de conclusie getrok ken, dat het eigenlijk niet goed is, dat je als je objec ten aankoopt met de bedoeling ze af te breken, ze toch maar weer in gebruik geeft. Niet afbreken is alleen gerechtvaardigd a. in die omstandigheden, waar in nog op een behoorlijke wijze een aantal jaren een gezin in een pand gehuisvest kan worden (maar daar moet U zich niet een al te overdreven voorstelling van maken) en b. als door afbraak de schade aan belen dende panden te groot zou worden, zodat de reparatie kosten daarvan te hoog worden. Ik geef zonder meer toe, dat het niet altijd precies gaat, zoals wij wel graag zouden willen. Ik meen, dat wij voortdurend aan deze zaak aandacht hebben te besteden. De heer Heidinga komt dan te spreken over de aan sluiting Tuinen-Hoeksterend, om het globaal te zeg gen. De directeur Grondbedrijf heeft natuurlijk al lange tijd de opdracht hier eigendommen te verwerven. Nu zijn de onderhandelingen niet alleen van deze func tionaris afhankelijk, maar uiteraard ook van de be reidheid van de eigenaar om te verkopen. Om het huiselijk te zeggen: doorgaans zien de eigenaren de Gemeente aankomen. Dat kan ik mij ook voorstellen. Psychologisch is de onderhandelingspositie van de Ge meente niet altijd even sterk. Ook bij de realisering van dit project zullen natuurlijk, gegeven de situering van dit project, de woningen, door de heer Heidinga bedoeld, zo snel mogelijk moeten worden verworven. Die zaak moet binnen een jaar rond kunnen komen. Zou dat niet gelukken, dan hebben we geen bestem mingsregeling van node voor een onteigeningsproce dure. Dan kan deze procedure gevoerd worden op grond van Titel II a van de Onteigeningswet. De heer Visser vraagt nog nadere informatie om trent het aankoopbeleid Borniastraat-Tijnjedijk. Wat de verbinding betreft, kan ik eigenlijk niet meer zeg gen dan dat wat in het antwoord van B. en W. reeds is opgenomen. Wij zijn bezig en dit wat de rest van de vraag van de heer Visser betreft het afbraak beleid (men gebruikt wel het woord amovering voor afbraak, maar laten we liever zeggen, dat het afbraak is) zo mogelijk beter te programmeren dan in het jongste verleden het geval is geweest. Dat moeten we doodeenvoudig, omdat de gebieden, waar afgebroken moet worden, steeds groter worden en het aantal af te breken woningen steeds toeneemt. We moeten trachten dit zo goed mogelijk te programmeren niet alleen met inbegrip van de ontruiming en met inacht neming van de belendende eigendomssituatie, maar ook met inbegrip van het schoonmaken, het zo nodig tijdelijk egaliseren en het zo net mogelijk inrichten van het terrein. Ik hoop, dat het voornemen om dit duidelijker en systematischer aan te pakken ook straks in de gemeente zichtbaar gaat worden. De zor gen, die de heer Visser terzake heeft, zijn de afgelo pen jaren uiteraard continu de zorgen van het College geweest. De heer Heidinga: Wordt aangetekend, dat een onzer fractieleden in de plenaire zitting terugkomt op het pand Bisschopstraat? Ik heb zojuist gezegd, dat ik daar een voorstel over zou indienen. De Voorzitter: Dus ook na de beantwoording door de Wethouder meent U daar in de plenaire zitting op terug te moeten komen? De heer Heidinga: De Wethouder heeft het alle maal heel aardig beredeneerd, maar daar is de toe stand niet door gewijzigd. (Gelach) Het pand kan daar zo niet blijven staan; er moet iets aan gebeuren. De Voorzitter: En komen wij daar binnenkort niet mee in de Raad, Wethouder? De heer Tiekstra (weth.)Als bijv. de situatie zo is, dat het College tot de conclusie komt, dat het pand afgebroken moet worden, dan wordt het afgebroken. En als dat meebrengt, dat voorzieningen aan de be lendende gevel moeten worden getroffen, dan gebeurt dat ook. Zo iets heeft zich vaker voorgedaan. Dat ver eist niet de tussenkomst van de Raad. De Raad kan huiselijk gezegd één van.tweeën doen: zeggen: B. en W., a. je moet het afbreken en de zaak netjes achterlaten, of: b. je mag het niet afbreken en dan moet je het opknappen en er weer een gezin in laten wonen. Ik meen, dat de heer Heidinga de bedoeling heeft zich het doen van een voorstel terzake voor te behouden. De heer Rijpma: De Wethouder heeft een be schouwing gegeven over een pand, dat in een toekom stige saneringsbuurt ligt, maar één facet heb ik in zijn betoog gemist, n.l. dit: Een pand kan op zich zelf niet al te best meer zijn, maar dan kunnen mensen, die er naast wonen, gedupeerd worden door een verwaar loosde toestand, een verder verwaarloosde toestand en een afbraak van dat pand, waardoor een buurt, die nog lang niet aan de beurt is om gesaneerd te wor den, hoewel er wel saneringsplannen bestaan, jaren lang in een allerberoerdste situatie erbij ligt, ten na dele van mensen, die hun huisjes heel netjes bewonen en heel keurig hebben opgeknapt. Dit is dus aanleiding voor onze fractie er in de plenaire zitting op terug te komen. De Voorzitter: Hoe zoudt U dit geformuleerd wil len hebben Welk probleem gaat U aansnijden Stelt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 2