a>3 z - U de zaak in het algemeen? Of stelt U in concreto de kwestie van de Bisschopstraat aan de orde? De heer Heidinga: Er zit een algemene kant aan... De Voorzitter: Ja, dat begrijp ik, maar baseert U Uw betoog aanstonds op de problematiek van de Bis schopstraat De heer Heidinga: Ja. Het is precies zoals de heer Rijpma zei: Geven we die buurt over aan de verpau pering of handhaven we die zo lang mogelijk netjes? En dat spitst zich toe op dat bepaalde pand. De Voorzitter: Nu is wel duidelijk wat U wilt aan snijden. En de motivering is dus, dat U meent, dat de Raad een uitspraak moet doen. De heer Heidinga: Inderdaad, mijnheer de Voor zitten. De hear Miedema: Ik haw gjin bihoefte eat to claimen foar de plenaire sitting, mar ik wol efkes werom komme De Foarsitter: Der is mar ien ynstansje De hear Miedema: Mar ik soe graech noch ien winsk kenber meitsje wolle. De Foarsitter: Dat mei altyd. De hear Miedema: Yn de biantwurding oer it plan foar de Bullepolder en binammen hwat oangiet de universiteitswyk hat de Wethalder sein: Wy hawwe natuerlik net it hiele gebiet nedich da leit tusken de Bonke en de Moark, mar wy sille efkes ütsykje hokker stik wy wol hawwe moatte. Soe dat op in net al to lange termyn kinne en soe it risseltaet kenber makke wurde kinne? Hwant yn dat hiele gebiet is in frij greate üngerêstens ünder de eigeners en pachters ünt- stien en ik mien, dat dizze minsken it rjocht hawwe om to witten hwat hjir to barren stiet. As dat tasein wurde kin, haw ik gjin bihoefte dit punt foar de plenaire sitting to claimen. De Foarsitter: Ik tocht, dat weth. Tiekstra dit punt ynkoarten wolris yn de Kommisje Grounbidriuw biprate wol, sadré der in stanpuntbipaling is, hwant dy kommisje wurdt dochs regelmjittich konfrontearre mei dy oankeapen; it liket my dêrom it gaedlikst dizze saek dêr to bipraten. It giet der Jo om, mynhear Mie dema, dat men wit, om hokker gebiet it giet. Dat komt yn oarder. Openbare Werken. De heer J. de Jong: Bij punt 4 staat als antwoord: „De stichtingskosten van bouwwerken zijn vooral af hankelijk van het programma van eisen, waaraan de ontwerper moet voldoen. Het lijkt ons derhalve niet juist het de dienst Openbare Werken euvel te duiden, dat de kosten te hoog worden." Ik geloof wel, dat dat zo is, maar ik zou toch graag zien, dat op de vergade ringen, waar projecten worden behandeld, meer infor matie vooraf wordt gegeven dan alleen de agenda, waarbij eventueel een groot project wordt aangekon digd. Ik ben nJ. van mening, dat de tijd, die ons ge gund wordt in een dergelijke vergadering, te kort is om informatie te krijgen, laat staan een oordeel te kunnen geven. Onder punt 5 staat als antwoord: „Aan de planning wordt voortdurend grote aandacht besteed. Wij zullen dit blijven doen." Ik geloof, dat niemand daaraan zal twijfelen. Hier worden o.a. genoemd walmuren Nieu- westad en Tuinen. Ik kan mij voorstellen, dat in den vervolge nieuwe zaken in de binnenstad zullen moeten worden aangepakt voor onderhoud. Ik zou er graag de aandacht op willen vestigen, dat al de zaken, die speciaal de binnenstad betreffen, met grote voortva rendheid dienen te worden klaar gemaakt, wanneer men er eenmaal mee bezig is. We zitten nu een klein jaar met een puinhoop in het centrum op de Nieuwe- stad. Ik zeg beslist niet, dat dit de schuld van Open bare Werken is, dit zijn gewoon omstandigheden, die in elkaar grijpen, maar ik krijg de indruk en ik dacht, dat ik niet de enige was die vindt, dat de tijdplan- ning wel eens wat te ruim gesteld wordt dat wij veel strakker moeten zijn om op tijd met dergelijke werken klaar te komen. Dat is een gedachte, die ik hier, dacht ik, namens velen uitspreek. En als het mo gelijk is, wil ik daarop graag antwoord hebben. De heer Hovinga: Ik heb, net als de heer De Jong, sterk de indruk, dat, als zowel de verbetering van de walmuren aan de Nieuwestad als die aan de Tuinen, op een andere manier uitgevoerd zou zijn, het werk in een kortere tijd opgeleverd had kunnen worden. Dat die planning voortdurend de aandacht heeft, neem ik direct aan, maar ik zou wel eens bekeken willen hebben, of niet nog striktere voorwaarden aan de uitvoerders kunnen worden gesteld. De heer Janssen: T.a.v. punt 1 zou ik U willen vra gen, hoe het nu gesteld is met de bezetting van de bouwkundige afdeling. Neemt U bijv. nog nieuw per soneel aan? En hieraan zou ik ook nog de vraag wil len vasthaken, of het geen tijd wordt U schrijft in Uw antwoord, dat er wel personeel van de bouwkun dige afdeling ingezet wordt voor stedebouwkundig werk de stedebouwkundige dienst, nu deze zich steeds uitbreidt, zelfstandig te maken. De heer Vellenga: Ik zou me eigenlijk wel in de zelfde geest willen uitlaten t.a.v. de walmuren als de heren De Jong en Hovinga hebben gedaan. Kan het ook een kwestie zijn van het inschakelen van meer aannemers Men heeft hier slechts één aannemer ge had. Maar dit is nu allemaal al gebeurd. Het belang rijkste is, dacht ik, de vraag, welk perspectief er op dit moment is. Is er een termijn te noemen, waarop die zaak klaar is, zodat we van de troep af zijn? De heer Van Haaren: Wij willen ook graag een lans breken voor een aparte stedebouwkundige dienst in Leeuwarden, waar een team van deskundigen een visie kan ontwikkelen op stad en samenleving op lange termijn. Als overeenkomstig de uitgangspunten van de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening in Nederland Leeu warden moet uitgroeien tot een stad van 150.000 in woners, dan dienen er bouwkundige voorzieningen te worden getroffen voor 60.000 inwoners en we vinden, dat dit niet moet worden opgedragen aan een onder geschikte. We weten, dat het ook een punt is van het programma van de P.v.d.A. en we hopen, dat dit punt bij de begrotingsbehandeling duidelijk aan de orde zal worden gesteld. Zo niet, dan zijn wij van plan er tij dens de debatten nader op terug te komen. (De heer Vellenga: De heer Janssen heeft daar zojuist een plei dooi voor gevoerd.) De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof, dat het n.a.v. de eerste vraag van de heer De Jong toch nuttig kan zijn even in te gaan op de procedure, die gehanteerd wordt bij het vragen van kredieten aan de Raad voor de uitvoering van bouwwerken en ik moet daarbij aan haken op de actuele situatie m.b.t. het verstrekken van financieringsmiddelen. Ik vertel niets nieuws aan de aanwezige raadsleden, als ik zeg, dat de wachttijd doorgaans vrij groot is. Dat betekent, dat de Raad meestal niet de plannen krijgt aangeboden in „aanbe- stedingsklare" vorm, d.w.z. met het complete gede tailleerde bestek en de complete gedetailleerde begro ting. De ramingen berusten dus op globale cijfers. Op het moment van de behandeling in de Raad kan daar door niet een exact inzicht in de plannen worden ge geven. Ik begrijp best, dat men er in de commissies behoefte aan heeft, om, zijn fiat gevende, toch wel de vinger aan de pols te houden. Men moet toch als raadslid en als raadscommissielid in staat zijn verant woordelijkheid te dragen. Ik dacht, dat we met elkaar moeten trachten een procedure te vinden, waarbij de ene hond excusez le mot de andere hond niet bijt. We moeten de procedure op basis van globale, programmatische tekeningen en globale ramingen om wille van de wachttijd, die we nu eenmaal moeten uit dienen om financieringsmiddelen te krijgen, wel blijven hanteren. Bovendien zou het nutteloos werk kunnen zijn, als wij de Raad zeer gedetailleerd en exact de plannen presenteren en als dan in het beraad zowel in de commissies als in de Raad zou blijken, dat men wijzigingen wil aan brengen. Dat acht ik een zeer reële mogelijkheid. Trouwens, dat gedetailleerde en exacte werk vraagt enorm veel tijd, maanden tijd zelfs. Ik dacht, dat het verstandig was het bij de bestaande procedure te houden, waarbij ik van mijn kant graag wil toezeggen, dat ik volledig bereid ben bij de verdere detaillering van de plannen en het exacter opstellen van de begrotingen de commissies in te schakelen. Wat de planning betreft, het volgende: Als wij werken moeten uitvoeren in de binnenstad, dan moeten we ons goed rekenschap geven van het feit, dat dat doorgaans niet alleen zeer gecompliceerde werken zijn, maar dat de uitvoering meestal in moei lijke situaties geschiedt. Wij moeten ervoor zorgen, dat zo weinig mogelijk hinder wordt ondervonden door de bedrijven en de bewoners van dat deel van de stad, waar het werk wordt uitgevoerd. Bovendien moeten we in staat zijn voor de aannemer van het werk rede lijke voorwaarden voor de uitvoering te scheppen. Deze spanning kan zo nu en dan veroorzaken, dat het werk niet altijd even vlot kan verlopen. Ik moet de heer De Jong onmiddellijk toegeven het is ook voor de dienst en de wethouder zeer irriterend dat bijv. de werkzaamheden op het Waagplein niet vlugger verlo pen. Maar m.i. moeten we daarover niet al te lang na kaarten, eenvoudig omdat dit een opgedragen werk is. We leren natuurlijk altijd opnieuw weer van de erva ringen. Ik wil wel waarschuwen tegen de veronderstelling, dat een scherp bestek en een scherp tijdschema zouden kunnen leiden tot een snellere uitvoering. Natuurlijk is het bezwaar, dat, als het aantal werkbare dagen in een bestek ruim gesteld is, aan de betreffende uitvoer der een speelruimte wordt gelaten, wat misschien niet altijd goed is. Maar als de toegemeten werktijd krap is, dan krijgt men dit: óf het werk wordt duur of de aannemer komt bij de uitvoering in moeilijkheden. En zowel het een als het ander moeten we zoveel mogelijk vermijden. Ik wil er nog aan toe voegen, dat wij wel bewust vóór de uitvoering van deze werken en we zijn daar, zoals oudere raadsleden zich wel zullen her inneren, bij de Van Swietenstraat en bij de Zuider- grachtswal mee begonnen een hoorzitting houden voor de aanliggende bedrijven. Daarin brengen we be trokkenen nadrukkelijk onder ogen, dat de uitvoering van deze soort werken niet zonder moeilijkheden kan verlopen. Men zal bezwaren ondervinden, maar we ge ven zoveel mogelijk informatie, bijv. over de veronder stelde tijdsduur; dat is een van de eerste dingen, waar men naar vraagt. Met die hoorzittingen hebben we heel goede ervaringen. Ik mag in alle openhartigheid zeg gen, dat wij van de zijde van bepaalde bedrijven ook waardering hebben ondervonden. Je behoeft je nu niet zelf een schouderklopje te geven, maar het is plezierig als je ervaart, dat het samenspel tussen burgers en overheid zo georganiseerd kan worden, dat men we derzijds daar voldoening van heeft. Dit neemt echter niet weg, dat door uitvoering van werken moeilijkhe den kunnen ontstaan. We leren opnieuw van elke er varing, maar bij de aanbesteding van een werk staat nooit keihard van tevoren vast, dat de uitvoering or ganisatorisch en soms zelfs ook technisch zo vlekke loos verloopt als men het zou wensen. Wat de vraag van de heer Vellenga betreft, het jongste werkschema voorziet in afwikkeling van deze werkzaamheden uit het hoofd gezegd binnen 10 weken, te rekenen vanaf 1 februari j.l. Dat betreft dan Tuinen en Nieuwestad. De dienst en ik zullen ons uiterste best doen dat te halen. Of het lukt, is een tweede. Ik maak hierbij nog even de aantekening, dat het de vraag is, of ook nog de Waagpleintjes binnen die tijd klaar kunnen komen, want de tijdslimiet, door mg genoemd, betreft het oorspronkelijke werk. De pleintjes behoren niet tot het werk van de aannemer, die de walmuren verbetert. Nu de bezetting van de bouwkundige afdeling. Bij het overheidsapparaat is het vooral in de bouwkundige sector nogal een zaak van ups en downs. Er zijn pe rioden, waarin vrij veel bouwkundige opdrachten tot uitvoering komen. Ik behoef alleen maar te wijzen op de bouw van de Frieslandhal en aansluitend daarop het verpleegtehuis en het ziekenhuis, een enkele sport hal, een aantal scholen e.d. Een en ander leidt tot een bepaalde bezetting van de dienst. De tijdsperiode tus- sen dit moment en het ogenblik, waarop weer opdrach ten tot uitvoering komen, is bijzonder lang. Ik noem bijv. ook de voorbereidingstijd voor het nieuwe scho lencomplex; in februari 1959 is die begonnen en nog niet beëindigd. Dit voorbeeld geeft wel duidelijk aan, hoe groot de onzekerheidsfactor t.a.v. de bezetting van de bouwkundige afdeling is. Daarom is het plezierig, dat er wat geschoven kan worden met een afdeling als de stedebouwkundige. Al een paar jaar is de situa tie zo, dat bij vertrek de vacature niet onmiddellijk weer wordt vervuld. Dat moet ook niet, als je niet voldoende uit te voeren werken in het vooruitzicht hebt. Als die wel te voorzien zijn, dan dient zo snel mogelijk de bezetting weer op peil gebracht te worden. Wat betreft de bezetting van de stedebouwkundige afdeling, is al in de raadsbrief gesteld, dat per 15 februari een jong stedebouwkundig ingenieur in dienst is getreden. Voorts zijn wij bezig voorzieningen te treffen voor de onderzoekfunctie. Daarvoor zijn een paar sollicitaties binnengekomen, waarvoor de selectie nu plaats vindt. En inmiddels zijn we erin geslaagd, zij het dan op experimentele basis, de functie organi satie voorlichting en inspraak te bezetten. Ik heb goe de hoop, dat dit experiment zal gelukken, m.n. met het oog op publikaties en andere informatie i.z. het structuurplan, de plannen t.a.v. Oldegalileën, Huizum, Wirdum etc. Als men in de plenaire zitting toch op de kwestie van de verzelfstandiging van de stedebouwkundige af deling wil terugkomen, dan behoef ik te dien aanzien op dit moment geen bijdrage van mijn kant te leveren, tenzij de aanwezige raadsleden dit op prijs zouden stellen. De heer Vellenga: U zoudt bijv. alvast kunnen zeg gen, dat B. en W. in dezelfde richting denken. De heer Tiekstra (weth.): Dat kan ik op het ogen blik niet doen, eenvoudig omdat dit nog geen punt van verdere overweging in het College is geweest. Ik zou dus hoogstens mijn persoonlijke opvatting kunnen weergeven, maar daar heb ik op dit moment dat wil de heer Vellenga mij wel ten goede houden nog geen behoefte aan. De Voorzitter: Ik dacht, dat het nu twee jaar ge leden is, dat wij tijdens een begrotingszitting bijzonder uitvoerig geantwoord hebben, hoe wij de structuur van deze afdeling zagen en er is geen enkele wijziging in onze zienswijze gekomen. Dus ik zou U vriendelijk wil len vragen de betreffende stukken nog eens te raad plegen. De heer Janssen: Ik had gedacht, dat de Wethou der misschien enige toezegging kon doen, wat betreft de stedebouwkundige dienst, en dat blijkt dus niet het geval te zijn. Ik zou de mening van de gehele Raad hier wel eens over willen horen en dus dit punt willen claimen voor de plenaire zitting. De Voorzitter: U wilt dus de positie van de stede bouwkundige afdeling in de plenaire zitting aan de orde stellen en daarover een uitspraak van de Raad uitlokken. De heer Janssen: Ik had gedacht, dat de Wethou- ren, hoe de overige raadsleden erover denken, n.l. of er sprake is van een eensluidend standpunt van de Raad terzake. De heer Van Haaren: Het is voor ons ook een zeer belangrijk punt. Ik heb zojuist al betoogd, dat we graag eerst even willen afwachten, wat de fractie van de P.v.d.A. doet. Zou deze fractie dit punt niet in de plenaire zitting ter sprake brengen, dan zullen wij zeer zeker met een motie terzake komen. De Voorzitter: Ik geloof, dat we er nu niet verder over behoeven te discussiëren. De positie van de stede bouwkundige afdeling is kennelijk een belangrijk punt voor een aantal raadsleden. Maar ik vraag alleen even naar de motivering. Waarom zoudt U die positie aan de orde willen stellen in de plenaire zitting? De heer Vellenga: Ik dacht, dat het duidelijk kan zijn. De situatie kan, vergeleken bij twee jaar geleden,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3