Z2?
niet zo goed gevallen, althans niet begrepen zoals ze
waren bedoeld. Ik heb ook toen willen aangeven, dat
dit College-beleid is, dat we daar met elkander achter
staan en ik heb toen ook duidelijk aangegeven welke
de diepere achtergronden zijn, waarom we in het ver
leden in de toch vrij moeilijke situatie terecht zijn ge
komen. En ook hoe we met elkander dag in dag uit
proberen eruit te komen. We maken zeer beslist vor
deringen in de goede richting, maar het kan niet in
één dag worden opgelost. Maar we zijn echt op de
goede weg, dat verzeker ik U. En vooral de leden die
lid zijn van de Commissie Ruimtelijke Ordening zou
den, dacht ik, dit ook heel goed kunnen weten. Ik
lees zelf ook altijd heel zorgvuldig de verslagen van
de commissievergaderingen en ik zie daarin ook hoe
intensief de Wethouder in de Commissie Ruimtelijke
Ordening regelmatig over de problemen spreekt.
Ik zou ook nog eens de heer De Vries heeft dat
net gezegd de collectieve verantwoordelijkheid wil
len onderstrepen. Ik ben het met hem eens de heer
Heidmga heeft het ook al eens gezegd en het is eigen
lijk gewoon het constateren van een feit dat de
Raad ook bepaalde verantwoordelijkheden heeft, maar
ook College en Raad tezamen.
Ik had er echt behoefte aan dat nog eens bijzonder
duidelijk naar voren te brengen.
De neer xieKsïra (wetn.jik. zai bij de beantwoor-
ding prooeren zo exact mogenjK aan te geven wat ue
neuoenng is van mijn antwooru. Dit om te voorKoinen,
uat er 111 ue toeKomst daaromtrent misverstanden gaan
ontstaan.
Wij heoben in antwoord op de eerste vraag van
de heer Janssen welbewust ue newooruingen m.o.t.
net structuurplan geKozen: „het in publiciteit bren
gen". Ais ik uat zeg, uan betekent dat uiteraard heel
iets anuers dan wat de heer Miedema vraagt: „net
plan aan de Raad ter vaststelling aanbieden", uat zijn
twee neel verschillende zaken. En waarom menen we,
dat het van belang is deze procedure toe te passen
Eenvoudig omdat een structuurplan niet meer is Uan
een beleiusstuk. Een structuurplan heert geen rechts
gevolgen. Juist omdat het een beleidsstuk is en juist om
dat daarbij belangen betrokken zijn die betrekking
heoben op een veel groter gebied dan de gemeente
Eeeuwaruen zelf omvat, ook omdat er belangen bij
betrokken zijn van de hele structurele opzet van de
provincie Friesland, daarom staat het College op het
standpunt, dat dit stuk in publiciteit moet worden ge
bracht in die zin, dat het uus in het openbaar in ver
schillende kringen ook inderdaad een punt van dis
cussie kan uitmaken. En hoe vruchtbaarder de dis
cussie is, hoe langer die discussie duurt, des te beter
komt, dacht ik, uiteindelijk dit structuurplan eruit. En
daar hebben we met elkaar belang bij. Ik heb enig
vertrouwen maar ik formuleer het voorzichtig
dat de slotzitting van de structuurcommissie over het
ontwerp-eindrapport voor het structuurplan (waarvan
inmiddels negen hoofdstukken klaar zijn; aan het tien
de en laatste hoofdstuk wordt gewerkt) nog voor 1
juli a.s. kan worden gehouden. Zou dat het geval zijn
dan kunnen wij, hoop ik, intussen de wijze van het in
publiciteit brengen al vast regelen, in de hoop en het
vertrouwen, dat het dan mogelijk is in het najaar de
publicatie te doen plaatsvinden en de discussies te ope
nen. Ik dacht, dat dit punt nu wel duidelijk is.
Vraag 4 passeer ik uiteraard en kom dan bij vraag
8. De heer Janssen vraagt of de stedebouwkundigen
voor het Aldlan-West en Aldlan-Oost wel competent
zijn voor hun taak. Het kiezen van de stedebouwkun
digen Bonnema en Sterenberg is toenmaals mede be
paald in overleg met de betreffende bouwers. Deze
keuze is door de Raad bevestigd. Inmiddels is geble
ken gewoon op praktische gronden dat de com
municatie met Ter Apel moeilijker ligt dan met Har-
degarijp en dat betekent, dat het zwaartepunt van het
ontwerp-werk voor het Aldlan-Oost en Aldlan-West op
het ogenblik ligt bij het bureau van de heer Bonnema
in Hardegarijp. Maar ik dacht, dat we ook oog moeten
hebben voor het feit, dat de procedure met betrekking
tot deze bestemmingsregelingen nogal belast is. Belast
in die zin en ik kom hierbij ook op een stuk beant
woording van andere vragenstellers dat eerst ver
ondersteld is, dat met een bebouwingsplan de zaak wel
rond zat. Er is over het bebouwingsplan een discussie
ontstaan en toen werd met name gevraagd om een
bestemmingsplan. De discussies over net bestemmings
plan zijn nogal gecompliceerd geweest. Ik dacnt, aac
ik ook wel mag zeggen, dat die discussie niet geman-
keiqk verlopen is, omdat in de Commissie RUimtenjKe
Ordening ik zeg dit neel nadruKKeiijk ue opvat
tingen t.a.v. de hele opzet van net bestemmingsplan
Aiuian-West niet alleen divergeerden, maar dat ook in
die discussie wel heel duidelijk bleek, dat niet ieuer liu
van die commissie ervan overtuigd was, dat dit nu ue
opzet was waarmee voortgewerat kon worden. Dat
heeft geleid tot het advies van de commissie zoals dooi
de heer Velienga aangehaald. Het Ooilege heert het
pian toen in verdere procedure gebracht, d.w.z. ofri-
cieel gebracht in het overleg ex art. 8 van oe Wet Ruim
telijke Ordening. Uit dat overleg en uat is net oi-
ficieel voorgescnreven overleg, waaraan provinciale- en
rijksinstanties en nog diverse andere instanties deel
nemen is dit plan gekomen met een heel paKket
opmerkingen (voorstellen tot wijzigingen, twijfel om
trent de economische uitvoerbaarheid enz. enz.). Dat
had noodzakelijkerwijs tot gevolg, dat dit pian en
de leden van de Commissie Ruimtelijke Ordening weten
dat compleet moest worden omgewerkt, ook wat
betreft de voorschriften en bepaalde begripsaanduidin
gen (denk maar eens aan de discussies rond de aan
duidingen open ert en erf, de discussie over de privacy
enz. enz.). Al deze dingen hebben een rol gespeeld.
Ook in de discussie in de commissie Ruimtelijke orde
ning was, dacht ik, een vrij grote mate van overeenstem
ming t.a.v. de kritiek die in de Commissie Ruimtelijke
Ordening tot uitdrukking is gebracht en de kritiek die
uit het overleg naar voren is gekomen. Het is, dacht ik,
zonder meer duidelijk, dat, als dit pakket opmerkingen
komt, het onverstandig zou zijn met dit oorspronkelijke
plan door te werken. Dat hebben naar mijn overtui
ging de bouwers ook stellig geweten. Een en ander
had tot gevolg, dat er een nieuw plan moest komen en
aan dat nieuwe plan wordt op het ogenblik intensief ge
werkt in nauw overleg met onze stedebouwkundige ad
viseur. Tenslotte wil ik er nog dit van zeggen. De pro
cedure ex art. 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening is
een bij de wet voorziene procedure. Dat betekent dus
niet, dat wij langs omwegen gaan en dat er sprake is
van enige vorm van handlichting anders dan in de wet
voorgeschreven. Wij prijzen ons gelukkig, dat G.S. bereid
zijn op basis van de eventueel te bereiken overeen
stemming in het overleg ex art. 8, bouwvergunningen
ex art. 19 te aanvaarden met de verklaring van geen
bezwaar. De wet heeft deze procedure voorzien, er is
rekening gehouden met de mogelijkheid, dat niet steeds
gewacht kan worden met aanleg van voorzieningen en
het bouwen van woningen op een perfect bestemmings
plan. En ik dacht, dat het goed was, dat deze proce
dure er is.
Dan stap ik over naar de vraag, hoe de getroffen
verkeersvoorziening voor Lekkumerend, in casu het
Vrijheidsplein, er uit ziet. Ik moet zeggen, dat op het
ogenblik gesteld kan worden, dat er overeenstemming
is over de ruimte die gereserveerd dient te worden voor
de nog te ontwerpen verkeersoplossing. Ik kan dus
niet zeggen hoe de verkeersoplossing eruit zal zien.
Ik kan wel zeggen welke ideeën men op het moment
aan het uitwerken is, maar concreet kan ik alleen
maar zeggen, dat er overeenstemming is over de ruim
tereservering. Dat betekent, dat de begrenzingen van
de bestemmingsregeling Vrijheidsplein, met uitsluitend
de verkeersvoorziening, vastliggen en daarmee dus ook
de zuid-oostelijke begrenzing van het bestemmingsplan
Lekkumerend-Oost. Deze gegevens moesten volkomen
vastliggen voor we terzake van het bestemmingsplan
Lekkumerend-Oost ook maar iets konden doen. En
dan moet ik er de aanwezige raadsleden toch wel op
wijzen, dat deze wijziging veel verder gaat dan oor
spronkelijk in het vooroverleg over het toenmalige
ontwerp-plan Lekkumerend-Oost is gevraagd. De be
tekenis van het overleg met deze instanties is, dat wij
de verkeersvoorzieningen niet anders kunnen realise
ren dan met een aanmerkelijke financiële hulp van
rijkswege. Het betreft 80 pet. vergoeding van de ver
wervingskosten (en denkt U dan eens aan de panden
die wij bij het Vrijheidsplein aan het verwerven zijn)
en op basis van de bruto-kosten 35 a 40 pet. van de
uitvoeringskosten. Het is zonder meer duidelijk, dat,
waar het rijk in zo vergaande mate de financiering
draagt, er toch ook overeenstemming moet bestaan
t.a.v. de getroffen, resp. de te treffen oplossingen. Bij
dit overleg is ook duidelijk gebleken, dat het plan t.a.v
dit aldus nader aangeduide gebied van Lekkumerend-
Oost en daarover is al informeel overleg geweest
verder voorbereid kan worden zonder dat we in dit
overleg verder op problemen hoeven te stuiten. Dan
laat ik de transportleidingen voor de Gasunie even
buiten beschouwing, want dat was een bekend gegeven,
dat er al jaren in zat. Daar was een ieder mee be
kend, het was alleen de vraag van welke concrete
oplossing uitgegaan moest worden. Dat is gister be
slist. Ik wil er nog wel op wijzen ik dacht, dat men
daarmee bekend was dat in de brief van de Mi
nister van Verkeer en Waterstaat t.a.v. de subsidiëring
van de betreffende verkeersvoorzieningen al zeer dui
delijk staat, dat in principe de verkeersoplossing Vrij
heidsplein subsidiabel is verklaard, dat een subsidie
aanvraag kan worden gedaan nadat in het overleg
over de te treffen oplossing overeenstemming is be
reikt.
De heer Hemstra vraagt of in de ontwikkeling van
de bestemmingsregelingen voor de dorpen ook een ze
kere mate van gelijktijdigheid zou kunnen worden ge
vonden. Dit is een moeilijk te beantwoorden vraag. Ik
zou kunnen zeggen, dat het mij gemakkelijk wordt
gemaakt, want als van verschillende zijde uit de Raad
prioriteiten worden gevraagd voor een bepaald dorp,
dan kan er maar één conclusie worden getrokken: Of
geen der dorpen krijgt prioriteit of alle dorpen krijgen
prioriteit. Het is, dacht ik, wel duidelijk, dat het feite
lijk niet goed mogelijk is om tegelijkertijd voor een
aantal dorpen bestemmingsregelingen te maken. Ik
hoop wel, dat het mogelijk is de ontwikkeling van de
bestemmingsregelingen voor de dorpen zo veel moge
lijk te synchroniseren. T.a.v. Lekkum kan ik op het
ogenblik met enig voorbehoud wel zeggen, dat
het overleg over de verkeersvoorzieningen die in dit
gebied terecht moeten komen we zijn al weer in
de Bullepolder, mijnheer de Voorzitter toch wel zo
ver gevorderd is, dat met enige redelijkheid mag wor
den aangenomen, dat deze geen verdere beletselen
zullen opleveren voor het bepalen van de omvang van
het te ontwikkelen bestemmingsplan voor Lekkum.
Dan geef ik er de voorkeur aan voor het dorp Lek
kum, inclusief Snakkerburen, een zodanige bestem
mingsregeling tot stand te brengen, dat daarin ook
duidelijk een toekomstig beeld voor Lekkum en Snak
kerburen is neergelegd, in die zin dus, dat het een af
rondingsplan zou moeten betreffen. Ik noem geen ter
mijnen. Daar tuin ik niet weer in.
De heren Hemstra en Miedema hebben gevraagd hoe
het nu zit met de bejaardenwoningen in Goutum. Het
overleg over de verkeersoplossing van het zuiden uit is
nog zo prematuur, dat het College daarin geen aan
leiding heeft gevonden, beletselen in de weg te leggen
aan de eventuele bouw van de bejaardenwoningen in
Goutum. Ik hoop, dat ik hiermee voor de heer Miedema
duidelijk genoeg geweest ben.
Nu komen we bij vraag 13. De heer De Jong twijfelt
er duidelijk aan of de opmerking wel op Aldlan-Oost
van toepassing is en vraagt of in de beantwoording
niet Aldlan-West had moeten staan. Wanneer het gaat
om het bouwen van woningen door particulieren naar
eigen inzichten, met een eigen architect en aannemer,
dan heeft dat niet betrekking op Aldlan-West. De Raad
kent de stand van zaken met betrekking tot Aldlan-
West. Daar is een bouwcombinatie die de pretentie
heeft dit gebied tot ontwikkeling te brengen. Dat be
tekent, dat men daar niet een kaveltje kan krijgen
en naar individueel inzicht bebouwen. Men kan zich
daar uiteraard wel een woning verschaffen als men de
woningen mooi vindt en de prijs aanvaardbaar acht.
Het antwoord op vraag 13 is dus wel juist. Buiten
Goutum is individuele bouw dus mogelijk in Aldlan-
Oost.
De koopakte met Albert Heyn wordt de volgende
week gepasseerd, dit ook in antwoord op een vraag
van de heer De Jong.
Dan de vragen over het basisplan voor de binnen
stad. Een goed gefundeerd totaal basis-plan voor de
\&zl
binnenstad vraagt om een compleet onderzoek van die
omnenstad. De onder zoeKingen in de deelgeoieden die
onaer nanden zijn genomen, neDben zoveel tija gevergu,
aat de prognose 197z van het college, met enige
voorzientigneid, reéei is. Ik dacnt, dat net de rcaad
niet gaat om een of andere mooie prent waarmee we
een beetje Kunnen gaan stoeien, maar om een nieuwe
basis-opzet voor de binnenstad die goed gemotiveerd,
goed geargumenteerd en goed gefundeerd is. Dan pas
Kunnen we praten. ïk wil er wel op wijzen, dat ook
voor dit basis-plan geldt, dat daaraan geen rechtsge-
volgen hoeven te worden verbonden. Rechtsgevolgen
heeft alleen de te treffen bestemmingsregeiing. Op
dit ogenblik gaan we dus nog steeds uit van het des
tijds in de Raad aanvaarde basis-plan voor de oinnen-
stad. (De heer Heidinga: En de bevriezingsverorde-
mng.) Een bevriezingsverordening, die zoals de heer
Heidinga wel weet maar vijf jaar geldig is. Het is
dus eenvoudig de goedkeuringsdatum en ingangsdatum
op te sporen en dan vast te stellen wanneer de bevrie
zingsverordening niet meer geldig is.
Ik heb al heel duidelijk gezegd dit op een vraag
van de heer Heidinga dat ik niet meer de moed
heb termijnen te noemen t.a.v. het gereedkomen van
bestemmingsplannen. Ik wil ter staving van dit stand
punt zeggen, dat op basis van een kortgeleden opge
zette netwerk-planning voor de procedure van een be
stemmingsplan zonder enige tegenslag 1275 kalender
dagen is gepland. Dit betreft alleen de voorbereiding
en de preoeaure van een bestemmingsplan. Daar moet
dus nog ruimte in worden geschapen voor een redelijk
te functioneren informatie- en inspraakprocedure. Ik
dacht, dat daarover geen misverstand kon ontstaan.
Daarbij moet nog eens rekening worden gehouden met
de tijd die de verwervingsprocedure vraagt en dan heb
ik het nog niet eens over de mogelijkheden van finan
cieringsdrempels die nog overwonnen moeten worden
en ook niet over bezwaarschriftprocedures resp. be
roepsprocedures bij de Kroon. Al deze zaken kunnen
een rol spelen en dan kan die termijn van 1275 dagen
vlot uitlopen.
Ik ben wel bereid met de betreffende afdeling na te
gaan in hoeverre we in staat zijn onder alle voor
behoud een schema te geven waarmee wij redelij
kerwijs de Raad en de Commissie Ruimtelijke Orde
ning zouden kunnen informeren. Als men daarmee op
dit moment genoegen wil nemen, dan graag.
Dan kom ik bij vraag 14. Dat gaat over een raadsbe
sluit t.a.v. de westtangent van het binnenstadswegen-
vierkant. De procedure van de voorbereiding van de
verkeersstructuur van de binnenstad gaat op het ogen
blik duidelijk om het oosten. Ik geef de heer Heidinga
toe, dat we ons wel rekenschap moeten geven van de
vraag op welke wijze straks precies die westtangent
zal kunnen lopen. Maar dat zit natuurlijk verpakt in
een hele hoop vragen t.a.v. de te treffen oplossing voor
de westtangent. Ik wijs alleen maar op de moeilijke
situatie bij de Westerplantage en op de problemen t.a.v.
de brug ter vervanging van de Vrouwenpoortsbrug. Al
deze zaken moeten nog terdege worden bekeken en
dat is ook in het bijzonder het werk van onze verkeers-
adviseur en het is ook een duidelijk element van het
grote onderzoek Verkeers- en Vervoersplan voor Leeu
warden. Eerst daarna zullen we, dacht ik, een ade
quaat antwoord kunnen geven op de vraag hoe de
westtangent er uit komt te zien. Ook hierover moet
weer een intensief overleg worden gevoerd met rijks-
en provinciale instanties en ook hier speelt weer de
subsidiëringspolitiek van het rijk een grote rol en ook
uiteraard de financieringspolitiek. We zijn wel blij met
die subsidiëring, want dan gaat vaak de financiering
vanzelf. Er zal dus weer duidelijk overeenstemming
moeten bestaan met de subsidiërende overheidsinstel
ling, in casu het rijk.
Ik kom nu op het terrein van De Nieuwe Doelen. Ik
Wil er allereerst op wijzen, dat de maat van dit ter
rein 1000 a 1100 m2 is. De minimum maat, volgens de
rijksinspectie voor het bibliotheekwezen, voor een open
bare bibliotheek in Leeuwarden is 2000 m2. Volgens
deze richtlijnen kan er dus maar een halve bibliotheek
worden gebouwd en dat is niet de bedoeling. Dit is
een zeer concreet antwoord. Het betekent, dat, hoe je
het ook wendt of keert, als men op deze plaats een bi-