U15 }5'3D biiotheek zou willen bouwen, dat ruimtelijk een bijzon- uer oenauwue zaak wordt. kien anuer punt is en dat acht ik nog belang- njKer nat wij goed moeten weten, dat, ais wij het runctie-patroon van onze binnenstad een goede basis winen geven, wij daarvoor de ruimte zullen moeten creeren. Men kan t.a.v. de bestaande functies in de binnenstad niet volstaan met de vierkante meters ruim te die er nu zijn. Men zal meer ruimte moeten bieden, iün dan gaat het niet om een luie automobilist die zijn auto liefst vlak bij de winkelier voor de deur zet, maar dan gaat het met name om de vraag op welke wijze expeditie af en aan geregeld kan worden. En dan zou men ten behoeve van de bedrijven voorzieningen moe ten treffen waarbij met name deze expeditie ook ver zorgd is. Want als er geen expeditiemogelijkheden zijn dan heeft de aanwezigheid van een bedrijf ter plaatse geen zin. Dat betekent onherroepelijk, dat we moeten trachten de daarvoor nodige ruimte in onze binnen stad te scheppen. Die ruimte moet ook de maat hebben die bij onze binnenstad past. En daarmee kom ik op een opmerking die gemaakt is over de te treffen ver- keersvoorzieningen. Ik dacht, dat het goed was, dat, waar de mogelijkheden aanwezig zijn, we deze parkeer voorzieningen voor de binnenstad moeten treffen, dat we de maat daarvan zo goed mogelijk in de schaal van de binnenstad houden, dat ze verkeerstechnisch ook zo zijn gelegen, dat ze geen moeilijkheden opleveren voor de mensen om er te komen en om er vandaan te ko men. Dat zijn allemaal beperkingen in de plaatskeuze, beperkingen in de situatie, beperkingen in de maat. Maar het is voor onze binnenstad onontbeerlijk, dat deze voorzieningen er komen. En en dat is mis schien een vreemde opmerking n.a.v. een vraag over het Oldehoofsterkerkhof dan ben ik persoonlijk nog al gelukkig met het feit, dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg er toe bijgedragen heeft, dat we enige bescheiden ruimte in de vorm van het Oldehoofster kerkhof beschikbaar hebben. Want het toelaten van parkeren op deze open ruimte lost natuurlijk geen en kel parkeerprobleem op. Het is alleen een oplossing voor een enkele automobilist. Die voorziening is er wel op het gedeelte, dat voor parkeren is ingericht. Maar laten we proberen iets van open ruimte in deze stad te houden. De heer Hovinga heeft gevraagd naar het bestem mingsplannetje voor Hempens. Door de invoering van de Wet Ruimtelijke Ordening hebben de geldende be stemmingsplannen hun rechtskracht niet verloren. Dat betekent, dat het plan voor Hempens nog rechtskracht heeft. Daar ligt dan nu op het ogenblik wel dat sport terrein, maar dat is een andere zaak. Dan vraagt de heer Hovinga te proberen voor de nieuwe uitbreidingsgebieden van onze stedelijke bebou wing zoveel mogelijk landschappelijk het karakter te handhaven, te proberen bestaande elementen te inte greren. Dat is een moeilijke vraag. Ik dacht, dat de heer Hovinga hier vraagt naar de kwadratuur van de cirkel. Het is nu eenmaal zo, dat voor een stedelijke bebouwing en daar hebben we het over een stedelijk-planmatige opzet moet komen. In hoeverre het mogelijk is in de overblijvende ruimte op basis van bepaalde inzichten landschappelijke elementen weer echt opnieuw gestalte te geven is een heel andere vraag. Maar we hebben nu eenmaal te maken met een duidelijk nieuw bebouwingspatroon. Als daarin een op zichzelf waardevol element behouden kan worden en ook een functie kan krijgen, dan moet men dat niet laten, maar het is, dacht ik, een illusie te veronder stellen, dat wij werkelijk van grote betekenis zijnde landschappelijke elementen kunnen sparen bij een stede lijk bebouwingsplan. Dat hoeft niet te betekenen, dat alle bomen weggaan, er kunnen best enkele blijven staan en het kan ook best zijn, dat hier en daar een boerderij blijft staan, maar men moet niet meer ver wachten. We kunnen dit punt bij elk bestemmingsplan in de discussies betrekken. De heer Rijpma heeft het gehad over de mogelijkhe den van ongelijkvloerse parkeervoorzieningen. Ik heb daarover al het een en ander gezegd. Ik geloof niet, dat ik er uitvoeriger over zou kunnen zijn op dit ogen blik. Het overleg, ook met de betreffende werkcom- missie van de Centrum Winkeliers, is nog altijd gaande. Binnen het bescheiden binnenstadsgebied van Leeuwar den moet men toch wel met de nodige zorgvuldigheid te werk gaan met een op zichzelf toch niet bijzonder onaantrekkelijk element als een parkeergarage. Bo vendien moet zo'n garage verkeerstechnisch zo zijn gesitueerd als ik straks reeds heb aangegeven. Want dit moeten wij niet vergeten. Als de capaciteit van een parkeergarage 300 a 400 auto's is, dan betekent dat, dat op de spitsuren aan het begin en aan het eind van de werkdag daar 300 a 400 auto's in of uit moeten. We kunnen op het Zaailand zien welke problemen dat met zich brengt. En ga dan eens na wat het betekent als al die chauffeurs op één in- of uitgang zijn aange wezen. Dat geeft op een bepaald punt een verkeers belasting, waarvan men moet weten hoe die kan wor den verwerkt. Naar mijn persoonlijke mening is er maar één duidelijk in het oog springend punt, dat aan deze vereisten zou kunnen voldoen en dat is de plaats waar het Huis van Bewaring en de Strafge vangenis staan. Dat is ook met het oog op het tan gentensysteem een aantrekkelijk punt. De heer Rijpma heeft er terecht op gewezen, dat een vlekkenplan-procedure op het ogenblik meer kansen biedt dan in het verleden wel eens verondersteld is. Er zijn, o.m. met betrekking tot Apeldoorn, uitspra ken gedaan door de Kroon die niet uitsluiten, dat in derdaad een vlekkenplan een voldoende basis zou kun nen zijn voor een onteigeningsprocedure. Wij zullen stellig rekening houden met de inhoud van die uit spraken en ook aan de hand van andere uitspraken proberen uit te zoeken in hoeverre een vlekkenplan een rechtsbasis kan vormen voor een onteigeningsproce dure. De hear Singelsma freget hwat in eigen leefklimaet foar de doarpen is. Ik leau, dat wy it earst iens wurde moatte oer de öfmjittings, hwant in bipaeld formaet, in bipaeld ynwennertal, in bipaeld huzental is by steat in leefklimaet to dragen. Ik tink dêrby oan de bak ker, de molkboer, de winkeliers de smid hoege wy net sa bot mear oan to tinken de garagehalder en soksoarte fan dingen. Ik wit net oft ik de kroechjes ek mei rekkenje moat. Ik bidoel, dat in doarp in formaet hawwe moat, dat ek in bipaeld foarsjenningspatroan troch de ynwenners dragen wurde kin, leafst ek mei de ombalgen dy't de moderne minske freget (sport- fjilden, doarpshüs ensfh.). Dat is, tocht ik, hwat bi- doeld wurdt ünder leefklimaet. En dy kant moatte wy dan ek üt. Ik moat efkes tobek nei fraech 11, hwant de hear Singelsma hat dér oer praet. It is in fraech dy't regel- rjocht yn it hert sjitte soe fan in ald-wethalder fan Finansjes. Ik freegje it omtinken fan de Ried foar it folgjende. Doe't wy de boartersfoarsjennings en de foarsjennnings foar de ünorganisearre sport yn it Bil- gaerd oan de oarder hawn hawwe, doe hawwe wy in kredyt frege fan f700.000,As dat net yn de groun- priis sitten hie dan hiene de foarsjennings der nou noch net west. Sa is dat. De wiste wei om dit soarte foarsjennings klear to krijen is se yn to kalkulearjen yn de grounpriis, hwant as dat net bart, wurdt de realisearring yn de kiif steld. Dan kinne Jo wachtsje oant Jo üt dy hiele greate moune fan de finansiering komme. Dan tink ik ris oan it tryste lot fan skoallen en dat soarte fan saken mear. Litte wy mar bliid wêze, dat it yn de grounprizen sit; dan hawwe wy mear romte to boartsjen en mear romte to libjen. Sa lizze de saken nou ien kear. Dat is miskien wol de reden, dat de grounprizen yn Ljouwert hwat heger binne as op oare plakken, mar ik bin hwat dat oangiet treaste, hwant op oare plakken wurde dy prizen ek heger, dat is in düdlike saek. It brune boekje hat syn ütwur- king wol sa stadich oan. Boppedat nimme de minsken ek yn de doarpen gjin genoegen mear mei foar sjennings dy't net oan de easken fan de tiid foldogge. It middel, yn fraech 11 oan de han dien, doocht net. Ek de hear Singelsma sjocht leaver gjin parkear- terrein op it plak fan de Nieuwe Doelen. Ik hoopje, dat hy ek wol ienige wearde hechtet oan itjinge ik sein haw oer de funksje fan de binnenstêd en yn dat ramt oer de bitsjutting fan net to greate forkearsfoarsjen- nings. De heer Van Haaren opponeert tegen allerhande par keerterreinen. Dat is zijn goed recht. Hij zal hebben gemerkt, dat ik er genuanceerder over denk en daar bij neem ik als uitgangspunt het belang van onze bin nenstad en dat van de burgers die daar hun bedrijf uitoefenen. Hij mag dat best materialistisch vinden. Ik hoop, dat er voldoende ruimte overblijft om te trimmen en te lopen. Ik bin it net mei de hear Miedema iens en dat wol ik dochs efkes sizze, oars krije wy der strak spul mei as hy seit, dat it antwurd fan B. en W. op fraech 6 hielendal ófwykt fan in moty dy't de Ried oannommen hat; in moty fan de A.R. en P.v.d.A. De fraech wie dizze: „Worden bij het in voorbereiding zijnde structuurplan voor het gehele gebied van de Gemeente bestemmingsplannen voor de dorpen inge past en is het College niet van mening, dat er naar gestreefd moet worden de dorpen, als aparte éénheden zodanig te ontwikkelen, dat ze als forensendorpen van Leeuwarden een eigen leefklimaat kunnen scheppen met de nodige voorzieningen." Dêr wurdt op antwur- de, krekt hwat de fraech bidoelde, tocht ik, n.l.: „In het in voorbereiding zijnde structuurplan wordt uiter aard aandacht geschonken aan de ontwikkeling van de dorpen, die tot onze Gemeente behoren. Daarbij zit inderdaad de gedachte voor om deze dorpen in het al gemeen een eigen leefklimaat te laten behouden." Ik tocht, dat it antwurd en de fraech krekt by inoar pasten. Dat lit ünforlet de üntwikkeling fan in bi- stimmingsregeling foar Wurdum, lyk as de Ried for- line jier frege hat. De hear Miedema sil noch wol wit te, dat ik doe warsköge haw: „Tink der om, freegje net om in komplete bistimmingsregeling." Mar ik kin him gerêst stelle. Op 8 maert biede wy in model foar Wurdum oan oan de Kommisje Romtlike Oardering. Op 18 maert geane wy mei it plan nei Wurdum ta. Ik tocht, dat dat in krekt antwurd is op de fragen. (De hear Miedema: Wy woene it hjir yn de Ried haw we, dêr hawwe wy om frege en dat is üs tasein.Wy woene it graech oan de Ried foarlizze as wy de Ried ek ynformearje kinne oer de ynsjoggen dy't Wurdum der oer hat. (De hear Miedema: Dan hie it earder moatten.) It koe net earder. Ik bin it mei de hear Miedema iens en dat mei in treast foar him wêze dat de fierdere üntsluting fan Goutum mei faesje oanpakt wurde sil. B. en W. hawwe dêrta al bisluten. B. en W. hiene, leau ik, dizze opmerking al foarsjoen. Ik geloof, dat ik met betrekking tot Lekkum-Snak- kerburen mevr. Visscher al heb geantwoord op haar vragen. (Mevr. Visscher-BouwerU hebt niet posi tief gereageerd op wat ik gezegd heb over een voor- bereidingsbesluit voor Snakkerburen. Maar ik hand haaf mijn standpunt omdat ik voorzie, dat, wanneer U een groot bestemmingsplan maakt voor Lekkum en Snakkerburen in zijn geheel ik wilde dit loskop pelen het nog geruime tijd zal duren voor dat plan klaar is. En in die tussentijd kunnen in Snakkerburen brokken worden gemaakt.) Ik wil best de vraag t.a.v. de voorbereidingsbesluiten op korte termijn in over weging nemen. De heer De Vries heeft gesproken over de platte daken in de uitbreidingsplannen. Het is wel onze be doeling te trachten aan het verlangen van de heer De Vries tegemoet te komen in het plan Aldlan-Oost. Daar zullen wij trachten meer vrijheid en ruimte te laten, maar ik moet er wel op wijzen daar helpt geen lieve moeder aan; de heer Rijpma heeft er ook al op gewezen dat de eisen die gesteld worden aan bestemmingsregelingen in het kader van de nieu we Wet Ruimtelijke Ordening zeer gedetailleerd zijn. Het verheugt mij wel, dat ik kortgeleden met de di recteur van de P.P.D. in Friesland een gesprek heb gehad m.n. over de vraag op welke wijze wij toch grotere elasticiteit in die voorschriften kunnen bren gen. Maar de ervaringen die tot nu toe in den lande zijn opgedaan met de nieuwe Wet Ruimtelijke Orde ning en m.n. met de opstelling van de Kroon bij be roepszaken, zijn niet zodanig, dat aan de veronder stelde grotere vrijheid van de Wet Ruimtelijke Orde ning inderdaad tegemoet gekomen wordt, ik zou haast zeggen integendeel. Er wordt door de V.N.G. regel matig tegen deze gang van zaken geopponeerd en ik dacht, dat in de Nationale Raad voor de Ruimtelijke Ordening ook nogal eens enige harde woorden over deze problematiek zijn gevallen. Hopelijk dringt dit zo zoetjes aan zo ver door, dat we een poging kunnen wagen, hetzij met ontheffings- en vrijstellingsbevoegd heden, hetzij met wijzigingsbevoegdheden, hetzij met partiele wijzigingen wat sneller te kunnen werKen en uaardoor ae elasticiteit van een plan wat te vergroten. Ik dacht, dat ik inmiddels ook de heer Wiersma tevreden heb gesteld. Ik heb nu geloof ik zoveel en zo goed mogelijk alle gestelde vragen beantwoord. De heer Heidinga: Ik zou graag het woord willen hebben voor een persoonlijke zaak. De heer De Vries heeft gezegd, dat ik iets heb ge- insinueerd. Nu meen ik, dat een insinuatie een bedekte verdachtmaking is. Mijnheer de Voorzitter, dat neem ik niet. Ik heb mij heel duidelijk uitgelaten, ik heb mij niet bedekt uitgelaten, ik heb geen verdachtmaking gepleegd. Dat was er helemaal niet bij. Ik heb duide lijk gezegd wat ik bedoelde en duidelijk bedoeld wat ik gezegd heb. En als er iemand hier in de Raad is die het recht zou hebben om over deze problematiek te praten dan ben ik het wel. Ik heb jarenlang over deze materie gejankt, ik heb jarenlang gevraagd of men het wilde plannen, ik heb twee jaar geleden ge vraagd of men een netwerk-planning zou willen in stellen. Dan zegt de burgemeester in zijn nieuwjaars rede van 1971: „We hebben ook een netwerk-planning ingesteld." Kijk, ik wil mij er helemaal niet op voor laten staan, daar heb ik geen enkele reden voor en dat heb ik ook bewust niet gedaan. In heb altijd ge zegd: De Raad is voor dit beleid verantwoordelijk. Maar als de heer Janssen hier in de Raad probeert te stellen, dat de bouwkundige, de ontwerper van Ald- lan-West incompetent zou zijn en dat die dus eigen lijk verantwoordelijk zou zijn voor de daar ontstane vertraging, dan meen ik het recht te hebben enige andere aspecten aan te wijzen waardoor een vertra ging ontstaan is en ik geloof niet, dat er enige aan leiding is dat een insinuatie te noemen. Hier wil ik het dan maar bij laten. De heer De Vries: Ik heb in de loop van de jaren voldoende waardering gekregen voor de persoon en de inzet als raadslid van de heer Heidinga, maar wat hij in eerste instantie zei, was wel degelijk een in sinuatie. Hij heeft n.l. gezegd, dat er van bepaalde zijde invloeden zouden zijn geweest die deze plannen zouden traineren. Als de band teruggedraaid zou wor den, zouden we kunnen horen hoe hij het gezegd heeft. Het spijt me, dat het op deze manier gespeeld wordt in deze Raad evengoed als het me spijt, dat de for mulering van de vragen in het verslag van de com missie van rapporteurs zó suggestief en negatief zijn, dat ik mij afvraag waarom een fractie als totaliteit want die is er toch naar mijn mening verantwoor delijk voor hier niet een stokje voor gestoken heeft. De Voorzitter: Ik stel voor, dat we de discussie over dit punt nu sluiten. De heren Heidinga en De Vries hebben hun mening kunnen zeggen. Ik stel thans voor te komen tot het formuleren van de problemen welke U in de plenaire zitting aan de orde gesteld wilt zien met betrekking tot Hoofdstuk V, voor zover het onderwerpen zijn die wij zo juist met elkander de revue hebben laten passeren. De heer Rijpma: Ik wil graag nog een tussentijds vraagje stellen. Er is straks over een schema gespro ken. Is het de bedoeling, dat dat voor de begrotings zitting aan ons voorgelegd wordt? (De heer Tiekstra (weth.): Als het lukt dan doe ik het graag.) De Voorzitter: Laten we niet aan een tweede ronde beginnen. De Wethouder heeft duidelijk gezegd, dat hij een poging wil doen, met alle reserves die hij daar bij heeft genoemd, want wij hebben met elkaar lering getrokken uit het noemen van termijnen. Ik heb eraan meegewerkt, dat drie jaar geleden zo'n schema werd opgesteld. Maar er zitten zoveel problemen aan vast waar je machteloos tegenover staat, dat het inder daad een hachelijke zaak is termijnen te noemen. Ik dacht, dat de Wethouder heel duidelijk heeft gesteld, dat hij een poging wil doen een schema te maken. Maar dan moet U de tijdstippen duidelijk zien als streefdata. Wij zullen er naar streven dat schema zo spoedig mogelijk klaar te krijgen. Dat komt dan eerst in de Commissie Ruimtelijke Ordening. Daar kan dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 8