bl& i£ Yi 32. - worden afgesproken wat er verder mee gebeurt. En ik zou de neer Kijpma willen vragen daar op bet mo ment genoegen mee te willen nemen. Wij zulien ons uiterste best doen dat schema op te zetien, maar dat moet U dan zien met het voorbe houd, dat de genoemde data duidelijk streefdata zijn. Maar ik verzoek U met klem daarover in de eerste piaats te discussiëren in de Commissie Ruimtelijke ordening. Laat van die discussie afhangen in hoeverre het in de plenaire zitting van de Raad moet. En dan vraag ik nu welke punten U in de plenaire zitting wilt heboen. De heer Heidinga: Ik wil in de plenaire zitting spreken over alle racetten van het beleid t.a.v. de be stemmingsplannen. Het is mij hier nog lang niet ge noeg in ai zijn aspecten besproken. Het moet in veel breoer kader worden doorgepraat. De heer Janssen: Ik heb in eerste instantie aan gekondigd, dat wijCop vraag 4 zouden terug komen, oezien ue zojuist door U argelegde verklaring, mijn heer de Voorzitter, bestaat er onzerzijds geen behoefte meer hierop terug te komen in de plenaire zitting. De heer Van Haaren: Ik wilde net als de heer Hei- dinga en met dezelfde motivering terug komen op de kwestie van de bestemmingsplannen. Ik ben blij, dat hij dat doet, want wij hebben liever, dat een grote fractie een dergelijk probleem aansnijdt. Verder zijn wij het beslist niet eens met het beleid t.a.v. de parkeervoorzieningen in onze bescheiden bin nenstad. Daar zal ik in de algemene beschouwingen zeker het een en ander van zeggen, maar het con crete punt „bestemming terrein Nieuwe Doelen" wil ik apart aan de orde gesteld zien. Ik heb het gevoel, dat ik t.a.v. dit punt helemaal geen antwoord heb gehad op mijn suggestie daar een speelgelegenheid voor kin deren uit de binnenstad te maken. Ik blijf bij mijn be zwaren daar auto's te parkeren. De heer Vellenga: In de eerste plaats zou ik de mogelijkheid open willen houden te kunnen praten over de bibliotheek. In andere afdelingen zal mogelijk over de zaak van de bibliotheek en de plaats van ves tiging worden gesproken. Het kan zijn, dat mede naar aanleiding van de discussies in die afdelingen toch ook nog op dit punt in de plenaire zitting terug gekomen wordt. Ik kan het op dit moment nog niet zeker zeggen. In de tweede plaats stellen wij ons voor en dan niet in de algemene beschouwingen te praten over de dorpen, te praten over de bestemmingsplannen, de leefbaarheid, het functioneren, het karakter van de dorpen enz. enz. Dat zal een apart dorpen-verhaal wor den. Daar wordt als de dorpen apart aan de orde komen een beschouwing over gehouden. Over al hetgeen wat met de dorpen samenhangt. Dat lijkt mij op zich nogal duidelijk. Aan de hand van vraag 6 zal door mijn fractie opnieuw over de dorpen worden ge sproken. In de derde plaats willen we aan de hand van vraag 21 hetzij bij de algemene beschouwingen, hetzij an derszins, concreet terug komen op de stand van zaken met betrekking tot de in die vraag aan de orde ge stelde bestemmingsplannen op dat moment. Misschien kunnen we dan een vorm vinden, b.v. door middel van de driemaandelijkse temperatuurmeting, om de gang van zaken te volgen, zodat we precies weten wanneer welk plan moet komen en hoe ver het gevorderd is. Het kan zijn, dat ik dit mee kan nemen in de alge mene beschouwingen maar ik wil het ook als apart punt gereserveerd zien voor het geval dat niet moge lijk blijkt. Het ligt in het verlengde van hetgeen de heer Heidinga heeft geclaimd voor zijn fractie. Hij heeft gezegd, dat hij zich het recht voorbehoudt over de gehele problematiek t.a.v. de gehele ruimtelijke or dening en de bestemmingsplannen nog eens opnieuw te praten. Dat doe ik ook. De hear Miedema: Ik wol graech it rjocht hawwe yn de bigreatingssitting werom to kommen op it bi- stimmingsplan Wurdum. Ik wol earst noch oerliz dêroer hawwe yn myn fraksje. Ik wit noch net of ik it doch of net, mar ik wol it rjocht hawwe der oer bigjinne to kinnen. De hear Singelsma: Ik wol krekt as de hear Vel lenga, werom komme op it punt, oan de oarder steld yn fraech 6, n.l. de doarpen. Is it sa, dat as de hear Heidinga dy hiele problema- tyk fan de bistimmingsplannen oan de oarder stelt, wy dan ek it rjocht hawwe üs wurdtsje dér oer to dwaen De Voorzitter: Ja, natuurlijk mag iedereen er dan het zijne van zeggen, ais we net beleid t.a.v. de be stemmingsplannen aan de orde stellen, betekent dat, dat we daarover een aparte discussie krijgen tijdens de begrotingszitting. Dan gaan we in twee instanties over dat onderwerp praten. Dat is de procedure. Zo gaat het met alle punten die afzonderlijk aan de orde komen. De hear Singelsma: It antwurd fan de Wethalder op fraech 12 hat my net bifredige. Ik wol dat punt fan it hanthavenjen fan bisteande bibouwing yn nij- bouwiken wer oan de oarder hawwe. De heer Hovinga: Ik wil ook nog terug komen op de problematiek rond de dorpen. De Voorzitter: Dat punt is al door meerdere spre kers genoemd, dus het komt weer aan de orde. De Voorzitter schorst, om 22.55 uur, de vergadering, voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergade ring. De Voorzitter: Ik wil U voor we verder gaan toch nog even vragen na de discussies duidelijk te formu leren wat straks in de plenaire zitting opnieuw aan de orde moet worden gesteld. Ik zeg dit alleen om straks de plenaire zitting goed te kunnen voorbereiden. Wij moeten U een stuk zenden waarin staat wat na de algemene beschouwingen nog aan de orde zal komen. Volgno. 172. De heer Heidinga: In de beantwoording van vraag 1 staat, dat het gebied naast het Rengerspark is be stemd voor bijzondere bebouwing, zoals kantoren. Ik geloof wel, dat U daar gelijk in hebt. Het hoort, zoals het nu ligt, nog in het plan in hoofdzaken, 't Ielan, en in dat plan heeft het gebied inderdaad de bestem ming van bijzondere bebouwing. We zouden ons toch wel echt kunnen afvragen of het niet zinvol zou zjjn tegen het Rengerspark aan waar nu de woonwa gens tijdelijk gestationeerd zijn één of meer be jaardenflats of andere voorzieningen voor bejaarden te plannen in plaats van kantoren. Kantoren zijn n.l. zeer verkeer-aantrekkend en het is echt niet zo, dacht ik, dat die kantoren nu beslist zo dicht bij de binnenstad moeten. Ik zie niet in, waarom dat zo noodzakelijk zou zijn. Waarom kan een kantoor niet verder van de binnenstad af? Iedereen gaat er toch met de auto naar toe. Ik zie de dwingende noodzaak hiervan niet. Ik zie wel, dat het een bijzonder mooie plaats is b.v. voor een bejaardenflat en ik zeg heel eerlijk en open, dat de mensen die een bejaardenflat trachten te krij gen van het NVV het gaat geloof ik via de Stichting N.C.H.B. bijzondere belangstelling voor dat ter rein hebben. En dan zou voor zo'n flat nog niet eens het hele terrein behoeven te worden opgeofferd. De flat die die mensen willen bouwen, zou op dat ter rein tegen het Rengerspark wel kunnen staan en ik vind het er een geschikt terrein voor. Ik ga er per soonlijk beslist niet zonder meer van uit, dat daar kan toren moeten komen en ik zou dat toch nog wel eens in Uw overweging willen aanbevelen. In de beantwoording van dezelfde vraag staat ook nog: „In het kader van de verdere voorbereiding van het bestemmingsplan Oldegalileën wordt gestreefd naar een zo spoedig mogelijke bebouwing van de daar vrij gekomen terreinen met bejaardenwoningen. Wij hopen de betreffende bouwplannen in de loop van dit jaar aan de Raad te kunnen voorleggen." Ik neem graag aan, dat U er wel in zult slagen die bouwplannen aan de Raad voor te leggen, hoewel ik geloof, dat die bouw plannen helemaal niet in de Raad behoeven te komen, want als ik goed ben ingelicht, zou Patrimonium het terrein bebouwen. Dan behoeven wij dus alleen daar voor maar de financiële regelingen te treffen. Maar ik heb gehoord en daarom vraag ik er hier even naar dat er nog een aantal woninkjes op dat ter rein staan die wij niet in eigendom kunnen krijgen, en die de bebouwing van dat terrein in de weg staan. Ik heb o.m. gehoord, dat achter het voormalige hotel Stadszicht een stuk of zeven woninkjes staan, die door de Gemeente voor drie jaar verhuurd zouden zijn. Als dat zo is dan vraag ik mij af hoe dat dan moet, dan weet ik het echt niet meer. Maar ik wil er wel graag het ware van weten. De heer Rijpma: Ik ben het in principe wel met U eens, dat het gebied naast het Rengerspark geschikt is voor kantoren en persoonlijk zou ik het er ook wel voor willen houden. Maar nu zitten wij klem met onze woningbouw en ik voorzie, dat ook de bouw van de bejaardenwoningen op Werkmanslust de eerste tijd niet tot stand zal komen, omdat we een aantal stukken van dat gebied niet in eigendom hebben (en die eigendom men zullen wij niet kunnen verwerven tenzij er een geldig bestemmingsplan is). Uit dat oogpunt uit nood geboren zeg ik: Daar hebben we zoveel ter rein, dat we inderdaad op korte termijn een bejaar dentehuis of bejaardenwoningen zouden kunnen reali seren. Het terrein is ons eigendom. Er zijn voldoende grote vlakten waar niets meer in de weg staat. En uit dat oogpunt ben ik het met de heer Heidinga eens, dat het misschien wenselijk zou zijn aan Patri monium te suggereren niet op Werkmanslust te bou wen. Want dat zal veel langer duren dan hier in de aanbiedingsbrief staat. Daar kunnen nog zoveel ver tragingen optreden. We zouden Patrimonium kunnen suggereren te proberen naast het Rengerspark te bouwen. De Voorzitter: Ik zou toch wel graag nog eens een beroep op U willen doen als het enigszins mogelijk is kort te formuleren. We zijn er nog lang niet. Ik dring er met klem bij U op aan kort te zijn en zo mogelijk niet in herhalingen te vallen. Vorig jaar hebben we een paar keer tot half 2 's nachts hier gezeten. En we hebben geen keus, we moeten dit vanavond afma ken, of we zouden vrijdag en zaterdag ook nog moeten vergaderen. Ik wil U niet opjagen, ik wijs alleen maar op de situatie. De heer J. de Jong: Over het bestemmingsplan Oldegalileën zijn al vragen door de heer Heidinga ge steld. Daar zal ik dus niet verder op ingaan. In het tweede deel van het antwoord op vraag 3 wordt gesteld, dat er eigenlijk nog terrein moet wor den gezocht om de rommel kwijt te raken. Nu vraag ik mij af of het niet mogelijk is we weten, dat we regelmatig panden moeten afbreken en dat we dan in derdaad puin krijgen van te voren te plannen waar we met die rommel heen moeten. Uiteindelijk blijft een gedeelte van onze burgers in de buurt van die afge broken panden wonen en die zitten maar tegen die troep aan te kijken, die wij op dat moment noodzake lijkerwijs moeten achterlaten. Ik wilde dus horen of wij niet ver van te voren terreinen kunnen aanwijzen waar wij met deze afbraak naar toe moeten. Dit om onze burgerij de gelegenheid te geven om in een be hoorlijke omgeving te blijven wonen. De heer Janssen: Ik wilde nog iets zeggen n.a.v. vraag 1. De heer Heidinga heeft al gesproken over het eventueel bouwen van een bejaardentehuis bij het Ren gerspark. Ik zou het College willen verzoeken zich in verbinding te stellen met het NVV om daar nog eens over te praten. In Uw antwoord spreekt U over het bestemmen van het gebied voor kantoren. Heeft U enig idee hoe groot de animo is voor de kantorenbouw of voor het daar bouwen van een nieuw Provinciehuis of i.d. Ik zal het kortheidshalve hier maar bij laten. De heer Tiekstra (weth.T.a.v. het bestemmings plan Rengerspark zou ik willen zeggen, dat uiteraard in het overleg, dat intern wordt gepleegd en waarbij ook de Commissie Ruimtelijke Ordening is of zal worden betrokken, nog van alles besproken kan worden. Op dit moment zou ik willen zeggen, dat ik kennis heb genomen van de opvattingen terzake. Ik geloof niet, dat het op dit moment nodig is daar ca tegorisch op in te gaan. Ik wil er wel op wijzen (en dat staat natuurlijk ook al in het antwoord van B. en W.), dat we er niet aan ontkomen ruimte voor nieuwbouw van kantoren te reserveren, daar de hier voor beschikbare ruimte op dit moment praktisch is uitgeput. Als het om een neel groot kantorencomplex gaat, zoekt men een verkeerstechnische situatie die minder gebonden is dan die van de binnenstad. Maar ook deze kantoren hebben doorgaans vrij veel relaties met de binnenstad en dat betekent, dat we, als het om kleinere kantoorelementen gaat, met deze functie toch wel in dit gebied terecht komen. Enorm grote kantoren moeten hier natuurlijk niet terecht komen. Ik wil er overigens op wijzen, dat in de nieuwe situa tie ook de vei'Keerssituatie zich hiervoor toch in het bijzonder leent. Men zit op vrij korte afstand van de Dammelaan, men zit dichtbij het binnenstadswegen- vierkant. Verkeerstechnisch is het dus, dacht ik, ook een goede situering. Ik zou niet graag de indruk willen vestigen, dat het eenvoudig is dit terrein verder te schonen. Het is n.l. zo, dat daar een vrij groot aantal kermisreizigers hun winterstandplaats hebben. Wij moeten voor deze groep mensen eerst een andere oplossing hebben gevonden. Er is daarvoor al overleg gaande met de betrokkenen en we zullen daarover binnenkort wel nadere medede lingen kunnen doen. Pas als die oplossing is gevonden en gerealiseerd, hebben wij de gelegenheid de kermis reizigers van deze plaats te verwijderen. Ik zie geen kans binnen het stadsgebied weer op deze geïmprovi seerde wijze voor deze mensen een oplossing te vinden. Ik dacht, dat we aan moeten sturen op een definitieve oplossing. Ik kan dus ook niet zeggen, dat dit terrein op korte termijn inderdaad voor bebouwingsplannen beschikbaar is. Wat Oldegalileën betreft: Er kunnen op het ter rein, dat eigendom van de Gemeente is, twee bejaar denflatjes worden gebouwd. Twee flats van de drie of vier die gepland zijn. Daar kon dus wel op korte termijn mee worden begonnen. Het bestemmingsplan- Oldegalileën wordt nog wat aangevuld en verbeterd op grond van het gevoerde overleg, maar het kan zeer binnenkort in procedure worden gebracht. De heer De Jong komt nog met een vraag over het puinstorten. Wij hebben tot op heden kunnen storten elders in de Gemeente. Daar is nu geen plaats meer en wij zijn bezig opnieuw een puinstortruimte te reserve ren in het oosten van de stad, m.n. in het gebied van het bestemmingsplan het Kalverdijkje. Daar zijn een aantal groenpartijen, speelweiden e.d. gepland. Daar kan dus gevoeglijk eerst een vuilstortkuil wor den gemaakt. Ik dacht, dat deze zaak dan verder ge regeld was. We hebben dus inderdaad wel vooruit ge zien en ook gepland, maar niet elke planning leidt er toe, dat de zaak onmiddellijk tot een oplossing wordt gebracht. We weten, dat er in de komende jaren een onvoorstelbare hoeveelheid puin op ons afkomt en we moeten daarvoor dus een vrij grote bergcapaciteit cre- eren. Ik hoop, dat de heer De Jong met dit antwoord genoegen wil nemen. We zijn dus druk met deze zaak bezig en er is al een oplossing in zicht. (De heer J. de Jong: Ik vind die oplossing dan wel wat laat komen. We wisten toch al lang, dat we voor dit probleem zouden komen te staan!) De Voorzitter: Ik wilde nog graag een enkel woord zeggen over die kwestie van het Rengerspark. Drie leden van de Raad hebben daarover gesproken. Ik heb de laatste tijd een paar gesprekken gehad waarbij de heer Tiekstra niet aanwezig was. Ik zou toch wel heel duidelijk willen stellen, dat het College met grote na druk op het standpunt staat, dat het Rengerspark- kwartier gereserveerd moet worden voor kantoren. Ik moet U ook zeggen, dat wij van mening zijn, dat het onverantwoord zou zijn daar bejaardentehuizen of i.d. te bouwen. Ik zou U er vooral op willen wijzen, dat de dienstensector voor de hele ontwikkeling van Leeu warden de komende jaren aanzienlijk belangrijker zou kunnen zijn dan de industrie. Wij kunnen wel zeggen, dat die kantoren best een eindje verder van de binnen stad kunnen, maar de moeilijkheid is, dat mensen die hier een kantoor willen vestigen allereerst vragen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 9