6V
van de Sociale Zorg de tekorten zullen komen. Door
de sterke daling van de uitkering uit het Gemeente
fonds, die sterker is dan de stijging van de uitkering
voor de sociale voorzieningen bijstand e.d. is dit
tekort ontstaan. Dit tekort is dus niet gebonden aan
bepaalde sectoren. De bijstand is in zijn totaliteit dus
hoger dan de correctie die door het Rijk is aangebracht.
Met dat probleem zitten ook tal van andere gemeen
ten. Bij een vergelijking van onze cijfers met die van
Assen en Groningen bleek, dat die met precies dezelfde
moeilijkheden zaten. Er zijn hiervan maar weinig ge
meenten beter geworden. Het lijkt mij ook beslist nog
geen uitgemaakte zaak, als ik kijk naar de kritiek die
op dit punt te voorschijn komt. Hierover is nog niet het
laatste woord gezegd. Maar op dit moment moeten wij
het wel zo ramen. (De heer Knol: Maar bij de ver
antwoording in de stukken lees ik, dat er door een
wijziging in de doeluitkeringen enkele tonnen nadeel
ontstaan.) (De Voorzitter: Weg zou kunnen vallen,
staat er.) Op het moment kunnen we zeggen, dat die
hele zaak nog in beweging is; de circulaires zijn uit
gekomen; we hebben globaal bekeken wat het ons zou
kosten als de afgekondigde maatregel op Leeuwarden
toegepast zou worden. Die berekening is zo technisch,
je moet met allerlei onderdelen precies rekening hou
den. Wij zijn tot de conclusie gekomen, dat het ons
wel eens enkele tonnen zal kunnen kosten. Deze hele
zaak speelde zich af nadat de begroting opgesteld was.
Wij hebben niet het idee, dat deze kwestie uitgevochten
is en wij weten niet in hoeverre wij hier in de eigen
dienst aan kunnen sleutelen. Ik denk hierbij ook aan
de kwestie van de gezinszorg, die hier ook nauw ver
band mee houdt. Dat is ook een van de onderdelen die
onder de Sociale Zorg gebracht wordt, wat misschien
ook voor Leeuwarden consequenties heeft. Hierover
moet misschien ook nog overleg worden gepleegd om
de consequenties te onderzoeken. Kunnen wij deze sec
tor m.b.t. dit onderdeel doorvoeren zoals dat vorig jaar
door ons is aangenomen? Past dat in het schema van
de voorwaarden van rijkswege? Best mogelijk, dat dat
niet het geval is. Misschien zullen wij, omdat het over
geheveld is naar Sociale Zorg, daar correcties in moe
ten aanbrengen. Maar dat zal dan in overleg met de
plaatselijke instanties moeten gebeuren. Daartoe zul
len wij vast niet eenzijdig besluiten. We moeten toch
proberen voor dit tekort een dekking te vinden. Dit is
een probleem waar we middenin zitten. Nu is deze
vraag net gesteld in deze overgangssituatie. We heb
ben er dus globaal een beetje kijk op, maar het laat
ste woord is er nog niet over gesproken. We blijven
diligent op dit punt en we zullen proberen hier samen
met andere gemeenten aan te doen wat er aan te doen
valt. (De heer Knol: Maar het komt dit jaar wel aan
de orde?) Ik hoop het wel.
Mevr. Visser heeft een aantal opmerkingen gemaakt
over de middellange termijnplanning. Als we zien naar
investeringen en ontwikkelingen waar we geleidelijk
aan mee komen te zitten in Leeuwarden (uitbreidings
plannen enz.) dan kunnen wij die middellange termijn
planning als beleidsinstrument niet missen. Wanneer
mevr. Visser daar op zeer korte termijn veel resultaten
van verwacht dan zou ik haar daarvoor willen waar
schuwen. Wij hebben de eerste stap gezet, we hebben
hiervoor de eerste gekwalificeerde man aangetrokken
(ik geloof, dat hij 1 maart j.l. gekomen is). Waar we
met middellange termijnplanning direct tegen aan lo
pen zijn de uitgangspunten die we moeten stellen. Die
uitgangspunten zijn bijzonder belangrijk, maar willen
we daar wat greep op hebben, dan moeten we eigenlijk
eerst het structuurplan hebben. Met dit structuurplan
hebben wij voor een reeks van jaren een aantal beleids
aspecten waar wij ons telkens naar kunnen richten. Wij
hopen dat dit plan dit jaar komt. Al naar gelang deze
dingen beter uit de verf komen, zullen we meer aan
planning kunnen doen. Ook i.v.m. de informatie aan de
Raad het doorspelen van deze beleidsaspecten is op
zichzelf bijzonder waardevol zal de middellange ter
mijnplanning in een gemeente als Leeuwarden niet lan
ger gemist kunnen worden. Wij zijn blij met de waar
dering die mevr. Visser heeft uitgesproken. Wij zullen
nieuwe gegevens over dit onderwerp, die voor de Raad
interessant zijn, graag doorgeven.
Mevr. Visser heeft gesproken over de voorgestelde
belastingverhogingen. Zij vraagt zich af of dit zo
moet. Het is geen gemakkelijke operatie geweest 8 ton
meer belastingen en heffingen van de bevolking te
vragen. We doen dat niet met zoveel plezier. Maar
gezien de alternatieven die er zijn, is het toch nood
zakelijk, willen we tot een enigszins redelijk sluitende
begroting komen. En die hebben we, dacht ik, toch
wel gevonden. We hebben de indruk dat dit dekkings
plan niet teveel moeilijkheden zal opleveren bij G.S.
Er is uiteindelijk nog een tekort van 5 ton, dat door
een aantal maatregelen gedekt kan worden. In afwach-
ting daarvan kan het gedekt worden door de saldi-
reserve. Maar in de door ons genoemde maatregelen
hebben we voldoende vertrouwen.
Voor het verlagen van de uitgaven ben ik altijd ge
voelig, maar ik zou wel willen zeggen, dat wij de mo
gelijkheden hebben bekeken. De Burgemeester heeft
al gezegd, dat wij, als wij de uitgaven willen verlagen
en toch het voorzieningenniveau niet willen aantasten,
voor grote moeilijkheden komen te staan. Als U het
zult gaan bekijken, zult U waarschijnlijk niet tot grote
bezuinigingen kunnen komen. In vergelijking tot ons
dekkingsschema zullen de dingen die U vindt toch
waarschijnlijk kruimelwerk zijn.
Ik zou de vraag over de reinigingsrechten en perso
nele belasting los willen koppelen van de belasting
capaciteit, want dat is maar een theoretisch geval. Dat
mag in dit kader, dacht ik, nauwelijks meespelen. De
personele belasting is inderdaad een moeilijke belasting.
Het is wel de bedoeling, dat de personele belasting zal
gaan verdwijnen wanneer het hele belastinggebied van
de gemeenten meer gestalte gekregen heeft, maar voor
lopig is deze belasting er nog. (De Voorzitter: Aan
het eind van de zeventiger jaren gaat deze belasting
er uit.) Zolang kunnen we er dus nog van profiteren.
(De heer Knol: Die komt in een andere vorm wel weer
terug en dan wordt het er niet beter van.) Voor zover
wij er beter van worden, hebben we die ruimte nu wel
opgesnoept in het kader van deze nieuwe belasting
maatregelen. Wij zijn nu bezig dit ook in antwoord
op een vraag van de heer Miedema de ruimte die de
nieuwe belastingmaatregelen ons geven waarvan ge
zegd is, dat de gemeenten die eigenlijk tot 1975 als ap
peltje voor de dorst moeten gebruiken nu al in haar
totaliteit te gebruiken, en wel omdat we moeten zien
de begroting sluitend te krijgen. Dat mag wel. De in
voering van deze nieuwe belastingmaatregel gebrui
ken we als dekkingsmiddel omdat die steunt op een
basis die gemotiveerd en duidelijk door het Rijk aan
gegeven is. Nu heeft de heer Miedema gevraagd of wij
deze belasting dit jaar al kunnen heffen. Wij zijn daar
technisch niet toe in staat. Maar we mogen het wel als
dekkingsmiddel gebruiken. De opcenten zijn een vraag
stuk apart. (De hear Miedema: Dy sitte dochs net yn
dy acht ton.) Die opcenten houden we, in die zin, dat
ze vervallen, maar we doen ze, met toestemming van
de Minister weer herleven. Laten we de zaak
niet door elkaar halen, het ging hier om de
belastingmaatregelen. Mevr. Visser wil de ver
hoging van de huisvuilrechten liever niet. Maar
wij kunnen haast niet anders, ondanks de verminde
ring van service en de extra kosten van de plastic
zakken. Wij moeten een vrij forse inbreng aan dek
kingsmogelijkheden hebben en dat levert dit wel op.
Wij hebben tot nu toe de norm gehanteerd, dat we
d.m.v. de huisvuilrechten ongeveer 60 pet. van de kos
ten dekken en daar zitten we door deze maatregel weer
op. (Mevr. Visser-van den Bos: Volgens mij is de dek
king straks meer dan 60 pet.) Wanneer wij de salaris
verhogingen van 1 januari 1971 verwerken zitten we
op 60 pet., anders zaten we op 64 pet. Dus het betreft
hier een aanpassing en dat is niets buitengewoons. An
dere gemeenten doen dit ook. Ik dacht, dat het invoe
ren van de plastic zakken bijzonder goed gevallen is
bij het publiek en het heeft bepaald niet de indruk ge
wekt van verminderde service. (Mevr. Visser-van den
Bos: Maar er wordt maar eenmaal per week opge
haald. Dat is minder service.) Er is een tweede maal
voor grof vuil.
Met de bezuinigingen in de cultuursector zien wij
graag Uw suggesties tegemoet in de vergadering over
de portefeuille van weth. Weide. Ik ben nieuwsgierig
naar hetgeen dit op zal leveren. Bij mij vindt U een
willig oor wanneer U tracht bezuinigingen aan te
brengen, maar U weet, dat wij geen bezuinigingen
hebben voorgesteld omdat wij het voorzieningenpakket
niet wilden aantasten.
Ik ben blij, dat de financiering van het Groene Ster
plan hier is aangeroerd. Over het algemeen wordt nog
al gemakkelijk gesteld, dat een investeringssubsidie
(meestal 75% van de totale kosten) mooi meegenomen
is. Maar daarbij wordt dan vergeten, dat we zelf nog
25% moeten financieren. Als de investeringen uitge
voerd zijn, blijkt dikwijls dat meer personeel nodig is
dan voorzien is. Over een exploitatiesubsidie voor het
Groene Sterplan zijn we in bespreking met C.R.M. We
zijn dankbaar voor het investeringssubsidie, maar zon
der exploitatiesubsidie zullen we de zaak haast niet
kunnen runnen. Het lijkt ons niet onmogelijk, dat
C.R.M. dat subsidie toekent, maar hoe vlot een en an
der zal gaan weten we niet. We zijn echter diligent
op dit punt. Mocht het subsidie niet worden verleend
dan zullen we een andere oplossing moeten zoeken.
We zullen ons dan in de komende jaren moeten af
vragen of wij dit wel volhouden. Wij kunnen natuurlijk
vrij forse offers vragen van de bevolking, maar wij
zouden ook en dat ben ik met mevr. Visser en de
heer Miedema eens kunnen overwegen het voorzie
ningenpakket kritischer te bekijken en desnoods wat
te temporiseren. Dat hebben we bij het opstellen van
de begroting dit jaar niet gedaan. Wij hebben gemeend
het zo nog klaar te kunnen spelen, maar die vraag,
gesteld door mevr. Visser en de heer Miedema, zal naar
mijn idee inderdaad bij de volgende begroting opnieuw
aan de orde komen, tenzij we en ik hoop, dat dat het
geval zal zijn toch nog weer dekkingsmiddelen kun
nen vinden, hetzij door een hogere uitkering uit het Ge
meentefonds, hetzij door een exploitatiesubsidie of
i.d. voor projecten waarbij nu wel eens een alarm
lampje brandt. Dit is duidelijk een vraag waarover de
Raad, zowel als het College zich zal moeten beraden.
De hear Miedema fynt it in swier stik dy 8 ton dek
king fan dy nije bilêsting oan to nimmen, wylst wy
wol witte, dat wy dy bilêsting dit jier om technyske
reden dochs noch net ynbarre kinne. It giet hjir om
de romte dy't der yn de bigreating sit en dat is bi-
greating-technysk hwat in frjemde saek. Yn it bi-
driuwslibben wurdt der hwat oars oer tocht as by it
Ryk. De romte dy't dizze nije maetregels üs jowe,
snobje wy fuortendaliks dit jier op. It kin ek noch
wêze, dat wy oan de ein fan dit jier ta de konklüzje
komme (byg. as der in tal skatte posten net ütjown
binne), dat it noch hwat taf alt. Forline jier hawwe
wy dizze post ek al brükt by de dekking, mar as
ekstra dekking. Wy joegen doe in dekkingsskema foar
in tal posten en as ekstra dekking joegen wy de moog-
likheit fan in bilêstingforheging yn de takomst. Mar
dat hawwe wy doe net yn earste ynstansje brükt. Dat
dogge wy nou al, omt it nou kin fanwegen de wetlike
regeling. Mar ik bin it mei de hear Miedema iens, dat
dit hoewol it mei in hwat frjemde saek is en
wy moatte goed foar 't forstan hawwe en dêrom
bin ik bliid, dat de hear Miedema dêr de klam op
lei dat wy nou alle romte opsnobje dy't der is.
De hear Miedema hat it yn twadde ynstansje ek
noch wer hawn oer de 25 pst. finansiering troch de
Gemeente fan it Groene Sterplan. Wy moatte goed bi-
tinke, dat dy saek takomme jier wer op üs ta komt
en it kin dan in biliedsoerweging mei wêze(De
hear Miedema: Hawwe Jo ek sifers oer de forhe-
gingen fan it subsydzje yn de rekréaesjesektor As
ik de totale lésten nim fan de rekréaesje dan binne
wy groeid fan 1965 f 1.004.000,fia 1966
f 1.371.000,— 1967 f 1.827.000,—1968
f2.124.000,— 1969 f2.392.000.— nei 1971
f 2.805.000,Dat is nochal in stiging. De post rekré
aesje easket in stik romte fan üs mooglikheden op yn
it ramt fan de dekking. Dat is yndied in punt, dat wy
meiinoar goed yn 'e gaten halde moatte. Oan 'e oare
kant siz ik: As wy it dwaen kinne, dan moat it wol
trochgean, hwant Ljouwert hat rekréaesjemooglikhe-
den nedich. Mar as wy yn 'e pine komme to sitten -
en dy kant giet it üt dan soe dit miskien ien fan
de punten wêze, dêr't wy nochris oer tinke kinne.
(De hear Miedema: It Kolleezje moat net tinke, dat
dy rekréaesje my neat seit. Dat ik der sa mar mei
kappe wol. Ik fyn allinne (as ik dizze sifers hear), dat
wy meiinoar wol foar eagen halde moatte, dat der
mear dingen binne as allinne dit soarte fan projekten.
En as der gjin oare wegen foun wurde dan koe it wol-
ris nedich wêze it bilied in lyts eintsje om to bügen.
Dat is hwat oars as it oantaesten fan de foarsjennin-
gen. Jo temporisearje. Dat heart hiel oars.) De hear
Miedema hat nou krekt in post nommen dy't nochal
yn de papieren rint. Ik soe oare neame kinne, byg.
muzyk, sang en toaniel. (De hear Miedema: De Bran-
war.) Ek goed. De Branwar is kommen fan
f379.000,— yn 1965 op f 1.037.000,— yn 1970. Dus ek
hast trije kear sa folie. De Branwar wie fier ünder de
sterkte yn 1965. Dy sterkte is nou fan 26 man op
44 man brocht en der moatte 55 wêze, neffens de
noarm. Dêr binne wy noch net. (De hear Miedema:
Dan komt der noch safolle by.) Dêr komt yndied noch
wol mear by. It is de fraech oft dit troch in branassu-
ransjeforsekering dutsen wurde kin. Ik leau, dat der
yn it ramt fan de nije bilêstingmaetregels wol in assu-
ransjebilêsting komt, mar dy komt dan yn it plak fan
it polissegel. Dat sil dan assuransjebilêsting hjitte.
As it yn it ramt fan de mooglikheden dy't wy oerhal-
de ek noch mooglik is in branassuransjeforsekering
yn to fieren yn in pear gemeenten wurdt dy wol
heven wit ik net. Wy kinne dat wolris bisjen, mar
dan is it noch de fraech oft dat folie opleveret. Ik tink,
dat it just it doel fan de nije bilêsting op „onroerend
goed" is alle lésten dy't op de ünderskate dielen fan
it „onroerend goed" lizze, byinoar to bringen. As wy
dan komme mei in branassuransjebilêsting, dy't wer
in lést leit op de eigeners fan „onroerend goed" dan
geane wy yn tsjin it stribjen nei dy konsintraesje yn
it ramt fan dizze nije wet. Foar myn gefoel sit it der
net yn.
De heer Meijerhof heeft nog een vraag gesteld n.a.v.
vraag 2. Bij de personele belasting hebben wij inder
daad f 110.000,geraamd en dat is een raming op
jaarbasis. U hebt dus gelijk als U veronderstelt, dat
die belasting niet over het gehele jaar 1971 wordt ge
heven. Het is m.n. voor de volgende jaren een dekkings
middel, dat voor de volle 100% geldt. Zo is het met
tal van zaken het geval, ook b.v. met de huisvuilrech
ten. Wanneer wij hier de huisvuilrechten ramen op
een bepaald bedrag, dan gaat de verhoging in per 1
juli, maar op jaarbasis gerekend geeft het ons toch
de volle jaardekking. Dat mogen wij in de begroting
verwerken en dat zullen wij hiermee ook doen. Dat
is een kwestie van begrotingstechniek, maar het is
dus mogelijk en wij werken er meestal mee in de ge
meentebegroting.
De heer Visser vraagt nog of de stelpost op
centen personele belasting wel te realiseren is.
G.S. hebben hiertegen geen bezwaar want het
steunt wel op wettelijke maatregelen. Het is dus theo
retisch mogelijk het zo te doen.
De heer Visser heeft ook nog gevraagd, of wij in
Leeuwarden het plafond niet hebben bereikt. De hef
fingen en de tarieven kunnen niet hoger, zegt hij, en
hij noemde ook het Groene Sterproject. Hij constateert,
dat daar het voorzieningenpakket is gehandhaafd. Dat
is inderdaad een van de punten waar wij niet aan heb
ben willen tornen. Wij hebben vorig jaar f 5.000.000,
kunnen investeren voor onrendabele werken. Daar heb
ben we nu 10% bij gedaan en komen dan op
f 5.500.000,-waar intussen direct al f 2.500.000,af
gaat voor de ruimte die het gebouw van de Sociale
Dienst in de tweede tranche vraagt. Er blijft dan nog
maar f 3.000.000,over en wij hebben gemeend, dat
wij daar niet aan moesten tornen, maar dat vraagt
dus wel stevige offers. U hebt inderdaad gelijk, dat
de wal het schip keert. Wij hebben echter hoop, dat
hierin een kentering zal komen. Men krijgt toch wel
het gevoel, dat de weg, die we de laatste jaren gegaan
zijn, voor de gemeenten onbegaanbaar wordt. In tal
van gemeenten merkt men dit en in Leeuwarden is
dat ook het geval.
De Voorzitter: Zijn er, wat de financiële beschou
wingen betreft, nog punten overgebleven voor de ple
naire zitting? (De heer Knol: Er zullen in onze finan
ciële beschouwingen wel verschillende punten terug
komen.) Ik hoop, dat U dan zult proberen de hoofd
lijnen aan te houden.
De heer Visser: Het ligt in de bedoeling van mijn
fractie financiële beschouwingen te houden en daar
zullen ook punten in voorkomen die nu behandeld zijn.