Pt
één zou worden gemaakt dan betekent dat, dacht ik,
dat degenen die nu die reserve betalen de woningen
dan niet meer kunnen bewonen, omdat dan de huren
zo hoog zijn aangezien het grote woningen zijn gewor
den. Er wonen over het algemeen oudere mensen.)
Wanneer U de hele ontwikkeling van het huurniveau
nagaat dan zijn deze woningen eigenlijk al buiten
gewoon goedkoop. Het is nog de vraag of wij binnen
kort toch nog niet moeten komen met een vrij forse
huurverhoging voor deze woningen, willen wij komen
tot een harmonisatie van de huren. Volgens U zijn die
huizen misschien wel duur, maar als ik ze eens ver
gelijk met het algemene huurpeil van vergelijkbare
percelen, dan liggen ze ver beneden de marge. Dat is
nu niet aan de orde, maar zolang deze mensen in de
bevoorrechte positie verkeren, dat ze voor deze wo
ningen zulke lage huren mogen betalen, is dat voor
hun meegenomen. Ik heb het idee, dat deze mensen,
vergeleken met mensen in vergelijkbare percelen, goed
koop wonen, ook al zijn het mensen met kleine beur
zen. Als ik uitga van de norm,, dat men 16 a 17% van
het loon voor huur betaalt, dan zitten deze mensen
beslist goedkoop.
Dan heeft de heer Hovinga gevraagd of het College
ook overweegt een actiever beleid te voeren t.a.v. het
verkopen van huurwoningen aan huurders. Dit punt
is een paar jaar geleden in de Raad besproken en
toen is met één stem verschil aangenomen het besluit
35 woningen in de Geraniumstraat te koop aan te
bieden aan de huurders op voorwaarden daartoe door
het Ministerie vastgesteld. We hebben het al die men
sen aangeboden, wij hebben daarbij makelaars inge
schakeld, maar uiteindelijk was er geen van de be
woners die animo had. De proef die we toen hebben
genomen is dus zeer slecht aangekomen bij de be
woners en dat is voor ons aanleiding geweest om ons
af te vragen of wij hiermee wel moesten doorgaan.
Er was in de Raad een zeer krappe meerderheid en
de proef was mislukt. Wij hebben toen eigenlijk maar
besloten op de plaats rust te houden op dit punt. Ten
zij de Raad vindt, dat wij hiermee door moeten gaan,
willen wij het hier voorlopig maar bij laten. (De heer
Hovinga: Is het niet zo, dat in die twee of drie jaar
die inmiddels zijn verlopen de omstandigheden wel
eens veranderd zouden kunnen zijn en dat de destijds
gekozen straat misschien een wat minder gelukkige
keus was? Is het niet wat voorbarig na één poging
al het hoofd in de schoot te leggen en te zeggen:
Het wil toch niet. Is er geen reden het nog eens te
proberen in de veranderde omstandigheden, eventueel
in een andere straat Wij hebben toen opzettelijk een
goede straat uitgekozen, waar het aantrekkelijk was
een huis te kopen. Het ging ons wel een beetje aan
het hart die woningen kwijt te raken omdat de wo
ningen zeer geschikt waren en geliefd bij de bewo
ners. Wij kozen deze straat juist om het experiment
een reële kans te geven. Als de Raad wil, dat we na
deze poging, zo'n twee jaar geleden, door moeten
gaan op de ingeslagen weg, dan moet de Raad het
maar zeggen. Er ligt een meerderheidsbesluit en dat
is destijds uitgevoerd maar het is niet aangeslagen
bij de bevolking. Maar wij vinden eigenlijk, dat we
niet door moeten gaan, gezien de geringe interesse bij
het publiek. (De heer Hovinga: Hoeveel is de huur
wel niet verhoogd de laatste twee jaar?) Bij deze
woningen zal dat op ongeveer 10 pet. liggen. Dat is
ook niet zoveel geweest. (De Voorzitter: Er berei
ken ons ook praktisch geen verzoeken in die richting.
Het is een uitzondering als ons een voorstel bereikt
om die mogelijkheid te openen. Dat is toch ook wel
een indicatie.) Laat ik nog eens een voorbeeld geven.
We hebben in het kader van de huurverhogingen de
meeste moeilijkheden gehad met de complexen in de
buurt van de Harlingerstraatweg. Destijds is met de
huurders de vraag besproken of zij deze woningen wil
den kopen. Die vraag was naar voren gebracht door
de huurders zelf. Maar toen we dieper op de zaak in
gingen en ze gingen beseffen wat zij vroegen en wat
de consequenties waren (zij zouden ongetwijfeld na aan
koop op veel hogere lasten komen te zitten dan zij
ook na de huurverhoging aan huur betaalden) was
de animo ineens verdwenen. Ik heb toen wel gevraagd:
Is het nu zo, dat in Uw midden deze gedachte aan koop
zodanig leeft niet bij één, maar liefst bij een stuk
of tien van de zeventig geeft U mij dat dan te ken
nen. Dan heb ik misschien de mogelijkheid met een
voorstel bij het College te komen omdat er dan mis
schien voldoende mensen zijn om in deze richting ver
der te gaan dan tot nog toe mogelijk geweest is. Maar
na deze uiteenzetting is er niemand geweest die er
verder op ingegaan is. Ik denk, dat het op papier aan
trekkelijker lijkt dan het in werkelijkheid is. (De Voor
zitter: De huren zijn relatief erg laag. Eigenlijk zoudt
U eerst moeten besluiten, mijnheer Hovinga, die hu
ren met heel andere percentages te verhogen dan hier
in de Raad kortgeleden aan de orde is geweest. Dan
was Uw voorstel reëel. Zolang wij dat niet doen, hoe
ven we er verder, dacht ik, niet over te praten. Dat is
geen principiële overweging, dat is pure praktijk.) Ik
ben klaar met de beantwoording.
De Voorzitter: Welke punten zijn overgebleven
voor de plenaire zitting?
De hear Miedema: It hüs oan de Bisschopstrjitte.
De motivearring is bikend.
Mevr. Dijkstra-BethlehemDe kwestie van de du-
plexwoningen zou ik graag nog eens ter discussie heb
ben. Ik ben van mening, dat daarvoor een andere op
lossing gevonden dient te worden.
Dienst voor Reiniging en Brandweer.
De heer Knol: Ik wilde graag iets vragen n.a.v. het
antwoord op vraag 5. Moeten de industrieën die nu al
gebruik maken van de zuiveringsinstallatie daarvoor
betalen? Als ze nu niet betalen, moeten ze dan straks
nog met terugwerkende kracht betalen
Mevr. Visser-van den Bos: N.a.v. het antwoord op
vraag 1 zou ik willen opmerken, dat we, als we er
werkelijk naar gaan streven de Dienst voor Reiniging
en Brandweer een sluitende exploitatie te geven en
dat zou dan moeten door forse verhogingen van de
rechten rekening dienen te houden met de draag
kracht van de mensen die de rechten moeten opbren
gen. Ik stel mij voor, dat het ook mogelijk moet zijn
de reinigingsrechten zo om te slaan, dat de mensen
met een minimum-inkomen minder betalen dan de
mensen met grote salarissen.
Mevr. Woudstra-PeeneIk zou nog graag iets zeg
gen n.a.v. vraag 6. Als we graag de medewerking van
de hele bevolking willen hebben om onze stad schoon
te houden, moeten we toch wel erg oppassen niet kin
derachtig en erg formeel te lijken. Het valt mij steeds
weer op, dat een keurig nette en echt niet te dunne
plastic zak die niet het gemeentewapen draagt dus
niet een die je bij de melkboer hebt gehaald toch
op de stoep wordt achtergelaten. En dan heb ik altijd
het gevoel, dat we blij moeten zijn, dat de mensen het
vuil netjes verpakken. Laten ze die zak toch ook mee
nemen. Hij ligt er nu soms een paar dagen. De mensen
worden boos en laten hem liggen en dan maken de
kinderen hem stuk. Ik zou willen vragen of dat niet
een klein beetje soepeler kan worden geregeld.
Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik zou me graag aan
willen sluiten bij hetgeen mevr. Visser heeft gezegd
over het invoeren van een progressieve tariefsverho
ging.
De heer De Jong (weth.): De heer Knol heeft een
vraag gesteld over de industrieën die gebruik maken
van de zuiveringsinstallatie. Dat gebeurt inderdaad
gratis. We kunnen daarvoor ook niet met terugwer
kende kracht laten betalen. Zodra wij een regeling
klaar hebben, zullen we vanaf een bepaalde datum een
vergoeding vragen. (De heer Knol: Is dat geen reden
het onderzoek te bespoedigen?) Ja, dat is zo. We zijn
er trouwens haast mee klaar. Ik hoop, dat wij zeer
binnenkort met voorstellen bij de Raad kunnen komen.
De Kamer van Koophandel heeft gevraagd, als wij het
onderzoek hebben afgesloten en alle bedrijven zijn be
zocht, na te gaan wat de consequenties zijn. Zij wil
die consequenties graag met ons bespreken, voor een
definitieve regeling wordt getroffen. We overwegen
dat. We komen zo gauw mogelijk bij de Raad, want
wij zitten eigenlijk om, een regeling te springen.
Mevr. Visser heeft nog iets gezegd over het streven
naar een sluitende begroting. Daar wordt in vraag 1
om gevraagd. Op zichzelf is dat geen vreemde vraag,
want die is aan de orde geweest in de Commissie van
de Dienst voor Reiniging en Brandweer. Uit die Com
missie is de wens naar voren gekomen in fasen te ko
men tot een dekking van 100%. Dus ook voor de par
ticuliere huisvuilrechten. Dat is dus niet een College
standpunt. Het is een standpunt dat door die Commis
sie unaniem is aanvaard. Ik ben wel blij, dat het hier
naar voren wordt gebracht, want dan kan de Raad
zich hierover ook eens uitspreken. In het kader van
de dekking past dit geluid ons heel goed; wij zouden
er niet al te veel bezwaren tegen hebben. De Raad
moet echter wel goed weten, dat, als zo'n dienstcom
missie voorstelt dit in fasen (in 3 a 5 jaar) te reali
seren, wij dit ernstig in overweging zullen nemen. De
vraag van mevr. Visser is in dit kader heel reëel. Zij
vraagt zich af of men dan wel voldoende rekening
houdt met de draagkracht van de bevolking. Ik zou
daar dit van willen zeggen. De draagkracht is na
tuurlijk altijd een heel moeilijke zaak. Wij hebben nog
nergens in ons land een tarief voor huisvuilrechten
waarbij het element van de draagkracht is ingebouwd.
Er staat wel in art. 21 van onze rechten verordening:
„Indien een belastingschuldige niet in staat is anders
dan met buitengewoon bezwaar de verschuldigde be
lasting geheel of gedeeltelijk te voldoen, kan het ver
schuldigde bedrag door B. en W. geheel of gedeeltelijk
worden afgeschreven. De afschrijving, bedoeld in het le
lid van dit artikel, wordt slechts verleend op schrif
telijk verzoek van de belastingschuldige op het ver
zoek wordt niet beslist alvorens de gemeenteontvanger
is gehoord." Dus daarin is een ontheffing vastgelegd
voor moeilijke gevallen. Maar als ik eens bezie hoe
deze zaak zich ontwikkelt ook in het kader van de
begroting dan weet ik niet of wij nu hier terwijl
het nergens anders gebruikelijk is zo'n draagkracht
beginsel moeten invoeren juist bij een dienstverlening
die voor iedereen is. Ik vraag mij af of het reëel is dit
te doen. (Mevr. Visser-van den Bos: Er is een plaats
waar het huisvuilrecht gelieerd is aan het oppervlak
tetarief voor het Elektriciteitsbedrijf. Dat is mij nu
toevallig bekend. Ik wilde dit toch wel in Uw midden
brengen omdat de mogelijkheid bestaat op de een of
andere manier iets dergelijks te verzinnen.) Dat zou
misschien mogelijk kunnen zijn voor grotere hoeveelhe
den. Wij hebben dus wel voor grotere hoeveelheden
ook met die zakken, nu we geen emmers meer hebben
een regeling met het bedrijfsleven getroffen waarbij
wij wel getracht hebben voor de grote hoeveelheden
boven een bepaald aantal m3's een norm te bou
wen. Daar dat het kleine aantal bedrijven betreft
waarvan wij ongeveer de hoeveelheid vuil weten, kun
nen we dat doen. Maar om dat over de hele linie te
doen, lijkt me moeilijk, want dan gaat het om grote
groepen. We kunnen m.i. haast niet met dat draag
krachtelement gaan werken. Het lijkt me ook een
groot probleem progressie in de tarieven aan te bren
gen, zoals m.n. mevr. Dijkstra vraagt. Ik dacht, dat
het praktisch niet mogelijk was en ik geloof, dat het
principieel ook een inbreuk betekent op de tot nu toe
gevolgde lijn. Ik zie niet hoe wij hier praktisch mee
moeten werken als we het draagkrachtelement zouden
moeten inbouwen. Ik geloof ook niet, dat het juist
zou zijn.
Mevr. Woudstra vraagt of het niet wat kinderachtig
is, dat men die dunne plastic zakken destijds niet mee
heeft willen nemen. Het was toen wel even een harde
maatregel; dat ben ik volkomen met mevr. Woudstra
eens. Maar omdat wij de overtuiging hadden gekregen
ook gebaseerd op ervaringen elders dat juist die
dunne plastic zakken het gevaar opleveren, dat zij het
vuil niet kunnen houden omdat ze niet sterk genoeg
zijn en dat daardoor rommel zou ontstaan, zijn wij in
deze niet tolerant geweest. Wij hebben gemeend om
hiermee te moeten oppassen op het moment dat we
deze methode van vuilophalen gingen invoeren. De
proef lag toch al zo gevoelig bij de bevolking en die
wilden wij laten slagen. Wij konden ons niet het risico
op de hals halen, dat de proef zou mislukken omdat
gebruik werd gemaakt van verschillende soorten zak
ken. Wij hebben er dus op gestaan, dat zakken van
goede kwaliteit zouden worden gebruikt en worden die
niet gebruikt dan zullen wij die harde maatregel moe
ten toepassen. Als men er eenmaal aan gewend is,
brengt dat geen problemen meer mee. En sinds die
tijd is die soepelheid er wel weer geweest, dacht ik.
Wanneer er klachten bij de Dienst komen dan wordt
daar serieus aandacht aan besteed. Het is bepaald
niet zo, dat men die naast zich neer legt. Het was op
het moment van het invoeren van de nieuwe methode
even een maatregel waar we aan vast moesten houden,
omdat we anders het risico zouden lopen, dat we te
veel tegenkanting zouden krijgen omdat het een rom
mel werd op straat doordat de plastic zakken het vuil
niet konden houden. (Mevr. Woudstra-Peene: Ik doelde
juist niet op die dunne zakken van de beginperiode. Je
ziet nu nog wel, dat gewoon andere plastic zakken worden
gebruikt. Ik heb b.v. van die grote melkpoederzakken
gezien. Dat zijn beslist geen dunne plastic zakken.
Maar die worden niet meegenomen omdat het geen
officiële vuilniszakken zijn. Dat vind ik jammer.) Maar
wanneer we deze gaan toestaan, dan moeten we de
consequenties daarvan aanvaarden. Wat je bij de een
toestaat moet je bij de ander ook toestaan en dan
wordt het in een minimum van tijd een grote rommel.
En dat is wat men bij de Dienst wil voorkomen. Daar
om heeft men ook besloten, dat alleen de officiële zak
ken worden meegenomen. Men weet het duidelijk ge
noeg. Het is herhaalde malen gesteld. Het is toch ook
maar een kleinigheid daar rekening mee te houden.
Ik geloof, dat men bij een Dienst, die zo'n 27.000 men
sen wekelijks moet bezoeken, haast niet anders kan,
al zou men nog zo graag soepel willen zijn. Men loopt
dan het gevaar, dat de zaak in de soep raakt en dat
moet niet gebeuren.
De Voorzitter: Zijn er nog punten voor de ple
naire zitting?
Mevr. Visser-van den Bos: Ik stel mij voor bij de
plenaire vergadering dan maar eens een uitspraak van
de Raad te vragen over het tot een sluitende exploi
tatie komen van de Dienst van de Reiniging door het
heffen van een hoog tarief. Dat lijkt me beter, dan er
ieder jaar pas over te praten, nadat tariefsverhogingen
zijn voorgesteld. Als de meerderheid van de Raad van
mening is net als die Commissie dat we met een
100 pet. dekking moeten komen, dan weet de Wethou
der ook waar hij aan toe is.
Energiebedrijven.
De heer Hovinga: De aardgas-exploitatie is een
winstgevende zaak en de winst daarvan wordt regel
matig benut voor doeleinden die niets met energie te
maken hebben. In sommige gedeelten van onze Ge
meente kunnen de bewoners nog niet over het genot
en het nut van aardgas beschikken. Dit zijn de zgn.
onrendabele gebieden. Mijn vraag is, of er een bepaal
de visie is om in een x-aantal jaren alle inwoners van
de Gemeente rendabel of onrendabel te gaan aan
sluiten en als dat niet zo is, welke mogelijkheden lig
gen er dan voor die onrendabele gebieden om toch
aardgas te krijgen? Moeten er dan een bepaald aantal
belangstellenden voor zijn, zodat de Gemeente zegt
Nu is het voldoende, nu gaan we die buis leggen?
De heer De Jong (weth.): De aardgasvoorziening is
inderdaad een winstgevende zaak.
Over de onrendabele gebieden het volgende. Wij
hebben over het algemeen wel de visie, dat de aan
sluitkosten niet moeten stijgen boven een bepaald be
drag, omdat wij anders eigenlijk een onevenredig zware
belasting op dit bedrijf leggen. Die grens ligt op het
moment ongeveer bij f 1.800,per aansluiting. Wan
neer een aansluiting niet meer dan f 1.800,— kost dan
kunnen wij wel tot aansluiting overgaan. U vraagt of
er gebieden zijn waar dit geldt. B.v. in een dorp als
Hempens heeft men wel gevraagd of het mogelijk is
daar ook op de aardgasleiding te worden aangesloten.
Maar een aansluiting kost daar ongeveer het dubbele
van hetgeen wij als grens aanhouden. En deze grens
ligt al hoog. Daarom hebben wij gezegd, dat het een te
onevenredig hoge belasting voor het bedrijf zou be
tekenen om dit kleine aantal aansluitingen aan te leg
gen. Tenslotte bestaat er voor deze mensen een uit-