Kif nu gaat gebeuren met de Landbuurt. Wij hebben van middag nog eens even gekeken hoe het er daar voor staat. We hebben gezien, dat in de Landbuurt 36 wo ningen bewoond zijn, 19 zijn onbewoond en 2 zijn af gebroken. Achter Landbuurt telt 70 bewoonde, 19 on bewoonde en 2 afgebroken woningen. In de Roekstraat zijn 16 woningen bewoond, 3 onbewoond. Ik kom op een totaal van 122 bewoonde (73%), 41 onbewoonde (24%%) en 4 afgebroken (2y2%) woningen. Er zijn een heleboel woningen bij waar toch zeker heel wat mensen (vooral in de zopas door mij bedoelde catego rieën) in willen wonen. Ik heb vaak genoeg van men sen gehoord: „Waarom kunnen we daar nu niet een woning krijgen?" Of mensen die er al wonen, zeggen: „Waarom kunnen we niet een muur uitbreken en het huis naast het onze erbij trekken zodat we een wat grotere woning hebben?" Is het nu niet mogelijk ik neem dit als voorbeeld dat de Gemeente de men sen meer ter wille is om ook in deze buurt (die na tuurlijk gaat verdwijnen, maar dat zal nog wel even duren) huisvesting mogelijk te maken. Ik zou dat bij zonder toejuichen en ik zou hierover graag nadere informatie willen hebben. Vraag 23 is al voldoende door de heer Miedema be handeld en daarom wil ik het hier maar bij laten. Mevr. Visser-van den Bos: Als je als vierde van een afdeling aan het woord komt, is er al heel veel van wat je zou willen zeggen, gezegd. En waarom wil ik dan toch nog even bij sommige sprekers aansluiten Gewoon om te beklemtonen, dat hetzelfde onderwerp ook mijn grote belangstelling heeft en dat ik het ook een bijzonder belangrijke zaak vind. En dan begin ik maar even op te sommen. Ik sluit mij aan bij het betoog van de heer Miedema en ik zou nog speciaal willen aanvullen wat hij, geloof ik, vergeten heeft te zeggen over Goutum. Goutum heeft nu een goedgekeurd bestemmingsplan. Wordt er nu werkelijk alles aan gedaan om dat plan ook in de kortst mogelijke tijd vol te laten bouwen? Als men nog bezig is de grond bouwrijp te maken ergens heb ik gelezen, dat nog een deel van de grond bouwrijp moet worden gemaakt gaat men dan terwijl men daar mee bezig is, al overleggen wie er zal gaan bou wen, zodat alles op alles gezet wordt om geen enkele vertraging in die bouw te krijgen op de plaatsen waar dan tenminste de bestemmingsplannen klaar zijn? Dan nog iets over het betoog van de heer Van Haa- ren. Hij heeft een betoog gehouden, dat ik dolgraag had willen houden. Dat hoeft nu niet meer, maar ik sluit me er helemaal bij aan. En dan speciaal bij het punt van woningen die worden aangekocht in buurten die men nog niet direct voor het een of ander nodig heeft (en met direct bedoel ik dan ook op zeer korte termijn). Laat er mensen in wonen en laat ze desnoods een stuk tekenen waarin staat, dat ze heel goed we ten, dat ze er maar zo of zolang kunnen wonen en dan kun je die termijn nog wel wat aan de veilige kant houden. Dan zou je in ieder geval bereiken, dat die woningen het aanzien van de straat niet bederven. Er zijn dan weer een aantal mensen tijdelijk geholpen. Veel mensen zijn bereid om bij een lage huur en dat kan dan ook zelf allerlei voorzieningen aan te brengen. Dan heb je toch weer een stuk woningnood gelenigd. Ook die opmerking over wat wij volwaardige of onvolwaardige woningen vinden zou ik willen onder schrijven. Jongeren en ouderen oordelen daarover ver schillend. Het is mij bekend, dat oudere mensen reuze beledigd zijn als je vindt, dat hun huisje in de Sont- straat binnenkort dient te worden afgebroken of als je zegt, dat het een onvolwaardige woning is, of iets van dien aard. Dan nodigen ze je direct uit om maar eens te komen kijken, want dat huisje is zo mooi en het is hun zo dierbaar. En dan is hun eerste vraag „Hoelang woon ik hier nog veilig?" De waardering van die mensen voor hun eigen huisje is heel anders dan de onze. Waarom laat de Gemeente, zo lang er geen definitieve plannen t.a.v. een bepaald huis zijn, er bijv. geen jonge mensen wonen wanneer het door an deren verlaten wordt Op die manier doen we ook heel wat aan de doorstroming. Verder vind ik, dat we zoveel mogelijk moeten doen om goede bejaardenwoningen te bouwen en nu ook eens in laagbouw, want als we over doorstroming pra ten, is dit een goed punt. Vele bejaarden wonen in te grote woningen die ze graag zouden verlaten als ze een geschikte laagbouw-bejaardenwoning zouden kun nen krijgen. De grote woningen komen dan weer be schikbaar voor de gezinnen die daar behoefte aan hebben. Dan wilde ik ook nog iets zeggen over een vraag die ik zelf gesteld heb. Ook het betoog van de heer Van Haaren over dit onderwerp was me uit het hart gegrepen. De bewoners van onvolwaardige woningen moeten weten, dat hun woning als onvolwaardig is aangemerkt, zodat ze niet het risico lopen, dat ze bij zonder grote kosten maken bij het opknappen van zo'n huis, omdat zij het niet als onvolwaardig zien. Ze zou den dan voor de teleurstelling kunnen komen te staan, dat ze hun huis moeten verlaten omdat het moet wor den afgebroken. Als zij hadden geweten wat hun te wachten stond, zouden zij die onkosten nooit hebben gemaakt. Natuurlijk dienen zij te weten op welke ter mijn men denkt de buurt te ontruimen. Mevr. Woudstra-Peene: Ik zou alleen nog iets wil len zeggen over de vragen 13 en 14. Ik vond het ge woon erg de antwoorden te lezen. Ik heb me er ont zettend boos over gemaakt. Ik wil echt in deze wel een toezegging van het College hebben. Anders zal ik er in de plenaire zitting beslist op terug komen. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Het ligt in de bedoeling veel bejaardenwoningen te bouwen en dat is natuur lijk bijzonder nuttig. Maar zijn er ook plannen voor de bouw van bejaardentehuizen? Ik dacht, dat daaraan een grote behoefte bestaat. Wanneer je de lange wacht tijden ziet, weet je genoeg. Vele mensen zitten op op name te wachten, maar er zijn praktisch geen moge lijkheden. De heer Heidinga: Allereerst iets over vraag 1. U antwoordt: „Wij zouden het aantal te bouwen wonin gen in de sociale sector gaarne nog opgevoerd zien." Moet ik daaruit begrijpen, dat we hier twee catego rieën woningbouw hebben, sociaal en a-sociaal? Het College voelt er niet voor de Raad te vragen een beleid vast te stellen t.a.v. het opknappen en af breken van woningen en het bepalen welke buurten eerst gesaneerd moeten worden en in welke volgorde andere buurten moeten volgen. Ik ben het daarin niet met U eens. Ik dacht, dat juist speciaal de Gemeente raad de taak had om dat beleid aan te geven. Dat is van zo ingrijpende aard voor de hele stad en van zo grote betekenis voor de burgerij, dat wij in dit opzicht een beleid moeten uitstippelen. Daar zou de burgerij zich dan ook aan vast kunnen klemmen. Het moet toch mogelijk zijn, dat wij die hele ontwikkeling in fasen plannen. We kunnen toch een schema maken waarin we aangeven binnen welke termijn we probe ren bepaalde buurten te verkrijgen. Dan krijgen we een gericht beleid. Dat mis ik nu toch eigenlijk op dit gebied. Mijn laatste opmerking is deze. Als ik goed ben in gelicht, dan zal het bejaardencentrum van het N.V.V. gebouwd worden door de N.C.H.B. Door de Gemeente wordt gedacht aan het terrein bij de Gerbrandyweg. Ik heb gehoord, dat ze daar niet willen of niet kunnen bouwen. Als dat zo is, zou ik graag willen dat het College daar zekerheid over krijgt. Willen of kunnen die mensen daar een bejaardencentrum bouwen of niet Als het niet kan, kunnen op dat terrein ongeveer 100 woningen worden gebouwd. Ik zou graag zo spoe dig mogelijk een beslissing willen hebben. Er is voor dat terrein een goedgekeurd bestemmingsplan, maar als het nodig is, kan dat worden aangepast en dan kunnen we daar alvast met bouwen beginnen. Het terrein ligt klaar. De heer Eijgelaar: N.a.v. vraag 17 geeft U een op somming van hetgeen U denkt in 1971 in aanbouw te kunnen nemen en dan komt U tot een totaal van 1300 woningen. Er staat bij: „Getracht zal worden Nu is het natuurlijk prachtig, dat U daarnaar wilt streven, maar we zijn nu weer zoveel verder in de tijd en kunt U op dit moment misschien zeggen wat reëel te verwachten is t.a.v. het in aanbouw nemen van wo ningen. Als ik deze opsomming zie, dan lijkt het mij niet mogelijk die 100 woningen in Werkmanslust in /LIS aanbouw te nemen, evenmin als die 94 in Westeinde. Als ik zo de verhalen hoor, dan zal het ook met die woningen van de N.C.H.B. moeilijk gaan. Mevr. Bakker-van Diermen: N.a.v. vraag 24 ant woordt U „Wij hopen, dat het mogelijk zal blijken in Lekkumerend-oost een behoorlijk aantal bejaarden woningen te bouwen." Ik zou graag willen weten aan hoeveel woningen U denkt. De heer Hovinga: Bij het betoog, dat de heren Mie dema en Van Haaren hebben gehouden, wil ik mij in grote lijnen aansluiten. Ook sluit ik mij aan bij de suggestie van de heer Heidinga, dat er een planning zou moeten komen waarbij wordt aangegeven in welke tijd en volgorde bepaalde saneringsbuurten zullen wor den afgebroken. Men zou dan voorkomen, dat men in vier of vijf buurten tegelijkertijd bezig is grote gaten te maken. Verder wilde ik graag een inlichting hebben i.v.m. de keuzewoningen aan de Archipelweg. Ik heb zo links en rechts eens gevraagd wat in feite de definitie van een keuzewoning is. Daar kon men mij geen antwoord op geven. Misschien kan de Wethouder mij dat even duidelijk maken. Ik heb kortgeleden gehoord van een gemeente in Noord-Brabant, waar een groep enthousiaste doe-het- zelvers met behulp van de Gemeente, met subsidie van het Ministerie er toe gekomen is een aantal huizen te bouwen in een soort coöperatief werkverband. Dit werk is door het Ministerie in zeer ruime mate ge subsidieerd. Ik dacht, dat in de huidige doe-het-zelf- tijd daar ook in onze Gemeente wel belangtelling voor zou zijn. Ik zou willen vragen of er ook in onze Ge meente op korte termijn mogelijkheden zijn om te on derzoeken of daar inderdaad belangstelling voor is. Verder zou ik willen vragen daarvoor grond ter be schikking te stellen, zodat men het ook kan realiseren. Omdat ik weet, dat de bestemmingsplannen grote moeilijkheden opleveren en dat de grond er bijna niet is, zat ik te denken aan een stuk grond bij Hempens. Dat zal straks snel te bereiken zijn als de nieuwe pro vinciale weg naar Drachten klaar is. Er is al vanaf 1941 een geldig bestemmingsplan voor die grond, zon der dat er ook maar iets gebeurt. Eventueel zou ik graag tijdens de plenaire zitting de mening van de Raad hierover willen vragen. De hear De Jong (weth.): De hear Miedema hat sein, dat it oantal wenningen, dat wy programmearre hawwe net foldwaende is. Hy seit, dat wy 1000 wen ningen nedich hawwe om yn ynwennertal gelyk to bliuwen. Dat is syn stelling. Ik wol dy net sünder mear ünderskriuwe. It is syn goed rjocht dat to stel len, mar hy soe dan ek biwize moatte dat it wier is. Hy seit: „It skynt foldwaende to wêzen." Wy soene wol graech mear bouwe wolle, mar wy moatte rekken halde mei de plakken hwer't wy bouwe kinne. Dy moatte ek sa fier klear wêze, dat wy mei goed fat soen sizze kinne: Hjir kinne wy mei ienige kans fan slagjen klear komme. Dêr komt noch by, dat wy by lis opset ütgien binne fan wenningen yn de subsi- diearre sektor. Mei oare wurden: De net-subsidiearre sektor is der ek noch. (De hear Miedema: Hoef olie binne dêr fan boud yn de léste jierren? Hawwe Jo ienich idé fan de bitsjutting Yn dy sektor is net sa folie boud. Yn 1967 wiene it 157, in 1968 wiene it 93, 32 yn 1969 en 36 yn 1970. Wy moatte oppasse, dat wy by it efterbliuwen fan de wenningbou de léste jierren dizze sektor net forjitte. As wy wier de trochstreaming op gong krije en bifoarderje wolle dan sille wy soargje moatte, dat wy de minsken dy't nou noch yn goed- keape huzen sitte en wol mear hier bitelje kinne ek mear romte biede. Dat is ien fan de punten hwer't wy altiten op oan stjürd hawwe. Wy krije wolris it ge- foel, dat der net genöch trochstreaming is omt der gjin geskikte wenningen binne. It wünderlike gefal hat him foardien, dat de trije flats oan it Van Harinxmakanael sa mar fol wiene en dy diene dochs in frij hege hier. (De hear Miedema: Dat wie preemje-sektor.Dat wie yndied preemje-sektor. Mar yn de net-subsidiearre bou sitte ek dizze wenningen. Hwant de grins leit sa- hwat yn dy buert. As ik it persintaezje fan de Minister oanhald dan leit yn syn tawizing it lanlike persin taezje op 17,3 pst. Dat wie yn 1970 20 pst., yn 1969 ek 20 pst., yn 1968 18 pst. en yn 1967 25 pst. Dêr komme wy op gjin stikken nei oan ta. Wy sjitte just to koart op dit ünderdiel. En dat moatte wy just omt yn de efter üs lizzende jierren op dit gebiet fier- stentomin boud is net üt it each forlieze. Wy moatte üs net allinnich konsintrearje op hwat hjir dan de „sociale sector" hjit, mar dat -dat jow ik de hear Heidinga ta better omskreaun wurde koe as de subsidiearre sektor. Dan krije wy de tsjinstelling sub- sidiearre en net-subsidiearre bou. Wy moatte dy beide hawwe. Ik haw yn it forhael fan de hear Miedema eins dy net-subsidiearre bou dy't dochs altiten sa'n 18 a 20 pst. wie yn it bilied fan de Minister hwat mist. Ik tocht, dat dat in forkeard ütgongspunt fan him wie. Hwannear't hy de net-subsidiearre bou bi- lüke soe yn üs opset dan kaem hy oars üt. Hy hat oan- helle: Westeinde 1450, Aldlan-west 750, Aldlan-oost 1600 wenningen. Ik haw dat noch hwat forbettere. As ik it nou neigean dan kom ik yn dizze trije jier by üs opset yndied ta 3735, mar dan héld ik yn dizze plannen foar de net-subsidiearre sektor noch 1675 wenningen oer. It is fansels de fraech oft dy boud wurde kinne. Mar om nou to sizzen: It moat ek reéel wêze(dat wurd reéel is ek in inkele kear brükt), dan siz ik: Lit üs mei dit skema foar eagen bisykje it wier to meitsjen. Ik wol fansels graech mear hawwe, mar it is bipaeld net sa, dat wy it Aldlan-oost, as dat takomme jier klear is, sa mar fol bouwe kinne yn ien jier. Hwer't ik my mear soargen oer meitsje dan oer it bouwen nef- fens it skema, is, dat wy de kans rinne oer trije jier yn in great gat to sitten. Hwant it is de fraech oft wy yndied yn Camminghaburen bouwe kinne yn 1974. Neffens dit skema moat dat barre. En as wy nou mei man en macht bisykje dit skema wier to meitsjen dan sjoch ik it greate gefaer driigjen, dat wy yn 1974 mei itselde probleem komme to sitten as nou. Dat moatte wy goed foar eagen halde. Dat wol net sizze dat wy nou mar hwat piano-oan wolle. Dy konklüzje mei net lutsen wurde. Yn it program binne totael 5410 wen ningen opnommen; dêrfan sille wy yn elts gefal 3735 bisykje klear to krijen. Ek yn it ramt fan it op gong kommen fan de bou yn de ütwreidingsplannen is dat ridlikerwize to réalisearjen. Dat bigjinnen fan 'e bou yn dy plannen is noch net sa maklik. Der kin sa ien- faldich tsjin üs sein wurde: Dat dogge Jimme mar efkes. Ik sil ris in foarbyld jaen. Wy sitte nou earst mei Lekkumerend-oost. Wy hiene üs plannen klear om dêr op 1 july to bigjinnen mei de bou. Doe waerd der sein, dat dy wei fierder nei it noarden ta moast. Wy hawwe doe sa gau mooglik it plan omwurkje litten en yn novimber wiene wy dêr mei klear. Doe kaem it bislüt fan Rykswettersteat, dat dy wei noch wer fierder nei it noarden moast. Doe hawwe wy foar de tredde kear mei dat plan oan 'e gong west en nou is it sa fier hinne, dat wy der mei inkele wiken oan de gong kinne. Mei in wike, fjirtjin dagen sille wy de priis fan de oannimmers sjen to krijen en as dy priis dan düdlik genöch leit foar goedkar dan kinne wy los. Dat binne sa de problemen. Wy skodzje de oplossing net samar üt 'e mouwe. Wy hoege net to forswijen, dat wy swier- richheden hawn hawwe mei de bistimmingsplannen. Ik haw dochs it idé, dat de hear Miedema it mis hat mei syn foarsizzings. Yn it foarste plak soe ik wolris witte wolle hwer't hy dat tal fan 1000 wenningen yn 't jier om gelyk to bliuwen op basearret. (De Foarsitter: Dat kloppet ek hielendal net.) Fierder wol ik der op wize, dat wy poat-oan moatte om itjinge, dat wy op üs program hawwe klear. to krijen. En nou't wy oan 'e gong binne, blykt al, dat it de greatste swierrichheden jaen sil om it klear to krijen. Yn Lekkumerend-oost soene earst sa'n 700 wenningen boud wurde. Nou't dizze plannen ütwurke wurde, ek troch it forlizzen fan dy wei, komt der in oar oantal to foarskyn. (De hear Miedema: Mei ik efkes ynterrumpearje? Der wurdt sein, dat de hear Miedema dit en dat biwize moat. De sifers dy't Jimme üs forskaft hawwe, binne: yn 1966 1023, yn 1967 1112, yn 1968 946 en yn 1969 973 wen ningen. En as ik dan sjoch hoe de stêd yn dy jierren groeid is dan is dat suver neat. En dêrüt haw ik hiel gewoan konkludearre, dat wy yn elts gefal 1000 wen ningen yn 't jier nedich hawwe om gelyk to bliuwen. En dan kin dat der hiel fier by troch wêze, mar ik tocht it net. It twadde punt hwer't ik noch efkes op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 9