x'3' 92 die zitting hebben in deze stichting, ter zake kundig En krijgen zij voldoende voorlichting en begeleiding van de desbetreffende afdeling der Secretarie? Is er bij de stichting ook eens aandrang uitgeoefend om met verzoeken om garantie en subsidieverlening te komen bij het Gemeentebestuur? Er staat n.l. in deze beantwoording, dat de plannen nog niet ingediend zijn. Is daar ook overleg over geweest? De hear Jansma: Ik wol efkes ünderskied meitsje tusken forsoarging en forpleging. Hwat de forsoarging oangiet, is der in Commissie Opnamebeleid en dat sil wol aerdich goed rinne. Mar de forpleging is mear in provinsiale oangelegenheit. En nou is üs fraech: Binne der foldwaende garansjes, dat ynwenners fan Ljouwert ek fan dizze forplegingsmooglikheit gebrük meitsje kinne (De Foarsitter: Dizze fraech heart hjir net thus, mynhear Jansma.) Dy hat spésiael bitrekking op de minsken op jierren. (De Foarsitter: Miskien wol Weth. Heetla der wol eat fan sizze, mar dit ünderwerp heart ta de portefeuille fan Weth. Ten Brug. Jou fraech hie dus yn de tredde ófdieling oan de oarder komme moatten.) De heer De Vries: Zou ik de vraag van mevr. Vis- scher i.z. de Kei even iets mogen aanpunten? Toen vorig jaar deze zaak in de Raad in bespreking was, zijn er door onze fractie bezwaren gemaakt tegen de mededelingen van de kant van het College, dat de selectie van de bewoners primair zou plaats vinden vanuit de te renoveren en te amoveren woningen. Wij hebben toen gezegd: Niet de woning mag de urgentie van de opname bepalen, maar de verzorgingsbehoef tigheid. En nu zou ik graag van U willen weten, hoe het met de selectie precies is toegegaan. Is de Centrale Opnamecommissie hierin betrokken geweest en welke rol speelt „Beter Wonen" hier uiteindelijk in? Dan nog een vraag, die mevr. Visscher ook al even heeft gesteld betreffende het dienstencentrum Het Vliet. Wij hebben al eens eerder gezegd, dat wij het betreurden, dat deze stichting i.o. maar passief blijft wachten tot het moment, waarop het plan voor een dienstencentrum gereed is. We dachten n.l., dat er ook zonder een dienstencentrum toch wel een stuk bejaar- denwerk op gang gebracht kan worden. We denken bijv. in dit verband aan hetgeen een werkgroep binnen de wijkraad Bilgaard op het ogenblik doet. Daar is een aantal vrijwilligers bezig de behoeften te peilen, een stuk open bejaardenwerk op gang te brengen. Men wordt deskundig begeleid door een maatschappelijk werkster. Ik vind persoonlijk, dat die werkgroep leuke vorderingen maakt en wanneer het zover is, dat in het Bilgaard accommodatie komt en hopelijk zal dat spoedig het geval zijn dan kan men daar on middellijk starten met een stuk bejaardenwerk, bijv. sociëteitswerk. En ik dacht, dat wat in Bilgaard ge beurt, ook mogelijk moet zijn rond het Vliet te doen, zodat, als de zaak t.a.v. de bouw van een diensten centrum helemaal rond is, al een heel stuk goodwill tot stand is gebracht, waardoor deze zaak in één keer kan functioneren. In dit verband zou ik graag van het College willen weten wat onze functionaris in alge mene dienst m.b.t. initiatieven als deze precies doet. We hebben 2J/2 jaar geleden een eerste rapport gehad met allerlei aanwijzingen enz., maar we dachten, dat er een follow up zou moeten komen en we willen graag weten in welke richting het beleid van het College verder gaat. Mevr. Dijkstra-BethlehemEr bestaan heel lange wachtlijsten bij de bejaardentehuizen en we weten, dat er wel nieuwe bejaardentehuizen worden gebouwd, maar toch niet in die mate, dat het toereikend is voor al die bejaarden, die daarvoor in aanmerking willen komen. Nu zijn er ook plannen voor het bouwen van bejaardenwoningen en die zijn vanavond niet aan de orde, maar ik zou toch graag deze vraag willen stellen: Zou het niet mogelijk zijn, dat daar, waar complexen bejaardenwoningen worden gebouwd, één woning be schikbaar wordt gesteld voor bijv. een verpleegster, die aandacht kan besteden aan die bejaarden, die niet op genomen kunnen worden. Het is mij bekend, dat er vele bejaarden zijn, die alleen wonen en door mijn werk kom ik daar ook nogal veel mee in aanraking die zorgen hebben voor de toekomst, als hun eens iets zou overkomen. M.i. zou het een goede zaak zijn, als er een verpleegster in hun buurt was. Mevr. Bakker-van Diermen: Ik wilde nog even vra gen hoever het overleg is over het N.V.V.-bejaarden- tehuis aan de Blekerstraat. Onze fractie zou toch eigen lijk willen bepleiten, dat het daar ook zal komen. (De Voorzitter: Is daar dan overleg over?) Dat wilde ik juist weten. (De Voorzitter: Nee, geen enkel. We kun nen er straks misschien wel dieper op ingaan.) De hear Miedema: Der binne al forskillende fragen steld oer de Kei, mar ik soe der dochs noch wol graech in inkelde ynformaesje by hawwe wolle. Yn de foarige bigreatingssitting hat de Kei hjir ek nochal yn dis kusje west. Dy is ek halden, tocht ik, n.o.f. de frij greate listen, dy't de Centrale Opnamecommissie swier- richheden bisoargje en doe tochten wy wol hwat to sjen yn in saek as de Kei. Nou is myn fraech yn ear- ste ynstansje: Hoef olie minsken wolle der nou yndied yn de Kei? Myn twadde fraech is: Hat it Kolleezje of de Centrale Opnamecommissie ek it idé, dat nei har ren miening der op de listen folie mear minsken binne, dy't qua omstannichheden wol yn de Kei passé, mar dy't der net yn wolle? Hoe is dit inisiatyf oanslein by de groep, hwerfoar neffens üs dit flat ornearre wie? Wurdt dit wurdearre en oer it algemien akseptearre? Hoe leit dit? Foarsjocht it yn in bihoefte, moatte wy fierder dy kant üt? De hear De Vries hat al frege, hoe't de seleksje west hat, dat hoech ik dus net mear to dwaen, mar ik bin wol tige ynteressearre yn it ant- wurd. Noch in fraech oer it iepen wurk-foar-minsken-op- jierren. Ik haw der altyd in bytsje muoite mei to wit ten, hwat krekt hjir en hwat krekt dêr under fait. It Kolleezje stelt: Dit wolle wy yn earste ynstansje mar ris oan it partikulier inisiatyf oerlitte. Dat sprekt my dus wol oan, hwant der binne dingen, dy't wol üt it partikulier inisiatyf wei komme kinne en wy moatte as Gemeente foarsichtich wêze üs dêr to folie mei to bi- muoijen, mar oan de oare kant soene wy, tocht my, miskien de needsaek fan opname yn de ien of oare ynrjochting foar in greate groep minsken forskouwe kinne. En soene de inisiativen fan partikuliere side net rinne sa't wy dat graech woene, dan soe ik B. en W. dochs freegje wolle ris to bisjen, oft hja it inisiatyf ek nimme kinne. Hokker mooglikheden lizze hjir op finansieel terrein Al soe it allinnich mar iepening jaen kinne, de saek op gong bringe kinne. Hwant ik tocht en dan kom ik ek by de fraech, dy't mefr. Dijkstra steld hat dat hwat sy bidoelt, ek in foarm fan iepen wurk-foar-minsken-op-jierren hjitte koe. As men in forpleechster oanstelt foar dat wurk, dan bringt dat kosten mei. Hat men fan oerheitswegen mooglik heden om dêr finansieel foar to soargjen? Mevr. Visser-van den Bos: De vragen, die ik had willen stellen over de Kei, zijn reeds gesteld, doch ik zou nog wel graag willen weten, hoe het lijstje van voor opname geregistreerde bejaarden, dat in de aanbiedingsbrief is genoemd en dat zich bij de Centrale Opnamecommissie bevindt, er nu uit ziet, nadat de op name in de Kei en in het verpleegtehuis is gerealiseerd en de doorstroming, die die opname ten gevolge had, heeft plaats gevonden. De heer Heidinga: In de eerste plaats zou ik via U, mijnheer de Voorzitter, aan het adres van de heer De Vries willen zeggen, dat het stichtingsbestuur van het dienstencentrum aan het Vliet bestaat uit vertegen woordigers van 6 a 7 diaconieën, uit mensen dus, die zich dagelijks bewegen op het terrein van hulp en bij stand en bejaardenzorg; ik dacht, dat de heer De Vries zich er geen zorgen over behoefde te maken, dat deze mensen niet genoeg activiteit ontplooien. Ik zou den ken, dat de reden waarom die zaak niet van de grond komt, helemaal bij de Gemeente ligt; de grond is geen eigendom; de Gemeente kan die dus niet overdragen aan de stichting en daarom kan deze niet van start gaan. Nu heel iets anders. Als ik mij goed herinner, wordt bij opname in het stadsverzorgingshuis de Centrale Op namecommissie niet ingeschakeld. (De Voorzitter: Die wordt wel daarbij ingeschakeld.) Ik meende, dat wij destijds hadden besloten, dat de directie van de G.G.D. opname in het stadsverzorgingshuis zou beoordelen. (De Voorzitter: Dat staat daar los van; bij deze opname is de Centrale Opnamecommissie wel ingeschakeld.) Ik maakte mij een beetje zorgen over de aanstaande ont wikkeling terzake. Als wij mensen gaan opnemen in het gemeentelijke verpleeghuis, dan veronderstel ik, dat dit verpleeghuis ook een zekere revalidatie zal toe passen. Ik voorzie dus, dat er mensen uit het verpleeg huis weer terug zullen moeten naar het verzorgings huis. Maar daar wordt in de verzorgingshuizen in de stad geen plaats voor opengehouden. Dat is gewoon weg onmogelijk, omdat er altijd nog te weinig ruimte is. Dus zullen de mensen, die terug kunnen uit het ver pleeghuis, automatisch in het verzorgingshuis, dat aan de Borniastraat zal verrijzen, terecht komen. (De Voor zitter: Niet automatisch.) Dat moet zo zijn, want an ders zouden er een tijdlang kamers leeg staan in an dere verzorgingshuizen. Er dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ik zal er maar niet te veel over uitweiden, maar ik voorzie, dat zich hier intern vrij lastige dingen zullen kunnen voordoen. Ik ben er niet gerust op, dat dat straks door de staven van de diverse inrichtingen goed kan worden geregeld. Ik sta daar wat sceptisch tegenover. De Voorzitter: Voordat ik Weth. Heetla het woord geef, zou ik even iets willen zeggen waar hij even tueel, als het nodig is, nog iets aan toe kan voegen n.a.v. een vraag van mevr. Bakker over het bejaarden huis aan de Blekerstraat. Dat punt is ook al in twee andere afdelingen ter sprake geweest. Het lijkt me dus verstandiger i.v.m. de coördinatie, dat ik even met ae beantwoording begin, opdat we als leden van B. en W. op dezelfde golflengte praten. Welke zijn onze bedoelingen ik meende, dat de heer Heidinga daar in een der vorige afdelingen ook al een vraag over had gesteld en gisteravond is het ook nog even ter sprake gebracht door een ander raads lid met het gebied, dat ligt tussen Rengerspark en Dokkumer Ee Het is niet nieuw wat ik nu ga zeggen. (Misschien wel voor nieuwe raadsleden.) Het ligt in ons voornemen om dat gebied zeer beslist te bestemmen voor het vestigen van bedrijven, die gesitueerd moeten worden dicht bij het centrum, bedrijven, ten aanzien waarvan wij ons niet zullen kunnen permitteren die te verwijzen naar verder afgelegen gebieden rondom onze stad. Wij hebben daarbij in de eerste plaats het oog op de dienstensector. Wij moeten ons realiseren, dat wij op het ogenblik in een enorm tempo aan het bou wen zijn aan de Tesselschadestraat. Daar verrijzen, zo als U weet, een groot aantal kantoren. Nog deze maand zal met flats vlak achter de Verlaatsbrug worden be gonnen. We hebben daar de laatste are grond uitge geven. Dit betekent dus, dat wij, zodra wij straks nieu we aanvragen krijgen van bedrijfsvestiging in de dien stensector in Frieslands hoofdstad, naar een ander ter rein moeten uitzien, want het komt maar hoogst zelden voor, dat wij in de binnenstad een terrein van enige omvang kunnen aanwijzen. Dat kunnen we bijna nooit, laten we reëel zijn. Er kan soms eens een verbouw mogelijk zijn, zoals Amicitia. Hoewel nu ook weer niet iedereen daar even gelukkig mee is, zakelijk gezien is het toch wel een fijne vestigingsplaats voor een bureau, men huurt daar tenminste heel graag. Ik kan U ook zeggen, dat wij als College van mening zijn niet te kunnen besluiten ook maar een stukje van het terrein van de Oude Veemarkt op te offeren voor kantoren. Wij menen, dat dit echt beschikbaar moet blijven de wijze waarop is punt twee voor onze parkeerproble- matiek, dicht als het gelegen is bij station, hotels en kantoren. Dit terrein biedt dus ook geen mogelijkheden voor kantoren. Wij hebben steeds duidelijk voor ogen gehad en dat is ook de reden, dat daar niet gebouwd is dat het terrein bij het Rengerspark in ieder geval voor bouw in de dienstensector zal worden bestemd, uit dien hoofde niet onder geen beding voor be jaardentehuizen of iets dergelijks. Daarbij hebben wij bepaald wel een open oog voor de aantrekkelijkheid van die plaats voor zo'n tehuis. Er zijn diverse ge sprekken over gevoerd. Het is dicht bij het Rengers park, dicht bij het centrum van de stad. Daarover be staat dus geen enkel meningsverschil, maar het is een afwegen van prioriteiten. En daaruit hebben wij moe ten concluderen, dat het voor de ontwikkeling van Frieslands hoofdstad een niet-verantwoorde beslissing zou zijn een deel van dat terrein uit te geven voor dit soort voorzieningen. Om die reden hebben we o.m. uit voerig overleg gepleegd met de N.C.H.B. Ik moet U zeggen, dat wij bij het bestuur van zowel de N.C.H.B. als de plaatselijk betrokken instanties, die inderdaad graag bij het Rengerspark hadden willen bouwen, alle begrip voor onze argumentatie hebben gevonden en daar heb ik ook veel waardering voor. We hebben ook toege zegd, dat we graag bereid waren hen te helpen om een goed terrein aan te wijzen. Het heeft eerst in de be doeling gelegen en daar waren we het met betrok kenen over eens een terrein aan de noordrand van het Lekkumerend voor een bejaardentehuis te bestem men. Daar is uit stedebouwkundige overwegingen dat is later naar voren gekomen in de Commissie Ruim telijke Ordening bezwaar tegen gerezen en daarom zijn we daarvan teruggekomen. Op dat moment had den we nog bepaalde plannen met een terrein bij het Vrijheidsplein. Ik moge de naam Albert Heyn even la ten vallen; dan is U wel duidelijk wat ik bedoel. Maar de Raad had niet zoveel begrip voor dat idee van het College, dus de vestiging van Albert Heyn ging hier niet door; dat terrein kwam vrij en toen hebben we daaromtrent gesprekken met de N.C.H.B. gevoerd en, voor zover mij bekend, werkt die instantie nog steeds aan de uitwerking van een plan op dit terrein. Over dat terrein bestaat dus wel ik heb nog nooit enig ander bericht gehoord overeenstemming. Ik zou ook nog graag even de kwestie van de be leidsnota bejaardenzorg behandelen (die, naar ik meen, mevr. Visscher-Bouwer aan de orde stelde), omdat ik daar zelf ook bij betrokken ben geweest. Ik moet U wel zeggen, dat het College niet overweegt ik dacht, dat het ook niet de juiste gang van zaken zou zijn een nota samen te stellen over het bejaardenbeleid. Ik dacht, dat wij mede juist om deze reden, n.l. bepaling van de beleidsvoering, raden hebben ingesteld. In func tionele raden zijn terzake van een bepaald onderdeel gekwalificeerde mensen bij elkaar. Ik dacht, dat het dus een goede zaak was, dat op het terrein van de bejaardenzorg de bejaardenraad zich beraadt over het beleid dat moet worden gevoerd, en dat die raad daar over een stuk produceert. Dat betekent niet dat wij niet van plan zijn een visie te geven, maar de ideeën moeten in eerste instantie van de Raad voor de Be jaardenzorg komen. Een dergelijke nota zal dan in de Gemeenteraad aan de orde moeten komen. Er zijn twee mogelijkheden: Het stuk van de Bejaardenraad zal zo naar onze zin zijn, dat we er maar één zin zullen bij zetten: „Gaarne bieden wij U dit beleidsstuk van de Bejaardenraad aan ter nadere vaststelling of ter dis cussie.", of wij zijn het er niet mee eens en dan zullen wij commentaar van onze kant geven op de visie die de Bejaardenraad geeft. Deze gang van zaken heeft niet alleen betrekking op de Bejaardenraad. Hetzelfde probleem is ter sprake geweest in de Culturele Raad en de Jeugdraad. Ik ben van mening, dat de Jeugdraad zich allereerst moet bezinnen, welk beleid we moeten voeren op het gebied van de jeugd en dat de Culturele Raad zich allereerst moet bezinnen op het beleid op cultureel terrein. Dat betekent dus niet, dat wij ons willen terugtrekken. Maar ik dacht, dat het niet juist zou zijn, als wij eerst een nota zouden maken en die dan ter bestudering toesturen aan de Bejaardenraad. Ik moet U ook zeggen en velen van U zullen dat wel met mij eens zijn dat dat een werkmethode is, die vroeger misschien nog wel eens werd gewaardeerd, maar op het moment minder. Ik geloof, dat men er dikwijls de voorkeur aan geeft zelf met iets te komen. Ik heb ook de indruk, dat de Bejaardenraad zich hier zelf op gaat bezinnen. Ik heb het bij de installatie van deze en ook andere raden duidelijk gezegd. Ik heb er veel vertrouwen in, dat de raden zich op hun specifieke onderwerpen gaan beraden. Niet binnen een maand daar is het probleem veel te moeilijk voor; ik denk aan een veel langere tijd, niet aan jaren, maar stellig wel aan een jaar zullen de raden dan met een visie komen en ik heb er beslist vertrouwen in, dat de raden dit zullen doen. Zouden zij dit niet doen en ik bedoel er niets verkeerds mee dan zouden zij in hun taak te kort schieten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5