>87/y 19//S hebben, waarin prioriteiten zijn verwerkt. Het ant woord is, dat een dergelijk prioriteitenschema nog niet is opgesteld. De vraag komt dan op: Is er wel een plan? En daar wordt geen antwoord op gegeven. En het wordt toch nadrukkelijk gevraagd: ,,Is in onze ge meente reeds sprake van een gerichte planning op dit terrein?" Moet ik uit de beantwoording opmaken, dat die er niet is? En heeft U er enig zicht op, of die er wel zal komen binnen een bepaalde termijn? De heer Weide (weth.): Ik dank de heer Bouma voor zijn opmerking, dat we met het opbouwwerk op de goede weg zijn. Ik dacht, dat wij, in de bespreking, die wij maandelijks hebben met het contactorgaan, een goede gedachtenwisseling hebben over de problematiek rond dit werk. Het prioriteitenschema voor het wijk- en buurtwerk is aan de orde geweest in een van de laatste vergade ringen van de Commissie Opbouwwerk; daar zullen wij in de komende tijd bijzonder veel aandacht aan besteden. In het verleden is er niet een duidelijke, ge richte planning- geweest. Op het stadhuis is aan de reorganisatie van het wijk- en buurtwerk gewerkt beide soorten werk hebben zeer veel raakvlakken en vielen onder diverse secretarie-afdelingen. Op de nieu we afdeling Welzijnsaangelegenheden kan dit werk nu veel beter gecoördineerd worden en ik heb goede hoop, dat we door samenwerking van het College (met ach ter zich de mankracht van genoemde secretarie-afde ling) met de Commissie Opbouwwerk en het Centraal Orgaan op de goede weg zijn en tot een duidelijke in ventarisatie komen, duidelijk de behoeften kunnen peilen. Aan de hand daarvan kunnen wij onze maat regelen nemen en voorzieningen treffen. De heer Bouma: Volgens mijn persoonlijke mening is een planning iets anders dan een prioriteitenschema. Ik zou zelfs willen zeggen: Je kunt de planning of de visie als eerste punt op het prioriteitenschema zetten. En om dit laatste gaat het mij. De heer Weide (weth.): Ik dacht niet, dat wij zo veel van mening verschillen. Wij moeten duidelijk in ventariseren: Wat is er en wat moet er nog komen? En kunnen wij aan de hand daarvan een prioriteiten schema in overleg met alle betrokkenen opstellen? De Voorzitter: Ik zie de heer Bouma knikken; dus hier is overeenstemming over. Hoofdstuk X. Algemeen. De heer Eijgelaar: Nu mijn taak als secondant van de heer Klomp op deze avond bijna ten einde is, wil ik toch nog wel iets zeggen. Het is m.i. een goede zaak geweest, dat er een vaste overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf is ingesteld en ik heb daar dan ook bepaald zeer goede verwachtingen van. N.a.v. het antwoord op vraag 1 zou ik graag van U willen we- een, of het ook in Uw bedoeling ligt deze commissie reeds vroegtijdig, bijv. gelijk met de Raad voor de Volkshuisvesting, te betrekken in besprekingen over het bestemmingsplan Camminghaburen en andere be stemmingsplannen m.b.t. de planning van winkelcen tra. En verder zou ik er voor willen pleiten en zo mogelijk een toezegging terzake van U willen hebben om ook de Leeuwarder Middenstandsraad, die mede die winkelcentra zal moeten realiseren, hierbij te betrek ken, zoals ook de Federatie van Woningbouwcorpora ties vroegtijdig zal worden ingeschakeld bij de bespre king van een bestemmingsplan, waarin die corporaties later de woningbouw moeten realiseren. De heer Heidinga: Ik zal geen bepaalde gevallen noemen ik heb het College er vroeger ook wel eens op geattendeerd maar in het algemeen zou ik dit willen zeggen: In sommige saneringswijken wordt middenstanders hun broodwinning ontnomen door de sanering. Ik heb niet de indruk, dat wij als Gemeente ik zeg niet: College ons altijd van de nood van die mensen bewust zijn. Ik zou het héél cru kunnen zeggen: Er is in onze gemeente als het ware wel eens de uithongeringspolitiek toegepast. Het gaat dan zo: Laat de middenstander, die een zaak heeft in een sa- neringsbuurt en wiens klantenkring verdwijnt, maar zo lang mogelijk zitten, hij verdient niets meer en we kopen zijn zaak voor een appel en een ei. Wij moeten hier heel voorzichtig mee zijn. Ik wilde wel graag, dat het College daarop bedacht was. Dergelijke situa ties kunnen ongemerkt wel hier en daar voor komen. Zulke gevallen zijn echt niet uit de lucht gegrepen. De heer Hovinga: Ik wil mij aansluiten bij de woor den van de vorige twee sprekers. Ik zou verder onder de aandacht van het College willen brengen de uitvoering van de projecten voor winkelcentra via de projectmaatschappijen. We heb ben in het nabije verleden gehoord, dat min of meer bij loting een kandidaat werd aangewezen. Ik heb toch wel de indruk, dat het voor de middenstand, wat de exploitatiekosten betreft, een belangrijk verschil uit maakt, welke maatschappij de centra gaat realiseren. Dit speelt natuurlijk voor de Gemeente terzake van de verkoop en de opbrengst van de grond niet zo'n grote rol, maar ik zou er zeer zeker de nadruk op willen leggen, dat vooral die maatschappijen gekozen worden, waarvan bekend is, dat zij, wat de lasten voor de mid denstand betreft, het laagst uit de bus komen. De Voorzitter: Op de vraag van de heer Eijgelaar, of het de bedoeling is de vaste overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf bij de bestemmingsplannen te betrekken, moet ik antwoorden: Nee. Dat klinkt een beetje cru, daarom wil ik U het volgende mededelen. De vorige week nog hebben wij ons intern uitvoerig beraden over de gang van zaken m.b.t. bestemmings plannen. We zijn aan de limit. We gaan niet meer toe zeggingen doen aan commissies, om ook die bij de be stemmingsplannen te betrekken. Wij doen op het ogen blik moedige pogingen om op werkelijk zinvolle en effectvolle wijze de Raad voor de Volkshuisvesting in te schakelen, want dat moet. Daarvoor is die raad in gesteld. Heel serieus wordt nagegaan daar zijn ook al gesprekken in die raad over geweest hoe we de band kunnen leggen. We weten allemaal voor welk een moeilijke problematiek we staan, hoe moeizaam alles gaat. Ik dacht, dat we nu stap voor stap de behande ling in de Commissie Bestemmingsplannen, dus de amb telijke commissie, en de raadscommissie Ruimtelijke Ordening goed op dreef krijgen. Ik bemerk aan de verslagen, dat de zaak steeds beter gaat lopen en ik heb er ook echt fiducie in, dat dat binnen afzienbare tijd nog beter zal gaan. Maar wij kunnen gewoon niet verder gaan met nog meer instanties in te schakelen. Dat neemt echter niet weg, dat, als de middenstand op een bepaald moment problemen heeft, die natuurlijk ook betrekking kunnen hebben op iets wat zich voltrekt in een nieuw te stichten wijk want daarvoor hebben we met de middenstand het overlegorgaan ingesteld dan kan men die problemen ter sprake brengen. Maar U mag het niet zo algemeen stellen, dat we de be stemmingsplannen ook in de commissie voor de mid denstand zouden moeten brengen. Dat doen we niet. Het enige wat wij wel hebben gedaan, ook in overleg met de middenstand het is, dacht ik, ook al eens in de Raad medegedeeld is, dat wij de middenstands organisaties hebben gevraagd enkele leden aan te wij zen in de pas ingestelde commissie voor de herziening van het structuurplan voor de binnenstad. De midden stand wordt daar dus direct bij betrokken, want deze is natuurlijk wel geheel met de binnenstad verweven. (De heer Eijgelaar: Wordt de middenstand dus niet bij de bestemmingsplannen betrokken?) U mag niet verlangen, dat wij de gehele problematiek van de be stemmingsplannen ook nog in de commissie voor de middenstand brengen. Ik zou U in overweging willen geven de middenstanders, die bepaalde wensen hebben en dat geldt zowel voor de oude als voor de nieuwe wijken te adviseren (ik zeg niet, dat we er niet met hen over willen praten; voor hun problemen hebben we het overlegorgaan t.b.v. de middenstand ingesteld) die wensen met Weth. Weide te bespreken. De heer Eijgelaar stelde zijn wens echter te algemeen en daar móét ik nee op zeggen. (De heer Eijgelaar: Ik zou graag de garantie ingebouwd zien, dat we niet weer de onverkwikkelijke zaak krijgen, zoals die in het ver leden is voorgekomen. Ik vond dat persoonlijk erg jam mer. En ik vind, dat m.n. de Leeuwarder middenstand de eerst-aangewezene is om betrokken te worden bij de realisering van een bepaald project als een winkel centrum.) Dat is een heel ander probleem dus. Dat is geen kwestie van de Commissie Bestemmingsplannen. Dat betreft de werkmethode, die wij gaan toepassen om winkelcentra in de nieuwe plannen tot uitvoering te brengen. (De heer Eijgelaar: Dit hangt toch heel nauw samen met het begin van de bestemmingsplannen, want er zal, zoals ook, als ik goed ingelicht ben, nu het geval is, thans al weer een wijziging voorgesteld worden in de planning van het winkelcentrum in 't Aldlan. En als nu de middenstand, die daar zo nauw bij betrokken is, daar van het begin af aan in gekend wordt, dan zult U m.i. in verdere stadia minder moei lijkheden kunnen krijgen.) Dit is een ander punt. Wij hebben een bewuste keuze gemaakt t.a.v. de winkel centra. Maar het is Uw goed recht daar kritiek op te hebben. Ik dacht, dat deze aangelegenheid in het ver leden ook in de Raad ter sprake was geweest. Er is een bepaald beleid gevoerd en U weet ook, dat de win kelcentra in 't Nijlan, in 't Heechterp, in het Bilgaard en nu ook in 't Aldlan niet op dezelfde wijze zijn op gezet. Dat is op zich zelf ook helemaal niet erg. We zoeken met elkaar naar de beste oplossing. Alles hoeft ook niet uniform te zijn. Als U vraagt: Kan de kwes tie van de winkelcentra nog eens worden besproken?, dan zeg ik: Ja, natuurlijk. Maar ik moet wel zeggen, dat de bestemmingsplannen niet in nog een commissie kunnen worden behandeld; dat kan praktisch niet. En bovendien zouden ook alle andere groeperingen dan de middenstand in onze samenleving met hetzelfde recht kunnen zeggen, dat de bestemmingsplannen met hen moeten worden besproken. En ik dacht, dat we hier al duidelijk met de middenstand een verbinding heb ben gelegd. Dat behoeft niet beperkt te blijven tot de nieuwe wijken. In het overleg, dat we met de midden standers hebben gevoerd en ik heb het bij de in stallatie van de vaste overlegcommissie voor het mid den- en kleinbedrijf herhaald -is gesteld, dat de mid denstand alle problemen, waarvan men het dienstig vindt om ze met het College door te praten, aan de orde mag stellen. En dan zullen wij niet nee zeggen. Wij hebben zelfs gesteld, dat, als men onderwerpen op de agenda plaatst, die tot een andere portefeuille behoren, behalve Weth. Weide, indien enigszins moge lijk, ook de andere betreffende Wethouder aan het gesprek zal deelnemen. We zullen alle medewerking aan die besprekingen verlenen. De heer Weide (weth.)Mijnheer de Voorzitter, U hebt al een heel groot gedeelte van de beantwoording voor Uw rekening genomen. Ik zou nog even aan het adres van de heer Heidinga, die verontrust is over de voorlichting t.a.v. sanerings- wijken, waardoor middenstanders in het gedrang drei gen te geraken, willen zeggen, dat ik het met hem eens ben, dat dit voorkomen moet worden. Er moet een behoorlijke voorlichting voor de middenstanders zijn. En ik dacht ook, dat de relatie tussen de secre tarie-afdeling voor Economische Aangelegenheden en het bedrijfsleven in onze binnenstad steeds beter wordt. En nu er een vaste overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf bestaat, zullen punten, als bijv. door de heer Eijgelaar bedoeld, hier veelvuldig aan de orde komen. Ik ben met de genoemde commissie bijzonder blij, omdat zij de gehele middenstand vertegenwoordigt. Ik wil wel zeggen, dat een gezond bedrijfsleven, een gezonde middenstand, voor mij het hart van de maat schappij betekent. (De Voorzitter: Dat was dus een liefdesverklaring van de Wethouder.) Volgno. 576. De heer Heidinga: Het interesseert mij bijzonder, dat U zegt: „Wij achten de huidige situatie" (van de beide V.V.V.'s) „ongewenst en zullen gaarne medewer ken aan een meer bevredigende oplossing." Dan vraag ik: Hebt U een meer bevredigende oplossing voor de geest? Of mag ik dat niet vragen? (De Voorzitter: Jawel.) De heer Weide (weth.): Mag ik daar iets over zeg gen? Zolang ik deze portefeuille beheer, is ook het V.V.V.-wezen een van de dingen, die bijzonder veel aan dacht van mij vraagt. U kent de controverse tussen de Leeuwarder en de Provinciale V.V.V. De situatie van twee balies, zoals wij die hier kennen, is bepaald on gezond en een blamage voor Leeuwarden. (De heer Heidinga: Dat ben ik niet met U eens.) U weet ook, dat dit een zaak is tussen de beide V.V.V.'s. Wij sub sidiëren de Leeuwarder V.V.V. en de Provincie sub sidieert de Provinciale V.V.V. De structuurcommissie onder voorzitterschap van de heer Wiebenga, directeur van het GAK, geeft ook het duidelijke advies te trach ten tot één balie te komen. Daar is iedereen het over eens. Hier zijn echter persoonlijke belangen mee ge moeid; het gaat om de beide directeuren. Daar behoe ven we niet omheen te draaien. We hebben hierover een gesprek gehad met de heer Renkema, Gedeputeer de, met de structuurcommissie en de besturen van de beide V.V.V.'s en zowel de heer Renkema als ik heb ben deze week er nog bij de V.V.V.'s op aangedrongen zo snel mogelijk tot een oplossing te komen en ik dacht, dat het de eerste keer geweest is, dat dit van overheidszijde t.a.v. particuliere organisaties is ge schied. De heer Heidinga: Dit is wel leuk en dus eigenlijk iets nieuws, maar U vindt het niet erg, dat er in Sneek en in Harlingen of in Dokkum een Stads-V.V.V. is, maar U vindt het wel erg, dat er in Leeuwarden een is. (De heer Weide (weth.): Dat hier twee zijn.) Ja, maar in feite zijn er in Sneek ook twee. De Provinciale V.V.V. geldt voor de gehele provincie, ook voor Sneek. (Mevr. Visser-van den Bos: Die heeft geen bureau in Sneek. De heer Weide (weth.)Het gaat om de balie, mijn heer Heidinga. De balie van de Leeuwarder V.V.V. doet praktisch hetzelfde werk als die van de Friese V.V.V. die functioneert ook voor Sneek e.a. De situatie is hier zo, dat op een steenworp afstand van elkaar twee balies zijn er zijn twee kantoren, waar met grote verlichte letters op staat „V.V.V." Beide hebben op het raam de mededeling, dat men daar kaarten kan afhalen. Vorig jaar hebben ze elkaar de vliegtickets afgepikt en dat doen ze dit jaar weer. Wij moeten duidelijk naar één balie toe in Leeuwarden en wij maken op dit mo ment niet uit, wie deze balie zal moeten bezetten. De Voorzitter: We zijn hiermee aan het einde van onze marathon gekomen. Eind maart hebben we de plenaire zitting voor de begrotingsbehandeling. Ik kan me nog herinneren, dat vorige jaren de meningen t.a.v. deze marathon erg verdeeld waren, wat betreft het succes van behandeling in afdelingen. Ik geloof, dat ik toch wel mag concluderen, dat de ruimere schrif telijke voorbereiding en het starten vanuit een schrif telijke beantwoording van de vragen een aanzienlijke verbetering is geweest, dat we veel concreter met el kaar hebben kunnen discussiëren. Gelukkig hebben wij nu ook niet een paar keer in de nacht behoeven te eindigen, al is het nog wel twee maal half één gewor den. Ik dacht, dat wij in openbare vergaderingen toch heel veel dingen de revue hebben laten passeren. En dat kan ook inhouden die verwachting heb ik en ik zou de hoop willen uitspreken dat straks de ple naire zitting een raadszitting kan worden, waarin de grote lijn in de gemeente Leeuwarden aan de orde komt. In de algemene beschouwingen en bij de behan deling van de problemen, die wij gemarkeerd hebben in de afdelingen, zullen wij proberen een koers te be palen. En als dat gelukt, dan hoop ik, dat we kunnen concluderen, dat deze behandelingswijze van de begro ting, al kost deze dan wel veel tijd, toch wel degelijk haar nut kan hebben. De Voorzitter sluit, om 23.20 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 10