U23 ning. (De heer Vellenga: Wat betekent dat nu in de tijd?) Daar durf ik op dit moment geen uitspraak over te doen. Ik dacht, dat het, in de tijd gezien, bete kent maar dat geldt ook voor andere plannen dat we zullen streven naar een plan, laten we zeggen een vlekkenplan, met uitwerkingsbevoegdheid door B. en W. op basis van over te leggen verkavelingsschetsen. Ik wil de informatie uitbreiden in deze zin, dat, zoals de Raad bekend is, het bureau Van den Broek en Bake- ma nog steeds voor dit gebied de stedebouwkundige op dracht heeft. Er is door dit bureau een schets geprodu ceerd en op basis van die schets is er een informeel vooroverleg geweest met al de instanties, betrokken bij het overleg ex art. 8. In dat overleg is over het basisont werp Lekkumerend-oost overeenstemming verkregen. En op basis van die overeenstemming wordt die schets nu door de Stedebouwkundige Afdeling omgewerkt tot öf een vlekkenplan öf een gedetailleerd plan. Of dit be tekent, dat dit plan dit jaar nog bij de Raad kan ko men? Mogelijk wel, maar ik durf het de Raad niet toe zeggen. (De heer Vellenga: Wat is nu dan de functie van de toepassing van art. 19 in dit geheel?) Dat bete kent, dat op basis van een ontwerp, waarover overeen stemming bestaat in dit informeel vooroverleg, G.S. bereid zijn een verklaring van geen bezwaar af te ge ven ingevolge art. 19 Wet Ruimtelijke Ordening voor een bouwvergunning voor het bouwen van woningen. (De hear Miedema: It is my noch net hielendal düdlik. De Wethalder seit: It is net bikend, of it detaillearre plan dit jier noch y,n de Ried komt. Stel, dat dit yndied net it gefal wêze sil, kinne wy dit jier dan likegoed wol bouwe?) Ja, wy kinne dan likegoed bouwe. Sa leit de ófspraek ek mei G.S. (De hear Miedema: Dus dan krije wy wer de figuer, dat wy in plan goedkarre, dat al ütfierd is. Dat liket der in soad op. (De hear Mie dema: Moai, dan witte wy hwer 't wy oan ta binne.) (De heer B. P. van der Veen: Als het plan maar in de commissies is geweest!) Wij kunnen op dit proces en het zal misschien sneller gaan een variant beden ken door het toepassen van het z.g. vlekkenplan, een plan, waarin de Wet Ruimtelijke Ordening voorziet, met uitwerkingsbevoegdheid door B. en W. Daar mag een goedkeuringsprocedure aan verbonden zijn, maar dat zou mogelijk minder tijd vergen. Wanneer wij ech ter met de bebouwingsplannen moeten wachten totdat ook een prent in de Raad is geweest en een plan ter vaststelling aan de Raad' is aangeboden, dan voorzie ik, dat we aan de bouw in het Lekkumerend niet toe komen en ik dacht, dat dat voor de Raad helemaal geen nieuw gezichtspunt is, maar dat die positie in het afgelopen jaar een- en andermaal in deze Raad is be sproken. (De heer Heidinga: Dat is niet zo. Dat klopt he lemaal niet. U heeft een half jaar geleden, in november, nog toegezegd, dat het plan zou afkomen. En nu ligt er nog niet eens een straat in.) Of ik de opmerking heb gemaakt, die de heer Heidinga mij in de schoenen schuift, weet ik uit het hoofd niet. En dat hoeft ook niet, maar ik herhaal met des te meer klem mijn laatste opmerking. Die had betrekking op de reden, waarom ik de Raad geen toezegging kan doen, wanneer zodanig plan in de Raad komt. Over het stadium, waarin Aldlan-west verkeert, heb ik zoëven enkele opmerkingen gemaakt. Van Aldlanroost wordt op het ogenblik ook getracht een vlekkenplan te maken, waarbij dus ook de uitwer kingsbevoegdheid aan de orde komt. Wat hel Westeinde betreft, kan ik de Raad medede len, dat hierover vanochtend nog een intensief overleg heeft plaats gehad. Over de stedebouwkundige opzet, met inbegrip van de verkavelingen, is vrijwel over de gehele linie overeenstemming bereikt met de betrokken grondeigenaren. Het enige dat op dit moment nog tot overeenstemming moet leiden, is een op basis van het nieuwe plan te maken exploitatie-opzet met de daaruit resulterende kavelprijs. Wanneer daarover overeen stemming bestaat, kan ook diit plan worden uitge werkt, mogelijk ook in de vorm van een vlekkenplan. Huizum-oost wordt op het ogenblik als een zo ver mo gelijk gedetailleerd bestemmingsplan uitgewerkt met de bijbehorende toelichting en voorschriften. Ik dacht, dat dit binnen niet al te lange tijd in de raadscom missie komt en vandaar uit kunnen we dus overleg ple gen over de vraag op welke wijze het in de publiciteit, resp. in procedure kan worden gebracht. De heer Vellenga heeft, evenals de heer Engels, en enkele andere raadsleden, gevraagd om een regelmati ge informatie van de Raad bijv. om de drie maan den over de stand van zaken betreffende de be stemmingsplannen. Ik heb daar geen enkel bezwaar te gen en ik dacht, dalt we dit moesten doen in een goed overleg met de Commissie Ruimtelijke Ordening, om dat er natuurlijk twijfel kan bestaan over de vraag, of elke kwartaalrapportering wel leiden kan tot veel nieuw inzicht, gegeven de proceduretijd, die nu een- keer vast zit aan het voorbereiden van bestemmings plannen. De Raad moet het daaraan verbonden werk niet onderschatten. Camminghaburen is nu zo ver, dat het als vlekken plan kan worden uitgewerkt; daarna kan dat ook in de publiciteit, resp. in procedure worden gebracht, waarbij de Raad zich, dacht ik, wel moet realiseren, dat wij uiteraard een door de Raad vastgesteld plan moeten hebben om tot de onteigeningsbesluiten, zo die nodig zijn, te kunnen komen. Want parallel aan de ont wikkeling van een bestemmingsplan loopt de grond verwerving. Als deze parallelliteit niet is te bereiken doordat op basis van minnelijke schikking niet tot over eenstemming kan worden gekomen, dan zal er een ont eigeningsprocedure moeten worden ingezet en dat kan niet eerder gebeuren dan wanneer het bestemmings plan door de Raad is vastgesteld. Wat de dorpen betreft, er is kortgeleden mijnerzijds met de Stedebouwkundige Afdeling een overleg geweest op basis van een ontwikkelingsrapport met een daarbij behorende plantekening met het bestuur van Dorpsbelang Wirdum en we hebben er in dat dorp ik meen zelfs deze week of volgende week een avond over belegd met de inwoners. Daar zal dus het ontwik kelingsplan met de daarbij behorende hoofdopzet voor de totale afronding van het plan Wirdum en het fase gewijze ontwikkelingsschema punt van discussie kun nen uitmaken. (De heer Vellenga: Is dat een totaal plan voor Wirdum?) Een ontwikkelingsplan voor Wir dum met inbegrip van een hoofdopzet voor het dorp Wirdum mèt een fasenschema om tot de eindafronding voor dit dorp te komen. Met het bestuur van Dorps belang Wirdum is daarover overeenstemming bereikt. (De heer Wiersma: De bijeenkomst is vastgesteld op 17 mei). Dat staat dus vast, zodat mag worden aange nomen, dat ook het totale project Wirdum (hoofdopzet, gevolgd door deelplannen) dit jaar nog wel bij de Raad zal kunner. komen. Dan vraagt de heer Vellenga en het is geen nieuwe vraag om volledige verzelfstandiging van de Stede bouwkundige Afdeling van de huidige Dienst Openbare Werken. Hij vraagt daarover binnen drie maanden een nota van B. en W. plus een voorstel om tot zodanige dienst te geraken. Als ik van nu af reken, dan zijn dat de maanden april - mei - juni en ik dacht, dat we dan een wat moeilijke periode ingaan voor vergaderingen. Ik ben graag bereid aan het verzoek van de heer Vellen ga te voldoen, als men ons dat praktisch mogelijk wil makern. Daarbij maak ik deze opmerking, dat wij, ook omdat er natuurlijk nogal enig intern beraad aan voor af dient te gaan, vermoedelijk wel enige tijd meer nodig zullen hebben dan 3 maanden, maar ik dacht, dat aan bieding van de nota aan de Raad in augustus praktisch hetzelfde gevolg heeft. Ik heb geen bezwaar tegen het verzoek van de heer Vellenga, met dien verstande, dat dit uiteraard niet voor het gehele College behoeft te betekenen, dat het daarmede tevoren aan een even tueel voorstel vastzit. Deze zaak behoeft nu geen punt van discussie uit te maken, omdat bij het presenteren van de nota deze en een daaraan verbonden voorstel in de Raad een volledig punt van discussie kunnen uit maken. Ik dacht, dat de discussie dan beter gefundeerd is dan nu, in deze vergadering, het geval kan zijn. Ik hoop, dat de heer Vellenga hiermede genoegen neemt- Bij de arbeid, nodig voor het opstellen van een nota, spelen niet alleen de uitbreidingen, die al moeilijkhe den genoeg opleveren, maar uiteraard ook de ontwik keling van de binnenstad en de functies van onze city een rol. Het is kennelijk nodig, dat ik een bij de heer Van Haaren bestaand misverstand wegneem. Er is en ik dacht, dat de gemeente Leeuwarden al bijzonder vroeg bezig was aan een volledige inspraakprocedure na een publieke discussie, verspreid over IV2 jaar, in deze Raad in 1965 een basisplan voor de binnenstad II WIÉ—I' 111 - - T aanvaard. Het is dus onjuist uit te gaan van de ver onderstelling, dat er niets zou zijn. Het is wèl juist er van uit te gaan, dat dit basisplan inmiddels wel op een bepaald aantal onderdelen door de ontwikkeling zou kunnen zijn achterhaald en het deswege aanbeveling verdient tot een nieuw basisplan voor de binnenstad te komen. Uit dien hoofde is sinds kort de Commissie Bestemmingsplannen speciaal versterkt met een aantal middenstanders, die tot opdracht hebben mee te wer ken aan de voorbereiding van dat nieuwe plan. Daarbij zal wel en dan kom ik bij de heer Hovinga terecht mede een rol gaan spelen het totaal-onderzoek naar verkeers- en parkeervoorzieningen, waarvoor de Raad, naar ik meen, in 1967 of 1968 op basis van het advies van het I.B.V. (het Ingenieursbureau voor Verkeers kunde) een bedrag van 3% a 4 ton heeft gevoteerd en dat onderzoek loopt op het ogenblik. Maar berekenin gen, die op basis van de onderzoekingen gemaakt moe ten worden, vergen tijd, zoals ook de rapporteringen. Ik dacht, dat wij nu eenmaal, als wij dit soort rap porteringen, die verzorgd moeten worden door onaf hankelijke deskundigen, verlangen en willen wij ons werk voor de binnenstad goed funderen, dan kunnen wij niet zonder deze rapporteringen geduld moeten opbrengen. Maar dat betekent niet, dat er ondertussen niets kan gebeuren, omdat de betreffende verkeersadvi- seur regelmatig aan het overleg over allerhande ver- keersvoorzienimgen deelneemt. Deze voorzieningen moe ten uiteindelijk worden ingepast in voorstellen, die straks kunnen worden gepresenteerd op basis van het ingestelde onderzoek. Het is volkomen juist de heer Van der Veen is de heer Vellenga min of meer in diens opmerkingen ter zake gevolgd dat voor het goed blijven functione ren van onze binnenstad het motorisch verkeer een we zenlijk element is. Daarzonder zou, geloof ik, haar be reikbaarheid duidelijk schade lijden. Het gaat er, dacht ik, om, hoever wij dit verkeer in de binnenstad zullen laten binnenkomen, waar we de goede plaatsen vinden voor het parkeren van de auto en op welke wijze men van de parkeerplaatsen het hart van de stad bereikt. Ik dacht, dat wij ons gelukkig konden prijzen vanwege het feit, dat wij midden in de binnenstad die grote, brede Nieuwestad hebben. Er zijn weinig steden, die zo'n element in het hart hebben. Bovendien hebban wij vlak bij dlit hart van de stad een groot plein, m.n. het Wilhelminaplein. En ik dacht, dat wij er goed aan gaan doen voor de functies, die de binnenstad moet dragen want daarzonder leeft zij niet de accom modaties beschikbaar te stellen. Dat uitgangspunt moe ten wij goed in het oog houden. Waar dan op den duur de parkeervoorzieningen voor lang-parkeren moeten ko men, zal opnieuw een punt van onderzoek moeten uit maken. Want men 'kan niet zo maar, zonder goede ac commodatie, een parkeergarage in de binnenstad van Leeuwarden, neerzetten. Deze vereist een bepaalde ca paciteit van laat ik zeggen 200 a 300 auto's en dat betekent op het punt, waar zo'n parkeergarage ge vestigd is, een regelmatige verkeersbelasting, zeker in de spitsuren. Als voor de afwikkeling van die verkeers belasting geen goede accommodatie aanwezig is, komt een parkeergarage niet tot haar recht. Vandaar mijn grote voorkeur voor een plaats als de Strafgevangenis. Ik geloof, dat ze daar goed gesitueerd zou zijn. Over andere plaatsen spreek ik op dit moment dan maar niet. De zorg van de heer Vellenga voor het behoud van een levend hart van de stad is, zo kan ik verzekeren, ook de zorg van het College. En de zorg van de heer Van der Veen voor het blijvend goed functioneren van de binnenstad, is ook de zorg van. het College. De heer Engels ziet ik heb met mijn reacties op het betoog van de heer Velleinga ook enkele antwoor den aan de heer Engels gegeven de noodzaak van een ambtelijke coördinator in het samenstel van taken, dat betrekking heeft op de ruimtelijke ordening. Dat is ook een gecompliceerd geheel, van technische en ruim telijke voorzieningen, van accommodaties, van het mi lieu, dat daarin geschapen wordt. Dat valt niet te ont kennen. Maar ik geloof, dait ook op bestuursniveau de coördinatie zo goed mogelijk verzekerd moet zijn, want als er geen goede communicatie ds, ook in de sfeer van de voorbereiding, tussen bestuurscolleges en daaron der versta ik Raad en B. en W. en de technische voorbereiders, dan kan het werk niet tot zijn recht ko men. Of er in dat samenspel plaats is voor een ambte lijke coördinator? Het lijkt mij nuttig, dat we die vraag bekijken in de rapportering, zoals ik die aan de heer Vellenga heb toegezegd. De heer Van der Veen liet, dacht ik, een nogal kri tische toon horen t.a.v. de technische deskundigheid, die de gemeente Leeuwarden zelf beschikbaar heeft. Dat is, als ik hem vertaal, zijn zorg voor volstrekte „onweerstaanbaarheid'' van de technocratie. Het is waar, dat in de moderne samenleving de technocratie een enorm grote rol speelt. Vandaar, dat deze Wethou der zich gelukkig prijst, dat hij niet behoort tot de „kas te" van de deskundigen. Het is echter ook waar, dat bij het tot stand brengen van het voor deze stad ver eiste programma van accommodaties, ook van techni sche aard, een degelijke en deugdelijke technische voorbereiding onvermijdelijk is. En dan prefereer ik een situatie, waarin verondersteld wordt want het is niet meer dan een veronderstelling -, dat de pro- duktie van de Dienst Openbare Werken duur is, boven een situatie, waarin schijnbaar goedkoop wordt ge werkt, maar nadien veel meer kosten blijken te zijn gemaakt, een situatie dus, waarin de zaak goedkoop zou lijken, maar duur zou blijken. Ik dacht, dat de deugdelijkheid van de projecten, die door een rij van deskundigen worden voorbereid, een eerste vereiste is en dat deze projecten, als ze worden voorbereid op ba sis van deskundige adviezen, ook van derden en bij de verkeerstechniek speelt dat een grote rol in staat moeten zijn de functies te vervullen, die daaraan wor den toegedacht. En als dat dan betekent, dat het veel geld kost, welnu, dan zullen we bereid moeten zijn, dat vele geld daarvoor te betalen. De deskundigen, hebben we juist om hun deskundigheid bij ons in dienst! Re spectievelijk hebben wij daar derden voor aangetrok ken. Ik wil er nog op wijzen, dat in een aantal gevallen uiteraard derden als deskundigen voor de gemeente optreden. Dat geldt op stedebouwkundig terrein, zoals de heer Van der Veen weet, voor Lekkumerend-oost, voor Aldlan-oost en -west, voor Camminghaburen en voor Westeinde. Dan heeft de heer Van der Veen een paar opmer kingen gemaakt, die allicht aanleiding geven tot mis verstand en de hear Singelsma hat yn dat forban oer hege grounprizen praet. Ik zou allereerst de heer Van der Veen dit willen zeggen: Waar het gaat om specifieke gebieden voor openlucht-recreatie, hetzij actieve, hetzij passieve, be treft het afzonderlijke bestemmingsplannen. Dat gold voor het recreatiegebied Nijlan, dat geldt voor het re creatiegebied Kalverdijkje. De kosten van die elemen ten, die in de wijken zelf voor dit soort doeleinden op korte afstand van de woningen worden geprogram meerd, worden opgenomen in de grondkosten van het betrekkelijke plan. Een andere regeling is struisvogel politiek. En ik dacht, dat de heer Van der Veen daar niet de minste behoefte aan heeft. De Raad moet zich terdege realiseren, dat, als wij in Camminghabu ren zo'n 5 a 6000 woningen programmeren, dit betekent, dat in de toekomst ten oosten van het Kalverdijkje 17 a 18.000 mensen komen te wonen. Dezen zullen in dit gebied een pakket van voorzieningen moeten aantref fen. Dat gebied heeft dan de capaciteit van een zeer groot dorp in Friesland. Ik dacht, dat dit volkomen duidelijk is. En dan zullen we het tot stand komen van deze voorzieningen niet mogen laten afhangen van de toevallige budgettaire positie van de Gemeente, resp. van de toevallige financieringssituatie, maar we zullen ter verzekering van de totstandbrenging van deze voor zieningen t.b.v. de mensen, die in dit gebied komen wo nen, moeten zorg dragen, dat de middelen in de grond kosten worden verrekend, zoals in alle andere gebie den de bewoners daar op deze wijze de kosten van hun eigen voorzieningen hebben gedragen. De heer Van der Veen maakte tenslotte nog de op merking, dat wij toch particulieren niet zo erg moeten hinderen met de uitvoering van openbare werken. Ik zou iedere illusie willen wegnemen, dat een uitvoering van openbare werken binnen het stadsgebied van de ge meente Leeuwarden zonder enige hinder kan gebeuren, maar welbewust hanteren we bij elk werk van deze aard het systeem van de hoorzitting (om het woord „hearing" dan maar te vermijden). En ik mag daar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 15