24
20
aandacht voor heeft. Het gaat daarbij om mensen die
in huizen wonen die het niet meer waard zijn er nog
een closet in aan te leggen. Ik denk daarbij aan de
lijst van onvolwaardige woningen, amovatiepanden enz.
Wij kunnen de mensen die dergelijke woningen bewonen
of in eigendom hebben eigenlijk niet verplichten een
closet aan te leggen. Dat aantal is alles bij elkaar ge
nomen toch nog wel te stellen op 1000. Wij hebben nog
een totaal aantal tonnen van 1800. Wij zullen trachten
dat aantal zo snel mogelijk te verlagen, maar we zijn
op een punt aangeland, dat het niet meer zo snel gaat.
De meeste tonnen die opgeruimd konden worden, zijn,
wat de normale gevallen betreft, opgeruimd voor zover
dat in ons vermogen lag. Wij zullen hiermee nog een
aantal jaren geconfronteerd worden. Wij zullen juist
voor de maatschappelijk zwakkeren dit stelsel nog enige
tijd moeten handhaven, maar wat ons betreft, liefst zo
kort mogelijk. Daarvoor zal mevr. Dijkstra, dacht ik,
ook wel begrip hebben. De aanschaf van een aantal
nieuwe tonnetjes is daarvoor nodig geweest. De oude
voorraad was niet meer voldoende. De aanleg van clo
sets bevorderen wij door daar de nodige premies en
subsidies voor te verlenen. Dat systeem volgen wij nog
steeds.
Mevr. Dijkstra gaat niet akkoord met de verhoging
van de huisvuilrechten. Dat is ons bekend. Het lijkt
mij niet nodig van onze kant deze zaak weer te ver
dedigen. Het was van de zijde van mevr. Dijkstra,
dacht ik, meer en stemmotivering.
Over de winst op de nutsbedrijven hebben we in de
vorige begrotingszitting een uitvoerige discussie ge
voerd. U was toen misschien nog geen lid van de
Raad, maar toen zijn wij o.a. met de heer Kingma
van de P.S.P. in debat geweest. Ik zou mevr. Dijkstra
willen adviseren ook om wille van de tijd het
verslag van die discussie nog eens na te lezen. Daar
staat het standpunt van het College duidelijk in ge
formuleerd over de relatie tussen de winst en het ver
lies van de diverse gemeentelijke bedrijven en diensten.
De heer Meijerhof merkt op, dat het dekkingsper
centage 65% is geworden. Dat is inderdaad zo; we
zitten momenteel, meen ik, op ongeveer 64,4%. Daarin
zijn echter de loonsverhogingen per 1 januari van dit
jaar niet meegenomen. Wanneer we die er echter in
verwerken in de loop van het jaar, zitten we wel weer
in de buurt van de 60%. Hoewel het in deze begroting
dus inderdaad lijkt of we boven de 60% uitkomen, zul
len we na de nodige correcties misschien nog wel iets
boven die 60!% komen, maar niet veel. We zullen het
hier voor een paar jaar mee moeten doen.
Wanneer we dekkingsmiddelen moeten halen uit een
verhoging van de reinigingsrechten dan zitten we in
derdaad met die verhoging van 25%. Wij kunnen deze
middelen in het kader van het sluitend maken van de
begroting niet missen. Als we de tarieven eens in de
twee of drie jaar verhogen, dan kunnen we het
rekening houdend met onze financiële positie niet
laten bij die 7 tenzij wij andere bronnen kunnen
aanboren om aan financiële middelen te komen. Maar
die mogelijkheid zie ik momenteel niet. Wij hebben
ook te maken met een kostenstijging binnen de be
treffende dienst.
Dan heeft de heer Meijerhof nog een opmerking ge
maakt over het instellen van groepen aan de hand
van het elektriciteitsverbruik, en daarbij heeft hij ge
noemd art. 287 van de Gemeentewet. Ik weet niet pre
cies wat hij daarmee bedoelt. (De heer Meijerhof: Ik
bedoel, dat art. 287 bepaalt, dat de heffing zich moet
richten naar het gebruik. Daarover is ook nog een
circulaire verschenen, die al weer enige jaren oud is.
Daarin staan bepaalde arresten. Ik vraag mij af, of U
geen moeilijkheden krijgt met de goedkeuring van dit
besluit tot tariefsverhoging als U deze gaat koppelen
aan het elektriciteitsverbruik of aan de aansluiting van
de elektriciteit. Dat staat er nl. niet mee in verband.)
In andere gemeenten is deze zaak goedgekeurd, dus heb
ik de indruk, dat dit wel goed zal komen.
Mevr. Dijkstra-BethlehemLangzaam maar zeker
wordt iedere progressiviteit de laatste jaren, wat de
belastingheffing betreft, te niet gedaan. Het is mij be
kend, dat er steeds meer van regeringszijde op wordt
aangedrongen een tarief te stellen. Maar het mes snijdt
zo langzamerhand aan twee kanten. Aan de ene kant
zien we de steeds terugkomende procentuele loonsver
hogingen, met als gevolg steeds verdergaande verschil
len in inkomens. Aan de andere kant hebben we de
vaste tarieven. Dat betekent, dat degenen met de groot
ste inkomens hetzelfde moeten betalen als de laagst
betaalden, b.v. een GSW-arbeider, die met 95 pet. van
het minimum loon moet rondkomen. Daarom kan ik dan
ook niet mijn goedkeuring aan dit voorstel geven.
De heer Meijerhof: Ik wil toch nog even terug ko
men op de opmerking van de Wethouder, dat alle kos
tenfactoren nog niet verwerkt zijn in de begroting; dit
in verband met dat dekkingspercentage van 65. Hij
zegt, dat dat percentage dus nog wel wat zal zakken.
Ik wil hierbij aantekenen, dat deze 65 pet. niet be
trekking heeft op de cijfers die in de begroting ver
meld staan want als we daarmee gaan rekenen komen
we vóór de tariefsverhoging op 62 pet. en na het ver
werken van de opbrengst van de tariefsverhoging op
73 pet. Wat dat betreft, zijn er dus ook al correcties in
aangebracht. Ik weet niet welke correcties er nog
meer zullen komen.
De heer Hovinga: Ik heb in eerste instantie niet
gereageerd, maar bij nader inzien blijkt, dat ik nog een
paar vraagpunten had m.b.t. pag. 4 van de raadsbrief.
In art. 8 staat onder I lb „tot een hoeveelheid van
maximaal 6 zakken per ophaalbeurt", dus daar wordt
een beperking van het aantal vuilniszakken aangegeven.
Nu doet het mij wat vreemd aan, dat onder a die be
perking niet wordt genoemd, terwijl het daarbij gaat
om een lager tarief. Er lijkt hier een onvolledigheid in
te zitten. Als een particulier door bepaalde omstandig
heden extra veel vuil heeft af te voeren, terwijl hij toch
i.v.m. het instellen van die groepen op basis van het
elektriciteitstarief onder het tarief genoemd in punt a
valt, dan ontstaat er een wat vreemde situatie. In punt
I, 1, staat dan verder nog: „Indien zowel huis- als be-
drijfsvuil van een perceel wordt opgehaald en afgevoerd,
is zowel het onder a als onder b genoemde recht ver
schuldigd." Ik vraag mij af hoe men dit moet uitvoeren,
hoe men dit moet controleren. Als iets oncontroleerbaar
is, lijkt het mij niet juist een dergelijke regel in een
verordening te zetten.
De heer De Jong (weth.)Mevr. Dijkstra heeft een
stemmotivering gegeven. Wij begrijpen haar standpunt
en hebben daar kennis van genomen.
Aan het adres van de heer Meijerhof zou ik willen
zeggen, dat niet alle loonstijgingen in deze begroting
verwerkt zijn. Wanneer die er alsnog in worden ver
werkt, krijgt U het beeld, dat ik U in eerste instantie
al heb geschetst. Er is ruwweg 8 pet. verhoging voor
overwerk in de cijfers opgenomen. We schieten nu al
met al iets over die 60 pet. heen, maar we moeten het
ook enkele jaren met deze tarieven doen. En we zitten
toch ook weer niet al te ver van die 60 pet. af. Wij hou
den dat percentage wel als richtlijn aan. Bij het in
voeren van een nieuw tarief zitten we er wel eens wat
boven, maar aan het eind van de rit niet meer. Ge
middeld komen we dan wel op dit percentage.
De vragen van de heer Hovinga kan ik zo niet be
antwoorden; ik wil graag nog even weten wat hij
precies bedoelt. (De heer Hovinga: Het gaat om art.
8, I, la en b, op pagina 4 van de raadsbrief. Onder a
(tarief f 2,50) staat geen beperking van het aantal
vuilniszakken. Onder b (tarief f 3.—; meest geldend
voor winkelbedrijven) staat wel een beperking van het
aantal zakken. Dat vind ik een onlogische zaak. Als
men voor de ene groep een beperking invoert, zal men
dat voor de andere groep ook moeten doen. Ik zou een
maximum aantal zakken van 5 willen opnemen bij het
tarief onder a om de redelijkheid en de verhoudingen
niet uit het oog te verliezen.) Bij het tarief onder a
komen wij nergens bijven 5 vuilniszakken. Daarbij gaat
het zuiver om huishoudelijk gebruik. Juist dat grote
aantal vuilniszakken per verbruiker komt voor bij de
bedrijven. Vandaar de scheiding die wij hebben ge
maakt. Boven dat maximum van 6 zakken worden extra
kosten in rekening gebracht.
De Voorzitter: Ik breng de ontwerp-verordening in
stemming, met inbegrip van de wijziging in art. 8 die
U is uitgereikt. Dat betreft een formele wijziging.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 5 (bijlage no. 104).
De heer Heidinga: Ik wil nog graag één opmerking
maken over dit punt. Er wordt een bedrag genoemd
voor een aantal nieuwe transformatoren e.d. We heb
ben de laatste jaren de gewoonte om, als die dingen
worden gebouwd, hiertoe in de Raad een besluit te ne
men. Ik zou graag zien, dat een dergelijke zaak eerst
in de Commissie Openbare Werken wordt besproken.
Dan kan die nog eens bekijken waar gebouwd wordt
en hoe.
De heer Tiekstra (weth.): Van deze zijde beloof ik,
dat ik een ernstige poging zal doen tot het instellen
van een bewakingssysteem, waardoor het doel wordt
bereikt, dat de heer Heidinga zich voor ogen stelt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: Hiermede zijn wij aan het einde ge
komen van deze marathonzitting. Ik nodig U uit U nog
even te verpozen in een vertrek een trap hoger. Ik
nodig ook de mensen van de pers vriendelijk uit onze
gast te willen zijn, als zij daarvoor nog tijd hebben
tenminste.
Dames en heren, ik dank U voor Uw medewerking;
we hebben het geklaard. Vorig jaar was ik, geloof ik,
de enige van het gezelschap, die nogal optimistisch was
over de behandeling in de afdelingen. Ik heb nu de in
druk, dat ik nu niet meer de enige ben.
De Voorzitter sluit, om 23.45 uur, de vergadering.