16 stadhuis een museum wordt en wij zijn het met U eens, dat het stadhuis in het centrum moet worden behou den. Een Groninger oplossing inkapseling van het stadhuis door allerlei moderne kantoorgebouwen wijzen wij ook af. Er moet dus een definitief stadhuisplan komen, dat past in het structuurplan voor de binnenstad. Een dergelijk structuurplan ontbreekt helaas en maakt iede re discussie over het stadhuisplan naar onze mening irreëel. Wij vragen ons af waarom nu na drie jaar over leg, zoals de heer Vellenga zei plotseling allerlei panden, waaronder enkele belangrijke, gesloopt moeten worden en de vrijgekomen ruimte voorlopig moet wor den ingericht als parkeerterrein. Dat geeft die ruimte beslist geen aardig aanzien, zoals op blz. 9 van het rapport van 22 september j.l. wordt gesteld. Wij vinden het onjuist ons nu al vast te leggen voor de toekomst en maar vast aan het slopen te gaan. Naar onze me ning moet het mogelijk zijn met spoed een structuur plan voor de binnenstad en een definitief stadhuisplan in de Raad te brengen. Een alternatief stadhuisplan is er al in de vorm van het plan van de stedebouwkundig ingenieur Kalma, dat getuigt van durf en visie. Wij zijn het met de heer Heidinga eens, dat wij dit plan niet zo maar voor ken nisgeving kunnen aannemen, maar dat het volledig in de beschouwingen over een definitieve oplossing voor de hele kwestie van binnenstad en stadhuis moet wor den opgenomen. Men kan over dat plan van mening verschillen, over de grote lijnen of over details, maar het is een belangrijke bijdrage en ik vind, dat het alle aandacht verdient. Het thans uitgebrachte rapport is naar onze mening toch te veel broddelwerk van mensen die niet weten waar zij aan toe zijn. Als leidmotief voor dit rapport zou kunnen gelden: ,,Wij kunnen eigenlijk nog niets, maar we doen alvast maar iets." Dit is volgens mijn fractie geen basis voor een reële discussie en het ne men van principe-nesluiten. Ik heb met enthousiasme geluisterd naar de heer Vellenga, die de tuinen van het St. Anthony Gasthuis en het Hof wil verbinden en niet alleen de oudjes daar op banken wil laten zitten maar het geheel open zou willen stellen. Ik geloof, dat dat een belangrijke ge dachte is die we bijzonder graag willen ondersteunen. De hele kwestie van het inlichten van de omwonen den vind ik wel belangrijk, maar ik wil liever stellen, dat die omwonenden dan nu maar weten, dat ze zo lang mogelijk kunnen blijven en ik vind het belang rijker, dat wij weten waar we met de binnenstad aan toe zijn en waar wij met het stadhuis naar toe willen. De heer Hovinga: De heer Heidinga deelde mee, dat hij een van degenen was die in de stadhuiscommissie een minderheidsstandpunt innamen; ik behoorde daar ook toe. Ik ben het in grote lijnen eens met hetgeen de heer Heidinga heeft gezegd over het eerste principe-besluit. Ik betreur, dat het „plan Kalma" niet als alternatief is gesteld. Ik heb inmiddels uit hetgeen de vorige sprekers heb ben gezegd wel kunnen opmaken, dat ik over dat plan wel een mooi verhaal kan houden, maar dat het er weinig toe of af zal doen. Daarom wil ik mij beperken tot het plaatsen van een paar kanttekeningen bij en kele punten. M.b.t. punt 3 neem ik wel aan, dat de toestand van drie of vier panden dermate slecht is, dat het niet verantwoord is die langer te laten staan. Ook lijkt het mij onbetaalbaar die panden te restaureren. Ik kan er wel mee instemmen, dat dit blok zo spoedig mogelijk aangekocht en geamoveerd wordt. Dit dient dan wel in één keer te gebeuren. Men moet niet beginnen met afbreken zodra een pand aangekocht is, waardoor tij delijk gaten zouden ontstaan. Ik zou van harte willen instemmen met hetgeen de heer Heidinga hierover heeft gezegd. Ik heb wel grote bezwaren tegen het voorlopig in richten van een parkeerterrein op de vrijkomende ruim te. Mijn mening is, dat daar weer winkels zouden moe ten komen. We zouden zo spoedig mogelijk moeten ge raken tot nieuwbouw van winkelpanden. Natuurlijk is dit ook een gegeven voor de structuurcommissie, maar ik wilde toch mijn mening hierover naar voren brengen. Ten aanzien van de panden aan de noord-westzijde van het Raadhuisplein wordt voorgesteld enige pan den op te knappen en geschikt te maken voor bepaalde diensten, terwijl men denkt hier na 15 jaar nieuwbouw te kunnen plegen. Ik vraag mij af, of dit een juiste benadering is. Brengt dit geen dubbele kosten met zich mee? Het lijkt mij onjuist panden eerst op te knappen om ze later toch nog tegen de grond te kwakken. Daar om vraag ik mij af, of er geen mogelijkheid is op kortere termijn op die plaats nieuwbouw te realiseren. Dan zouden we niet alles dubbel hoeven te doen. Graag wil ik van het College weten, of er mogelijkheden in die richting zijn. De hear Singelsma: Ik tref it, hwant ik haw al hiel hwat foargongers praten heard oer it stedhüs en de plannen dêrta en ik haw my fansels ek seis in miening foarme. De wurden fan de hear Vellenga binne my wol net üt it hert grypt, mar yn dy trant soe ik ek hast sprutsen hawwe. Ik priuw üt syn wurden de aid Ljouwerter dy't haldt fan de binnenstêd mei de smüke strjitsjes en de kronkelpaden (dy't him ek net frjemd binne fan sels) dy't er noch graech ris folget. (Laitsjen) Ik kin my de mentaliteit fan de Ljouwerter fan hwerüt hy praet wol yntike. Dat is in hiel oare mentaliteit as de buldozermentaliteitdy't ik biharkje yn de wurden fan de hear Heidinga. (Laitsjen) Ik nim ek oan, dat de hear Heidinga ymport is, dat hy net hikke en tein is yn Ljouwert en dat hy frijbliuwend prate kin oer it tsjin de groun ramaeijen. Ik wol lykwols net sa fier gean as de hear Vellenga en sizze: Ik bin it folslein iens mei punt 1. Der binne foar my wol oantreklike punten op it plein; d'Ojevaer en it polysjeburo en sa hwat, mar ik konformearje my mear oan itjinge de hear Van Haaren sein hat, n.l.: Akkoart mei punt 2, it oankeapjen fan it Hof. Hwant stelle wy üs efter punt 1 dan soe dat it plan fan de hear Kalma al buten slute. Ik fyn dat dochs wol in hiel oantreklik plan, dêr't in greate fisy üt sprekt. Hwat punt 3 oangiet stean ik tichter by de hear Vel lenga. (Stem: Maar bij het plan Kalma moet heel wat gesloopt worden!) Ja, ik nim hwat in ambivalent stan- punt yn, mar dat mei yn dizze wrald noch. (Laitsjen) (De heer Van Haaren: Dan hebt U dus twee stand punten!) Och ja miskien wol. Ik wol allinne graech witte: Hwer gean wy hinne? Hoe sil dat takomstige stedhüs der üt sjen As wy dat witte kinne wy better prate oer itjinge üs to dwaen stiet. Dat liket my bet ter ta dan üs nou al fêst to lizzen op allerhande prin- sipe-bisluten. Krekt as de hear Van Haaren wol ik earst wolris sjen hokker sketsplan it Kolleezje foar it stedhüs foar eagen hat. Dêr soe ik üs bisluten op óf stimme wolle. Hwat moat tsjin de groun en hwat kin stean bliuwe. Ik leau, dat it forstanniger is, dat wy dêr earst mar ris hwat mear klearrichheit oer krije. Wolle wy de hear Kalma folgje of wolle wy in kollega fan him folgje Dat liket my in folie reéler ütgongs- punt dan mar fêst op foarhan panden tohoe Iijit dat? (Stem: Amoveren.) Nou ja amovearjen; dat skynt slopen to bitsjutten. (Laitsjen) De Voorzitter: Ik geloof, dat na Uw uiteenzettingen van de zijde van het College niet meer behoeft te wor den gereageerd op de problematiek van de huisvesting. Het is duidelijk, dat de meerderheid van de Raad het eens is met de strekking van het voorstel dat het be stuur en de secretarie blijven gehuisvest op de huidige plaats. Het zou tijd verspillen zijn daar nu nog opmer kingen over te maken. Uw kritiek heeft vooral be trekking op de stedebouwkundige kant van deze kwes tie en daarom vraag ik weth. Tiekstra op Uw opmer kingen in te gaan en U het standpunt van het College kenbaar te maken. De hear Tiekstra (weth.): Earst eat oan it adres fan de hear Singelsma. Dizze Wethalder is lyk as de hear Heidinga berne yn Drachten. (De hear Singelsma: Dat tocht ik al.) (Laitsjen) Dêrom kinne de hear Heidinga en ik sa füleindich rüzje meitsje sünder luik op elkoar to wurden. Dat kinne waldtsjers. Ik geloof, dat ik het tot op zekere hoogte vrij ge makkelijk heb met de opstelling die verschillende raads leden t.a.v. de stedebouwkundige situatie hebben geko rxa -■•u 17 zen. Ik ben wel van mening en daarmee kom ik, dacht ik, te staan tegenover de raadsleden die zich vrij blijvender hebben opgesteld dat het voor de stede bouwkundige ontwikkeling van het gebied rondom het stadhuis bijzonder belangrijk is, dat aan de structuur commissie voor de binnenstad een aantal punten als vaste gegevens worden meegegeven. Een belangrijk punt daarbij is, dacht ik, handhaving van het stadhuis op deze plaats. In die volgorde past ook de handhaving van het Paleis met de functies die wij daaraan toe willen kennen. Daarmee ontwikkelt zich in deze om geving duidelijk een bestuurscentrum. Het is ook bui ten kijf en dan kom ik bij de heer Vellenga terecht dat in deze omgeving voor een goede huisvesting van dat bestuurscentrum de ruimte dient te worden gevonden. In deze situatie geloof ik, dat het verstandig is, dat we, om enerzijds te bereiken, dat er zoveel mo gelijk vaste gegevens zijn en anderzijds te bereiken, dat de marge die de structuurcommissie voor de bin nenstad, gegeven de functies waarmee zij rekening dient te houden, nodig heeft, zo groot mogelijk is, de volgorde te nemen die ook door B. en W. in de raads- brief is aangegeven. Ik dacht, dat men dan in die volgorde mag redeneren vanuit stadhuis, het Hof en de noord-westkant naar een zolang mogelijk vrij hou den van de beslissing t.a.v. hetgeen aan de oostzijde zal moeten gebeuren. En dan kom ik, dacht ik, bij dat gene terecht, wat ik niet een heet hangijzer, maar wel een hangijzer zou willen noemen. Oudere raadsleden weten, dat het een hangijzer is, dat er al een tiental jaren hangt. (Gelach) Een hangijzer hangt uiteraard. Het is in het belang van de betreffende middenstan ders dat is hier in de Raad terecht opgemerkt dat zij weten wat daar gaat gebeuren. En ik kan met de opstelling die o.a. de heer Vellenga gekozen heeft, n.l. behoud zoveel mogelijk profiel en schaal van deze omgeving, desalniettemin tot de conclusie komen, dat daarin de afbraak van dat deel van de stad begrepen kan zijn. Ik kom dan onmiddellijk terecht bij do heer Van Haaren die zomaar beweert, dat er geen enkel plan bestaat en daarom zo'n behoefte heeft aan een structuurplan voor de binnenstad. Ik moet dan bij her haling de heer Van Haaren zeggen, dat er wel een structuurplan voor de binnenstad is. In dat plan is t.a.v. de stadhuissituatie duidelijk een opstelling aan gegeven. Het beleid, dat de Raad tot op heden gevoerd heeft is daar ook op gebaseerd. Wij hebben in de loop van de jaren een aantal panden in de St. Jacobsstraat aangekocht. De kritiek die in de loop der tijd in de Raad naar voren is gebracht is bij herhaling geweest: Wij willen nu een duidelijk beleid t.a.v. het stadhuis, zodat bereikt kan worden, dat de betrokkenen, de be langhebbenden terzake weten waar ze aan toe zijn. Ik ben van mening, dat het van belang is, dat wij dat beleid ook zo snel mogelijk bepalen. Ik hoop wel, dat de Raad akkoord kan gaan met voortzetting van het verwervingsbeleid op het betreffende punt. Want het is zonder meer duidelijk, dat, als dat niet zou gebeu ren, we geen stap kunnen doen. Ik wil daaraan toe voegen en dat is dan misschien niet voldoende dat ook in het overleg, dat mijnerzijds is gevoerd met een delegatie van de winkeliersvereniging uit de St. Jacobsstraat over dat punt geen enkel verschil van mening bestond. Integendeel, men toonde duidelijk be hoefte aan een uitspraak van de Raad. Ik dacht, dat het College vanuit dat gezichtspunt ook stellig deze uitspraak nodig heeft. Welke reconstructies dan ter plaatse in de toekomst mogelijk zijn, kunnen we beter laten afhangen van de resultaten van het werk van de structuurcommissie voor de binnenstad, waarvan de eerste vergadering is geweest. Op 14 juni gaat deze commissie opnieuw vergaderen, m.n. over een compleet functie-programma. Men heeft in die commissie be hoefte aan een duidelijke opstelling van de Raad m.b.t. het punt van de vestiging van het stadhuis. Ik dacht, dat het in het kader van deze discussie eigenlijk niet nodig was, dat ik op alle opmerkingen die gemaakt zijn inga. Ik zou natuurlijk net als de heer Vellenga lyrisch kunnen worden; hij deed dat ook wel terecht, ik hoef dat van mijn kant dus niet te her halen. Wel is het, geloof ik, juist, dat wij in de totale functie die de binnenstad heeft, terecht als uitgangs punt houden, dat dit het bestuurscentrum is en blijft, opdat de binnenstad inderdaad kan leven en mogelij kerwijs opengelegd zijnde ook kan functioneren. Wat men ook wil, voor het leven van de binnenstad is open leggen onherroepelijk een vereiste, al is het zelfs al leen maar het openleggen van de tuin van het stad houderlijk hof. Ik zou verder over de parkeervoorzieningen deze op merking willen maken. We zullen daar niet buiten kunnen. Er mag niet aan de hand van de ingediende tekeningen het misverstand ontstaan, dat we denken aan twee parkeergarages. Er is alleen maar gezegd: daar of daar zou het kunnen. Als wij in het overleg in de structuurcommissie voor de binnenstad tot dc conclusie komen, dat er nog een beter en gunstiger gesitueerd punt is voor parkeervoorzieningen, resp. een parkeergarage in dit noordkwartier dan zal dat stellig niet aan kant worden geschoven. Ik ben bereid na te gaan in de Verkeerscommissie, in het bijzonder in het overleg met het I.B.V., of het inderdaad mogelijk is aan de verkeerssituatie en de nodige par keervoorzieningen (in het kader van het op gang te brengen onderzoek) prioriteit toe te kennen. Maar het is dus wel duidelijk, dat we voor een oordeel daarover moeten beschikken over bepaalde kwanticeringen van de belastingen die zich zowel uit het oogpunt van par keren als verkeer kunnen voordoen. Ik weet niet of het mogelijk is dat punt eruit te wippen, maar ik ben bereid dit te overleggen. Ik dacht ook, dat wij niet al te moeilijk hoefden te doen over een opgave m.b.t. de vloeroppervlakte die nodig is voor de totale huisvesting en het afchecken van de mogelijkheden in de ruimten die zoëven ge noemd zijn en de vraag welke marge dan nog beschik baar is aan de oostzijde, als die gebruikt moet wor den en in welke mate de beschikbare bebouwing vol doende is voor de huisvesting. De loze gevel die de heer Heidinga noemde is mij niet duidelijk. Hij kan gerust zijn, want bij het College leeft t.a.v. loze gevels geen enkele voorstelling. Loos heid hebben we echt niet nodig. Ik kan wel loos zijn, maar dan in een andere betekenis van dat woord. Ik heb tijdens de hearing het mijne gezegd over het plan Kalma. De Raad moet zich niet voorstellen, dat de conceptie-Kalma uitgevoerd kan worden zonder ka pitale amovaties, dan wel zonder dat er zoals dc heer Singelsma zegt op grote schaal gesloopt wordt. In de conceptie die B. en W. voorstaan past de con ceptie-Kalma niet. Daarmee heb ik in eerste instantie het mijne gezegd. De heer Van Haaren: Ik kan heel kort zijn. Ik ben het ermee eens, dat de structuurcommissie voor de bin nenstad inzake de stedebouwkundige structuur gege vens moet hebben. Wij vinden het gegeven, dat het stadhuis op deze plaats komt en dat het huidige stad huis en het Hof gehandhaafd blijven voldoende. Wij zouden die commissie veel meer vrijheid willen laten. Ik weet wel, dat er een structuurplan is, maar ieder een in deze Raad weet, dat dat plan zeer verouderd is en dat er niet voor niets een nieuw structuurplan in de maak is. Een nieuw structuurplan is gewoon drin gend nodig. Wij blijven grote bezwaren hebben tegen hetgeen gaat gebeuren als wij deze 5 principe-besluiten nemen. Allerhande panden zullen worden gesloopt en de vrijkomende ruimte zal voorlopig worden ingericht als parkeerterrein, terwijl wij nog helemaal niet weten wat wij uiteindelijk met deze ruimte zullen gaan doen. Daarom vragen wij de aantekening, dat wij tegen dit voorstel zijn. De heer Hovinga: Ik heb een concrete vraag ge steld en daarop heb ik geen antwoord gekregen. Ik heb gevraagd in hoeverre er mogelijkheden zijn niet eerst allerlei panden op te knappen en dan na onge veer 15 jaar tot nieuwbouw te komen, maar op kor tere termijn tot nieuwbouw te komen. (De Voorzitter: Dat betreft de panden aan de noord-westzijde?) Ja. Mevr. Woudstra-Peene: Ik zou nog even willen we ten of in het verdere overleg ook de winkeliersvereni ging van de Grote Hoogstraat kan worden betrokken. Dat is tot nu toe niet gebeurd en men stelt daar bij zonder veel prijs op. De heer Heidinga: Ik wil graag de aantekening, dat ik tegen conclusie 1 ben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 10