5 De heer Engels: Evenals bij de beoordeling door de vorige spreker heeft ook bij mijn beoordeling van deze zaak zwaar gewogen de discussie, die we daarover ge had hebben in een vergadering van de Raad in 1965. Die Raad heeft n.l. naar aanleiding daarvan het Colle ge om een boodschap gestuurd. Als ik het resultaat van die boodschap vergelijk met wat „ons" dan moet ik denken aan de toenmalige P.v.d.A. en de toen malige K.V.P. in de discussie van 1965 vooral voor ogen stond, n.l. de gedachte van economisch rendabele en vooral sociale distributie op zo kort mogelijke ter mijn, dan moet ik zeggen, dat het resulttaat wat pover is. Het ligt iets dichter bij wat Boomgaardt en Santema welke laatste tot mijn vreugde ook vandaag in ons midden is de toenmalige a.r. en c.h. fracties ver tegenwoordigend, beoogden, n.l. wat meer het accent ik hoor het Boomgaardt nog zeggen, alleen hij zei het in het Fries op de regionale opbouw, van onder op. En hij heeft dat destijds in 1965 -willen open houden via een amendement op het meerderheidsvoor- stel, dat zich wat afzette tegen de drang om met an deren samen te werken. Wij hebben het huidige voor stel beoordeeld tegen de achtergrond van: dit College om een boodschap sturen. En wij willen ook niet ver loochenen, dat wij dat gedaan hebben, maar dat bete kent, dat wij het resultaat ook willen bekijken dit kleine resultaat tegen de achtergrond van wat ons destijds voor ogen stond, tegen de mogelijkheid om van hieruit toch nog iets verder te komen, tot een grotere combinatie, zoals we die destijds beoogden en zoals die ik dacht, dat dat een verworvenheid was van de laatste jaren wel eens van groot belang zou kunnen zijn voor het uiteindelijk goed renderend blijven van het bedrijf, dat wij op dit moment hebben. Het is ech ter de vraag, of dit goed renderende bedrijf ook aan de eisen van de toekomst zal kunnen voldoen. En het zal onze zorg zijn, niet alleen in het belang van ande ren, maar ook in het belang van onszelf, de gunstigste voorwaarden voor een dergelijk bedrijf te scheppen. Vandaar, dat de grootst mogelijke meerderheid van mijn fractie zich bij voorbaat bepaald niet afwijzend tegenover dit voorstel opstelt. Als ik zeg „de grootst mogelijke meerderheid", dan wil ik meteen wel de op merking kwijt, dat ik persoonlijk zo zoetjes aan genoeg begin te krijgen van de termen „met de grootst mo gelijke meerderheid" en „met de grootst mogelijke min derheid" en dat ik het voortaan wel op prijs zou stel len, dat in de stukken kwam te staan wie dan die min derheid is, die overblijft, als de grootst mogelijke meer derheid iets voorstelt. Om het voorbeeld daarvoor te geven, wil ik wel zeggen, dat het in onze fractie m.n. de heer Heidinga is, die in 1965 en 1966 aarzelde en hevige bezwaren had en die ook op dit moment nog aarzelt, of hij wel zijn fiat aan dit voorstel kan geven. De overige leden van mijn fractie staan er erg positief tegenover, hoewel positief niet hetzelfde wil zeggen als niet-kritisch en wat die kritische stellingname betreft ik ga direct een aantal vragen stellen het is dui delijk, dat het mede van het antwoord op die vragen zal afhangen, of wij uiteindelijk misschien wel allen voor dit voorstel zullen stemmen. Mijn kritiek i.z. het voorstel zal ik nu maar meteen uiten. Zoveel lof als ik heb over het tijdig toezenden van de nota en het uitvoerig rapport van de N.V. Fri- gas, zo weinig enthousiast ben ik persoonlijk over wat de raadsbrief ons te zeggen heeft over het verloop van de besprekingen met andere gemeenten dan die in Noordwest-Friesland. Ik denk aan Sneek, Heerenveen, Drachten en ook aan de Provincie. Als het effect in vergelijking met wat ons destijds voor ogen stond, wat schraal lijkt, dan heb ik graag een duidelijke uiteen zetting van hoe dat gekomen is en waarom men niet meer heeft kunnen bereiken. Begrijp mij goed, ik ge loof wel, dat het College zijn best gedaan heeft. Ik neem zonder meer aan, dat een man als Tiekstra, die in 1965 zijn naam had staan onder het minderheids- voorstel, graag veel meer gewild had en dus ook in dit College het uiterste geprobeerd heeft, maar ik zag het zo graag duidelijk aangegeven in een uiteenzetting om hem nu ook op dit punt de lof te kunnen toezwaai en, dat hij er tenslotte nog uitgehaald heeft wat er uit te halen was. Ik zou dat graag willen doen in tweede instantie, maar dan na een uiteenzetting over de feiten van de zijde van het College. Voldoet de combinatie, zoals die wordt voorgesteld, aan de eis, dat de belangen van Leeuwarden redelijk zijn gewaarborgd? Als ik kijk naar de positie van dc aandeelhouders, ook als ik me realiseer, dat men meer heeft gelet, wat de aandelen betreft, op de aanslui tingen sec dan op de hoeveelheid gasverbnuik, dis daarmee gepaard kan gaan, en naar de verdeelsleutel voor de winstuitkering en de garantie-uitkering, dan zeg ik ja, maar als ik kijk naar het antwoord op de vraag: Zou de opbrengst voor Leeuwarden niet ver minderen?, dan biedt de nota mij veel minder hard: cijfers en dan kom ik terecht bij collega Knol, die zegt, dat het dan toch wel van belang zou zijn ook eens naast elkaar te zien een prognose van wat de N.V. Frigas voor, naar ik meen, 1982 (De heer Knol: Zo ver hoeft het voor mij niet.), voor een iets kortere pe riode dus, en een prognose van wat ons eigen bedrijf ons voor zo'n periode zou hebben geboden, opdat we enig vergelijkingsmateriaal hebben. Maar er is meer. Ik vind ook twee andere dingen toch wel van fundamenteel belang voor ons bij het ne men van een beslissing. Dat is op de eerste plaats de vraag: Zijn de werknemersbelangen bij deze N.V. in de toekomst voldoende gegarandeerd? Ik heb begrepen, dat het College bereid is twee werknemers commissa rissen te verdedigen. Ik zou graag van U willen horen, dat U daarvan een harde voorwaarde maakt, een con ditio sine qua non. Ik heb op de tweede plaats uit de stukken begrepen, dat U zich sterk wil maken om de arbeidsvoorwaarden, zoals die op dit moment bestaan voor onze mensen, ook in de toekomstige N.V. te hand haven. Ik zou graag van U willen horen, dat U ook daar een absolute voorwaarde van zal maken. En dat zou je dan kunnen samenvatten onder interne democra tie, binnen dat nieuwe bedrijf. Er is nog een ander punt ik weet niet, of ik dat externe democratie mag noemen n.l. het punt, dat wij nu zo aardig op weg waren in de raadscommissies, die we hebben we hebben ook een commissie voor de Energiebedrijven onze burgers inspraak te ge ven, mensen, die, net als wij, burgers zijn, maar die, niet net als wij, raadslid zijn. Nu gaan we in die nieu we N.V. over en ik vraag me af: Hoe moet het nu met die inspraak? En ik zou het toch wel bijzonder op prijs stellen, als U daarover eens ging nadenken en als U we nemen straks een principe-besluit en komen terug op een definitieve stellingname ons daarna een idee aan de hand kon doen of een constructie zou kunnen aangeven, waaruit zou blijken, dat IT ook hier een oplossing voor gevonden hebt. Moeten wij onze Commissie voor de Energiebedrijven handhaven? Zo ja, wat krijgt die dan nog voor invloed? Heeft die dan nog aleen invloed op onze eigen aandeelhouders? Moet dio binnen het geheel met een regionale commis sie van raadsleden en niet-raadsleden werken? Ik weet niet precies, hoe het moet. Ik heb er ook onvoldoende over kunnen nadenken. Ik dacht, dat U daar de tijd en de mankracht voor heeft om dat in de komende weken of maanden te doen en ik zou ook op die vra gen een duidelijk antwoord willen hebben. Ik heb duidelijk gesteld, dat wij als Raad het College tot dit gesprek geëntameerd hebben, ook in het besef, dat in deze tijd van samenwerking bij de andere ge meenten verwachtingen zijn gewekt, die wij naar ons gevoelen, indien enigszins mogelijk, dienen te honore ren. Als wij een duidelijk antwoord krijgen op de vra gen door ons gesteld, mede in het verlengde van die van collega Knol, zullen wij onze steun aan dit voorstel geven. De hear Singelsma: Ik krij wolris de yndruk, dat de legere oerheden oft it nou de Provinsje is of de Gemeente har bést dogge in stikje fan harren lytss autonomy to biwarjen en dat dy yn in soart fan per- maninte oarlochsituaesje binne mei it Ryksregear. Ik stap efkes büten de stringen: op it gebiet fan de ge- westfoarming en de gemeentlike heryndieling sjogge wy itselde op provinsiael nivo. Hjir slute fjouwer gasbidriuwen har oanien yn ien N.V. Frigas. Nou freegje ik my óf: Hwêrom? It ant- wurd, dat jown wurdt op side 5 fan it riedsbrief is wol düdlik: forleging fan de kosten ensfh. Wy kinne dy dingen wol. Dat kin allegearre wol sa wêze; ik wol en ik sil it net üntstride, lit stean, dat ik it üntstridc koe. Mar hwer't it om giet, is dit: It Ryksregear wol it tal gasbidriuwen fan 160 redusearje ta 20 of 30. En de gemeenten wolle in slach foar wêze. Dat is de kearn fan de saek, leau ik. En alderhanne moaije formules wurde bitocht om dat ek oannimlik to meitsjen. Ik haw der frede mei. Ik leau, dat dit einliks noch mar in prutssaekje is en dat wy yn wêzen fansels nei in provinsiael energybidriuw moatte op it gebiet fan it elektrysk en it gas. Mar ik wurd net gewaer, hoe't do ander bannelingen mei de oare gemeenten forroun binne. Dat wurdt mar efkes yn in inkeld sintsje öfdien. Ik bin dér einliks wol nijsgjirrich nei. Ik leau wol, dat de Wethalder der it béste üt helle hat, hwat der moog- likerwize noch üt to heljen wie. Ik nim oan, dat strak it G.E.B. ek opdükt wurdt, dat it ek past yn ien great provinsiael energybidriuw. Hwat my oangiet, dér haw ik frede mei. Ik mien, dat ik as desintralist der foar iverje moat, dat wy yn it bistjürlike lytser, mar op it gebiet fan de energyfoarsjenning en de ekonomy yn greatere forbannen tinke moatte. Der binne wol inkelde dingen, dêr't ik in fraech- teken by set, n.l.: Sa'n N.V. is natuerlik net in demo- kratyske ynstelling. Der wurdt in stik fan de demo- krasy minoftomear om hals brocht. Der komme wol alderhanne kommissarissen, mar in stik fan it bilied üntlükt him oan de waernimming fan üs allegearre. En ek oan dy fan üs boargerij. En oan dy fan de wurk- nimmers. Wy sjogge dat wol by de I.W.G.L. Dér is ek gjin demokrasy fan de opperste foarm, soe ik hast sizze. De hear Engels sei sapas, dat hy fan dy wurk- nimmers-kommissarissen hoewol gjin brekpunt, mar dochs wol in tige bilangryk ünderhannelingspunt mei- tsje woe. (De heer Engels: Ik weet niet, of ik wel duidelijk geweest ben, maar ik bedoelde wel er een breekpunt van te maken; een conditio sine qua non, heb ik gezegd.) Ja, Jo prate wolris in oare tael as ik praet. (Laitsjen) Mar ik bin fan miening, dat yn de moderne demokrasy ek de wurknimmers rjocht hawwe op yn- spraek. Dat achtsje ik fan it greatste bilang. It tal kommissarissen wol ik yn it midden litte. Hoe't de yn- floed fan de boargerij yn dat kommissariaet fortsjint- wurdige wêze moat, sjoch ik like min as oare sprek- kers it sjoen hawwe. Yn it algemien kin ik summa summarum sizze lit my ek ris in oare tael brüke (Laitsjen) dat ik my folslein fine kin yn in opgean fan it gemeentlik gasbidriuw yn in greatere kombinaesje en ik wit wol, dat de stok efter de doar stiet; dat hoege wy mis kien net lüd-op to sizzen, mar dat is yn wêzen dochs sa (De hear Heidinga: Dêr jowe wy dochs neat om.) - mar dan moat de demokrasy op it oare manear har ynfloed jilde litte yn dy nije kombinaesje. Dêr soe ik dochs wol tige de klam op lizze wolle. Mevr. Woudstra-Peene: Er zijn nogal wat redenen aan te voeren voor en misschien ook nog wel een paar tegen samenwerking t.a.v. de aardgasvoorziening; we hadden er ook een heel rijtje van. In ieder geval wil ik nog wel even de idee van werknemerscommissaris sen, die de heren Engels en Singelsma geopperd heb ben, onderstrepen. En verder zeggen we: Laat het nu Leeuwarden wat winst kosten op den duur; we mogen toch wel gewoon uit solidariteitsoverwegingen met kleinere gemeeenten, die moeilijker zitten de ener gievoorziening is zo'n belangrijk punt voor samen werking zijn? Eén ding bevreemdt mij. (Ik heb één van de laatsten willen zijn, die het woord voeren. Ik heb eerst de ex perts willen horen om daar wat van te leren.) We heb ben een rondschrijven gekregen van de Vereniging van Dorpsbelang Hempens-Teerns, dat juist deze dorpen niet de voorwaarde gesteld, dat ook wij ons aardgas krijgen, als al die andere plaatsen het hebben? Ik zou wel graag van U willen horen, waarom Hempens en Teems geen aardgas krijgen. Mevr. Dijkstra-BethlehemT.o.v. de eventuele stich ting van een N.V. Frigas een enkele opmerking. Ik ben er voorstander van datgene wat uit onze eigen bodem komt, in de eerste plaats ten gunste van êe gehele bevolking te gebruiken. Voor wat dit voorstel op zichzelf betreft, door de stichting van genoemde N.V. zullen inderdaad meer dere gemeenten met z.g. onrendabele gebieden tot snel lere aansluiting kunnen komen. En onvoorwaardelijk zal door deze samenwerking de onderhandelingspositie in haar algemeenheid versterkt worden, ofschoon ik direct nog niet inzie, gezien de gehele aardgaspolitiek van de Regering en de toestand in het noorden, waarin dit tot uiting zal komen. Hoe dan ook, het staat in ieder geval vast, dat de stichting van deze N.V. vooral voor onze Gemeente financiële consequenties zal mee brengen, welke niet onderschat moeten worden. En op zichzelf vind ik dat niet erg, omdat andere en vooral plattelandsgemeenten er direct bij gebaat zijn. Wat ik echter wel voorop wil stellen, is, dat zonder meer onze Gemeente het meeste gewicht in de schaal legt en daarbij moet men er, dacht ik, wel van uitgaan, dat in de eerste plaats voor de nog onrendabele gebieden de eigen gemeente op een zo juist mogelijke wijze de g'asvoorziening verzorgt. In dit verband lijkt het mij een onbegrijpelijke zaak, gezien ook het schrijven van Dorpsbelang Hempens en Teerns, dat juist deze dorpen niet in aanmerking zouden komen voor aansluiting op het aardgasnet, terwijl men in kleine woonkernen in andere gemeenten zulke aansluitingen wel heeft. Ik kan dus kort gezegd met het voorstel tot het stichten van de N.V. Frigas wel akkoord gaan, maar ik zou van het College in dit verband een toezegging willen hebben, dat, voor wat de gemeente Leeuwarden betreft, in ieder geval alle woonkernen zullen worden aangesloten op het aardgasnet. De heer Hovinga: De vragen, die de heren Knol en Engels hebben gesteld, had ik in grote lijnen eigenlijk ook willen stellen. Ik zal dus op de beant woording daarvan attent zijn. Bij een paar punten zou ik nog een opmerking wil len plaatsen en enkele dingen willen vragen. In eerste instantie kon ik dit rapport wel als een positieve zaak zien. Natuurlijk reken je wel eens even en vraag je je af: Kost dit de Gemeente geld? En als je de resultaten van de studie van 1968 bekijkt, moet je haast wel tot de conclusie komen, dat dit het geval zal zijn. Anderzijds vraag je je natuurlijk af, in hoeverre je als gemeenschap kosten kunt besparen in een groter verband. Als op een economisch aanvaard bare wijze bij iedereen aardgas in huis gebracht kan worden, dan is dat een sociale taak, waar ik direct vóór ben. Ik was dan ook blij, toen ik het overzichtje kreeg van de resultaten van 1969, waaruit bleek, dat de resultaten van de zwakste deelnemer, Barradeel, aanzienlijk verbeterd en die van de andere drie ge meenten verminderd waren, die van Leeuwarden een beetje, maar die van Franeker en Harlingen nogal in sterke mate. Dan word je meteen al geconfronteerd met de vraag: Is dit een tendens of een toevallige om standigheid Je ziet dus wel, dat je eigenlijk aan twee rapporten niet genoeg hebt om een toekomstverwach ting te kunnen uitspreken. Gezien de positieve punten zeg ik ja; ik kan wel voor dit voorstel zijn. Wel vind ik het verband aan de kleine kant, maar ik zie, dat er besprekingen met gasdistributiebedrijven in meer ge meenten zijn gehouden, maar dat daar geen interesse bestond. Bij mij rees ook de vraag: Waarom? En daar zag ik geen antwoord op. Wat het personeel betreft, wil ik mij aansluiten bij degenen, die de werknemerscommissarissen als een eis in de voorwaarden willen opnemen. Ik constateerde, dat het personeelsbestand in Leeuwarden met plm. 50% zal toenemen bij een toename van het gasverbruik van 40%. En nu vraag ik mij toch wel af, of men, als men tot een samenwerking of een fusie komt en de taken gecombineerd kunnen worden, verhoudingsgewijs niet met minder personeel toe kan. Daarom dacht ik, dat, als het gasverbruik met 40% toeneemt, het perso neel niet met 50%, met slechts met 30% behoeft toe te nemen. Ik wil er hier natuurlijk helemaal niet voor pleiten, dat een aantal mensen a bout portant op straat gezet zouden moeten worden, maar ik heb toch ook wel in dit rapport de verzekering gemist, dat al deze mensen een reële functie in het nieuwe bedrijf kunnen hebben. Er zijn natuurlijk altijd functies te scheppen, maar ik heb zo het gevoel, dat het bedrijf met minder mensen economischer was te runnen en daar zou ik wel graag een toelichting van de Wethouder op wil len hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 4