8 berekend. Dan zou Leeuwarden zich zelf dus in een isolement hebben gebracht, waar het niet meer uit zou kunnen komen. We kunnen nu mèt de 12.000 aanslui tingen van Noordwest-Friesland toch wel een flink be drijf vormen. Noordoost-Friesland heeft dus meer aan sluitingen, maar de andere concentraties zijn kleiner. Bovendien zou het nu op dit punt af laten weten door Leeuwarden toch ook in het kader van andere samen werkingsmogelijkheden, die wij ook nastreven, niet goed vallen. Dat is wel geen hoofdargument, maar ik geloof toch wel, dat wij dat erbij mogen bedenken. (De heer Vellenga: Maar als Noordoost-Friesland niet mee werkt, moet Leeuwarden zich dan ook in de steek ge laten voelen door Noordoost-Friesland? Is dat nu een heldere en hanteerbare constructie, ook straks in do onderhandelingen Als je nog niet eens begonnen bent en je laat het op een bepaald moment afweten, ge bruik je dan een term als ,,in de steek laten"?) Ik heb het in dit verband niet over Noordoost-Friesland gehad. (Stemmen: u hebt beide genoemd.) We hebben met Noordoost-Friesland niet zulke vérgaande bespre kingen gehad als met Noordwest-Friesland. (De heer Engels: Het ligt ook anders. Leeuwarden kan zich zelf s nog redden.) Dat is juist het punt. Ik heb zopas gesteld: De bedrijven, die veel eerder met moeilijkhe den in aanraking zouden komen, omdat ze te klein zijn om in de toekomst te kunnen blijven voortbestaan, zijn m.n. de bedrijven in Noordwest-Friesland. Als wij niet langer contact met hen zouden willen hebben na alles wat met hen besproken is, dan kan ik mij voorstellen, dat men zich daar in de steek gelaten voelt. En dat kunnen we niet t.o.v. Noordoost-Friesland stellen. Maar nogmaals: het is niet een hoofdargument. Het was mijn derde argument, dat naast de andere: de gehele integratie, het op landelijk niveau spelen, toch wel even genoemd mocht worden. De heer De Jong heeft gesteld, dat hij liever de lan delijke samenwerking wil afwachten. Ik heb daar te genover gesteld welke bezwaren daaraan kleven. NU wij voelen, dat toch wel in de door mij geschetste rich ting gedreven wordt en dat de schaalvergroting zich voortzet, dan is het m.i. beter die richting tijdig in te slaan dan te laat. Wij hebben het idee, dat we, als we het nu doen, het tijdig doen. En bovendien geven we daarmee uitvoering aan wat de Raad ons opgedragen heeft. De heer De Jong zegt: Maak er geen prestige- zaak van. Maar dat is het bij het College helemaal niet. Uiteindelijk hebben wij anders niet te doen dan zo goed mogelijk het huiswerk uit te voeren, dat de Raad ons heeft opgegeven. En dat hebben we gedaan. We heb ben rapporten overgelegd en nu moet de Raad het maar weten. Zegt de Raad: Het moet toch maar niet gebeuren, dan is dat een zaak van de Raad. Hier ligt ook een stuk verantwoordelijkheid voor de Raad. Het is voor mij bepaald geen prestigekwestie. Ik kan eer der zeggen: Toen deze zaak in 1965 en 1966 ter sprake is gekomen in de Raad, was ik een van de leden, die nog wel wat aarzelingen hadden. Ik stond toen echt niet zover van de heer Heidinga af m.b.t. die aarze lingen. Intussen ben ik persoonlijk zeer nauw bij deze zaak betroken geweest en wanneer men zich wat meer van de achtergronden bewust is en zich de gehele ont wikkeling wat meer eigen maakt, dan komt men zo ver, dat men het toch verstandig acht op een gegeven ogenblik de stap, als hier voorgesteld, te doen. De zaak als een prestigekwestie te beschouwen zou geen deug delijk argument zijn. Wat betreft het verslag, dat de heer De Jong vraagt van de punten b en c, onder A 1 genoemd, ik heb zo juist de door hem hier bedoelde mededeling van mo tieven van het niet-slagen van andere concentraties reeds gedaan. Hij had graag een beknopt rapport ge had, waarin een verslag van die onderhandelingen neergelegd zou zijn, maar dat zou toch maar zeer summier kunnen zijn. We hebben geprobeerd tot andere concentraties te komen, maar dat is niet gelukt. En wat nog wel te bereiken was, is in het overgelegde rapport neergelegd. De heer Engels heeft gesproken over de eisen, die in de toekomst aan het eigen bedrijf gesteld dienen te worden. Ik heb getracht de achtergrond van deze ge hele materie te schetsen. Willen we de gevaren, die ons bedreigen doordat het bedrijf op een gegeven mo ment te klein zou worden, ontlopen, dan is het streven naar een groter bedrijf dan het eigen een harde nood zaak. En we hebben de indruk, dat dit een eerste stap is. Het is echt niet de bedoeling, dat, als de Raad ons voorstel zou aanvaarden, het hierbij te laten blijven. We moeten proberen verdere contacten te leggen, maar we hebben ook het idee, dat dit, als we dat doen nadat we iets positiefs tot stand gebracht hebben, gemakke lijker zal zijn dan als we het nu zouden laten afweten. De heer Engels heeft toch wel een kritisch geluid willen laten horen. Hij is tevreden over de tijdige toe zending van het rapport, maar hij vond, dat de raads- brief iets meer had moeten vertellen over de onder handelingen die gevoerd zijn voordat we tot dit be trekkelijk magere resultaat zijn gekomen. Ik heb „in een notedop" al verteld, wat besproken is. Er is jam mer genoeg weinig uit die besprekingen gekomen en daardoor zijn we uiteindelijk op het thans gevolgde spoor terecht gekomen. Hoe de onderhandelingen met de Provincie zijn ver lopen? Ik heb medegedeeld, dat in de stukken van februari 1966 al duidelijk stond, hoe de situatie toen was: De zaak heeft in de Staten gespeeld. Daarna heb ben wij nog met G.S. gesproken, maar dezen persis teerden bij het besluit van Provinciale Staten. Zou de opbrengst van het bedrijf in de toekomst ooi; verminderen? vraagt de heer Engels verder. Dat is wel mogelijk. Wij hebben naast de prognose, die wo voor het eigen bedrijf hadden voor de planning op mid dellange termijn, een prognose doen opstellen i.z. de opbrengst van het nieuwe bedrijf, de N.V. Frigas. En daarbij bleek, dat de opbrengst ongeveer op hetzelfde niveau lag. De winstuitkering, die wij uit het eigen be drijf hebben, komt ook duidelijk te voorschijn uit de prognose t.a.v. Frigas. (De heer Knol: Is op de be groting 1971 de uitkering van de Energiebedrijven aan de Gemeente ook gebaseerd op dat plan voor de mid dellange termijn?) Ik dacht het wel. (De heer Knol: Er wordt n.l. een uitkering in genoemd van f 1.371.000,en die voor 1972 zou dus met een f150.000,teruggaan.) Op de middellange termijn is die op f 1.202.000,geraamd. Maar dit zijn toch geen problemen, waarover we hier nu zo diepgaand behoe ven te praten. De kwestie is toch niet, of deze prognose al of niet iets anders uitvalt. In het rapport zelf heb ben wij duidelijk aangegeven, welke onze uitgangspun ten zijn. En deze zijn ook duidelijk in de Commissie Energiebedrijven besproken. En daar is toch eigenlijk wel uit gebleken, dat zowel onze prognose als de prog noses, die in het rapport tot uitdrukking komen, elkaar ongeveer dekken. Volgens dat rapport kunnen de waar borgen waarom de Raad ons in zijn opdracht vroeg, zoveel mogelijk geëffectueerd worden. En als dat nu voor 98% kan, dan is dat stellig „zoveel mogelijk". Dit is wel zodanig gewaarborgd dat we het aandurven. Van de werknemerscommissarissen heeft de studie commissie gezegd: Wij willen één derde van het aan tal commissariszetels reserveren voor mensen, die niet direct uit de gemeentelijke kring komen. Wij hebben gedacht aan mensen uit de kring van de werknemers. Het behoeven geen werknemers te zijn, maar dc vak organisaties willen wel graag ingeschakeld worden. En als de Raad er prijs op stelt expliciet uit te spreken, dat in ieder geval bij die één derde van het aantal com missarissen twee figuren moeten zijn uit de kring van de werknemers, dan hebben wij er geen bezwaar tegen dat hier toe te zeggen. Dat is ook zo gesteld in de Commissie voor Georganiseerd Overleg. (De heer Vel lenga: Dus wij behoeven geen voorstel ter zake in te dienen?) Nee, als U zegt: Wij stellen dat uitdrukkelijk als voorwaarde, dan wordt die voorwaarde door ons aanvaard en daar staan wij mede achter. De heer Engels heeft nog een vraag gesteld omtrent inschakeling van de raadscommissies, opdat de bur gerij dan ook inspraak kan krijgen. Hij vroeg dit punt nog eens te bekijken en er in november mee terug te komen. Ik heb zelf al aan deze mogelijkheid gedacht: In de nieuwe constructie, waarin we dus met een N.V. te maken hebben, zullen de betrokken gemeentebestu ren commissarissen kunnen benoemen. Wij zullen dat ook moeten doen. Wij zouden dan die commissarissen kunnen binden aan een bepaald mandaat, n.l. dit, dat zij van vergadering tot vergadering eerst met een commissie van overleg uit de Raad samenspreken. Zij kunnen dus opdrachten meekrijgen; dan is er wel een 72J-./* A band via de commissarissen. Dit zou een punt zijn, dat ieder gemeentebestuur, voorzover het commissaris sen benoemd heeft, zelf zou kunnen regelen. Misschien zouden we daarmee de inspraak, die we, zoals de heer Engels zegt, nu eenmaal hebben, niet helemaal prijs geven. Ik wil de gedachte van de heer Engels wel tot me nemen en in de commissie bespreken. (De Voorzit ter: Misschien kunnen we het in een iets algemener verband stellen. Het is een probleem, dat niet alleen hierbij speelt, maar in alle samenwerkingsverbanden tussen meerdere gemeenten. Ik sta echter iets aar- zelender dan de Wethouder tegenover commissarissen met bindende mandaten, want dan werkt de machine misschien niet meer. Maar daar kunnen we nu niet over spreken.) De adviescommissie moet de mogelijkheden maar eens nader gaan bekijken. De gedachte, die de heer Engels heeft uitgesproken, is een nader bestu deren zeer zeker waard. De hear Singelsma seit, dat wy as gemeenten it Ryk in slach foar wêze wolle by hwat der stiet to barren. Dat sit der wol hwat yn. Dat hat hy wol aerdich sket- ten. Omdat wy eat ündernimme op langere termyn, moatte wy wol witte, hwat wy dogge mei dit bidriuw. Ik leau, dat it dan forstannich is yntiids maetregels to nimmen. Oan de iene kant wolle wy graech sa folie mooglik oan desintralisaesje fêsthalde, mar oan de oare kant moatte wy, lyk as hy sei, de greatere for- bannen net üt it each forlieze. De üntjowing freget om skealforgreating en al fine wy it noch sa spitich, it is nou ienris sa. De hear Singelsma hat ek in fraech steld oer de wurknimmerskommissarissen, mar myn antwurd oan de hear Engels gou ek foar syn fraech. Een vraag van mevr. Woudstra is daarmee ook be antwoord. Zij zegt verder: De solidariteitsgedachte moet wat meer meespreken. Nu, die zit er wel in. Wij behoeven deze stap niet uit winstmotieven te doen. Wij worden er financieel echt niet beter van. Willen wij de opdracht van de Raad uitvoeren, dan moeten wij wel degelijk de solidariteitsgedachte laten mee spelen. Wat de aansluitingen betreft, waarom het adres van de Vereniging Dorpsbelang Hempens-Teerns vraagt, m.i. staat dit los van het onderhavige punt. Wat wij in dezen met Hempens, Franeker met zijn gebieden en Franekeradeel met Boer en Ried en Dongjum zal doen, moet t.z.t. bekeken worden, wanneer de N.V. Frigas tot stand gekomen zal zijn. Hempens wordt echt niet vergeten, maar ik geloof niet, dat wij thans moeten stellen: En nu moet Hempens aangesloten worden, an ders doen we niet mee. Dit geval moet door het Leeu warder gasbedrijf of, als er straks een N.V. ontstaat, door deze N.V. op zijn eigen merites bekeken worden. (De Voorzitter: Leeuwarden en ook andere gemeen ten moeten zulke aansluitingen zelf betalen. Daarom staat die kwestie los van het thans behandeld worden de punt.) Zouden wij die kwestie in dit verband af doen, dan zouden wij de andere gemeenten binden in soortgelijke gevallen evenzo te handelen. We hebben voor zulke gevallen een regeling gecreëerd in dit ont werp en wel deze: Voor zover de kosten van deze aan sluitingen de f 1.800,niet te boven gaan, kan het toekomstige bedrijf ze voor zijn rekening nemen en wat het meer gaat kosten, zal iedere gemeente zelf moeten betalen. Iedere gemeente zal dus straks zelf bekijken, wat zij in de onrendabele gebieden gaat doen. Mevr. Dijkstra wil, dat de bevolking hier zoveel mo gelijk bij betrokken wordt, dat de gemeenten tot snelle aansluiting van onrendabele gebieden komen. Zij heeft uitgesproken, dat zij wel achter het voorstel kan staan, maar dat zij meer de solidariteit laat meespreken dan dat zij de financiële consequenties doorslaggevend acht. De heer Hovinga heeft nog naar de situatie van 1968'69 gevraagd. Toen wij met Barradeel en andere gemeenten om de tafel gezeten hebben, heeft men ons dus al in een vroegtijdig stadium uitgelegd, dat 1968 voor een aantal gemeenten een bijzonder nadelig jaar is geweest door zware investeringen en dat het voor oen andere gemeente een bijzonder voordelig jaar is geweest. Wij hebben daarom gezegd: Laten wij 1969 als basis nemen, nu wij intussen zover zijn gevorderd, dat de cijfers van dat jaar ook beschikbaar gekomen zijn. Het bleek, dat Barradeel in 1969 weer op een meer normaal niveau was terechtgekomen. De heer Hovinga heeft voorts gevraagd, of het ver band niet wat klein is. Dat is inderdaad het geval, maar dit voorstel beschouwen wij ook als een eerste stap, die we door meer willen laten volgen en we heb ben wel de indruk, dat, als dit verband eenmaal tot stand is gekomen en een principieel besluit is geno men om verder te gaan, andere gemeenten eerder be reid zulen zijn m,et onze combinatie in zee te gaan. De mogelijkheid om toe te treden tot de N.V. Frigas Fries Gasbedrijf) is aanwezig. De vraag i.z. werknemerscommissarissen, ook door anderen gesteld, hebben B. en W. tot zich genomen. Hoe kan het, vraagt de heer Hovinga, dat het perso neelsbestand, als de N.V. Frigas tot stand komt, met 50 pet. zal toenemen? Wij hebben in het rapport al het personeel van de samenwerkende gemeenten bij elkaar opgeteld. Dat was in eerste instantie voor ons het gemakkelijkst. We hebben ons dus niet direct afge vraagd, hoeveel personeel we kunnen laten afvloeien. Het moment is in zoverre gunstig, dat in Barradeel de directeur volgend jaar met pensioen gaat. Zo'n moment leent er zich dus bij uitstek voor, dat een van de hoog ste functionarissen niet vervangen behoeft te worden, wat dus een besparing betekent. Verder zijn er een aan tal mensen aan de pensioengerechtigde leeftijd toe en eventueel kan er met wachtgeld iets worden gedaan; het personeel zal in de loop van de tijd misschien wel iets gaan verminderen. Dat zit er wel in. (Stem: Gaat U ook nieuwe functionarissen aantrekken?) Ja, maar dus niet opnieuw een directeur voor Barradeel. Voor de bestaande functies kunnen er straks een aantal be sparingen in zitten, maar we kunnen nieuwe functio narissen gaan aantrekken, omdat bepaalde functies, die tot nog toe niet voldoende uit de verf gekomen zijn, dan beter tot hun recht kunnen komen, maar dan zal dat ongetwijfeld ook geld gaan kosten. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent de vergadering om 21.35 uur. De heer Knol: In de eerste plaats wil ik even me moreren het feit, dat we in de Commissie Energiebe drijven op 6 april gevraagd hebben om een winstprog nose van het gemeentelijk gasbedrijf, indien we niet met N.V. Frigas in zee zouden gaan. Toen werd ons verteld, dat dit een vrij moeilijke zaak was, dat het wel enige tijd zou vergen en dat men zou proberen in de volgende vergadering van de Commissie Energie bedrijven dit cijfer ter tafel te brengen. Op de volgen de vergadering was dat cijfer er echter niet. Nu blijkt dus, dat het bedrag, dat hier genoemd wordt, die f 1.270.000,zonder meer uit het plan voor de lange termijn-planning kon worden gehaald. Ik ben echter op mijn eigen simpele manier intussen ook even aan het rekenen geweest en ik kom tot een andere con clusie dan de Wethouder. Ik constateer, dat in de be groting 1971 een uitkering uit de Energiebedrijven (afd. Gas) wordt verwacht van f 1.371.000,—Ik heb ook gezien, dat de toename van die uitkering de laat ste jaren gemiddeld f 125.000,was en dan kom ik dus voor 1972 op een bedrag van f 1.500.000,Dat betekent volgens mij, dat dit een nadeel van 3 a 4 ton zal opleveren. Als wij een beslissing nemen over een samengaan, dan moeten wij weten, waarover we pra ten, wat de financiële consequenties zijn. Verder heeft de Wethouder gezegd, dat de gemid delde gasafname per aansluiting' in Leeuwarden lager zou liggen dan bij de overige gemeenten. Ik heb dat voor 1968 uitgerekend en dan kom ik voor Leeuwarden op een gemiddelde gasafname per aansluiting van 2555 m3, voor Franeker op 2490, voor Harlingen op 2201 en voor Barradeel op 1980 m3. Als we dat in de winstuitkeringen zouden verwerken, dan zou dat heel andere cijfers op het papier brengen. Voorts vinden we, dat we, als we met de N.V. Frigas in zee gaan, ons al op een bepaalde manier binden. En die binding ligt dus vrij vast. Het wordt een JNT.V.- vorm, de manier van het overnemen van de activa wordt ook al vastgelegd enz. De gehele juridische vorm wordt vastgelegd en we geloven dus niet, dat het op dit moment gezien ook de grootte, die de N.V. Frigas zal krijgen, wenselijk is hiermee in zee te gaan. Wij zijn bereid ais fractie een voorstel te steunen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 6